Dolce far niente, Isabel Ecclestone Mackay, Michaël Zeeman, Koen Stassijns, Armando, Ton Anbeek, Stephan Sarek, Nicolien Mizee

 

Dolce far niente

 


Indian Summer door William Trost Richards, 1875

 

Indian Summer

I have strayed from silent places,
Where the days are dreaming always;
And fair summer lies a-dying,
Roses withered on her breast.
I have stolen all her beauty,
All her softness, all her sweetness;
In her robe of folden sunshine
I am drest.

I will breathe a mist about me
Lest you see my face too clearly,
Lest you follow me too boldly
I will silence every song.
Through the haze and through the silence
You will know that I am passing;
When you break the spell that holds you,
I am gone!

 

 
Isabel Ecclestone Mackay (25 november 1875 – 15 augustus 1928)
Woodstock, Ontario, de geboorteplaats van Isabel Ecclestone Mackay

 

De Nederlandse dichter, schrijver, journalist en literair criticus Michaël Zeeman werd geboren op Marken op 18 september 1958. Zie ook alle tags voor Michaël Zeeman op dit blog.

 

Harlingen
Foar Geart, Gosta en Liesbeth

Bijna ijsheiligen op zondagochtend en
de Waddenzee stelt hier de wereld vast
men vocht tot aan het einde van de dag
om Vestdijks leven en vertrok met veel gerucht
benoemde haar charmante stad na vier, vijf uur.

Als ik alleen ontbeten heb een stille omgang
heb gemaakt langs troosteloos ontworpen schepen
benepen pakhuizen die stoer de kaart beschrijven
(Rusland, Java, Petersburg, Sumatra, Polen)
wie hier woonde sloop schichtig langs de huizenrij.

In al die stilte zijn vanmorgen vroeg twee bootjes
weggevaren van wie hier schoolkind was droomt tot
de zwarte mannen hem gaan halen van een duister
ruim dat naar het onbestemde elders voert men
streed hier gisteren nog om zijn lijk.

Ik bood geleerde heren die het beter weten nachtverblijf
zij prezen stad en straat vertrokken nochtans opgetogen
naar oorden mij genoemd waar zondagsmorgens vroeg
gebeier van een klok een aardse melodie verwaait
en winterdagen in luidruchtigheid hun rust verzorgen.

Wie hier zijn winters slijt vindt zelfs geen graf in zee
ik hoor het kerkvolk vechten met een nieuwerwets gezang
ter hoogte van het hereknechtenkamersstraatje.

 

Afscheid

Afscheid gaat abrupter dan je dacht
op een zondag tegen het einde van de morgen
als achteloos een boot vertrekt
zonder hoorn of omhaal van vlaggen.

Niet dat ik wuivend op een kade stond
zelfs dat niet, men verneemt het telefonisch
‘nu ga ik weg’ en gaat dan ook
de toon rekt zich te veel aan ruimte.

De volgende dagen is er een spoor
dat eerst ik nog nauwkeurig volgen kan
maar dat nadien vervaagt; mijn zolderbed is klam
als kind heb ik dat nooit geweten.

Afscheid is een misverstand dat fonkelt
bij gebrek aan tijd en uren nog nadien
de stilte onherbergzaam het uitzicht groezelig
de deuren van mijn kamers zwaarder maakt.

 

 
Michaël Zeeman (18 september 1958 – 27 juli 2009)

 

De Vlaamse dichter, schrijver en vertaller Koen Stassijns werd geboren op 18 september 1953 in Ninove. Zie ook alle tags voor Koen Stassijns op dit blog.

 

Najaar

Zij was van ieder najaar
het gekneusde meisje
en zong, onhoorbaar haast,
een notenkrakerslied: vandaag
ga ik misschien verloren.

De linten in haar waaiend haar,
papavers tussen koren ooit,
maar rood wordt bruin en
brood verkruimelt, langzaam
gaat elk meisje dood.

Ik wou haar vluchtruim zijn,
mijn tuin voor al haar vogels
openplooien, in een
schommelstoel van slaap
het samenslapen voorbereiden,
maar de winter gomt mij uit

en wist uit ieder najaar
het gekneusde meisje. Vaag
hoor ik het kraken al
van mager ijs en vager nog
de nagalm van:vandaag
ga ik voorgoed verloren.

 

De moeder

Al jaren dood gaat zij nog elke dag
een heel eind om in mij. Ik zie haar na
het scheren elke morgen voor me, en sta
een voetstap in haar schaduw stil. Haar lach
tast mij in oog en mondhoek aan, breekt uit
zijn glazen kooi de kamer in en zwijgt wat
aldoor was verzwegen: dat ze begraven lag
onder de duim van een man, in een gat
waar een bouwvallige god het werktuig
van haar buik niet ontzag. Hij werd bewaard,
zij vreesde. Zo ligt ze in mij opgespaard
en gaat in elke vrouw die ik omhels tekeer.
Ze duldt geen vader meer, geen spiegelbeeld,
geeft mij integendeel haar weerzin weer.

 

 
Koen Stassijns (Ninove, 18 september 1953)

 

De Nederlandse kunstschilder, beeldhouwer, dichter, schrijver, violist, acteur, journalist, film-, televisie- en theatermaker Armando werd geboren op 18 september 1929 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Armando op dit blog.

 

De waarheid

Wee het veel te smalle bospad,
het stramme struikgewas,
wee de gaten in de bodem.

De jaren zijn in de boeien geslagen,
langs de straten slapen de vochtige lichamen,
stapels op een hoop verzameld.

Hier heeft iets plaatsgevonden
dat op de vage waarheid lijkt.

 

 
Armando: De Ladder (1994), Amersfoort

 

Lente

‘t Is bijna lente, de knoppen zijn al weerloos,
de takken steken hun armen uit
en de groei heeft de bloei ontdekt.

Het blijft voorlopig lente,
omdat het gretig groen is.

Het was de luidruchtige lente,
die even heeft geglimlacht.

 

 
Armando (18 september 1929 – 1 juli 2018)

 

De Nederlandse schrijver en letterkundige Ton Anbeek werd geboren in Ede op 18 september 1944. Zie ook alle tags voor Ton Anbeek op dit blog.

Uit: De verkeerde wereld van Gerrit Komrij

“In de twee volgende strofen wordt weergegeven wat het resultaat is van de transformatie naar de mundus inversus. De lezer kan dan terugvertalen: de vrouwen worden in deze nieuwe wereld mooi – wat ontegenzeggelijk impliceert dat ze in de ‘normale’ werkelijkheid in de ogen van de dichter nietmooi zijn (vol levervlekken, plooien: ouderdomsverschijnselen). Ook de hond behoort volgens de dichter tot de schepselen die pas in een wereld waar alles anders is, enigszins beminnelijk kunnen worden. De achteropplaatsing van het onderwerp in de zin die zo hoopvol begint met ‘Haast om te zoenen’ bewerkt hier een heel komisch effect.
Het werkelijk ‘schone geslacht’, dat wil zeggen de wezens die in de echte wereld mooi zijn, hebben de grootste verandering ondergaan. Terwijl de vrouwen verjongd werden, zijn zij verouderd en zelfs veel erger dan dat: ze verkeren in staat van ontbinding. Het tegenbeeld van wat in de realiteit hun stralende jonge schoonheid moet zijn, wordt hier plastisch weergegeven.
Op het eerste gezicht lijkt dit gedicht niet meer dan een ingenieuze manier om te zeggen: op een strand wordt goed zichtbaar hoe afstotend vrouwen zijn, hoe jong en mooi jongens. De omkering, die de lezer dwingt tot terug-vertalen, maakt een simpele seksistische mededeling interessant. Maar wie zo de poëzie van Komrij opvat, namelijk als alleen maar grappenmakerij, miskent de ernstiger aspecten van zijn dichterschap. Want het gedicht ‘Janus’ heeft nog een tweede gezicht. Door de jongens als desintegrerende lijken af te beelden, onderstreept de dichter niet alleen hun schoonheid (in tegenstelling tot de lelijkheid der vrouwen), maar roept hij tegelijkertijd het beeld op van wat zij eens zullen worden. Het spel krijgt dan een uiterst luguber aspect, want één moment, vóór we de laatste strofe omdraaien, wordt ons de vergankelijkheid van de aardse schoonheid in al zijn gruwelijkheid voor ogen gehouden. Met andere woorden: de omkering laat ook zien hoe in de ‘echte’ wereld het bederf is ingebouwd.
In ‘Janus’ blijkt dat Gerrit Komrij het motief van de verkeerde wereld dus op twee manieren gebruikt. Aan de ene kant is er het pure spel, dat in geen enkel gedicht van de bundel ontbreekt. Tot de grappen behoort bij voorbeeld ook het geven van een opsomming die bestaat uit elf onmogelijkheden, zoals: ‘In de Sahara heerst de grote ijstijd’ en ‘De veldmuis heeft een tijgerkat vermoord’ (een heel ‘middeleeuws’ zinnetje) om dan de reeks af te ronden met de laatste regel: ‘De seksualiteit is mooi en prachtig.’ (‘Terribilita’) Het komische effect berust dan op het commentaar dat door middel van de (zogenaamd) omgekeerde wereld op de ‘echte’ wordt geleverd.”

 


Ton Anbeek (18 september 1944)

 

De Duitse dichter en schrijver Stephan Sarek werd geboren op 18 september 1957 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Stephan Sarek op dit blog.

 

Die Lust auf Leben

steht dir ins Gesicht geschrieben
dein Lachen ist wie Sonnenschein
unmöglich wär´s, dich nicht zu lieben,
undenkbar, ohne dich zu sein.

Jedes Geschenk beschenkt auch mich,
du gibst von allem Glück,
das du aus meiner Hand erhältst,
ein Vielfaches zurück.

Belebst selbst unbeseelte Dinge
mit unverbrauchter Phantasie,
bewahrst, was mir verlorenginge,
wäre ich ein Meister, wärest du ein Genie.

Und blieb ich gern dein Weggefährte,
für alle Ewigkeit,
ist, was mein Schicksal mir gewährte,
doch nur ein Flügelschlag der Zeit.

Er kommt zu früh, der Augenblick
wie wir´s auch dreh´n und biegen,
ich gab dir Wurzeln, doch schon bald,
erlernst auch du das Fliegen.

Gleichwohl bleibt mir der größte Lohn,
mehr kann man nicht erstreben.
Ich bin ein Vater, du mein Sohn,
was für ein reiches Leben!

 

Wirtschaftsrezession

Weil wir zu viel vom Strom verschwenden,
wird´s mit der Welt noch böse enden.
Doch mangelt es uns erst an Geld,
wird manche Leuchte abgestellt
die vorher sinnlos brannte.

So rettet uns, man ahnt es schon,
vielleicht die Wirtschaftsrezession,
in der wir lernen, Maß zu halten,
und einfach mal was abzuschalten,
so wie man´s früher kannte.

 

 
Stephan Sarek (Berlijn, 18 september 1957)
Berlijn, Tiergarten

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster Nicolien Mizee werd in 1965 in Haarlem geboren. Zie ook alle tags voor Nicolien Mizee op dit blog.

Uit: De kennismaking. Faxen aan Ger

“Haarlem, 4 augustus 1994
Beste Ger,
Buiten scheurt het onweer de nacht aan stukken en ik loop ongedurig heen en weer, doe de gordijnen dicht en weer open en besluit toch maar aan die brief aan jou te beginnen.
Je lijkt soms zozeer een verzameling afgeronde theorieën, dat ik me weleens afvraag of je menselijk bent. Ik kreeg even hoop toen ik je twee speculaasjes zag eten, maar nam aan dat je research aan het doen was voor een nieuw scenario.
Je evident aanwezige hartstocht richt zich geheel en al op het werk, en daar voor mij gedrevenheid tot het werk de enige niet-beschamende menselijke eigenschap is, ben ik je als een soort ijsheilige gaan beschouwen, hoewel ervaring me geleerd zou moeten hebben dat alles wat ik ooit aanzag voor iets van een hogere orde, uiteindelijk neerkwam op ‘een menselijke fout’.
Ik kan helemaal niet nadenken over dat rotscenario, ik verban het altijd uit mijn geest zodra ik het de deur uit heb gestuurd, hoewel ik wel begrijp dat dat niet goed is. Kun jij niet gewoon zeggen wat ik bedoel? Dit kost me een slapeloze nacht. En hoe ben jij zo geworden? Heeft het jou slapeloze nachten gekost? En ben je er nu uit? En hoe denk je dan en; waar baseer je je oordeel op? En ben je daarom zo energiek? En waarom schrijf je eigenlijk de hele tijd?
Ik wil alleen maar uitleggen dat ik ook wel wat te zeggen heb, al begrijp ik nergens wat van, maar wat ik te zeggen zou hebben, Joost mag het weten. Het is alleen maar dat ik niet veronachtzaamd wil worden. God mag weten waar die ideefixe vandaan komt, maar het is zoals het is.
Als iemand me zou vragen waarom dat Model verfilmd zou moeten worden, zou ik niets anders weten te zeggen dan dat ik hoopte dat er ergens een meisje van twaalf, dat die avond toevallig voor de televisie verzeild geraakt was, zou denken: ‘O, zit het zo! Ik ben helemaal niet gek!’ Niet omdat ik reclame wil maken voor het modelstaan, maar omdat ik probeer uit te leggen dat je best nog een beetje gelukkig kunt worden als je besluit onder ogen te zien dat het je menselijke plicht is de spoken die je in je kindertijd naar binnen gehaald hebt uit te bannen, en verder op God te vertrouwen.”

 


Nicolien Mizee (Haarlem, 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e september ook mijn blog van 18 september 2017 en ook mijn blog van 18 september 2016 deel 1 en eveneens deel 2 en eveneens deel 3.