Griet Op de Beeck, Charles Reznikoff

De Vlaamse schrijfster en columniste Griet Op de Beeck werd geboren in Turnhout op 22 augustus 1973. Zie ook alle tags voor Griet Op de Beeck op dit blog.

Uit: Vele hemels boven de zevende

“Opeens stond ze daar: aan de deur van mijn atelier, dat tijdelijk mijn huis was geworden. Ik zag haar op het schermpje van de intercom, het hoofd wat ronder en groter dan normaal, door die lens, en toch nog mooi.
Het was vele weken nadat ik mijn tekening van haar had opgestuurd. Ik had erbij geschreven: dit is geen tekening van u, dit is een tekening van de liefde, dit is mijn hart dat ge meer hebt geheeld dan ge ’t ooit zou kunnen breken. Ik meende dat: sommige mensen blijven altijd mooi, ook als ze weglopen, hoe pijnlijk dat ook is.
Ze is binnengekomen en ze heeft gezegd: ‘Ik wil niet binnenkomen.’ Ik heb haar vastgehouden, heel lang, tot dat lijf van haar ontspande, tot er tranen kwamen.
Ze kwam het nog eens uitleggen, dacht ze, denk ik. Ik heb haar laten praten, ik heb beter geluisterd dan alleen naar wat ze zei, ik heb veel willen zeggen, dat niet gedaan. ‘Mensen moeten naar zichzelf leren luisteren, dat is beter dan naar anderen, zelfs als die anderen ik zijn,’ dat heb ik wel gezegd, met iets van een kleine lach. Ik heb gezegd dat ik nooit van mijn leven zou weglopen van wat ik voelde, dat ik niet geloof dat ik dat zou kunnen: dit ene leven, zo kwetsbaar als Eva nog had bewezen dat dat is, leiden, wetend dat ik wegkijk, afleid, verdoof, dat ik niet meer zou kunnen schilderen als ik dat zou doen, dat ik vroeger dacht dat dat eng was, zien wat er is, maar dat de angst net verdwijnt dan: met de ogen open is alles minder eng dan met de ogen dicht.
Dat ze zich schuldig voelde, zei ze, dat ik hier nu alleen zat, in dit huis dat geen huis was, dat ze vond dat ik belachelijk gelukkig moest worden, omdat ik gemaakt was om dat te zijn. Ik heb geantwoord dat het geweldig zeer deed: haar missen, haar enkels en haar lippen en haar typische zinnetjes en haar getwijfel en haar idiote nuchterheid. Ik heb haar verteld dat Eva mij nog had gezegd dat ze tegen tragische liefdes was, en dat ik daar nooit zo over had nagedacht, tot nu, en dat ik haar moest bijtreden, want dat er niks klopt aan grote liefdes die niet mogen zijn, en dat het wel degelijk iets betekent als dingen blijven plakken aan de binnenkant van de kop. Ik heb gezegd dat ik alleen maar kon respecteren wat zij wou, en dat ik haar nu nog één keer ging kussen, omdat dat moest. Toen heb ik haar gevraagd om te vertrekken: moeilijker was er nooit iets, geloof ik, nooit.”

 

Griet Op de Beeck (Turnhout, 22 augustus 1973)

 

De Amerikaanse dichter Charles Reznikoff werd op 30 augustus 1894 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Charles Reznikoff op dit blog.

 

Een zoon met toekomst

Toen hij vier jaar oud was, stond hij bij het raam tijdens een
onweersbui. Zijn vader, een kleermaker, zat op de tafel te naaien.
Hij kwam naar zijn vader toe en zei: ‘Ik weet hoe onweer
gemaakt wordt: twee wolken stoten tegen elkaar. “
Toen hij ouder was, voerde hij hoogdravende taal op feestjes.
Ze zeiden allemaal dat hij advocaat zou worden.
Tijdens zijn rechtenstudie won hij een prijs voor een essay. Daarna werd
hij de maat van een enige zoon van rijke mensen. Er werd gezegd
dat ze helemaal weg waren van de jonge advocaat .
De Afdeling van Beroep nam de kwestie van zijn schorsing in overweging.
Zijn familieleden hoorden geruchten over verduistering.

Als jongen had hij, om de school te kunnen betalen, gewerkt in een
drogisterij.
Nu wendde hij zich tot dit half vergeten werk, tussen parfums
en bittere medicijnen, rustig na het geharrewar van de
rechtbanken en het zoeken in wetboeken.
Hij had net genoeg geld om een drogisterij te kopen in een zijstraat.
De griep brak uit. De oude kleermaker had nog steeds zijn winkel
en zat met gekruiste benen op de tafel te naaien, maar hij was
halfblind.
Ook hij werd ziek. Terwijl hij in bed lag, dacht hij: “Hoeveel geld
zullen dokters en drogisten wel niet verdienen; nu
heeft mijn zoon een buitenkansje. “
Ze vertelden hem niet dat zijn zoon aan griep was overleden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Charles Reznikoff (30 augustus 1894 – 22 januari 1976)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e augustus ook mijn blog van 22 augustus 2019 en ook mijn blog van 22 augustus 2016 en ook mijn blog van 22 augustus 2015 deel 1 en ook deel 2.

X.J. Kennedy, Elisabeth Alexander

De Amerikaanse dichter, schrijver, vertaler en bloemlezer X.J. Kennedy werd geboren in Dover, New Jersey op 21 augustus 1929. Zie ook alle tags voor X. J. Kennedy op dit blog.

THE PURPOSE OF TIME IS TO PREVENT
EVERYTHING FROM HAPPENING AT ONCE

Suppose your life a folded telescope
Durationless, collapsed in just a flash
As from your mother’s womb you, bawling, drop
Into a nursing home. Suppose you crash
Your car, your marriage—toddler laying waste
A field of daisies, schoolkid, zit-faced teen
With lover zipping up your pants in haste
Hearing your parents’ tread downstairs—all one.

Einstein was right. That would be too intense.
You need a chance to preen, to give a dull
Recital before an indifferent audience
Equally slow in jeering you and clapping.
Time takes its time unraveling. But, still,
You’ll wonder when your life ends: Huh? What happened?

 

How It Happens

Yes, poems can write themselves — that happens when
The poet feels picked up, used like a pen.
In my whole life that’s happened — when? ten times?
Far oftener, a poem suggests its rhymes,
Grants me a word with which a word might mate,
A seed to plant and carefully cultivate.
Hard work runs head-first up against resistance,
For who can will a poem into existence?
You have to wait with patience and believe,
Camp by your keyboard, ready to receive,
Letting no option prematurely shut.
The moral may well be Sit on your butt.

 

Crusader

for Carry A. Nation (1846-1911)

Oh, Carry Nation, she’s the one I love.
Her kisses—man, what killers!
Ax fits her fingers like a glove
To chop down Satan’s pillars.

When booze starts oozing through the land
And beer, that belching dragon,
Our Carry lifts her hatchet hand
And wham! we’re on the wagon.

She empties kegs down to the dregs.
With gaze ablaze and flashing,
She chops and chops up bucket shops-
I tell you, boys, she’s smashing.

No drink but water she abides.
She quaffs with laughter hearty,
Though something of a sobersides
When at a cocktail party.

 

X.J. Kennedy (Dover, 21 augustus 1929)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elisabeth Alexander werd geboren op 21 augustus 1922 in Linz am Rhein. Zie ook alle tags voor Elisabeth Alexander op dit blog.

 

Mijn vader

Mijn vader
droeg zijn oude grijze hoed
als een kroon op zijn hoofd
hij droeg hem in de zomer
hij droeg hem in de winter
voor mij, als kind
was de hoed op vaders hoofd
vanzelfsprekend
zoals moeders schort
hij droeg zijn hoed
mijn vader
wanneer hij in zijn werkplaats zat
en werkte
wanneer hij in het veld werkte
wanneer hij in de tuin werkte
bij het eten zette hij hem af
en voor zijn wandelingen naar de stad
naar de kerk
gebruikte hij een andere
soms zit ik ook met een of ander
hoofddeksel aan de typemachine
stofzuig ik met een kapje
op het hoofd
was af met een hoedje
en slaap ook graag
met een muts op mijn hoofd.
Misschien wilde vader en nu ik
gewoon met een warm hoofd
rondlopen
misschien ook nooit de gedachten
koud laten worden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elisabeth Alexander (21 augustus 1922 – 17 januari 2009)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e augustus ook mijn blog van 21 augustus 2019 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 deel 2.

Anneke Brassinga, Li-Young Lee

De Nederlandse dichteres, schrijfster en vertaalster Anneke Brassinga werd geboren in Schaarsbergen op 20 augustus 1948. Zie ook alle tags voor Anneke Brassinga op dit blog.

Landgoed

Waar men kan rusten
in water en waterranonkel:
verzonken en kuis de sloot
onder bloemen, kamer van kristal
tranendal voor molenaars

wit en goed de armen om Ophelia
onaanraakbaar als kanalen op Mars.
Hier rust geluk in wanhoop,
leven van wind, geneurie
en rooskleurige zucht.

Twee koeien in de andere wereld
herkauwen hun voortbestaan
de ogen bedauwd van heimwee
naar honger
die niet zwicht voor gras.

 

Tuinman Zon

O blonde jonkman in het groen
vertier van kruinen die beladen staan
met blinkende, taaie waterdroppels
draaiende op rilling van licht.
Breek ze in kleuren
o blonde baron bij de rode
overdadig bloedige kardinaalsmuts.
Hij plukt juwelen uit de bomen,
zwingt het mes door geruis, door zuchten
en vogelgeluid. Hij gunt zich niet de tijd
tot oogst rijpt, tover geweckt is.
De tuin verdroomt heraldiek:
te groen om oud te zijn.
De blinde prins slaat heerlijk
stralend alles tot gisting, vormloos moes,
vruchtbare voortreffelijke mest.

Achter hagen slaap je met de roos.
Soms wankelt, het scheel gezicht
half afgewend, een kreupele
de poort uit –
een scheefgegroeid, vroeg oud gedicht.

 

Nabestaan

Hond die onder aarde dwaalt
zacht gras als een vacht.
Altijd het licht, de wei te zien
waar niemand speelt, na leven
gras beeft. Wie vergeten raakt
groeit. Gebaren verdwijnen
als stam achter blad, verleden
ontluikt in bloei ongekend. Nu
draagt grond betekenis: elk
voorjaar voortgeplant, nabestaand.

 

Anneke Brassinga (Schaarsbergen, 20 augustus 1948) 

 

De Amerikaanse dichter Li-Young Lee werd geboren op 19 augustus 1957 in Jakarta, Indonesië. Zie ook alle tags voor Li-Young Lee op dit blog.

 

Dit uur en wat dood is

Vanavond loopt mijn broer, met zware laarzen aan
door de kale kamers boven mijn hoofd,
opent en sluit deuren.
Waar zou hij naar zoeken in een leegstaand huis?
Wat zou hij daar in de hemel toch nodig hebben?
Herinnert hij zich zijn aarde, zijn in brand gestoken geboorteplaats?
Zijn liefde voor mij voelt als gemorst water
terugstromend in het vat.

Op dit uur is wat dood is rusteloos
en wat leeft, brandt.

Laat iemand zeggen dat hij nu moet slapen.

Mijn vader laat een lamp branden bij ons bed
en bereidt zich voor op onze reis.
Hij repareert tien gaten in de knieën
van vijf jongensbroeken.
Zijn liefde voor mij is als zijn naaien:
verschillende kleuren en teveel draad,
het stiksel ongelijk. Maar de naald prikt
er schoon doorheen met elke haal van zijn hand.

Op dit uur maakt wat dood is zich zorgen
en wat leeft is voortvluchtig.

Laat iemand zeggen dat hij nu moet slapen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Li-Young Lee (Jakarta, 19 augustus 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e augustus ook mijn blog van 20 augustus 2019 en ook mijn blog van 20 augustus 2017 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Jonathan Coe, Li-Young Lee

De Engelse schrijver Jonathan Coe werd geboren op 19 augustus 1961 in Birmingham. Zie ook alle tags voor Jonathan Coe op dit blog.

Uit: Middle England

“April 2010
The funeral was over. The reception was starting to fizzle out. Benjamin decided it was time to go.
“Dad?” he said. “I think I’m going to make a move.”
“Good,” said Colin. “I’ll come with you.”
They headed for the door and managed to escape without saying any goodbyes. The village street was deserted, silent in the late sunshine.
“We shouldn’t really just leave like this,” said Benjamin, glancing back towards the pub doubtfully.
“Why not? I’ve spoken to everyone I want to. Come on, take me to the car.”
Benjamin allowed his father to hold him by the arm in a faltering grip. He was steadier on his feet that way. With indescribable slowness, they began to shuffle along the street towards the pub car park.
“I don’t want to go home,” said Colin. “I can’t face it, without her. Take me to your place.”
“Sure,” said Benjamin, even as his heart plummeted. The vision he had been promising himself—solitude, meditation, a cold glass of cider at the old wrought-iron table, the murmur of the river as it rippled by on its timeless course—disappeared, spiralled away into the afternoon sky. Never mind. His duty today was to his father. “Would you like to stay the night?”
“Yes, I would,” said Colin, but he didn’t say thank you. He rarely did, these days.
*
The traffic was heavy, and the drive to Benjamin’s house took almost an hour and a half. They drove through the heart of Middle England, more or less following the course of the River Severn, through the towns of Bridgnorth, Alveley, Quatt, Much Wenlock and Cressage, a placid, unmemorable journey where the only punctuation marks were petrol stations, pubs and garden centres, while brown heritage signs dangled the more distant temptations of wildlife centres, National Trust houses and arboretums in front of the bored traveller. The entrance to each village was marked not only by the sign announcing its name, but by a flashing reminder of the speed at which Benjamin was driving, and a warning notice telling him to slow down.
“They’re a nightmare, aren’t they, these speed traps?” Colin said. “The buggers are out to get money from you every step of the way.”
“Prevents accidents, I suppose,” said Benjamin.
His father grunted sceptically.”

 

Jonathan Coe (Birmingham, 19 augustus 1961)

 

De Amerikaanse dichter Li-Young Lee werd geboren op 19 augustus 1957 in Jakarta, Indonesië. Zie ook alle tags voor Li-Young Lee op dit blog.

 

Een hart

Kijk naar de vogels. Zelfs vliegen
is geboren

uit het niets. De eerste hemel
is in je, open

aan beide einden van de dag.
Het werk van vleugels
was altijd vrijheid, het vastmaken
van een hart aan elk vallend ding.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Li-Young Lee (Jakarta, 19 augustus 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e augustus ook mijn blog van 19 augustus 2019 en ook mijn blog van 19 augustus 2017 deel 2.

Marc Degens, Ted Hughes

De Duitse schrijver Marc Degens werd geboren op 18 augustus 1971 in Essen. Zie ook alle tags voor Marc Degens op dit blog.

Uit: Toronto

„Samstag, 2. August, Bonn/Toronto (Ontario)
Um 5 Uhr Wecker, um 6 Uhr zum Flughafen. Flug nach Amsterdam, dann hektischer Wechsel zum Flugzeug nach Toronto. Angenehmer, knapp siebeneinhalbstündiger Flug. Ich kann sogar ein bisschen schreiben und die SUKULTUR-Lagerliste aktualisieren. Mit dem Taxi in unsere Zwischenmietwohnung in der Stewart Street. Der Vermieter ist nett und die Wohnung okay. Zwei Riesenfernsehapparate, viele schöne, teure Möbel, insgesamt ist sie allerdings etwas unpraktisch eingerichtet, mit viel Schnickschnack und kaum Ablageflächen. Wegen der Basement-Lage ist die Wohnung zudem recht dunkel, etwas feucht und leicht muffig. Übermüdetes Auspacken, dabei verstreue ich eine halbe Packung Kaffee im Koffer. Anschließend kehren Alexandra und ich in ein japanisches Restaurant in der Spadina Avenue ein und ich bestelle eine viel zu scharfe Ramensuppe. Hinterher zurück in die Wohnung. Ein bisschen zappen und um kurz nach 21 Uhr Schlaf.

Sonntag, 3. August
Bis 6 Uhr geschlafen. Duschen, danach gemütliche Schreibtischarbeiten. Alexandra und ich suchen im Internet nach Wohnungsanzeigen und können für den Nachmittag gleich einen Besichtigungstermin ausmachen. Sehr gutes Essen in einem vegetarischen Diner, danach in den Supermarkt und zum Wohnungsbesichtigungstermin. Die Nachbarschaft und die angebotene Wohnung gefallen uns super. Auch das indische Vermieterpaar ist sympathisch und der Mann, Sohn eines Diplomaten, hat wie zuletzt wir eine Zeit lang in Bonn gelebt und spricht sogar ein bisschen Deutsch. Wir sind ganz euphorisiert, schlendern nach der Besichtigung durch die Nachbarschaft und besuchen einen Laden von No Frills, eine Art kanadischer Aldi mit breiten Gängen, hohen Regalen und palettenweise Waren.

Montag, 4. August
Um halb 7 aufgestanden. Frühstück und Entschluss, die gestern besichtigte Wohnung in der Keele Street in der Nähe vom High Park anzumieten. E-Mail an die Vermieter, dann Schreibtisch. Nachmittags in das Royal Ontario Museum. Um 18 Uhr wieder in der Stewart Street. Sid, der Vermieter, hat uns bereits geantwortet und den Mietvertrag geschickt. Jetzt haben wir nur noch das Problem, bis Mittwoch zur Vertragsunterzeichnung drei Monatsmieten in bar oder in Scheckform zu besorgen, obwohl wir noch kein kanadisches Konto besitzen. Ich laufe zum Geldautomaten und ziehe insgesamt 2.500 Dollar. Alles in 20-Dollar-Scheinen, insgesamt 125 Stück. Das Maximum, das wir mit unseren beiden Kreditkarten abheben können. Mein Portemonnaie ist so prall gefüllt, dass ich es nicht biegen kann.“

 

Marc Degens (Essen,  18 augustus 1971)

 

De Engelse dichter en schrijver Ted Hughes werd geboren op 17 augustus 1930 in Mytholmroyd, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Ted Hughes op dit blog.

 

Fulbright Scholars

Where was it, in the Strand? A display
Of news items, in photographs.
For some reason I noticed it.
A picture of that year’s intake
Of Fulbright Scholars. Just arriving –
Or arrived. Or some of them.
Were you among them? I studied it,
Not too minutely, wondering
Which of them I might meet.
I remember that thought. Not
Your face. No doubt I scanned particularly
The girls. Maybe I noticed you.
Maybe I weighed you up, feeling unlikely.
Noted your long hair, loose waves –
Your Veronica Lake bang. Not what it hid.
It would appear blond. And your grin.
Your exaggerated American
Grin for the cameras, the judges, the strangers, the frighteners.
Then I forgot. Yet I remember
The picture: the Fulbright Scholars.
With their luggage? It seems unlikely.
Could they have come as a team? I was walking
Sore-footed, under hot sun, hot pavements.
Was it then I bought a peach? That’s as I remember.
From a stall near Charing Cross Station.
It was the first fresh peach I had ever tasted.
I could hardly believe how delicious.
At twenty-five I was dumbfounded afresh
By my ignorance of the simplest things.

 

Ted Hughes (17 augustus 1930 – 28 oktober 1998) Met echtgenote Sylvia Plathin in 1956

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e augustus ook mijn blog van 18 augustus 2018 en ook mijn blog van 18 augustus 2017 en ook mijn blog van 18 augustus 2016 en ook mijn blog van 18 augustus 2013 deel 1 en ook deel 2.

Ted Hughes

De Engelse dichter en schrijver Ted Hughes werd geboren op 17 augustus 1930 in Mytholmroyd, Yorkshire. Zie ook alle tags voor Ted Hughes op dit blog.

Snowdrop

Now is the globe shrunk tight
Round the mouse’s dulled wintering heart.
Weasel and crow, as if moulded in brass,
Move through an outer darkness
Not in their right minds,
With the other deaths. She, too, pursues her ends,
Brutal as the stars of this month,
Her pale head heavy as metal.

 

The Martyrdom of Bishop Ferrar

Burned by Bloody Mary’s Men at Caermarthon
If I flinch from the pain of the burning, believe not the doctrine that I have preached.—His words at the stake.

Bloody Mary’s venomous flames can curl;
They can shrivel sinew and char bone
Of foot, ankle, knee and thigh, and boil
Bowels, and drop his heart a cinder down;
And her soldiers can cry, as they hurl
Logs in the red rush: “This is her sermon.”

The sullen-jowled watching Welsh townspeople
Hear him crack in the fire’s mouth: they see what
Black oozing twist of stuff bubbles the smell
That tars and retches their lungs: no pulpit
Of his ever held their eyes so still,
Never, as now his agony, his wit.

An ignorant means to establish ownership
Of his flock! Thus their shepherd she seized
And knotted him into this blazing shape
In their eyes, as if such could have cauterized
The trust they turned towards him, and branded on
Its stump her claim, to outlaw question.

So it might have been: seeing their exemplar
And teacher burned for his lessons to black bits,
Their silence might have disowned him to her,
And hung up what he had taught with their Welsh hats:
Who sees his blasphemous father struck by fire
From heaven, might well be heard to speak no oaths.

But the fire that struck here, come from Hell even,
Kindled little heavens in his words
As he fed his body to the flame alive.
Words which, before they will be dumbly spared,
Will burn their body and be tongued with fire
Make paltry folly of flesh and this world’s air.

When they saw what annuities of hours
And comfortable blood he burned to get
His words a bare honouring in their ears,
The shrewd townsfolk pocketed them hot:
Stamp was not current but they rang and shone
As good gold as any queen’s crown.

Gave all he had, and yet the bargain struck
To a merest farthing his whole agony,
His body’s cold-kept miserdom on shrieks
He gave uncounted, while out of his eyes,
Out of his mouth, fire like a glory broke,
And smoke burned his sermon into the skies.

 

Rood

Rood was jouw kleur.
Als het niet rood was, dan was het wit. Maar rood
Was wat je om je heen wikkelde.
Bloed-rood. Was het bloed?
Was het rood-oker, om de doden te verwarmen?
Hematiet om onsterfelijk te maken
De kostbare eerbiedwaardige beenderen, de familiebeenderen.

Toen je eindelijk je zin had
Was onze kamer rood. Een rechtszaal.
Een gesloten kist voor edelstenen. Het tapijt van bloed
Met een patroon van donkerte, stollingen.
De gordijnen – robijnrood corduroy bloed,
Pure bloeddruppels van plafond tot vloer.
De kussens hetzelfde. Hetzelfde
Ruwe karmijnrood op de vensterbank.
Een pulserende cel. Een Azteekse altaartempel.

Alleen de boekenplanken ontsnapten in witheid.

En buiten het raam
Papavers dun en kreukvrij
Zoals de huid op bloed,
Salvia, waarnaar je vader je heeft genoemd,
Als bloed dat uit een wond stroomt,
En rozen, de laatste druppels van het hartbloed
Catastrofaal, arterieel, verdoemd.

Je lange, wijde fluwelen rok, een bandage van bloed,
Een weelderige Bourgogne.
Je lippen, bevochtigd, diep karmozijnrood.

Je genoot van rood.
Ik voelde het rauw – als de scherpe gaasranden
Van een uitdrogende wond. Ik zou de open ader erin
kunnen aanraken, de korstige glans.

Alles wat je schilderde, schilderde je wit
Toen besprenkelde je het met rozen, verwoestte het
Leunde eroverheen, je druppelde rozen,
Huilde rozen, en nog meer rozen,
Dan, soms tussendoor, een klein blauw
vogeltje.

Blauw was beter voor jou. Blauw was vleugels.
Kingfisher blauwe zijde uit San Francisco
Omhulde je zwangerschap
Een strelende vuurproef
Blauw was je vriendelijke geest – geen demon
Maar geëlektrificeerd, een voogd, bedachtzaam.

in de rode put
Verborg je je voor het klinische wit van het bot.

Maar het juweel dat je verloor was blauw

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ted Hughes (17 augustus 1930 – 28 oktober 1998)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e augustus ook mijn blog van 17 augustus 2019 en ook mijn blog van 17 augustus 2016 en ook mijn blog van 17 augustus 2014 deel 2.

Miriam Van hee, Charles Bukowski

De Vlaamse dichteres en slaviste Miriam Van hee werd geboren in Gent op 16 augustus 1952. Zie ook alle tags voor Miriam Van hee op dit blog.

 

De zin van wandelen

je voelde het zweet op je wenkbrauwen
rusten, je keek waar je liep en het leek
alsof de aarde terugkeek, de stenen
de bladeren van vorig jaar wenkten
je eerst en weken dan weer, ze maakten
je dronken, je struikelde maar je bleef
overeind, je leefde gewaarschuwd
en je gedachten zweefden niet langer
maar ze bezonken

tegen een veld violetblauwe bloemen
ze roken naar fresia’s, of nee seringen
ze roken naar vroeger, je jeugd,
je verlangen, je kende de weg niet
noch de bestemming
deze vreugde niet en deze bloemen

 

Le mistral

welke naam de wind ook heeft
hij is mannelijk in alle talen
of liever jongensachtig
overal blaast hij jurken bol
rukt hij aan wasgoed
en slaat verwoed en wispelturig
de bladen om van boeken
en van kranten
waar het niet waait
vallen geen bladeren
en maakt niemand bewegingen
zoals jij nu met je hand
door je haar zo sierlijk
en vergeefs

 

Zomereinde aan de Leie

dit is wat een schilder zou zien:
de gebleekte graskant, kastanjes
en linden, het warme maar heengaande
licht van de avond en tegen de haag
op de andere oever een loper, en zijn
gedachten, hoe schilder je die
en boven het water de meeuwen
en tussen het licht- en donkerder groen
de plecht van een jacht, het schuiven
der dingen, de richtingen

het water zelf kun je hier waar wij zitten
niet zien en ik vraag me nog af hoe je
afstanden schildert, steeds lichter misschien
tot je wit overhoudt, en hoe het verleden
toen jij daar nog liep

hoe schilder je dat je nooit weer
daar zult lopen, tegenstribbelend
aan je vaders hand

 

Miriam Van hee (Gent, 16 augustus 1952)

 

De Amerikaanse dichter en fictieschrijver Charles Bukowski werd geboren op 16 augustus 1920 in Andernach, Duitsland. Zie ook alle tags voor Charles Bukowski op dit blog.

 

Vermoeid in de late schemering

ik rook een sigaret en merk een muskiet op die
geplet is tegen een muur en
dood is
terwijl orgelmuziek van eeuwen her uit mijn
zwarte radio speelt
terwijl mijn vrouw beneden kijkt naar een gehuurde video op
de VCR.

dit is de ruimte tussen de ruimtes, dit is een
adempauze tussen altijd-oorlog, dit is wanneer
je nadenkt over de onnadenkende jaren:
het was een slijtageslag….maar, nu en dan,
interessant, zoals
hier kalm rusten in de
late schemering terwijl het geluid van de eeuwen
door mijn lichaam stroomt…..
deze ouwe hond
rustend in het halfdonker
vredig
maar gereed.

 

Vertaald door Peter Verstegen

 

Charles Bukowski (16 augustus 1920 – 9 maart 1994)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e augustus ook mijn blog van 16 augustus 2019 en ook mijn blog van 16 augustus 2016 en ook mijn blog van 16 augustus 2015 deel 2.

100 jaar Guillaume van der Graft, Mary Jo Salter

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Dat is vandaag precies 100 jaar geleden.  Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog.

 

De tale Kanaäns

Wij leggen wel wegen aan
als onderlinge gesprekken
en stichten gemeenplaatsen voor de Shell

maar wij kunnen het leven niet bereiken
als in de nieuwe liederen
van Israël

daar worden woonplaatsen gesticht
als metaforen
en vormen uitkijktorens
’t omringende begrip

daar prijzen ze ’s avonds de duisternis
als een teug moedermelk
en heffen de ochtendkelk
met heilige landwijn

en de wijngaardslak van een litanie
laat een spoor na dat glinstert van tranen
maar op de muren der tuinen
steekt iedere zon een trompet
de toekomst in
daar wordt geblazen
door een buis van verzet.

 

Babel

Hiertoe is het bestaan verminderd:
een huurhuis, roepen langs de trap
en bovenaan de wetenschap
dat niets meer helpt en niets meer hindert.

Want het is onherroepelijk –
de kinderen hebben met hun ogen
deze omgeving ingezogen,
deze beperking, dit geluk.

Of zal een wonder zich voltrekken,
eens op een nacht, morgen misschien?
dan zullen wij de kinderen wekken

om de vurige oven te zien
met in het vuur de drie stadsgekken
en nog een vreemde bovendien.

 

Nachtwater

’s Avonds ging hij op pad. Hij ging
fluitende door de schemering
omdat de lucht veranderd was
in iets dat lichter is dan gas.

De bomen stonden naast elkaar
als hengelaar naast hengelaar
langs de waterkant van de straat,
de huizen stonden in beraad.

En langzaam steeg de maan omhoog
als een geestelijk vissenoog
en toen dat in de hemel steeg
liep hij huiverend voort en zweeg,

want zelfs al zou het boomlatijn
voor hem niet ontoegank’lijk zijn,
het was alsof alles rondom
verdronken was en voortaan stom

en hij veroordeeld, hij alleen,
woorden te spreken en het scheen
alsof bij elk woord dat hij sprak
water onhoudbaar binnenbrak.

 

Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010) Portret door Arie van Wijngaarden, 2007

 

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan. Zie ook alle tags voor Mary Jo Salter op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

Twee duiven

Ze hebben urenlang gezeten
op die vensterbank, nauwelijks
bewegend. Snavel tegen snavel,

een matchend paar, het verschil is
bijna onmerkbaar-
zoals bij peper- en zoutvaatjes.

Het is een evenement wanneer ze
(tegelijkertijd) hun speldenknopkopjes
instoppen in lavendelvesten

van vet. Maar herinnerend aan
het vage draaien van wijzers –
want op de een of andere manier

moeten ze hebben gedraaid –
hebben ze de ernstige,
kleine ogen van monniken aangenomen

met hun kap op in vergaderingen,
zo intiem dat het niet nodig is
iets te zeggen. Waar sommige rochelen
in het park, en hun brood
verdienen, laten deze zich rustig
door het duister overspoelen-

het is alles wat de menselijke
verbeelding kan doorgronden,
hoe vastberaden

achteloos twee silhouetten
in een venster staan, dik
als melkglas. Ze lijken

nooit iets anders
te hebben gegeten als ze ineens
zich roeren om bruut

te gaan pikken, uit liefde
of properheid, in de groezelige
veren van de ander;

maar wanneer ze hun plaatsen,
weer innemen, is het een verschuiving
die slechts een schilder

of een kapper (die een kin
terug in positie duwt)
vermoedelijk zou opmerken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn blog van 15 augustus 2019 en ook mijn blog van 15 augustus 2016 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2015 deel 2 en ook deel 3.

Wolf Wondratschek

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt. Zie ook alle tags voor Wolf Wondratscheck op dit blog.

 

Supergirl

Es ist soo schön
Das ist verboten

Das Supergirl geht in den Supermarkt
Klaut alles was es gibt an Sonderangeboten
Raubt dann in Superform die Kasse aus
Und nimmt gleich noch die kleine Angestellte mit

Es ist soo schön
Das ist verboten

Die beiden fahren Taxi
Rauchen einen Joint
Das Supergirl verkauft das Zeug bei Rot auch an den Fahrer
Die kleine Angestellte hat noch nie
Und zieht zum erstenmal
Und sieht danach dann vieles umso klarer

Es ist soo schön
Das ist verboten

Das Supergirl nimmt ihr das rote Schleifchen aus dem Haar
Im Radio läuft den ganzen Tag nur Superrock
Hau ab sagt Supergirl
Hier nimm das ganze Geld
Du hast die freie Wahl
Fahr nach Amerika oder nach Osten
Nimm schon die Scheine
Fahr auf meine Kosten
Ich mach ne Menge Supergeld
Und alles illegal

Es ist soo schön
Das ist verboten

 

Weicher Computer

Du kamst zu mir
Ein wildes Tier verläßt den überfüllten Dschungel
Weicher Computer
Weicher Computer

Wir haben nichts getan
Wir hatten wirklich keine Zeit was anderes zu machen
Wir haben jede Nacht die ganze Welt verlacht
Wir haben uns die Sterne auf die Jeans gestickt
Wir haben uns als Träume mit der Post verschickt
Wir haben trips geschluckt und nachgedacht
und rumgefickt
Wir haben nichts getan
Wir hatten damals keine Zeit was anderes zu machen

Du kamst zu mir
Du warst ein wildes wunderbares Tier
Weicher Computer
Weicher Computer

Die Freiheit war der falsche Mann für dich
Du bist jetzt einundzwanzig und schon ziemlich alt
Versteh mich recht schreit sie drei Jahre später
irgendwo ins Telefon
Was ich jetzt brauche ist ein wenig Sicherheit
Die Sicherheit von einer sicheren Million
Die Freiheit war der falsche Mann für dich
Du bist erst einundzwanzig sag ich noch
Versteh mich recht
Und hänge auf
Denn mir wird schlecht

 

Supergirl

Het is zoo mooi
Dat is verboden

Het supergirl gaat naar de supermarkt
Steelt alles wat te krijgen is aan speciale aanbiedingen
Berooft dan in supervorm de kassa
En neemt de kleine bediende mee

Het is zoo mooi
Dat is verboden

De twee rijden in een taxi
Roken een joint
Het supergirl verkoopt bij rood de spullen ook aan de chauffeur
De kleine bediende heeft nog nooit
Neemt voor het eerst een trek
En ziet daarna alles veel duidelijker

Het is zoo mooi
Dat is verboden

Het supergirl haalt de rode strik uit haar haar
De radio draait de hele dag superrock
Ga weg, zegt supergirl
Hier, pak al het geld
De keuze is aan jou
Ga naar Amerika of naar het oosten
Pak de biljetten
Reis op mijn kosten
Ik verdien veel supergeld
En allemaal illegaal

Het is zoo mooi
Dat is verboden

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e augustus ook mijn blog van 14 augustus 2018 en ook mijn blog van 14 augustus 2016 deel 1 en ook deel 2.

Taije Silverman

De Amerikaanse dichteres, vertaalster en hoogleraar Taije Silverman werd geboren in San Francisco op 13 augustus 1974. Zie ook alle tags voor Taije Silverman op dit blog.

 

Terezin

–a transfer camp in the Czech Republic

We rode the bus out, past fields of sunflowers
that sloped for miles, hill after hill of them blooming.

The bus was filled with old people.
Women held loaves of freshly baked bread on their laps.
Men slept in their seats wearing work clothes.

You stared out the window beside me.
Your eyes were so hard that you might have been watching the glass.

Fields and fields of sunflowers.

Arriving we slowed on the cobblestone walkway.
Graves looked like boxes, or houses from high up.

On a bench teenage lovers slouched in toward each other.
Their backs formed a shape like a seashell.
You didn’t want to go inside.

But the rooms sang. Song like breath, blown
through spaces in skin.

The beds were wide boards stacked up high on the walls.
The glass on the door to the toilet was broken.
I imagined nothing.

You wore your black sweater and those dark sunglasses.
You didn’t look at me.

The rooms were empty, and the courtyard was empty,
and the sunlight on cobblestone could have been water,
and I think even when we are here we are not here.

The courtyard was flooded with absence.
The tunnel was crowded with light.
Like a throat. Like a—

In a book I read how at its mouth they played music,
some last piece by Wagner or Mozart or Strauss.

I don’t know why. I don’t know
who walked through the tunnel or who played or what
finally they could have wanted. I don’t know where the soul goes.

Your hair looked like wheat. It was gleaming.

Nearby on the hillside a gallows leaned slightly.
What has time asked of it? Nights. Windstorms.

Your hair looked like fire, or honey.
You didn’t look at me.

Grass twisted up wild, lit gold all around us.
We could have been lost somewhere, in those funny hills.

And the ride back—I don’t remember.
Why was I alone? It was night, then. It was still morning.

But the fields were filled with dead sunflowers.
Blooms darkened to brown, the stalks bowed.
And the tips dried to husks that for miles kept reaching.
Those dreamless sloped fields of traveling husks.

 

De vorige winter

Mijn moeder klopte op de badkamerdeur
om me een gedicht voor te lezen. Haar geluk straalde.
Zelfs nu las ze van haar plaats op de pagina,
de Geliefde verzorgt zichzelf in jou.
Toen ik niet glimlachte, vroeg ze: is het niet mooi?
God is in ons. Ja. Duizend keer ja.
Zonder reden herinnerde ik me mijn droom
van de vorige avond, dat ik geen geld had
in een vreemde stad en elke mannelijke vriend die ik vroeg
naar een plek om te verblijven in ruil daarvoor seks wilde.
Zonder reden. Ik glimlachte. Ik liet haar geluk
mijn geluk zijn, wat soms gemakkelijk is,
maar toen ze zich omdraaide om terug te lopen
naar haar slaapkamer, wilde ik haar toeroepen:
Wacht. Al mijn dromen waren teruggekeerd.
Dromen om alleen te zijn in vreemde steden,
een man die volgt of gevolgd wordt – de dood
als de minnaar die we onverschillig groeten, op de trap.
Wacht. Ik wilde haar vragen: komt alles goed met ons?
Mijn vader sliep al in het bed
waar ze in zou stappen en de huid om hun lichamen
was het kostbaarste wat ik ooit zou kennen.
Ik zou het verliezen. Komt alles goed met ons? De deur
gesloten klik, dicht. Geesten vulden de gang.
In mij ergens begraven en lichtloos
snikte ik en stopte niet, maar in de spiegel
waren mijn ogen droog. Ik vroeg om te vergeten en om vergeving
hoewel ik het aan niemand vroeg, en niets.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Taije Silverman (San Francisco, 13 augustus 1974)

 

Zie voor de schrijvers van de 13e augustus ook mijn blog van 13 augustus 2019 en ook mijn blog van 13 augustus 2016 en ook mijn blog van 13 augustus 2011 deel 2.