Don DeLillo, Scott Cairns

De Amerikaanse schrijver Don DeLillo werd op 20 november 1936 geboren in New York City als zoon van Italiaanse immigranten. Zie ook alle tags voor Don DeLillo op dit blog.

Uit: Zero K

“When I got here I was met by two armed escorts. Took me through security, took me to the room, said next to nothing. That’s all I know. And the name, which sounds religious.”
“Faith-based technology. That’s what it is. Another god. Not so different, it turns out, from some of the earlier ones. Except that it’s real, it’s true, it delivers.”
“Life after death.”
“Eventually, yes.”
“The Convergence.”
“Yes.”
“There’s a meaning in mathematics.” “There’s a meaning in biology. There’s a meaning in physiology. Let it rest,” he said.
When my mother died, at home, I was seated next to the bed and there was a friend of hers, a woman with a cane, standing in the doorway. That’s how I would picture the moment, narrowed, now and always, to the woman in the bed, the woman in the doorway, the bed itself, the metal canc. Ross said, “Down in an area that serves as a hospice I some-times stand among the people being prepared to undergo the process. Anticipation and awe intermingled. Far more palpable than apprehension or uncertainty. There’s a reverence, a state of astonishment. They’re together in this. Something far larger than they’d ever imagined. They feel a common mission, a destination. And I find myself hying to imagine such a place centuries back. A lodging, a shelter for travellers. For pilgrims.”

“Okay, pilgrims. We’re back to the old-time religion. Is it possible for me to visit the hospice?” “Probably not,” he said.
He gave me a small flat disk appended to a wristband. He said it was similar to the ankle monitor that kept police agencies informed of a suspect’s whereabouts, pending trial. I’d be allowed entry to certain areas on this level and the one above, nowhere else. I could not remove the wristband without alerting security.
“Don’t be quick to draw conclusions about what you see and hear. This place was designed by serious people. Respect the idea. Respect the setting itself. Artis says we ought to regard it as a work-in-progress, an earthwork, a form of earth art, land art. Built up out of the land and sunk down into it as well. Restricted access. Defined by stillness, both human and environmental. A little tomblike as well. The earth is the guiding principle,” he said. “Return to the earth, emerge from the earth.”
I spent time walking the halls. The halls were nearly empty, three people, at intervals, and I nodded to each, receiving only a single grudging glance. The walls were shades of green. Down one broad hall, turn into another. Blank walls, no windows, doors widely spaced, all doors shut. These were doors of related colours, subdued, and I wondered if there was meaning to be found in these slivers of the spectrum. This is what I did in any new environment. I tried to inject meaning, make the place coherent or at least locate myself within the place, to confirm my uneasy presence.”

 

Don DeLillo (New York City, 20 november 1936)

 

De Amerikaanse dichter, librettist en essayist Scott Cairns werd geboren op 19 november 1954 in Tacoma, Washington. Zie ook alle tags voor Scott Cairns op dit blog.

Uit: Idiot Psalms

3. Een psalm van Isaak, gefluisterd te midden van de Filistijnen, zachtjes.

Meester, zowel onzichtbaar als notoir
…..traag met handelen, mocht u geneigd zijn
……Uw genereuze aandacht op dit moment te houden
……bij de bekrompen scène van deze, de ons toegewezen
……saaiheid, mocht U – zodra onze vriendelijke
……secretaris naar behoren genoteerd heeft wie van ons
……aanwezigheid veinzen, en wie verontschuldigd is, wie niet,
……vindt U het misschien leuk om te horen hoeveel we te zeggen hebben
……over zo weinig. Tussen deze andere middelmatigen,
……vangt Uw middelmatige dienaar een glimp op van hoe
……zijn slappe en magere aanbidding eruit zou kunnen zien
……vanwaar U eindeloos onze droefgeestigheid volgt.
Heilige, vergeef, zie af en, zo U wilt, weer
……uit mijn hart het gevoel dat ik hier aan het verdrinken ben
……te midden van de roering, de discussies, de vele
……vragen, eindeloos herschikt, onze papieren stemmen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Scott Cairns (Tacoma, 19 november 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e november ook mijn blog van 20 november 2018 en eveneens mijn blog van 20 november 2017.

Sharon Olds, Scott Cairns

De Amerikaanse dichteres Sharon Olds werd geboren op 19 november 1942 in San Francisco. Zie ook alle tags voor Sharon Olds op dit blog.

 

The End

We decided to have the abortion, became
killers together. The period that came
changed nothing. They were dead, that young couple
who had been for life.
As we talked of it in bed, the crash
was not a surprise. We went to the window,
looked at the crushed cars and the gleaming
curved shears of glass as if we had
done it. Cops pulled the bodies out
Bloody as births from the small, smoking
aperture of the door, laid them
on the hill, covered them with blankets that soaked
through. Blood
began to pour
down my legs into my slippers. I stood
where I was until they shot the bound
form into the black hole
of the ambulance and stood the other one
up, a bandage covering its head,
stained where the eyes had been.
The next morning I had to kneel
an hour on that floor, to clean up my blood,
rubbing with wet cloths at those glittering
translucent spots, as one has to soak
a long time to deglaze the pan
when the feast is over.

 

The Ferryer

Three years after my father’s death
he goes back to work. Unemployed
for twenty-five years, he’s very glad
to be taken on again, shows up
on time, tireless worker. He sits
in the prow of the boat, sweet cox, turned
with his back to the carried. He is dead, but able
to kneel upright, facing forward
toward the other shore. Someone has closed
his mouth, so he looks more comfortable, not
thirsty or calling out, and his eyes
are open, there under the iris the black
line that appeared there in death. He is calm,
he is happy to be hired, he’s in business again,
his new job is a joke between us and he
loves to have a joke with me, he keeps
a straight face. He waits, naked,
ivory bow figurehead,
ribs, nipples, lips, a gaunt
tall man, and when I bring people
and set them in the boat and push them off
my father poles them across the river
to the far bank. We don’t speak,
he knows that this is simply someone
I want to get rid of, who makes me feel
ugly and afraid. I do not say
the way you did. He knows the labor
and loves it. When I dump someone in
he does not look back, he takes them straight
to hell. He wants to work for me
until I die. Then, he knows, I will
come to him, get in his boat
and be taken across, then hold out my broad
hand to his, help him ashore, we will
embrace like two who were never born,
naked, not breathing then up to our chins we will
pull the dark blanket of earth and
rest together at the end of the working day.

 

Sharon Olds (San Francisco, 19 november 1942)

 

De Amerikaanse dichter, librettist en essayist Scott Cairns werd geboren op 19 november 1954 in Tacoma, Washington. Zie ook alle tags voor Scott Cairns op dit blog.

 

Vroege vorst

Vanmorgen doet het witte gezicht van de wereld ons eraan denken
dat het leven weer de neiging heeft om serieus worden.
En dezelfde luidruchtige vogels die ons de hele zomer lang
irriteerden met hun verheven attitude en gekwetter
zitten stil langs de galg van het hek, een beetje verbluft,
deemoedig genoeg.

Ze zien eruit alsof ze erop wachten dat
alles erger wordt, maar kijken naar het huis,
alsof ze ergens in hun vage herinneringen
iets kunnen vinden over deze verlaten tuin,
dat hen zou kunnen redden.

De hond van de buurman heeft ook geleerd te waken
zonder overdrijving. En de buurman zelf
heeft zijn auto met minder lawaai bereikt en start
de kleine motor met een soort eerbied. Bij het raam
is zijn vrouw getuige van dit sombere tafereel, knipperend
met haar ogen, zwijgend.

Ik vul de voerbakken tot de rand en rij ze
naar de boom, haast me weer naar binnen
om de ochtend aan deze belachelijke
vogels over te laten, die het weer te binnen schiet, de simpele huisjes vinden,
zich voorover buigen, en dan eten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Scott Cairns (Tacoma, 19 november 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e november ook mijn blog van 19 november 2018 en eveneens mijn blog van 19 november 2017 deel 3.

Joost Zwagerman, Seán Mac Falls

De Nederlandse dichter en schrijver Joost Zwagerman werd geboren in Alkmaar op 18 november 1963. Zie ook alle tags voor Joost Zwagerman op dit blog.

 

Zag jij misschien

… zag jij misschien dat ik naar jou,
dat ik je zag en dat ik zag hoe jij
naar mij te kijken zoals ik naar jou
en dat ik hoe dat heet zo steels,
zo en passant en ook zo zijdelings –
dat ik je net zo lang bekeek tot ik
naar je staarde en dat ik staren bleef.
Ik zag je toen en ik wist in te zien
dat in mijn leven zoveel is gezien
zonder dat ik het ooit eerder zag:
dat kijken zoveel liefs vermag.

 

Aan de beurt

Ik ga het hebben over vriendschap.

Vriendschap kwam
voor het eerst voor
in het Holoceen.

Dat is een soort krijt. Of Jura.
Maar dan dus na de dinosaurussen.

Ze hadden toen nog geen licht
niet elektrisch dus bedoel ik maar ik denk wel kaarsen.
Of anders gewoon vuur.
Daar heb ik een plaatje van.
Kijk.
Hier zie je
hoe ze toen met vuur en dergelijke vriendschap
maakten.

Nee, rechts. Bij m’n vinger.

Anders laat ik het wel even rondgaan.

Tegenwoordig hebben wij natuurlijk heel andere
soorten vriendschap want daar gaat het over.

Ik heb er een meegenomen en die ga ik nu pakken.
Nou, dit is hem dus.
Ik kan hem niet te lang laten zien
want hij kan niet tegen licht.

Heeft iedereen het gezien?
O ja, ik heb ook nog een lijst van vriendschappen
die je in het wild kan aantreffen
maar die lees ik nu niet op want dat duurt te lang.

Hier wil ik het bij laten.

Nou, als iemand een vraag heeft.

 

Liefde is een platitude en daarom ook zo mooi.

Liefde is een platitude en daarom ook zo mooi.
Jij, jij was veel meer dan dat zodat ik van meer
naar minder kon. Jij was zo jij dat je werd mij,
aan mij was het genot om in je op te gaan, geluk
zo groot dat ik steeds minder hoefde te bestaan.

Wat meer dan liefde is en minder dan de dood
is de warme dood waar ik niet bang voor ben,
dat is het doodgaan door te leven met een vrouw.
Dat ik mocht niet-bestaan dat kwam door jou.
In mij is die dood verdreven door de onmogelijkheid
opnieuw met jou te leven. Hoogstens ben ik ziek
en schrijf ik om de ziekte naam te geven. Hoe
hopeloos dit is, het brengt je niet terug naar mij.
Wat blijft is de ziekte, de ziekte die heet jij.

 

Joost Zwagerman (18 november 1963 – 8 september 2015)

 

De Iers-Amerikaanse dichter Seán Mac Falls werd geboren op 18 november 1957 in Boston. Zie ook alle tags voor Seán Mac Falls op dit blog.

 

Kauwen

De kauw is een vogel op zich
En geen tweederangs kraai.
Als ik lid was van de Vederen Raad
En het vogeljargon vloeiend uit mijn strot kwam
Zou ik samenwerking, samen vliegen, samen reizen veroordelen
In het bos, in de lucht, in geploegd land en grasland.
Ik zou adviseren en sterk aanbevelen
Een onafhankelijke organisatie voor kauwen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Seán Mac Falls (Boston, 18 november 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e november ook mijn blog van 18 november deel 2 en eveneens deel 3.

Guido van Heulendonk, Chinua Achebe

De Vlaamse schrijver Guido van Heulendonk (pseudoniem van Guido Beelaert) werd geboren in Eeklo op 17 november 1951. Zie ook alle tags voor Guido van Heulendonk op dit blog.

Uit: Niemand uit België

`Kijk,’ zegt Cynthia. Hij kijkt: een dikke vrouw stapt uit de Ford voor hen, strekt de benen en richt een camera op de passagier. Ze roept iets en drukt af. `Nee!’ zegt Cynthia als de flits door de wagon bliksemt. Haar stem klinkt als zullen zo meteen alle alarmen afgaan, waarna de trein zal stilvallen en aanstormend boordpersoneel iedereen naar een druipende noodtunnel zal leiden, waar het Kanaalwater hoorbaar achter de wand klotst. `Rustig,’ zegt hij. ‘Er gebeurt niets.’ Dat klopt. De vrouw wringt zich weer in de schommelende wagen en de trein snelt even gemoedelijk verder als daarnet. Alleen het kerstmannetje op de hoedenplank valt om wanneer het portier dichtklapt. `Hoe is het mogelijk!’ zegt Cynthia. ‘Hoe kun je nu zo zijn?! Hoe kun je nu zo met de levens van mensen spelen?’ Je overdrijft, schat,’ zegt Blancke. Hij neemt haar hand vast. `Het is uitdrukkelijk omgeroepen: geen flitslampen. Kan interfereren met branddetectoren. Zijn zij dan doof?’ `Ze kennen misschien geen Engels, of Frans. Kijk.’ Hij wijst naar het Sloveense kenteken op de Ford. Cynthia schudt haar hoofd, zakt terug in de stoel, neemt de krant weer op die ze net van hem heeft overgenomen. Maar ze leest niet verder. The Guardian heeft ook weinig vrolijks te melden. Klimaatverandering, twintig miljoen vluchtelingen in de wereld, volgend jaar parlementsverkiezingen in het Verenigd Koninkrijk: 7 mei 2015 – ‘147 DAYS TO GO!’ Dat de zittende premier zus, dat Labour zo, voor Europa, tegen Europa, dat LibDem, de Schotten, uKIP… Blancke ziet haar blik spoedig over de bovenrand van de pagina kruipen, terug richting Slovenië. Arme schat, denkt hij. Hij weet wat ze doorstaat, al sinds haar paniekaanval onder de Mont Blanc tijdens hun verlovingstrip naar Aosta. Tunnelangst — er was een tijd dat het aan oedipale tektoniek werd geweten. Broeierig gerommel in de spelonken van de kindertijd. Dromen van een witte eenhoorn, galopperend door een holle weg: ook daarover waren hem ooit vragen gesteld, tijdens lang vervlogen examens. Grondbeginselen van de psychologie, gedoceerd door een gastdocent wiens naam hij niet meer aan de oppervlakte krijgt. Blancke spant zich in, maar alleen die van Koornhert komt terug. Geschiedenis van de Angelsaksische wereld, Hastings. ‘IJ heeft dat zeer goed begrepen, meneer Blancke.’ Zijn eerste examen aan de universiteit. Hij belde meteen naar huis: dat de professor hem gecomplimenteerd had. Zijn moeder moest iets wegslikken. Proficiat, jongen, doe zo verder. Wanneer het cijfer hem uiteindelijk bereikt, blijkt het een negen-plus te zijn. Een fucking negen-plus! Op twintig, niet eens een voldoende.”

 

Guido van Heulendonk (Eeklo, 17 november 1951)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Liefdescyclus

Bij zonsopgang trekt
de zon langzaam zijn
lange mistige armen terug uit
de omhelzing. Gelukkige geliefden

van wie de inspanningen
geen nasmaak of sentiment achterlaten
van de verbranding van liefde; Aarde ,
geparfumeerd in dauwdruppel-
geur wordt wakker

door het gefluister
van licht met zachte ogen …
Later zal hij
zijn kalmte verliezen
bij het ploegen van de uitgestrekte hectares
van de hemel en zich

op haar uitleven in brandende
pijlen van woede. Al lang
gewend aan zulke grillen
wacht zij geduldig

op de avond wanneer gedachten
aan een andere nacht
zijn zachtheid zullen herstellen
en haar macht
over hem.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e november ook mijn blog van 17 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Anton Koolhaas, Chinua Achebe

De Nederlandse schrijver Anton Koolhaas werd op 16 november 1912 in Utrecht geboren. Zie ook alle tags voor Anton Koolhaas op dit blog.

Uit: Fame, Fortune and the Ant (Vertaald door Iain Macintyre)

“He woke up in the middle of the night and at first had no idea where he was. But he soon remembered es erg thing. Often things that are still more or less formless when we fall asleep are suddenly equipped with a clear solution the next morning.
He would push the sugar cube to the biggest anthill in the world, make his entrance unannounced, and show all the ants in the anthill once and for all what an ant can do! Yes, it would be an incredible achievement. First, he would have to shift it halfway across the city (the Supreme Court was right in the middle), then make his way down the long road to the forest, to where the biggest anthill in the world was (right in the middle again). In fact, it was a plan that only the strongest ant in the world could have countenanced. Sugar is energy, which was just as well. Once he had made his plans, he ate some sugar from the cube and was soon impatient to start his journey. He decided to keep pushing at the short end of the sugar cube, because if he bumped into some obstacle or other he wouldn’t have to run along the full length of the cube to see what it was, but just part of the short side! And he would only eat from the place where he was pushing. That would create a little hollow, of course, but most of the ants who saw him arrive would hardly accuse him of any deception, since the chance that they had ever even seen an entire double sugar cube was extremely remote, and those who had would doubtless find the whole affair that much more interesting, because they could point this out to the others. At half past six in the morning the ant dis-lodged the sugar cube from the bottom step and began to push against the narrow side, off towards the road that led to the forest. It was a year later when he reached the road. Already he was slightly deformed from all the pushing. His poor legs. always braced with all their might at loll stretch, had developed balloon-like calves – something never seen even on the most industrious ant; his eyes were glazed over. the extent of his terrible experiences far eclipsed those of any soldier at the front. The only way he could count himself lucky was that the great highway was no longer concrete. It had been asphalted some time before. But in the meantime he had eaten so much sugar from the area where he was pushing that a hole had been created, in which he had disappeared, so deep that only two legs still protruded as he pushed against the asphalt he now encountered. He had to eat away at the floor of the hole to regain the use of all his legs. This made the sugar cube a rather sorry sight, and not just to the expert eye. On the other hand, on his travels through the city, he had come across several hundred ants who had quizzed him about his purpose for the past two months, and some of them had even come up to him and said: ‘Sir, you must be the ant who is on his way with the double sugar cube,’ ‘Indeed, I am’ – had been his only response.”

 

Anton Koolhaas (16 november 1912 – 16 december 1992)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Vlinder

Snelheid is geweld
Macht is geweld
Gewicht is geweld

De vlinder zoekt veiligheid in lichtheid
In gewichtloze, golvende vlucht

Maar op een kruispunt waar gevlekt licht
Van bomen op een onbezonnen nieuwe snelweg valt
Ontmoeten onze convergerende territoria elkaar

Ik met genoeg kracht voor twee
En de tere vlinder biedt
Zichzelf aan als felgele offergave
Op mijn harde siliconen schild.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e november ook mijn blog van 16 november 2018 en eveneens mijn blog van 16 november 2014 deel 2.

Clemens J. Setz, Ted Berrigan

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Clemens J. Setz werd geboren op 15 november 1982 in Graz. Zie ook alle tags voor Clemens J. Setz op dit blog.

Uit: Der Trost runder Dinge (Südliches Lazarettfeld)

„Ich weiß noch, dass ich an dem Tag recht früh erwachte. An Träume erinnere ich mich nicht. Ich zog mich an und trat auf den Balkon. Es wurde gerade hell, aber die Sonne war noch nicht ganz aufgegangen. Ein leichter Wind bewegte die Katzenminze. Ich rauchte eine Zigarette und studierte dabei eine dämmerungsträge Spinne, die etwas oberhalb des Geländers in ihrem schon halb aufgegebenen Nachtnetz hing. Es war später März, und auf der Hausmauer war viel los. Die Feuerwanzen klebten schon wieder am Hinterteil zusammen.
Unten im noch dunklen Garten waren Autos geparkt mit aktivierten Sicherheitssystemen: Hinter jeder Windschutzscheibe blinkte eine kleine Raumstation. Ein Specht bearbeitete einen Baumstamm, aber er war schlecht synchronisiert, das Klopfen passte nicht zu seinen Kopfbewegungen. Er hüpfte mehrere Äste ab und maß dem Baum den Puls. Ich bekam davon ein mulmiges Gefühl, wie Durst, und ging zurück in die Wohnung, um etwas zu trinken. Wie immer, wenn man ein volles Glas Wasser durch einen Raum trägt, ohne dass es überschwappt, befiel mich das leicht übernatürliche Fernlenkgefühl. Selbst wenn ich versuchte, absichtlich ein bisschen Wasser zu verschütten, hielt mein inneres Lot irgendwie dagegen und glich alles aus. Zu Mittag würde ich nach Kanada fliegen, für vier Wochen. Es war der Flug OS 4977.
Für den Vormittag war Föhnwind vorhergesagt. Ich schaute mir Wetterseiten im Internet an und betrachtete später unser holzgeschnitztes Barometer im Vorzimmer. Es bestand aus zwei tanzenden Bauersleuten, einem Mann und einer Frau, und je nach Luftdruck verschwand einer von beiden in das Gehäuse. Zu keiner Zeit war es ihnen erlaubt, sich gemeinsam in ihrem Heim aufzuhalten. Wie fast jeden Morgen befiel mich beim An-blick des altertümlichen Messgeräts die Gewissheit, dass die sich ins Häuschen zurückdrehende Figur, sobald sie um die Ecke bog und unsichtbar wurde, in einer anderen, weit entfernten Wohnung, wenn nicht überhaupt auf einem ganz anderen Kontinent oder Planeten, in Erscheinung treten würde.
Ich kontrollierte die Zeit. Noch etwa eine Stunde, dann ging es los, Taxi, Flughafen, warten, dann fast einen halben Tag oben im Loch. Es half nicht viel, dass man aus dem Flugzeugfenster Wolkenfelder und den endlosen Atlantik würde sehen können, man war abgeschnitten von der Welt, man erstreckte sich nicht mehr. Ich hörte, dass meine Frau aufgestanden war: Im Schlaf-zimmer wurden alle über Nacht aufgerollten Teppichecken heruntergeklappt. Dann lief sie, ohne mich zu bemerken, an mir vorbei, und im Raum roch es für einen Augenblick nach et-was lang Vergangenem, nach Adventskalender oder Dinosaurierbuch.“

 

Clemens J. Setz (Graz, 15 november 1982)

 

De Amerikaanse dichter Ted Berrigan werd geboren op 15 november 1934 in Providence, Rhode Island. Zie ook alle tags voor Ted Berrigan op dit blog.

 

De sonnetten: XLI

rond stotend in een sigaret, ze is niet “verliefd”
mijn droom een drankje met Ira Hayes wij bespreken de code van het westen
mijn handen vrijen met mijn lichaam als ik mijn armen om je heen sla
je vertelt me nooit hoe je heet
en ik ben gedwongen ‘buik’ te schrijven als ik ‘liefde’ bedoel
Au revoir, scène!
Ik word wakker, lees, schrijf lange brieven en
dwaal rusteloos rond als de bladeren waaien
mijn droom een verfrommelde hoorn
voorafgaand aan de gebroken arm
zij mompelt iets over wenken voor haar vingers
huilt in de ochtend om zo geketend door liefde wakker te worden
Ik niet. Ik hou ervan mensen in elkaar te slaan.
Mijn droom een witte boom

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ted Berrigan (15 november 1934 – 4 juli 1983)

 

Voor nog meer schrijvers van de 15e november zie ook mijn blog van 15 november 2018 en eveneens mijn blog van 15 november 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Olga Grjasnowa, Juan S. Guse

De Duitse schrijfster Olga Grjasnowa werd geboren op 14 november 1984 in Baku  Azerbeidzjan, in een Russisch-joodse familie. Haar vader werkte als advocaat en haar moeder als muzikante. In 1996 verhuisde het gezin als “quotavluchtelingen” naar Hessen, waar Grjasnowa op elfjarige leeftijd Duits leerde en eindexamen deed aan de school in Friedberg. Vanaf 2005 studeerde ze eerst kunstgeschiedenis en Slavische studies in Göttingen. Daarna stapte ze echter over naar het Duitse Literatuurinstituut in Leipzig om “Literair Schrijven” te studeren, waar ze in 2010 haar bachelorsdiploma behaalde. Na studiebezoeken aan Polen, Rusland (Maxim Gorki Literatuur Instituut) en Israël, studeerde Grjasnowa danswetenschappen aan de Vrije Universiteit van Berlijn. Ze is lid van het PEN Center Duitsland en het Goethe Instituut. Olga Grjasnowa woont in Berlijn en is getrouwd met de in Syrië geboren acteur Ayham Majid Agha. Grjasnowa nam deel aan de “Klagenfurt Literatuurcursus” in 2007. In 2008 ontving ze een beurs van de Rosa Luxemburg Stiftung. In 2010 bezocht ze de Jürgen Ponto schrijfworkshop. In hetzelfde jaar ontving ze de toneelschrijversprijs van de “Wiener Wortstätten” voor haar debuutspel “Mitfühlende Deutsche”. In 2011 ontving ze een beurs van de Robert Bosch Stiftung en in 2012 de Hermann Lenz-beurs. Haar debuutroman “Der Russe ist einer, der Birken liebt”, verscheen in 2012 en trok onmiddellijk de aandacht en werd lovend besproken. In 2014 publiceerde ze haar roman “Die juristische Unschärfe einer Ehe”. Beide romans werdenals stuk opgevoerd in het Maxim Gorki Theater. In 2016 ontving ze een beurs van zeven maanden van de Tarabya Kültür Akademisi  in Istanboel. In 2017 werd “Gott ist nicht schüchtern” gepubliceerd en vierde het zijn première in het Berliner Ensemble in 2020. In 2020 verscheen haar vierde roman “Der Verlorene Sohn”, waarvoor ze opnieuw beurzen had ontvangen.

Uit: Gott ist nicht schüchtern

„Durch das Bullauge des Flugzeugs sind bereits die ersten Felder zu sehen, ihnen folgt ein Häusermeer und ver-schwindet wieder, dann schwenkt die Tragfläche nach oben, und durch das Fenster ist nur noch das Himmelblau zu se-hen. Der Flügel senkt sich wieder, und Hammoudi sieht ein von der Sonne verbranntes Feld. Die Räder setzen unsanft auf.
Der internationale Flughafen von Damaskus hat sich seit Hammoudis letztem Besuch kaum verändert. Hinter den Kabinen, von denen die Farbe abblättert, stehen dieselben schlechtgelaunten Grenzbeamten wie immer. Mürrisch mus-tern sie seinen Pass und machen ihn darauf aufmerksam, dass er in ein paar Tagen abläuft.
»Deswegen bin ich ja hier«, sagt Hammoudi. Der Grenz-beamte in seiner schlechtsitzenden Uniform scheucht ihn fort.
Hammoudi ist gerne in Syrien, doch stets unter Vorbe-halt: Sein ganzes Leben lang wurde ihm eingetrichtert, dass es hier keine Zukunft gebe und er spätestens nach dem Stu-dium nach Kanada, Australien oder Europa auswandern sollte. Das Leben, das er in Syrien gelebt hatte, hat diese Vor-behalte bestätigt.
Das Gepäck lässt lange auf sich warten. Mehrere Groß-familien werden ungeduldig; Kinder quengeln; ein Herr mit graumeliertem Haar zündet sich eine Zigarette an und wird
vom Wachpersonal ermahnt; Putzfrauen laufen betont lang-sam mit ihren Wassereimern hin und her, ohne etwas zu put-zen. Als das Licht über dem Gepäckband endlich rot auf-blinkt, scharen sich alle um den Ausgabepunkt und versuchen, sich einen strategisch günstigen Platz zu sichern, wobei zwei blonde Männer mit rötlichem Bart, die laut Schweizer-deutsch miteinander sprechen, am Ende siegen. Als das Ka-russell sich endlich in Bewegung setzt, geht ein Raunen durch die Menge. Das Gepäck wird schnell vom Band ge-nommen. Taschen, Koffer aus unterschiedlichsten Materia-lien, Bündel, Rucksäcke und Kartons werden geschultert, auf die Gepäckwagen gelegt und euphorisch in Richtung des Ausganges geschoben.
Hinter der Absperrung in der Ankunftshalle steht eine Masse von Menschen, die nach ihren Verwandten und Freunden Ausschau halten und auf diese zustürmen, sobald die Tür zur Gepäckausgabe sich einen Spalt breit öffnet. Ein Polizist ermahnt sie immer wieder, nicht zu nahe an die Tür zu kommen. Auf den Gesichtern wechseln sich in kurzen Abständen Freude, Neugierde und Bestürzung ab. Kinder mit Luftballons in den Händen stehen ratlos herum, Babys, deren Väter mit Blumensträußen winken, reiben sich vor Müdigkeit die Augen.“

 

Olga Grjasnowa (Baku, 14 november 1984)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Duitse schrijver van Argentijnse afkomst Juan Sebastian Guse werd geboren in 1989 in Seligenstadt. Guse groeide op in het Rijn-Main-gebied en voltooide aanvankelijk een cursus creatief schrijven aan de universiteit van Hildesheim. Daarna begon hij moderne Duitse literatuur en sociologie te studeren aan de universiteit van Hannover. In 2012 won Guse de Berlijnse literaire wedstrijd open mike met zijn verhaal “Pelusa”. Met zijn 23 jaar was hij een van de jongste deelnemers. Zijn debuutroman “Lärm und Wälder” werd in 2015 gepubliceerd. Daarnaast was Guse co-redacteur van het literaire tijdschrift BELLA triste en maakte hij deel uit van de artistieke leiding van het literatuurfestival Prosanova 2014. In 2014 werkte hij drie maanden als vrijwilliger op de redactieafdeling van Suhrkamp Verlag en schreef hij af en toe voor de filmrubriek van de Frankfurter Allgemeine Zeitung.

Uit: Lärm und Wälder

„Es ist ein heißer Tag, der die Dinge durchsichtig und unfass-bar klar erscheinen lässt, ein Tag wie eine Erinnerung, die mit einem Mal aus unendlicher Tiefe steigt, als Pelusa sich in großer Eile von den Mitgliedern der Joyce Meyer Minis-tries Gemeinde verabschiedet, in ihren Wagen springt und losfährt.
Der Asphalt der vierspurigen Hauptstraße, die zu den Eingangstoren der Nachbarschaften West führt, ist weltall-schwarz und die Fahrbahnmarkierung leuchtend gelb. Die Luftspiegelungen über der Straße vermitteln den Eindruck großer Löcher, die in ein unbekanntes, diesiges Nichts füh-ren. Die Hitze macht die Reifen weich und geschmeidig. Es herrscht eine unbeschreibliche Ruhe, obwohl gerade einige Gärtner ihre Rasenmäher über den Grasstreifen zwischen den beiden Fahrbahnen schieben, auf dem sich Bäume in re-gelmäßigen Abständen abwechseln – Palme, Akazie, Palme, Akazie. Vorbei an zahlreichen teureren Nachbarschaften fährt Pelusa bis an den äußersten Rand von Nordelta, wo ihre Nachbarschaft La Lansia liegt.
Pelusa kratzt sich hinterm Ohr. Eigentlich hat sie es eilig, doch das Tempolimit verbietet es ihr, schneller zu fahren, während auf dem Radweg neben der Straße eine Gruppe drahtiger alter Männer auf Rennrädern Kolonne fährt. Sie tragen kontrasterhöhende Sportsonnenbrillen und haben dunkelbraune, straff gespannte Haut. Der Hinterste greift nach der in einer Halterung am Rahmen befestigten Trink-flasche, richtet sich auf und spritzt sich freihändig fahrend blaue Flüssigkeit in den offenen Mund. Sie alle ziehen an Pelusas Fenster vorbei und verschwinden im Rückspiegel. Pelusa fährt genau achtzig. Auf der Straße sind nur wenige Autos. Sie überholt niemanden und niemand überholt sie. Alle Wagen treiben die Straße hinunter. Alle treiben gleich-zeitig.
Sie fährt von der Hauptstraße ab und auf ihre Nachbar-schaft zu, die hinter dem neoklassischen Eingangstor be-ginnt. Im Glashäuschen des Eingangstores sitzen die Wach-männer in ihren schwarzen Hosen, mit ihren Lackschuhen, ihren weißen Hemden, den goldenen Ansteckern in Form einer im Wind flatternden Flagge, den Sonnenbrillen und den Kappen, auf denen in Serifenschrift NORDELTA steht. Vor ihnen die Monitore.
Pelusa hält ihren Bewohnerausweis über die mattgraue Magnetfläche und grüßt das Personal. Ihre Angst davor, das grüne Licht nicht aufleuchten zu sehen, wird sie vermutlich nie ablegen können. Jedes Mal tagträumt sie davon, einen Alarm auszulösen, und sieht sich schon von bewaffneten Wachmännern umstellt, die sie an den Haaren aus dem Wa-gen zerren und ihr mit Knüppeln ins Gesicht schlagen. Doch nichts ertönt; lautlos hebt sich die Schranke. Mit dem Zucken ihres Handgelenks richtet sie eine abschließende Geste des Grußes an die jungen Wachmänner und drückt leicht auf das Gaspedal, so dass der Wagen sanft anrollt und man nur am hypnotischen Schwingen des kleinen Holz-kreuzes, das vom Rückspiegel herabhängt, erkennen kann, dass sich der Wagen in Bewegung gesetzt hat.“

 

Juan S. Guse (Seligenstadt, 1989)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e november ook  mijn blog van 14 november 2018 en eveneens mijn blog van 14 november 2015 deel 2.

Norbert Krapf

De Amerikaanse dichter, schrijver en vertaler Norbert Krapf werd geboren op 14 november 1943 in Jasper, Indiana. Zie ook alle tags voor Norbert Krapf op dit blog.

 

Georgia O’Keefe’s Mountain

As I sat listening, eyes sometimes
closed, to young writers read songs

they heard wanting to be sung,
I suddenly looked up and saw,

through the window, the flat-
topped mountain called Pedernal

that Georgia O’Keefe loved to paint.
“If I painted it enough,” Georgia

said, “I thought God might give
it to me.” And She did.

The mountain became Georgia’s
because she gave herself to it

and recreated it for all of us.
Georgia’s eyes and brush

created a Pedernal that
became ours to behold.

As I gazed at that mountain
that God gave to Georgia

so she could give it to us,
I noticed close to the window

light-filled, heart-shaped leaves
on a cottonwood, rooted in winter

sunlight, ablaze as if in a vision
of medieval mystic Hildegaard

of Bingen, who gives us the power
to open our eyes to everyday

beauty waiting to be seen,
cherished, and shared.

 

Garip and the Clouds
for Helmut and Garip

In the back of his Erlangen grocery store behind
a screen at a table with a miniature Turkish
carpet and a dish of figs, dates, apricots and grapes
Garib reads, at our request, a poem. He tells how

he came into the world buck naked and so
he would not freeze, his mother reached
for a tattered blanket, found none, and wrapped
him in clouds. Ever since then, the clouds

have pulled him along and he is somewhere
between clouds and deep blue seas, between
Asia and Europe. “Don’t ask me about home.
Do the clouds or the deep blue sea claim me?

Do I belong here or there?” He brings us a bottle
of Turkish wine called Villa Doloca made of a grape
named The Eye of the Ox, and we drink until we float
between continents like clouds drifting in the wind.

Together we toast a life lived between continents
and countries where wine and poetry and music
and food bring people together and make time
stop at the intersection where human life begins.

 

Avondlied
(naar Matthias Claudius, 1740-1815)

De maan is opgekomen,
de kleine gouden sterren schijnen
helder en duidelijk in de hemel.
De bossen zijn zwart en stil
en de witte mist stijgt mysterieus
uit de weilanden op.

Hoe stil is de wereld
en knus en lieflijk,
beschut door de schemering,
als een stille kamer
waar je rustig in kunt slapen
en de ellende van de dag vergeten.

Zie je de maan daarboven?
Je kunt er maar de helft van zien,
toch is zij rond en mooi.
Zo zijn er eigenlijk veel dingen
waar we te gemakkelijk om lachen,
omdat we ze niet kunnen zien.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Norbert Krapf (Jasper, 14 november 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e november ook mijn blog van 14 november 2018 en eveneens mijn blog van 14 november 2015 deel 2.

Frank Westerman, Timo Berger

De Nederlandse schrijver en journalist Frank Martin Westerman werd geboren in Emmen op 13 november 1964. Zie ook alle tags voor Frank Westerman op dit blog.

Uit: De wereld volgens Darp

“Vlak voordat de Varkensbaai in het vizier komt, “” ik iets over het wegdek schieten. Iets kleins en beweeglijks. Hoewel ik rem hoor ik onder mijn autobanden een licht gekraak. Krkk krrkk.
Dus híérvoor ben ik gewaarschuwd – al had ik het niet verstaan. ‘Cuidado , hè. Oppassen,’ had de pompbediende gezegd bij de afslag van de A1, de door de Sovjets aangelegde autopista. ‘Vooral dicht bij zee.’ Onder het tanken bekeek hij mijn zwarte huurjeep, een Suzuki.
Ik wilde zijn waarschuwing in de wind slaan door op te merken dat de cia sinds de mislukte Varkensbaai-invasie toch nergens meer een voet aan wal heeft op Cuba. Maar dat is buiten Guantánamo Bay gerekend, de Amerikaanse legerbasis en is-gevangenis op de westpunt van het eiland.
‘Zal ik doen,’ zei ik.
‘Er zijn daar veel… (onverstaanbaar),’ merkte de pompbediende op.
‘Animales ?’ gokte ik. ‘Op de weg?’ Ik dacht aan loslopende koeien. Geiten misschien.
‘Sí ! Ze kunnen je banden lekprikken.’ De pompbediende maakte een handgebaar dat ik niet kon thuisbrengen.
Egels? Stekelvarkens?
Tussen het tankstation en de Varkensbaai strekt zich het Zapatamoeras uit, de habitat van de ruitkrokodil: ‘een stevige, agressieve soort/kan ver uit het water omhoogspringen en langsvliegende vogels uit de lucht pakken’ – aldus het Wereldnatuurfonds.
De afslag voerde me eerst nog door het dorp Australië – vol billboards op de straathoeken.
dit was het hoofdkwartier vanwaar comandante fidel de tegenaanval aanvoerde.
Net buiten Australië begon een strekdam van twintig kilometer door het moeras, een liniaalrecht dijkje waarop twee paard-en-wagens elkaar net konden passeren. Halverwege kondigde zich een krokodillenranch aan en een van Fidels favoriete vissersdatsja’s.
De bermheroïek nam in dichtheid toe: alhier bracht het cubaanse volk het yankee-imperialisme zijn eerste grote nederlaag in latijns-amerika toe. De leuzen waren verluchtigd met Cubaanse vlaggen en silhouetten van tanks.
yo soy fidel – ik ben fid(e)el.
Voorbij dit bord begon het gekraak. Ik minderde vaart en zag toen pas wat ik plette. Krabbetjes. Iel gebouwde, hoogpotige cangrejos. Grijs dekschild, oranje scharen.
Hoe traag ik ook rijd, hoe ik ook laveer, ik kan ze niet allemaal ontwijken. Het zijn er tientallen. Honderden. De meeste houden zich tot het laatst toe gedeisd. Ik kan hun koolzwarte ogen op steeltjes onderscheiden. Ze zien een groot gevaar op zich afrazen. Hun enige uitweg is zijwaarts wegrennen, maar ik weet niet welke kant ze zullen kiezen: links of rechts.”

 

Frank Westerman (Emmen, 13 november 1964)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Timo Berger werd geboren op 13 november 1974 in Stuttgart. Zie ook alle tags voor Timo Berger op dit blog.

 

Technologieverliezen

Ze gaat met haar gedichten op de geheugenstick
wandelen, splitst metaforen op in meer dan
twee megapixels

De liedjes uit haar geheugen geript en
vrij zwevend in genetwerkte werelden

Ze heeft een spamfilter gemaakt
zodat zich een bekende afzender
niet meer in haar verzen smokkelt

Mobiel en 24 uur online, sinds gisteren
weer in de chat van eenzame harten

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Timo Berger (Stuttgart, 13 november 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e november ook mijn blog van 13 november 2018 en ook mijn blog van 13 november 2017 en eveneens mijn blog van 13 november 2016 deel 2.

Daniël Dee, Hans Magnus Enzensberger

De Nederlandse dichter Daniël Dee werd geboren op 12 november 1975 in Empangeni, Zuid-Afrika. Zie ook alle tags voor Daniël Dee op dit blog.

 

Urban legend in de supermarkt

Als je toch naar de supermarkt gaat neem dan wat liefde voor me
mee, maar niet die goedkope van de Euro Shopper.

In Holland staat een supermarkt. En ze gaat in haar eentje naar de
supermarkt, op het moment dat een verloofde haar vriend in het bos
ziet bungelen aan een boom boven de auto waar ze op hem had
gewacht.

Het verhaal gaat dat er ooit een vakkenvuller heeft staan dansen bij
het toiletpapier, omdat een caissière met hem uit wilde gaan. Zo zijn
er meer fantastische verhalen.

In een ander huis wordt een babysitter keer op keer gebeld door een
onbekende die meldt dat ze naar de kinderen moet kijken…

Alles veramerikaniseert daarom koopt ze geen chocoladebroodjes bij
de broodafdeling, omdat ze niet in de plastic zakjes passen. Als ze
net iets te lang naar de tijdschriften staart, steelt iemand haar
winkelwagentje.

Het is niet leuk om single te zijn, het is onhandig. De maatschappij
is niet berekend op vrijgezellen. Elk product dat je koopt in de
supermarkt is voor minimaal twee personen of meer bedoeld.

Jaloezie voor alle moeders met hetzelfde masker van liefde voor hun
pasgeborenen. Jaloezie voor hangende pubers die gulzig goedkope
Lambrusco inslaan.

Ze snapt wel dat er soms mensen doordraaien en met een uzi of
ander semi-automatisch wapen een supermarkt inlopen. Het zijn die
hufters die stralen van hun eigen zelfvoldane gelijk die je tot het
uiterste drijven.

Ze probeert uit alle macht niet te denken aan een supermarktinfarct
met zuchtende sissende klanten aan de kassa. Ze denkt er toch aan.
Op de hoek van mijn straat, voor de supermarkt zit een zwerver. De
armzalige sloeber heeft een kartonnen bordje voor zich gestald met
de tekst: ‘Twee vrouwen en een kind te onderhouden.’

Twee vrachtwagens komen in botsing. De achterdeuren van de een
klappen open. Apenkadavers rollen de straat in. Een onbemand
winkelwagentje rolt de parkeerplaats af.

 

Daniël Dee (Empangeni, 12 november 1975)

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

De nieuwe mens

Deze nieuwe mens
ziet er vreemd uit.

Aangenaam,
deze ongelijkenis.

“Helemaal z’n vader.”
Hopelijk niet.

Hij werkt hard,
brengt geluid voort.

Wij komen er niet achter,
wat hij wil.

Ademt, verteert,
kruipt, jammert.

aarzelend ontdekt hij
de Tweeëenheid.

Klautert aan woorden
omhoog, oefent

schommelen, wippen,
stoutmoedigheid, angst.

Op een dag, slimmer
dan wij, verbluft hij ons.

Dan, terwijl wij
langzaam sterven,

gaat hij ons, onstuitbaar,
steeds meer gelijken.

 

Vertaald door Monique de Waal

 

Hans Magnus Enzensberger (Kaufbeuren, 11 november 1929)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e november ook mijn blog van 12 november 2018 en ook mijn blog van 12 november 2017 deel 2 en eveneens deel 3.