Kinderfest im Herbst (Hoffmann von Fallersleben), Hans Magnus Enzensberger

Bij Sint Maarten

 

Sint Maarten door Rolf Dieter Meyer-Wiegand., z.j.

 

Kinderfest im Herbst

Doch ehe der Herbst uns ganz verläßt,
So bringt er uns noch ein Kinderfest:
Sobald es Abend, zieh’n wir aus
Und wandern singend von Haus zu Haus,

Und bitten dem heiligen Martin zu Ehren
Uns kleinen Kindern was zu bescheren.
Da reicht man uns Äpfel und Nüsse dar,
Zuweilen auch Honigkuchen sogar.

Wir sprechen unsern Dank dafür aus
Und wandern dann in ein anderes Haus.
Nun laßt uns heute singen auch
Wie’s ist am Martinstag der Brauch!

 

Hoffmann von Fallersleben (2 april 1798 – 19 januari 1874)
Schloss Fallersleben. Tegenwoordig is in een vleugel van het slot het Hoffmann von Fallersleben museum gevestigd.

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

Raddraaier

iets waaraan men zich vastklampen kan,
bijvoorbeeld prikkeldraad.
iets onvergankelijks,
mijnentwege een houten been.
ja wie dat had,
een houvast.

of althans in zijn hoofd
een gave wereld,
laat ons zeggen: drie pond cement.

wat willen jullie, ik beken.
onder mijn haren
wil het niet hard worden.

verdekt opgesteld onder de wol
mijn samenzweringstoestel:
doodsvijand van alles
wat ons heilig moet zijn
en basta.

tien hoog tien cellen:
als dat geen hoogverraad is!
ik heb niets aan te voeren
tot mijn verdediging.

 

Vertaald door C. Buddingh’

 

Hans Magnus Enzensberger (Kaufbeuren, 11 november 1929)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e november ook mijn blog van 11 november 2018 deel 1 en ook deel 2. en eveneens deel 3.

Jacob Cats, Werner Söllner

De Nederlandse dichter en schrijver Jacob Cats werd geboren op 10 november 1577 in Brouwershaven. Zie ook alle tags voor Jacob Cats op dit blog.

 

Een rijk van dwang en duurt niet lang

Als de most, te nauw bedwongen,
Lijdt en worstelt, lijdt en zucht,
Zonder adem, zonder lucht,
Zie, dan doet hij vreemde sprongen;
Zie, dan riekt de ganse vloer
Naar de dampen van de moer:
Alle banden, alle duigen,
Die het vrij, het edel nat
Hielden in het enge vat,
Moeten wijken, moeten buigen
Voor de krachten van de wijn,
Hoe geweldig dat ze zijn.

Als een koning vrije lieden,
Op een ongewone voet,
Uit een trotse overmoed,
Al te vinnig wil gebieden;
Daar en is geen twijfel aan,
Of ’t en moet er kwalijk gaan.
Strenge prinsen, harde vorsten,
Die met al te nauwe band
Drukken op het ganse land,
Doen het al in stukken borsten;
Want een rijk van enkel dwang
Duurt gemeenlijk niet te lang.

 

Behartenswaardige les van vader Cats

Gelukkig is de mens, die als hij gaat te bed,
Zijn rekening met God gedurig effen zet.
Gelukkig is de mens, die, als het licht begint,
In zijn verlichte geest een nieuwe wereld vindt.

 

Niet en kan er beter passen, als dat ’t samen is gewassen
Il n’y a que les premiers amours

Als van twee gepaarde schelpen
D’ ene breekt, of wel verliest,
Niemand zal u kunnen helpen ¬
Hoe men zoekt, hoe nauw men kiest ¬
Aan een, die met effen randen
Juist op d’ ander passen zou.
D’ oudste zijn de beste panden,
Niet en gaat voor d’ eerste trouw;
D’ eerste trouw, die leert het minnen,
D’ eerste trouw is enkel vreugd,
D’ eerste trouw die bindt de zinnen,
Zij is ’t bloempje van de jeugd.
Maar mijn oordeel: twee-maal trouwen
Dat is veel niet zonder pijn;
Drie maal kan niet als berouwen,
Want hoe kan er liefde zijn?
Houd uw eerste lief in waarde,
eer ze met een volle zin;
’t Is een Hemel op aarde,
Zo je paart uit rechte min.

 

Jacob Cats (10 november 1577 – 12 september 1660)
Standbeeld op de markt in Groede

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Werner Söllner werd geboren op 10 november 1951 in Arad, Roemenië. Zie ook alle tags voor Werner Söllner op dit blog.

 

Tweede natuur

Verbaasd
over het uithoudingsvermogen waarmee levende wezens
leven, over de verbeelding
van de scheuten, zie ik hoe de tuin
langzaam verwildert.
Ik weet het, zonder enig recht er
te zijn ben ik hier. Opzegbaar zonder opzegtermijn
zit ik bij het hek, argeloos klaar
gemaakt onder een vreemde ster, ontboden
in de huid, dit unieke verhaal,
en bereid me voor terwijl
de vlijtige buurman het gras
van het mes veegt zodat het
niet roest.

In het gehuurde paradijs noem ik
niets noemenswaardigs mijn eigendom, alleen
een machteloze soort liefde die vreemdgaat
met de dood, alleen die paar bij elkaar geraapte
letters waar ik op zit, alleen
de herinnering, het vlijtig liesje
van mijn vergissingen, gestaag groeiende
twijfel, mijn tweede natuur.

Zeker, ook verdrietig geworden
op natuurlijke wijze toen ik ontwaakte
en de bloedrode sleutel in het gras
zag zonder te kunnen bukken. Zou
ik weten wie dat gedaan heeft, dan zou ik
erop afgaan. Maar zo blijf ik, ongevraagd
vol verbazing bij het hek, zo buk ik mij
voorlopig over een blad, verliefd
op iets zonder hoop
op meer.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Werner Söllner (10 november 1951 – 19 juli 2019)
Hier met de Duitse dichteres, schrijfster en vertaalster Safiye Can

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e november ook mijn blog van 10 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Lloyd Haft, Werner Söllner

De Nederlandstalige dichter, vertaler en sinoloog Lloyd Lewis Haft werd geboren in Sheboygan, Wisconsin, op 9 november 1946. Zie ook alle tags voor Lloyd Haft op dit blog.

 

Wij hebben het erover of wij zullen verhuizen

Waar je stem is wil ik zijn
zoals op onze eerste dag
toen jij aan stilte die hem veilig hield
mijn naam ontsloot

samen met namen van vogels –
mees, jonge merel;
bloemen die daar uit het stof
ontstonden – krokus,

sneeuwklok, narcis –
wuifden, geven
aan je groet gehoor.
Wij spraken met geen woord

van ‘ons inrichten’, volgden waar warmte ons
over de aarde geleidde:
in de dag die niemand eerder zag
bloemen open, ogen.

 

Naar psalm 132

Dat alle woning mij is
als een tent in de wind;
dat ik iedere nacht tot de plaats
van mijn rust moet klimmen
als tegen een berg op;
dat ik mijn ogen moet smeken
zich eens een uur in het donker te sluiten –
is omdat ik nergens
uw plaats heb gevonden op aarde.
Niet in de tent:
niet in de wind.

 

Wapenfeiten

Van alle pantsers nog het meest te duchten
is niets – geen pantser, nergens. Niets te zien.
O Djenghiz, om een wereld te veroveren
is nodig: honger en gebrek, niet meer.

Ik kwam vanmiddag langs een voetbalveld.
Ik zag de mannen spelen.
Ik kon ze niet behoeden
voor ’t feit dat midden op het veld
niet één obstakel staat, of ooit zal staan.
Zij wilden. ( Wat zij wilden komt vanzelf.)

Zij joegen door bestaande wolkenschaduwen,
geweldige, als grotten hol van binnen.
Hun stappen door geen sterveling gehoord
weerklonken en ik zweeg. Ik zweeg,
ik kon ze niet beschermen. Want zij zoeken

en vinden, vroeg of laat, de ongeziene,
de ene ware stoot tussen de ogen
die men verwacht en nergens, niet zal weren.

 

Lloyd Haft (Sheboygan, 9 november 1946)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Werner Söllner werd geboren op 10 november 1951 in Arad, Roemenië. Zie ook alle tags voor Werner Söllner op dit blog.

 

Weersomstandigheden

Het regent, buiten speelt
de wind de baas, onzichtbare
piloot, die zijn lading, de geluiden,
altijd afwerpt wanneer zij
te zwaar worden. Auto’s, geschreeuw
van kinderen op het balkon aan de overkant,
blaffende honden, in de tuin kreunt
de kersenboom zich dood, in zijn schuur
zaagt de buurman brandhout.

Niets is hier te horen
van de oorlog, ons eiland is groot
genoeg voor het geschreeuw
van de gewonden en de buren
van de moeder, die zich snikkend
over haar dode kind buigt, slapen al
de slaap der rechtvaardigen.

We zullen ook deze en de volgende
storm doorstaan. Op openbare plaatsen laat
de verlichting vreemde bloemen bloeien. Als zij
op het punt staan een ervaring te hebben, zeggen
de dichters dat er niets meer
te prijzen valt, en houden op tijd
hun mond.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Werner Söllner (10 november 1951 – 19 juli 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e november ook mijn blog van 9 november 2018 en ook mijn blog van 9 november 2014 deel 1 en eveneens deel 2.

Joshua Ferris, Werner Söllner

De Amerikaanse schrijver Joshua Ferris werd op 8 november 1974 in Danville, Illinois geboren. Zie ook alle tags voor Joshua Ferris op dit blog.

Uit: To Rise Again At A Decent Hour

“Everything was always something, but something—and here was the rub—could never be everything. A thriving practice couldn’t be everything. A commitment to healthy patients and an afternoon mochaccino and pizza Fridays just couldn’t be everything. The banjo couldn’t be everything, either, unfortunately. Streaming movies directly to the TV was almost everything when first available, but soon fell off to just barely something. The Red Sox had been everything for a long time, but they disappointed me in the end. The greatest disappointment of my adult life came in 2004, when the Red Sox stole the pennant from the Yankees and won the World Series.
For two months one summer, I thought golf could be everything. For the rest of my life, I thought, I’ll put all my energy into golf, all my spare time, all my passion, and that’s what I did, for two months, until I realized that I could put all my energy into golf, all my spare time, all my passion, for the rest of my life. I don’t think I’ve ever been so depressed. The last ball I putted circled the hole, and the rimming impression it made as it dropped was that of my small life draining into the abyss.
So work, fun, and total dedication to something bigger than myself, something greater—my work, golf, the Red Sox—none could be everything, even if each, at times, filled the hour perfectly. I’m like that dreamer desperate to describe his dream when I try to explain the satisfactions of replacing a rotten tooth with a pontic so that a patient could smile again without shame. I had restored a baseline human dignity, no small thing. Pizza Fridays were no small thing. And that mochaccino was a little joy. The night in 2004 when David Ortiz homered against the Yankees to jump-start the greatest comeback in sports history made me simply happy to be alive.
I would have liked to believe in God. Now there was something that could have been everything better than anything else. By believing in God, I could succumb to ease and comfort and reassurance. Fearlessness was an option! Eternity was mine! It could all be mine: the awesome pitch of organ pipes, the musings of Anglican bishops. All I had to do was put away my doubts and believe. Whenever I was on the verge of that, I would call myself back from the brink. Keep clarity! I would cry. Hold on to yourself! For the reason the world was so pleasurable, and why I wanted to extend that pleasure through total submission to God, was my thinking, my reasoned, stubborn, skeptical thinking, which always unfortunately made quick work of God.”

 

Joshua Ferris (Danville, 8 november 1974)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Werner Söllner werd geboren op 10 november 1951 in Arad, Roemenië. Zie ook alle tags voor Werner Söllner op dit blog.

 

Boven de daken van Amsterdam

In een vreemde stad
in het land Nooit
heeft mijn vader me bezocht.

Ik riep hem. Op het dak
een duif, op de vensterbank de blinde,
schuwe kat, op tafel een kopje
koffie. Wolkjes melk.

Hij was op de rieten stoel
gaan zitten, besluiteloos en stil. Een klein beetje
afwezig. Als was hij, zoals vroeger, ergens anders
thuis. En daar iemand anders. Kameraad
God bijvoorbeeld in het aards paradijs
in ballingschap. De dunne huid van zijn handen
vol ouderdomsvlekken.

Met luide stem
heb ik verteld. Over angst
en schuld, over oorlog en stilte
in mij. Over de erfenis. Van vroeger en nooit.
Alles misschien. Ik weet het niet. Het leven
om me heen groeit en groeit
als aluminium. Kliergeluiden, warmte
en kou. In één. Dat ik in staat ben
te blaffen sinds enige tijd.

Buiten is het begonnen
te regenen. Het is niet zo gemakkelijk, heeft hij
met mijn stem gezegd, zoals jij
het jezelf maakt. Zijn hoofd heeft niet meer
gewiebeld. En moeder? Het is eenvoudiger
ingewikkeld. Droom dat het tijd is. Heb jij
kaartjes voor de tram?

Ja. Volle maan
boven het Leidseplein. Buitenaardse wezens
met ogen, monden, oren. Het hart, hoor
ik, slaat tussen de ribben. Links
onder de portemonnee. Het is tijd, hoor ik
een stem, verzin iets. Voor een paar
gulden. Over blinden, stommen, doven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Werner Söllner (10 november 1951 – 19 juli 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e november ook mijn blog van 8 november 2018 en eveneens mijn blog van 8 november 2015 deel 2.

Albert Camus, Werner Söllner

De Franse schrijver en filosoof Albert Camus werd geboren op 7 november 1913 in Mondovi, Algerije. Zie ook alle tags voor Albert Camus op dit blog.

Uit: De pest (Vertaald door Jan Pieter van der Sterre)

“Op dit punt aangeland, zal eenieder grif moeten toegeven dat onze stadgenoten onmogelijk voorbereid konden zijn op de incidenten die in de lente van dat jaar plaatsvonden en die, zoals we ons later realiseerden, in zekere zin de voorboden waren van de ernstige gebeurtenissen waarover deze kroniek wil verhalen. Op sommigen zullen deze feiten volstrekt logisch overkomen, op anderen daarentegen onwaarschijnlijk. Maar tenslotte kan een kroniekschrijver geen rekening houden met die tegenstrijdigheden. Hij hoeft alleen maar te zeggen: ‘Het is zo gebeurd’, als hij weet dat iets inderdaad zo gebeurd is, dat het leven van een hele bevolking erdoor is beïnvloed, en dat er dus duizenden getuigen zijn die het diep in hun hart zullen waarderen dat de waarheid wordt gezegd.
De verteller, van wie de lezer in elk geval te zijner tijd de naam zal weten, zou overigens nauwelijks de juiste persoon zijn om een dergelijk karwei te ondernemen als hij niet toevallig een bepaald aantal uitspraken had kunnen vergaren en als hij onder druk van de omstandigheden niet betrokken was geraakt bij alles wat hij van plan is te vertellen. Dat is de rechtvaardiging voor zijn optreden als geschiedschrijver. Een geschiedschrijver, zelfs als hij een amateur is, moet altijd schriftelijke bronnen hebben, dat spreekt vanzelf. De verteller van deze geschiedenis beschikt daar dus ook over: in de eerste plaats is er zijn eigen ooggetuigenverslag, vervolgens dat van de anderen, aangezien alle personen in deze kroniek hem door zijn rol in vertrouwen namen, en ten slotte zijn er de teksten die hij uiteindelijk in handen kreeg. Hij is van plan die naar eigen smaak en goeddunken te gebruiken. Ook is hij van plan… Maar misschien wordt het tijd een eind te maken aan deze uitleg en omzichtige taal en met het verhaal zelf te beginnen. Het verslag van de eerste dagen vereist enige zorgvuldigheid.
Op de ochtend van de zestiende april liep dokter Bernard Rieux zijn spreekkamer uit en zag midden op de overloop een dode rat liggen. Hij schoof het beest meteen opzij, zonder erbij na te denken, en liep de trap af. Maar eenmaal op straat realiseerde hij zich dat die rat er niet hoorde en ging hij terug om de conciërge te waarschuwen. Pas toen hij de reactie van de oude meneer Michel zag, drong het tot hem door hoe ongewoon zijn ontdekking was. Hijzelf had het alleen maar vreemd gevonden, een dode rat in huis, maar voor de conciërge was het niet minder dan een schandaal. Hij stelde met nadruk: in dit huis zijn geen ratten. De dokter kon dan wel volhouden dat er een op de overloop van de eerste verdieping lag, waarschijnlijk een dode, Michel hield voet bij stuk: er waren geen ratten in huis, dus moest het beest van buitenaf binnengebracht zijn. Kortom, een kwajongensstreek.”

 

Albert Camus (7 november 1913 – 4 januari 1960)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Werner Söllner werd geboren op 10 november 1951 in Arad, Roemenië. Zie ook alle tags voor Werner Söllner op dit blog.

 

De Chinese lepel

Op een dag in november toen ik
per ongeluk
Erich Fried was onder andere gasten
in een Weens museum dat vol was
van Hrdlicka’s marmeren staarten, gedrapeerd
over canapés, prosecco en bier –

zag ik hoe alle volwassen
kinderen hun moeder ad nauseam
consumeerden, privé en politiek, geserveerd
met vis en courgette op blauw porselein
met blauw patroon, toen wist ik eindelijk dat deze wereld
niet meer zal veranderen
in het door wie en hoe en waarom ook
anders bedoelde –

op een dag in november toen ik me
te vele, te veel gedichten
herinnerde en aan wat is, wat
het is, toen zag ik hoe Sartre
zich omdraaide in de mond van een verlichte
minister, toen omhelsde ik de Chinese lepel
zoals Nietzsche zijn paard, met Nausikäa
ging ik en plantte een boom
in het heden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Werner Söllner (10 november 1951 – 19 juli 2019)

 

Zie voor meer schrijvers van de 7e november ook mijn blog van 7 november 2018 en ook mijn blog van 7 november 2017 en ook mijn blog van 7 november 2015 deel 2.

Johann Scheerer

De Duitse schrijver, muzikant en muziekproducent Johann Scheerer werd geboren op 6 november 1982 in Henstedt-Ulzburg. Hij richtte zijn eerste band op op vijftienjarige leeftijd, nam zijn eerste album op met “Score!” In 1999 en ging op tournee in Duitsland. Na het behalen van zijn middelbare school kreeg hij een platencontract voor zijn soloproject “Karamel” en richtte in 2003 de opnamestudio “Rekordbox” op. Sinds 2005 runt hij de opnamestudio “Clouds Hill Recordings” met een aangesloten label en muziekuitgever “Clouds Hill”. Johann Scheerer werkt als muziekproducent met internationaal bekende musici zoals Omar Rodríguez-López, At the Drive-In, Alice Phoebe-Lou, Gallon Drunk, Rocko Schamoni en Peter Doherty. In 2018 verscheen zijn veelgeprezen eerste roman „Wir sind dann wohl die Angehörigen“.

Uit: Wir sind dann wohl die Angehörigen

„28.4.1996 New York, Central Park
Die Eisbahn ist voll, die Vögel zwitschern, der Frühling liegt in der Luft, aber wir können die Schönheit nicht erkennen. Nicht spüren. Nicht genießen. Wir sind nicht hier, weil wir etwas erleben wollen. Wir können nicht nach Hause. Die Journalisten vor, hinter und über unserem Haus, in Autos und Hubschraubern, die Berichte auf den Titelblättern sämtlicher deutschen Zeitungen. In Deutschland können wir jetzt nicht sein.
Noch Wochen nach unserer Rückkehr nach Hamburg würden sie nach Benni rufen, damit ich mich auf unseren täglichen Spaziergängen nach ihnen umdrehte, unter der Kapuze hervorlugte und sie ein Foto schießen konnten. Keine Fragen, kein Verstehenwollen, keine Kommentare. Nur ein Pfiff, ein Blick und ein Klicken. Erst mal sollte New York uns davor schützen. Uns durchatmen lassen.
Wir atmen die Luft des Parks, hören die Menschen, spüren aber die Stadt nicht. Wie fühlt es sich an, wenn man nichts fühlt? Registrieren wir, dass die Sonne scheint? Dass wir dort leben, wo andere Urlaub machen? New York – für viele ein Traum, für uns nur eine Kulisse, durch die wir miteinander gehen, ohne uns zu begreifen.
Mein Vater ist nicht sicher auf seinen Füßen, die sich während der letzten 33 Tage immer nur zwei Meter vor und zurück an einer Kette in einem Keller bewegen konnten. Meine Mutter stützt ihn am linken Arm, ich am rechten. So gehen wir durch den Park, in dem uns keiner kennt und niemand etwas von uns weiß, und versuchen herauszufinden, ob wir noch wissen, wer wir sind, ob mein Vater noch vollständig ist und wir noch die sind, von denen er sich am 24. März verabschiedete. „Ich geh noch mal kurz rüber . . .“
Ich wollte nicht nach New York, ich wollte nach Hause. Man hatte mir meinen Vater entrissen, unser Zuhause angegriffen, und dann gab es diese Idee, erst einmal wegzubleiben. Ich wäre am liebsten einfach zurückgekehrt in mein altes Leben, in unser Zuhause, das noch nicht zerstört war von diesen langen, zehrenden fünf Wochen.
New York. Die Stadt der Albträume. Ein Fluchtkurort.
„Nach New York? Na toll – dann werden wir da alle drei entführt!“
Ich hatte Angst vor einem weiteren Schritt ins Unbekannte, ins Unberechenbare. Ich sehnte mich nach der Normalität, die mir genommen worden war. Sollte es nie mehr werden, wie es vorher war? Von hier aus, das spürte ich, führte jedenfalls kein Weg zurück.“

 

Johann Scheerer (Henstedt-Ulzburg, 6 november 1982)

Nelleke Noordervliet, Werner Söllner

De Nederlandse schrijfster Nelleke Noordervliet werd op 6 november 1945 in Rotterdam geboren. Zie ook alle tags voor Nelleke Noordervliet op dit blog.

Uit: De val van Thomas G.

“Ik heb alle fotoalbums verbrand voor ik wegging. Alle grappige en ontroerende momenten, die ik op de drempel van de dood nog eens vertederd zou bekijken, heb ik rigoureus op de brandstapel gegooid. Het fikte in veel kleuren. Het plastic van de omslagen smolt en stonk. Behalve Thomas en ik zijn onze kinderen, familie en vrienden, zakenrelaties en kerstvieringen, vakanties en fraaie uitzichten in rook opgegaan. Ik voer­ de een taak uit die ik me zelf had gesteld. Het doel was wraak. Op wie, op wat? Op alles. Wraak is een extreme vorm van ver­ gelding. Wraak houdt zich niet bezig met proporties of matiging. Wraak gloeit. Wraak brandt zichzelf op. ‘Zul je me wreken, Isa?’ zei mijn moeder in de agressieve periode van haar dementie.
De weerwraak van de foto’s liet niet lang op zich wachten. Terwijl ik me verder verwijderde van Nederland verschenen op willekeurige momenten scènes uit mijn huwelijk op mijn netvlies. Had ik die albums op de hoogste plank in de kast ge­ laten, ze zouden me niet in de weg hebben gestaan, na mijn dood door de kinderen nog even zijn gekoesterd en dan in de vuilnisbak gemieterd. Maar ik moest een daad stellen, hoe symbolisch en zinloos ook. Ach, laat die taferelen toch door me heen stromen. Ik zal de onverschillige bedding van een rivier zijn.
Als ik hier de winter doorkom, als ik schrap sta in de storm die de bomen kromtrekt, die jaagt door de sleuven tussen de heuvels en aan komt rijden op de golven van de oceaan met duizend snuivende paarden, die rammelt aan het dak van het huis en loeit en fluit tussen de kieren van de schuur, als ik buig maar niet breek onder de buien die als een gordijn van ijzige kralen ratelend neerslaan, als ik de duisternis van de lange nachten en de somberheid van de korte dagen omhels, als ik afgehard als een plant en sterk als een kogel de zomer tege­moet treed, dan heb ik het ergste gehad. Het is een voornemen dat me angst aanjaagt. Discipline. Elke dag de vaste ronde naar het strand, bij eb de smalle landbrug naar het eiland op en weer terug, linksaf naar het haventje: een grote kuip water achter een betonnen pier voor een handvol scheepjes ter groot­ te van een flinke roeiboot, weer omhoog langs een paar hui­ zen en dan linksaf naar het onze, het mijne. Tien jaar geleden gekocht als toevluchtsoord aan de uiterste rand van het conti­nent. Een stoer grijs huis, dat half uit water bestaat, zoveel zuigen de muren op. Ik stook het warm en droog. De muffe stank moet weg.”

 

Nelleke Noordervliet (Rotterdam, 6 november 1945)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Werner Söllner werd geboren op 10 november 1951 in Arad, Roemenië. Zie ook alle tags voor Werner Söllner op dit blog.

 

Café Americain

In een krant
vandaag, toen ik van Onze Lieve Heer
de tijd afpakte, las ik
na een lange tijd
mijn naam.

Kijk eens
aan, dacht ik
en betaalde. Er
bestaan niet alleen
de media.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Werner Söllner (10 november 1951 – 19 juli 2019)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e november ook mijn blog van 6 november 2018 en eveneens mijn blog van 6 november 2017 en ook mijn blog van 6 november 2016 deel 2.

Bert Wagendorp, C. K. Williams

De Nederlandse schrijver en journalist Bert Wagendorp werd geboren in Groenlo op 5 november 1956. Zie ook alle tags voor Bert Wagendorp op dit blog.

Uit: Ferrara

“Heel lang is de dood voor ons geen onderwerp van gesprek geweest. Ook niet nadat Peter was overleden, toen we nog geen twintig waren. Het hele idee ‘dood’ vonden we verwerpelijk. Peter was gestorven op de Ventoux, dat viel niet te ontkennen, we stonden er met onze neus bovenop, maar dat was toch wat anders dan dood in de betekenis van einde, afgelopen, van de woordjes The End in de bioscoop.
We vormden een bloeiende coöperatie van gedeelde herinneringen, en daarvan maakte Peter nog deel uit. Hij kon er elk moment bij komen zitten, met z’n getekende dichtershoofd – sterker: hij zát er regelmatig bij. We waren jong en niet van plan ooit oud te worden. Wie oud wordt komt terecht in de gevarenzone en dat was geen optie.
Keith Richards en Mick Jagger waren onze helden en we sloegen geen concert over. Niet vanwege de muziek, die kenden we nu wel, maar omdat ze op het podium als apostelen van de eeuwigheid ons credo verspreidden: dood is onzin en oud worden een gotspe, laten we erover ophouden.
We waren ook bij Leonard Cohen toen die in de Ziggo Dome zijn negenenzeventigste verjaardag vierde met een lang en weergaloos concert. Toen hij drie jaar later toch overleed, vonden we hem een onbetrouwbare boeddhist.
Ontkenning? Wat is er eigenlijk tegen ontkenning? Ontkenning is prima en maakt het leven een stuk leuker. Ontkennen is niet zielig, zoals je weleens hoort beweren. Het vereist moed en vastberadenheid. De erkenners, die zijn de pest. Ze boren alle hoop de grond in.
Wij – ik bedoel David, Joost, André en ik – hadden ons lang verschanst achter hoop en onkwetsbaarheid; niet individueel maar samen, een onneembaar bolwerk tegen sterfelijkheid en wanhoop.
De eerste scheurtjes in de verdedigingslinie ontstaan wanneer je kinderen krijgt. De gedachte aan hun dood maakt je waanzinnig. Dat is het moment waarop je gaat denken: als er dan toch zo nodig moet worden gestorven, dan maar door mij. Je bent ineens bereid je eigen eindigheid te erkennen, niet van harte, onder protest en voorwaardelijk, maar je zwaait met de witte vlag en geeft je over aan het onvermijdelijke.”

 

Bert Wagendorp (Groenlo, 5 november 1956)

 

De Amerikaanse dichter Charles Kenneth Williams werd geboren op 4 november 1936 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor C. K. Williams op dit blog.

 

Vuil

Gezichtspoeder, buskruit, anthrax-talkpoeder,
schilfertjes ijzer, as van crematoria, schijfjes
verpulverend poëziepapier – dat alles in mijn kluis,
en vuil, tanks, tempels, tempels vol met vuil.

Zaag-, zijde-, kalkvuil en kaf,
het vuil van het schuim van een stier, zijn kop zwaaiend
omdat-ie droomt dat de dood
aan komt kwijlen: vuil zelfs van de gepoetste,

schoongeschraapte Aegeïsche kust,
massa’s die erover kwamen stromen, schreeuwend
tegen wie die dag, die eeuw of voor altijd
de vijand was, waardig om vuil voor te zijn.

Tenslotte, zwevend vuil van de oogst, eventjes
als dat half-plotse rukje in de vlucht
van de havik, als de hoekjes van licht
door de bladeren van de bruinwordende essen.

Dierlijk vuil, mineraal, mentaal, allemaal verzameld
niet in de doos van sexy Pandora, niet
in de ark waar het vuil van heiligen
die zouden willen stollen als modderspul, nog siddert –

Gewoon deze leren, verweerde, ouwe doos,
groot als een hart of brein, het roestig slot verbrijzeld,
hengsels huilend van vreugd dat ze weer mogen tillen . . .
gezichtsvuil, buskruit, vuil, dierbaar vuil.

 

Vertaald door Rob Schouten

 

C. K. Williams (4 november 1936 – 20 september 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e november ook mijn blog van 5 november 2018 en ook mijn blog van 5 november 2017 deel 2.

Judith Herzberg, C. K. Williams

De Nederlandse dichteres en toneelschrijfster Judith Herzberg werd geboren op 4 november 1934 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Judith Herzberg op dit blog.

 

Laat paar

Will there be a net en wit geschilderd hek between their two
such different wildernesses? Een hek dat piepend open kan?

Kunnen hun lippen de afstand verzachten, lippen uit zulk ander
voedsel gegroeid om zulke andere woorden gevormd?
Mond op mond elk zijn verhaal in moeite taal.

Vloeit het samen, zelfs inéén, hoe? Terwijl
uit zulk verschillend onweer water neerslaat?

Zijn ze aandoenlijk, herkenbaar, de ander’s gebutste resten?
En het broeivuur hier en daar, dat, uitgetrapt, weer opvlamt toch
zo vluchtend onblusbaar – blijft het verontrusten?

Zelf gewend elk zelf gewend – maar hoe de mankheid aangepast
als onder heler zon de laatste warmte opgevangen
wordt, arm in onbegrijpelijke arm, over de promenade
.

 

Hij is zo dik en zij zo klein

Hij is zo dik en zij zo klein
hoe zou ze hem omhelzen.
Hij is zo moe en zij zo klein
hoe zou ze hem begrijpen.
Hij loopt zo slecht en zij zo klein
hoe staan ze samen stil.
Hij is zo grijs en zij zo klein
hoe. Hij wenste iemand, onbesmet
door zo’n onhebbelijk verleden als het zijne
en zij is zo klein.

 

Alles wat denkbaar is

Alles wat denkbaar is fladdert en flitst.
Geen la om het in op te slaan
laat staan sorteren. Wij zoeken
toevlucht in wat al gevangen,
gedresseerd: boek, film, toneel,
elk getemd deel van fladderend
flitsgeheel.

 

Judith Herzberg (Amsterdam, 4 november 1934)

 

De Amerikaanse dichter Charles Kenneth Williams werd geboren op 4 november 1936 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor C. K. Williams op dit blog.

 

Eerste verlangens

Het was alsof je naar de opname van een symfonie luisterde voordat

je ook maar iets over muziek wist,
hoe de instrumenten klinken, eruit zien, welk deel van het

orkest elk vertegenwoordigt:
er waren alleen volumes en snelheden, verdikkingen en verdunningen,

de kronkelende kreten van verandering
die zich in jou leken te raken, door je lichaam,

om een deel van jou te zijn en dan los van jou.
En zelfs als je het korrelige timbre van die ene viool had meegekregen,

de pijnlijke arpeggio’s van de hoorn,
toen je het opnieuw probeerde, resteerden er nog steeds ongemakken en verwarring, een

pijn, een gevoel van verlangen
dat je in chromatische dissonantie hield, dreunend voorbij de

dominante vastberadenheid in de grondtoon,
alsof er een gebrek aan logica in de structuur zat, of in (je wist

dat dat waarschijnlijker was) jou.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

C. K. Williams (4 november 1936 – 20 september 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e november ook mijn blog van 4 november 2018.

Joe Queenan, Oodgeroo Noonuccal

De Amerikaanse schrijver, humorist en criticus Joe Queenan werd geboren op 3 november 1950 in Philadelphia, Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Joe Queenan op dit blog.

Uit: My 6,128 Favorite Books

“During antiwar protests in the nation’s capital back in the Days of Rage, I would read officially sanctioned, counterculturally appropriate materials like Steppenwolf and Journey to the East and Siddhartha to take my mind off Pete Seeger’s banjo playing. I once read Tortilla Flats from cover to cover during a Jerry Garcia solo on “Trucicin'” at Philadelphia’s Spectrum; by the time he’d wrapped things up, I could have read As I Lay Dying. Often I have slipped away from picnics and birthday parties and children’s soccer games and awards ceremonies to squeeze in a bit of reading while concealed in a copse, a garage, a thicket, or a deserted gazebo. For me, books have always been a safety valve, and in some cases—when a book materializes out of nowhere in a situation where it is least expected—a deus ex machina. Books are a way of saying: This room seems to have more than its fair share of bozos in it. Edith Wharton may be dead, but she’s still better company than these palookas. I have never squandered an opportunity to read. There are only twenty-four hours in the day, seven of which are spent sleeping, and in my view at least four of the remaining seventeen must be devoted to reading. Of course, four hours a day does not provide me with nearly enough time to satisfy my appetites. A friend once told me that the real message Bram Stoker sought to convey in Dracula is that a human being needs to live hundreds and hundreds of years to get all his reading done; that Count Dracula, misunderstood bookworm, was draining blood from the porcelain-like necks of ten thousand hapless virgins not because he was the apotheosis of evil but because it was the only way he could live long enough to polish off his reading list. But I have no way of knowing if this is true, as I have not yet found time in my life to read Dracula. If it were possible, I would read books eight to ten hours a day, every day of the year. Perhaps more. There is nothing I would rather do than read books. This is the way I have felt since I started borrowing books from a roving Quaker City bookmobile at the tender age of seven. In the words of Francois Rabelais: I was born this way. And I know why I read so obsessively: I read because I want to be somewhere else. Yes, this is a reasonably satisfactory world that we are living in, this society in particular, but the world conjured up by books is a better one. This is especially true if you are poor or missing vital appendages. I was stranded in a housing project with substandard parents at the time I started reading as if there were no tomorrow, and I am convinced that this desire to escape from reality—on a daily, even an hourly, basis—is the main reason people read books. Intelligent people, that is. This is a category that would include people like my father, a Brand X prole who got started on the road to perdition early by dropping out of high school in ninth grade, thereby condemning himself to a lifetime of inane, soul-destroying jobs, but who was rarely seen without a book in his hands. He used books the same way he used alcohol: to pretend that he was not here, and if he was here, that he was happy for a change. I think this compulsion is fairly common.”

 

Joe Queenan (Philadelphia, 3 november 1950)

 

De Australische dichteres en schrijfster Oodgeroo Noonuccal (eig. Kathleen Jean Mary Ruska) werd geboren op 3 november 1920 in Minjerribah (Stradbroke Island) in Moreton Bay. Zie ook alle tags voor Oodgeroo Noonuccal op dit blog.

 

Integratie – Ja!

Dankbaar leren we van jullie,
Het geavanceerde ras,
Jullie met eeuwenlange kennis achter de rug.
Wij die reeds lang Australiërs waren
Voor jullie die gisteren kwamen,
Gretig moeten we leren veranderen,
Nieuwe behoeften leren kennen die we nooit wilden,
Nieuwe verplichtingen die we nooit nodig hadden,
De prijs om te overleven.
Veel waar we van hielden is weg en moest gaan
Maar niet de diepe inheemse dingen.
Het verleden is nog steeds zozeer een deel van ons,
Nog steeds rondom ons, nog steeds in ons.
We zijn het gelukkigst
Onder onze eigen mensen. We zouden graag zien
Dat onze eigen gebruiken behouden bleven, onze oude
Dansen en liederen, ambachten en corroborees.
Waarom onze heilige mythen inruilen
Tegen jullie heilige mythen?
Nee, geen assimilatie maar integratie,
Geen onderdompeling maar onze verheffing,
Zwarten en blanken mogen samen verdergaan
In harmonie en broederschap.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Oodgeroo Noonuccal (3 November 1920—16 September 1993)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e november ook mijn blog van 3 november 2018 deel 2 en eveneens deel 3.