Alex Boogers, Silke Scheuermann

De Nederlandse schrijver Alex Boogers werd geboren op 14 juni 1970 in Vlaardingen. Zie ook alle tags voor Alex Boogers op dit blog.

Uit: De zonen van Bruce Lee

‘God, jongen! ‘Waarom heb je dat nu gedaan? We moeten naar het ziekenhuis. Kunnen jullie je ouders bellen en vragen of ze jullie kunnen ophalen? Gebruik de telefoon in de docentenkamer maar. Schiet op! De klassenavond is afgelopen. Wil iemand dat tegen de klas zeggen? Hoe kom je nu toch zo, Alex?’ Er kwamen steeds meer leerlingen om ons heen staan. Sommige meisjes sloegen verschrikt een hand voor hun mond. Het meisje waar het allemaal om was begonnen keek mij bezorgd aan. Ik ont-week haar blik uit schaamte en werd steeds duizeliger. ‘Die gek denkt zeker dat hij Karate Kid is,’ hoorde ik een van de vrienden van Raymond zeggen. Mevrouw Van Dijk probeerde mij overeind te helpen. ‘Gaat het nog? vroeg ze toen ze mij bij mijn bovenarmen vast-pakte. Ik knikte, maar mijn benen werden week en ik verstevigde mijn grip op haar arm. Een vader van een van de meisjes kwam binnen en bood aan om op de klas te letten zodat mevrouw Van Dijk met mij naar het ziekenhuis kon. Hij ondersteunde me naar haar auto, een gele eend, Citroën 2CV. ‘Blijven praten,’ zei mevrouw Van Dijk, maar ik wist niets te zeggen. Onderweg naar het ziekenhuis zei ze steeds: ‘Ben je er nog? Blijven praten, hè? Wat heb je nu toch gedaan?’
In het ziekenhuis brachten ze me naar de Spoedeisende Hulp. Een dikke man zat met een theedoek om zijn arm gebonden in de wachtkamer. Zijn harige buik kwam onder zijn T-shirt vandaan. Hij leek in slaap te dommelen, maar toen hij me zag knikte hij me toe. ‘Het ziet er niet fraai uit, zei hij en keek naar zijn hand, ‘maar bloed maakt het vaak erger dan het is, hè. lk moet wachten op mijn collega, die komt mijn vingertop brengen.’ Ik werd naar binnen geroepen. Mevrouw Van Dijk nam me bij de hand en zei: ‘Ik ben niet zijn moeder, hoor. Ik ben zijn docente Handvaardigheid. We hadden een feestje op school.’ ‘Een wild feestje als ik het zo bekijk,’ Zei de man met de witte jas, die zich voorstelde als Jasper-de-coassistent. Hij stak zijn handen in de zakken van zijn witte jas en keek me onderzoekend aan. ‘Het was een gezellige avond,’ zei mevrouw Van Dijk, ‘en toen sprong deze wildebras uit enthousiasme tegen een deurpost in de hal.’ De coassistent bekeek de wond en maakte hem schoon. ‘Kan een beetje prikken!’ Ik zat op een verrijdbaar bed, keek naar het metalen, steriele bakje naast me en zag dat hij er bebloede plukken haar en wat donkerrode klontjes in liet vallen. ‘Ken je die film Fint Blood met Sylvester Stallone? vroeg hij ter-wijl hij haastig wat laden opendeed en een paar gazen pakte. Ik probeerde te knikken, maar de verpleegkundige hield mijn hoofd goed vast. ‘Ja? Dan kun je je vast die scène herinneren waarin John J. Rambo zijn eigen arm hecht in het bos? Weet je dat nog? Zo gaan we nu ook het gat in je hoofd hechten. Dan heb je een beetje een idee.’ Hij grijnsde. ‘Geen zorgen,’ zei hij, ‘de verdoving is al gegeven, dus je voelt er niets van.’ Mevrouw Van Dijk keek over de schouder van de coassistent mee. Ik hoorde haar stem heel dichtbij. `Jeetje: zei ze steeds. ‘Wat verschrikkelijk allemaal! Jeetje!’

 

Alex Boogers (Vlaardingen, 14 juni 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

Wat uitgestorven is

Het zijn de planten in de krantenkoppen, niet die in de wei
in bossen en moerassen, tuinen en parken.
Het zijn de planten die in de aanvoegende wijs zijn getrokken
omdat we ze verpotten in denkbeeldige parken,
geschiedenis van de aarde, hoofdstukken. Degene die voor nieuwbouwwijken
hebben plaatsgemaakt, rondwegen en elektriciteitscentrales,
in het parallelle universum ruiken ze heerlijk,
hierin alleen naar papier en lijsten,
slecht geweten en hoge winst.
We zitten diep in het kreupelhout van schuld
dat groeit over verloren sieraden, afgedankte ringen,
verkleurde zilveren enkelbandjes. We bespreken tevergeefs
oude gevoelens, zoeken naar beelden die in de droom bewegen.

In mijn borstkas fonkelt mijn hart als een verborgen
tuinkerszaadje, een paardenbloemblad.
Er valt zwak licht op iets dat op de muur is getekend
en ik zie dat het foto’s zijn van de uitgestorven planten.
Even fluisteren ze allemaal tegelijk hun naam,
en hun kleuren stralen nog een keer,
stralen en stralen, voegen zich samen tot de lente,
zoals deze er bijna nooit geweest is
zoals deze bijna nooit bestond in olieverf of op glanzend papier,
zoals deze nooit in fabrieken of industriële parken is vervaardigd,
gebouwd op het terrein dat ooit van hen was, nu
zo wild overwoekerd door iets nieuws.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e juni ook mijn blog van 14 juni 2020 en eveneens mijn blog van 14 juni 2019 en ookmijn blog van 14 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Thomas Heerma van Voss, Christoph Meckel

De Nederlandse schrijver Thomas Heerma van Voss werd geboren in Amsterdam op 13 juni 1990. Zie ook alle tags voor Thomas Heerma van Voss op dit blog.

Uit: Condities

“Al zeker vijf minuten ligt Vincent Pek op de massagetafel zonder dat hij wordt aangeraakt. Hoofd opzij, buik tegen het leer. Hij kijkt naar de smetteloos witte muur naast hem, naar twee schreeuwerige prenten van Chinese wijsgeren. Diep ademt hij in, zo veel zuurstof als hij kan, hij ruikt een zweem van eucalyptus en voelt zijn ingewanden uitzetten. Tot zijn opluchting doet het geen pijn, even lijkt alles zowaar in balans, zijn lichaam, zijn houding, kalm en gezond zoals het hoort – zelfs de vraag waarom hij hier in vredesnaam is verdwijnt uit zijn gedachten.
‘We gaan beginnen.’ Boven hem klinkt een mannenstem. Hoog, vriendelijk. ‘Sorry dat je moest wachten.’
Alleen zijn onderbroek heeft Pek nog aan. De rest van zijn kleren is hier overbodig, werd hem bij binnenkomst gezegd. Pas na die mededeling stelde de tengere, zongebruinde veertiger tegenover hem zich voor. Shiatsumasseur, therapeut, ademhalingscoach. Pek deed zijn best belangstellend te reageren, hoewel Femke hem deze informatie thuis al had gegeven. Hij keek de smalle gang in, hij wilde weten hoe deze ruimte in elkaar zat, waar de wc zich bevond. Drie dichte deuren. Een leeg aluminium aanrecht. De naam van de masseur kon hij niet verstaan, Mike, Mick, Rick? Voor de vorm wilde Pek uitleggen hoe hij hier terecht was gekomen, maar de man viel hem in de rede: ‘Ja, ja. Ik weet waarvoor je hier bent. Kom maar mee naar mijn werkkamer. Ga lekker liggen.’

De masseur legt een voorverwarmde handdoek onder Peks schouders, en ook een op zijn billen. Hij doet het zachtjes, net of Peks lichaam bij iedere onverhoedse aanraking kan barsten.
Dan zet hij een extra lamp aan naast de massagetafel. Uit zijn ooghoek ziet Pek zijn eigen lichaam oplichten, zijn bovenarmen, zijn ellebogen. Wit. Ontzettend wit, bijna ziekelijk.
‘Je staat flink onder spanning,’ hoort hij terwijl de masseur zijn schouders vastgrijpt en erin knijpt. Zachte vingers smeren olie over zijn rug, de achterkant van zijn nek, zijn linkerzij, zijn rechterzij. De eucalyptuslucht wordt penetranter, er komt een vleug tijgerbalsem bij. ‘Probeer te relaxen. Je hoeft niks te doen behalve je hoofd in het gat steken, ja, zo. En laat het allemaal gaan, je ideeën, je gedachten, je body.’ De masseur smeert de olie met lange halen uit. ‘Hoe adem je nu?’ vraagt hij.
‘Normaal.’ Pek wordt inmiddels zo stevig tegen de bank gedrukt dat zijn stem half verloren gaat in de handdoek. ‘Door mijn longen.’

De masseur schiet enigszins hysterisch in de lach. ‘Je ademt, hoe zal ik het zeggen, totaal verkeerd.’ Steeds harder knijpt hij in Peks rug, een voor een pakt hij de spieren vast, drukt ze samen, laat ze los. ‘Dat hoorde ik al toen je binnenkwam: veel te vlug, veel te oppervlakkig. Echt, ik voel de stress overal zitten, je lichaam is helemaal verkrampt. Zonde, je bent een gezonde, mooie jongen – geen grammetje vet ook, daar mag je trots op zijn. Maar ik zie dat je vastzit. Dus concentreer ik me vandaag op de achterkant van je lichaam, ik begin met je rug, het epicentrum van veel spanning, en ik eindig met je hoofd. Laten we die neerwaartse spiraal omzetten in iets positiefs.’

 

Thomas Heerma van Voss (Amsterdam, 13 juni 1990)

 

De Duitse dichter, schrijver en graficus Christoph Meckel werd geboren op 12 juni 1935 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Christopher Meckel op dit blog.

 

Zwartgalligheid

Niet wenselijk om met haar
…………………………………naar de eilanden te komen
als de terugkeer van daar meer en meer
haar melancholie verdiept
en achter blijft wat er op andere plaatsen
van de bereikbare aarde voor haar
voorhanden zou moeten zijn —

Een bungalow, winterklaar gemaakt,
,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,van hout en leisteen,
nachtdruppels in de notenboom,
vogeltrek in september, horizonnen
voor heldere zones, stromend water
en wat door verwoesting niet bereikt –

Wij trekken verder, mijn vogel,
wij vliegen weg –

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christoph Meckel (Berlijn, 12 juni 1935)
In 1974

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juni ook mijn blog van 13 juni 2021 en ook mijn blog van 13 juni 2020 en eveneens mijn blog van 13 juni 2019 en ook mijn blog van 13 juni 2017 en mijn blog van 13 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Christoph Meckel

De Duitse dichter, schrijver en graficus Christoph Meckel werd geboren op 12 juni 1935 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Christopher Meckel op dit blog.

 

Wer könnte Platz nehmen

Wer könnte Platz nehmen
in der Gerechtigkeit
mit seinem Gepäck, seiner Spottdrossel, seinem Namen
der Freundschaft des Brotes gewiß, und sicher
daß das Wasser seinen Anblick erträgt
und die Liebe ihn achtet —
wer könnte ausruhn bei den Säulen und sagen:
hier bin ich, eingeschlossen
in Salz und Licht.

Er rückt sich in ihr keinen Sessel zurecht.
Von ihrem Vorwurf
betäubt und geschunden
am Rand der Straße hockt er noch immer
und zählt wie die Katze seine sieben Leben
unversöhnlich, hungrig
es tröstet ihn nichts.

 

Gevatter

Er kam am Abend zu mir,
hatte nachts in der Nähe zu tun.
Frühstückte meinen Schlaftrunk,
wusch die Glasaugen,
wechselte Haar und Hände.

Ich erkannte ihn noch
an Blech und Blei seiner Zähne.
Seit er sich bei mir aufhält
versorge ich seine Schatten
in meinem Lichtschrank,
die Gestorbenen und die Ratten.

Früher fuhr er allein
auf dem Tandem entlegene Wege.
Heute chauffiert er einen Autobus,
Plätze für 60 Seelen
auf wechselnden Pisten.

Er scheint alt geworden, krank,
sein Geschäft geht schlecht,
der Autobus bleibt zur Hälfte leer.
An die ganz großen Sachen
kommt er nicht ran.
Kein Sterblicher beneidet ihn
um seinen Job.

Er kommt immer seltener zu mir.
Seine Verkleidung
hängt in meinem Spind,
er läßt sie hängen.
Er ist alt geworden, krank.

Stürzte den Autobus ins Meer.

 

Mitte Oktober

Hat der Herbstmond eine Schlafmütze auf,
vergißt er dem Holunder adieu zu sagen,
der Wind zieht sich goldene Handschuhe an,
um die letzten Blätter der Akazie
in sein Tagebuch zu legen;
die erste Schneeflocke zögert noch,
sie läßt sich auf meine Schulter fallen.

Der Regen meint es gut mit mir,
er geht auf dem Dach der Welt
in leisen Pantoffeln spazieren.
Aber der liebe Gott hat Siebenmeilenstiefel an
und übergeht die Jahre, in denen ich lebe.

 

Bestaan van de sterren

In de herinnering van de sterren rusten,
gelaten beschouwd de millennia van de aarde,
de wolken en vogelformaties die altijd al
de stille omstreken van de maan doorkruisten, –
geloof me, het bestaan van de sterren
is vreemder dan dat van verblinde tovenaars,
verloren koekoekseitjes of geamputeerde poppen.

Er zijn uit de mode geraakte sterren
die hun burgerrechten alleen nog aan de man in de maan
en de secretarissen van de duivel vergoeden.
Ik ken er echter een, waarover ik u
niet meer verteld dan
dat hij op een nacht van wanhoop
met de oververmoeide god
in een vergeten zee zal vallen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christoph Meckel (12 juni 1935 – 29 januari 2020)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e juni ook mijn blog van 12 juni 2020 en eveneens mijn blog van 12 juni 2019 en ook mijn blog van 12 juni 2016 deel 2.

Sophie van der Stap, Christoph Meckel

De Nederlandse schrijfster Sophie van der Stap werd geboren in Amsterdam op 11 juni 1983. Zie ook alle tags voor Sophie van der Stap op dit blog.

Uit: De mogelijkheid van jou

“Voor de spiegel tilt ze haar borsten één voor één op en legt ze in de bedding van haar beha. Ze knoopt haar jurk dicht. Door haar linkeroorlel prikt ze een gouden oorbel.
Het grote leven is dichtbij. Ze ziet het in de ochtend, als de daken oranje kleuren. Ze ziet het als de avond beginnen gaat, in de eindeloze lichtjes van de stad. De stad die haar het gevoel geeft te bestaan, maar ook het gevoel dat ze iets mist. Wat datgene is, is meer een gevoel dan een gedachte, iets wat daarom onuitgesproken blijft — welke woorden kan ze er immers aan geven?
Omdat het onuitgesproken blijft, wordt het steeds meer van haar en steeds minder van anderen, als iets wat haar van anderen scheidt. Misschien omdat het staat voor iets wat ze niet definiëren kan. En misschien ook omdat dat onuitgesproken gevoel pijn doet.
Ze stift haar lippen rood en daalt het trappenhuis af. Een moment van twijfel — metro of fiets? Ze kijkt naar haar hakken, alsof die haar iets kunnen vertellen wat ze nog niet weet. Ze kiest voor de fiets. Ze rijdt langs volle terrassen, kruist blikken. Sommige blijven, heel even, de lengte van een gedachte, in haar ogen haken. Andere glijden onoplettend over haar heen. En terwijl ze langs al dit leven rijdt, voelt ze hoe al dit leven bij haar naar binnen sijpelt, en het gemis dat eronder ligt naar buiten. Ze lacht; hier bestaat ze.
Voor het restaurant van Hugo maakt ze haar fiets vast aan een paal.
Hugo buigt voorover en draait zijn wang naar haar toe: ‘Schat, ga zitten, ik ben zo klaar.’ Ze kust hem, slaat haar armen om zijn nek.

‘Q lippenstift.’ Ze wil de rode afdruk afvegen.
‘Laat maar zitten.’ Hij gooit zijn handen in de lucht; er valt nou eenmaal niks tegen lippenstift — en vrouwen — te doen.
‘Nico! Maak je hem open?’ Hij wijst naar een fles achter de bar.
‘Nou, we zijn er bijna. Volgende maand open.’ Ik heb het al weken niet gezien.’
‘We rijden er straks langs. Nu eerst eten. Ober!’
Een jongen in een T-shirt met gaten brengt eten op houten plankjes: ham, brood, paté, een bos radijs.
‘En?’
‘En wat?’‘Laurence…’ Hugo veinst ongeduld, haalt zijn schouders op. ‘Misschien helpt een verliefdheid.’
‘En waar zou een verliefdheid me mee helpen?’ Volwassen worden.’
`Bah.’ Ze neemt een slok. ‘Ik wist niet dat het zo’n gesprek zou zijn.’
‘Een echt gesprek, bedoel je?’

 

Sophie van der Stap (Amsterdam, 11 juni 1983)

 

De Duitse dichter, schrijver en graficus Christoph Meckel werd geboren op 12 juni 1935 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Christopher Meckel op dit blog.

 

De Sirenen
– haalden me uit de buik van het schip, bevrijdden
handen en voeten van de kettingen en zetten me
aan de reling in het volle licht (zeeglas
gloeiend in het teken Leeuw) zodat ik
het gezang te horen kreeg met open oren
van mijn verstand beroofd enzovoort
(zij lagen
in de schaduw van de zeilen met dichtgestopte koppen)
We dreven dicht bij de beruchte rotsen
en er gebeurde niets – de Sirenen
en ik, de zangvogel, oude alliantie,
privé verhaal –

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christoph Meckel (Berlijn, 12 juni 1935)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e juni ook mijn blog van 11 juni 2021 en ook mijn blog van 11 juni 2020 en eveneens mijn blog van 11 juni 2019 en ook mijn blog van 11 juni 2017 deel 2.

Louis Couperus, Christoph Meckel

De Nederlandse schrijver Louis Couperus werd op 10 juni 1863 geboren in Den Haag. Zie ook alle tags voor Louis Couperus op dit blog.

Uit: Eline Vere

“Marie, nog even als Lili niet gedrapeerd, sprak door het gesloten raam, met den vuurwerker, die in den besneeuwden tuin, in een dikken duffel, wachtte om het Bengaalsche licht af te steken. Een groote reflector was door het venster als een bleeke, lichtlooze zon zichtbaar.
-Eerst wit, dan groen, dan rood! riep Marie, terwijl de vuurwerker knikte.
De kamer was donker, slechts verlicht door de lamp, die Bet vasthield, terwijl Dien bij de porte-brisée der, nu verlaten, kleedkamer stond.
-Voorzichtig, Freddy, voorzichtig! sprak Paul.
Frédérique liet zich zeer behoedzaam in de kussens van het rustbed neêr; Paul schikte haar draperieën, haar kettingen, heur haren, haar diadeem, en strooide hier en daar een bloem.
-Is het zoo goed? vroeg zij met bevende stem, eene, van te voren bestudeerde, poze aannemende.
-Je bent om te stelen, prachtig; nu Marie, Lili hier!

Lili wierp zich op den grond, Marie vlijde zich tegen de bank, met het hoofd aan Frédérique’s voeten. Vlug drapeerde Paul beide meisjes in kleurige châles, sluiers, strengelde snoeren om haar armen, in heur haren.
-Marie en Lili, wanhopig kijken! Meer wringen je armen, Lili! In wanhoop, meer in wanhoop! Freddy, jij meer smachten, je oogen omhoog, in je mond iets treurigs.
-Zoo?
Marie schaterde.
Ja, zoo! Zoo is het beter; stil nu, Marie, alles klaar?
-Klaar! sprak Marie.
Paul schikte nog iets, een plooi, een bloem, in wantrouwen, of alles gereed zoû zijn.
-Kom, nu maar beginnen! sprak Lili, die zeer ongemakkelijk lag.
-Bet, breng de lamp weg; Dien, de deur dicht, en dan beiden hier, elk aan een kant der porte-brisée van de groote zaal.
Dit gebeurde, en zij bevonden zich allen met kloppende harten in het pikdonker, terwijl Paul aan het venster tikte, om zich daarna bij de jongens in den hoek te voegen.
Langzaam en weifelend ontvlamde het Bengaalsche licht tegen den reflector aan, de porte-brisée schoof statig open, een helle witte gloed verheerlijkte het tableau.”

 

Louis Couperus (10 juni 1863 – 16 juli 1923)
Portret door Peter Donkersloot, 2001

 

De Duitse dichter, schrijver en graficus Christoph Meckel werd geboren op 12 juni 1935 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Christopher Meckel op dit blog.

 

Goudvis

Omdat ik van de maan en het water hou
leeft er een goudvis in mijn haar,
dit verbaast me en ik realiseer me,
dat dit bij geen andere persoon
het geval is.

Sindsdien heb ik door veel rivieren gezwommen,
maar het water stond hem niet aan,
ik bood hem de man in de maan als cadeau aan,
maar hij weigerde om in het licht van de sterren
tussen de wolken en vogels te zwemmen,
ik leidde hem naar de Rode Zee,
maar hij staat erop,
om in de schemering van mijn haar ouder te worden.

Ik zal hem verder dragen,
totdat zijn schubben afbrokkelen,
totdat hij zwart wordt
en dood neervalt in een grijze plas

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christoph Meckel (Berlijn, 12 juni 1935)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e juni ook mijn blog van 10 juni 2021 en ook mijn blog van 10 juni 2020 en eveneens blog van 10 juni 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Maarten Doorman, Marie Howe

De Nederlandse dichter, schrijver, criticus en filosoof Maarten Doorman werd geboren op 9 juni 1957 in Medina Sidonia (Spanje). Zie ook alle tags voor Maarten Doorman op dit blog.

 

Bij een schoolplein

Wierook een mij vreemd ritueel
Het dooit van buiten mengt een meeuw
zijn krijsen met infantiel geschreeuw
op een schoolplein.

Een boeing brengt wat mensen thuis
Bedekt de kist met fijn geruis
Bedaard tikt een verwarmingsbuis
tegen orgelpijn.

Bij de kuil volgt dan wat oud latijn
van een kerkuil vol van brood en wijn
De ringweg luid zingt zijn refrein
om het even.

Ik moet de katten eten geven.
De schellen vallen van het leven.

 

Nacht raakt een stalen snaar

Als de computer start klinkt aluminium gefluister
Iedereen slaapt ergens anders door
Gesnater van eenden hinkt in vallend duister
Te hard staat populierenblad voor het onwillig oor.

Het hees en dronken zingen van schaatsen op het ijs
Hysterisch gestold water waaraan menig golfje loszat
Een krekel die niet ophoudt monomaan van de wijs
Een regen plots van stemmen uit het zomervolle bosbad.

Het gewrichtszieke gereutel van een eerste vroege tram
Dieselgegrom dat niet wil stoppen in het ruim
In huis misbruikt het antwoordapparaat mijn stem
En dan geritsel dat doorgaat na het vallen van puin.

Buiten is het erg met al die mussen en die bloemen:
hoor het gekmakend zoemen van doodgewone bijen.
Er is geen groot verschil tussen kussen en zoenen
Hadden we iets te doen ik kwam onmiddellijk bij je.

 

Bezoek aan mijn vader

1.
Vader wij maakten wel vaker
een hoek
maar sinds het bouwen met lego vader
niet meer zo
precies een van 90o
als nu.
Eindelijk
wim lees ik in een brief
met ongelooflijk vertrouwen bespat
ben jij op
je plaats –
je moet
maar durven
zo binnengaats.

Dat was dat.

Hand op de deurknop
voor de honderdste maal –
rechtop ik
jij horizontaal.

 

Maarten Doorman (Medina Sidonia, 9 juni 1957)
Portret door Fredie Beckmans, 2003

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

 

De poort

Ik had geen idee dat de poort waar ik doorheen zou stappen
om eindelijk deze wereld te betreden

de ruimte zou zijn die het lichaam van mijn broer maakte. Hij was
een beetje groter dan ik: een jonge man

maar zelf volwassen inmiddels ,
klaar met achtentwintig, had hij elk doek opgevouwen,

elk glas gespoeld dat hij ooit zou afspoelen onder het koude
en stromende water.

Dit is waar je op hebt gewacht, zei hij altijd tegen me.
En dan zei ik altijd: wat?

En dan zei hij altijd: Dit — en hield mijn boterham met kaas en mosterd omhoog.
En dan zei ik altijd: wat?

En dan zei hij altijd: Dit, en keek een beetje rond.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e juni ook mijn blog van 9 juni 2020 en eveneens mijn blog van 9 juni 2019 en ook mijn blog van 9 juni 2018 deel 2.

Maria Stepanova

De Russische dichteres, schrijfster en journaliste Maria Stepanova werd geboren op 9 juni 1972 in Moskou. Stepanova studeerde aan het Maxim Gorky Literatuur Instituut waar ze afstudeerde in 1995. Ze publiceerde poëzie in Russischtalige literaire tijdschriften zoals “Zerkalo”, “Znamya”, “Kriticheskaya massa” en “Novoe Literaturnoe Obozreniye”, evenals in in bloemlezingen als Babylon, Urbi en Ulov. Stepanova won vele belangrijke Russische literaire prijzen, waaronder de Pasternak-prijs en de Andrei Bely-prijs. In 2007 richtte Stepanova Openspace.ru op, een online magazine gewijd aan Russischtalige kunst en cultuur. Volgens Stepanova zou het tijdschrift “het publiek een moderne, actuele, gepassioneerde kijk geven op wat er gaande is in de Russische cultuur en in de buitenwereld.” Ze was hoofdredacteur van Openspace. ru tot 2012, toen ze de publicatie samen met de meerderheid van haar redactie verliet vanwege het terugtrekken van financiering van particuliere investeerders. Stepanova was het niet eens met het toezicht van investeerders in het onzekere Russische politieke landschap; dit bracht haar ertoe Colta.ru op te richten, het eerste Russische mediakanaal dat volledig door crowdfunding werd ondersteund. Gefinancierd via crowdfundingplatform Planeta.ru, garandeerde Colta.ru Stepanova meer redactionele vrijheid als hoofdredacteur. Net als Openspace.ru besteedt het nieuwe tijdschrift ook aandacht aan Russische kunst en cultuur. Stepanova’s werk is vertaald in het Engels, Hebreeuws, Spaans, Italiaans, Duits, Fins, Frans en andere talen. Ze werd ook benoemd tot Siegfried-Unseld-gastprofessor aan de Humboldt Universität in Berlijn voor het schooljaar 2018-2019. Stepanova’s poëzie is zeer invloedrijk geweest in de hedendaagse Russische literatuur. Aangenomen wordt dat ze de traditionele ballade opnieuw populair heeft gemaakt als een poëtisch genre, waarbij ze conventionele prosodie en vorm heeft gebruikt en ondermijnd. Ze gebruikt ook vaak “skaz”, een Russische verteltechniek met fragmentarisch idiomatisch taalgebruik en onduidelijke vertelling. Vertaler Catherine. Stepanova vat poëzie zelf op als een vorm van verzet, een verzet dat zich vaak manifesteert in het politieke geheugen. In het bijzonder gebruikt Stepanova de term ‘postmemory’ om de middenweg te beschrijven waar politiek en geheugen samenvallen.

Uit: In Memory of Memory (Vertaald door Sasha Dugdale)

“I stopped writing this text for the very first time thirty-something years ago, after filling two or three pages of a lined school exercise book. The size and ambition of the task were simply too much for me. I put it aside, left it to grow into. I comforted myself with the thought that I could leave it be for now.
The history of this book consists of a number of such denials: moments when I managed to escape it in various ways: I put it off for my older, better self to complete, or I made tiny, painless, and deliberately inadequate sacrifices: jotting notes on scraps of paper or on my mobile while on the train or on the phone, a little like notching a stick (to remind me, so that from these two- and  three-word distillations the memory would be able to put together a whole viable and elegant construction, a silken tent for the narrative to reside in). In place of a memory I did not have, of an event I did not witness, my memory worked over someone else’s story; it rehydrated the driest little note and made of it a pop-up cherry orchard.
Early twentieth-century Russian memoirs sometimes mention an amusement for children that consisted of placing yellow discs in the bottom of a teacup and then filling the cup with water. Under-
water the discs began to glow with the extraordinary, exotic, and otherworldly intensity of Japanese and Chinese paints. I’ve never seen these discs —where did all that go? But in the family treasure trove of Christmas decorations handed down from my grandmother, there was a little incense burner, the height of a match, in the shape of a swarthy-faced boy smoking microscopic white cigarettes, and
the smoke kept rising and the pinpoint of light endlessly disintegrated to ash, until our tiny cigarette supplies ended for good. Now all I can do is describe its workings, and perhaps this is a happy
end of sorts? Paradise for the disappearing objects and everyday diversions of the past might simply exist in being remembered and mentioned.
I began writing this book when I was ten, in the apartment on Banny Pereulok in Moscow, where I am typing the first lines of this chapter now. In the 1980s there was a battered desk by the window with an orange desk lamp, I would stick my favourite transfers to its white plastic base: a plush mama bear, pulling a sleigh with a Christmas tree, a sack of gifts, and her baby bear sitting sideways on it under a snowy sky. On each sheet of transfers there were usually five or six drab pictures, gleaming with a sticky finish. Each one was cut out separately and wetted in a bowl of warm water.”

 

Maria Stepanova (Moskou, 9 juni 1972)

Marguerite Yourcenar, Nino Haratischwili, Marie Howe

De Belgisch-Amerikaanse, Franstalige schrijfster Marguerite Yourcenar werd geboren in Brussel op 8 juni 1903. Zie ook alle tags voor Marguerite Yourcenar op dit blog.

Uit: Memoirs of Hadrian (Vertaald door Grace Frick, in samenwerking met de schrijfster)

“The methods of grammarians and rhetoricians are perhaps less absurd than I thought them to be during the years when I was subjected to them. Grammar, with its mixture of logical rule and arbitrary usage, proposes to a young mind a foretaste of what will be offered to him later on by law and ethics, those sciences of human conduct, and by all the systems wherein man has codified his instinctive experience. As for the rhetorical exercises in which we were successively Xerxes and Themistocles, Octavius and Mark Antony, they intoxicated me; I felt like Proteus. They taught me to enter into the thought of each man in turn, and to understand that each makes his own decisions, and lives and dies according to his own laws. The reading of the poets had still more overpowering effects; I am not sure that the discovery of love is necessarily more exquisite than the discovery of poetry. Poetry transformed me: initiation into death itself will not carry me farther along into another world than does a dusk of Virgil. In later years I came to prefer the roughness of Ennius, so close to the sacred origins of our race, or Lucretius’ bitter wisdom; or to Homer’s noble ease the homely parsimony of Hesiod. The most complicated and most obscure poets have pleased me above all; they force my thought to strenuous exercise; I have sought, too, the latest and the oldest, those who open wholly new paths, or help me to find lost trails. But in those days I liked chiefly in the art of verse whatever appealed most directly to the senses, whether the polished metal of Horace, or Ovid’s soft texture, like flesh. Scaurus cast me into despair in assuring me that I should never be more than a mediocre poet; that both the gift and the application were wanting. For a long time I thought he was mistaken; somewhere locked away are a volume or two of my love poems, most of them imitated from Catullus. But it is of little concern to me now whether my personal productions are worthless or not.
To my dying day I shall be grateful to Scaurus for having set me early to the study of Greek. I was still a child when for the first time I tried to trace on my tablets those characters of an unknown alphabet: here was a new world and the beginning of my great travels, and also the feeling of a choice as deliberate, but at the same time as involuntary, as that of love. I have loved the language for its flexibility, like that of a supple, perfect body, and for the richness of its vocabulary, in which every word bespeaks direct and varied contact with reality: and because almost everything that men have said best has been said in Greek. There are, I know, other languages, but they are petrified, or have yet to be born. Egyptian priests have shown me their antique symbols; they are signs rather than words, ancient attempts at classification of the world and of things, the sepulchral speech of a dead race. During the Jewish War the rabbi Joshua translated literally for me some texts from Hebrew, that language of sectarians so obsessed by their god that they have neglected the human.”

 

Marguerite Yourcenar (8 juni 1903 – 17 december 1987)

 

De Georgische schrijfster en regisseuse Nino Haratischwili werd geboren op 8 juni 1983 in Tbilisi. Zie ook alle tags voor Nino Haratischwili op dit blog.

Uit: Het achtste leven (Vertaald door Elly Schippers en Jantsje Post) 

“Nadat Aman in slaap was gevallen stond ik op, liep naar de badkamer, ging op de rand van het bad zitten en begon te huilen. Met de tranen van een hele eeuw huilde ik om die geveinsde liefde, om het verlangen naar geloof in de woorden die mijn leven ooit zo sterk hadden gevormd. Ik ging naar de keuken, rookte een sigaret en staarde uit het raam. Het was opgehouden met regenen en om de een of andere reden wist ik dat er iets gebeurde, dat er iets in gang was gezet, iets buiten dit huis met de hoge plafonds en de eenzame boeken. Met de vele lampen die ik naarstig had verzameld als vervanging voor de hemel, als een illusie van het ware licht De verlichting van mijn eigen tunnel. Maar de tunnel was gebleven, de lichten hadden me maar even, maar kortstondig kunnen troosten. Misschien moet ik nog vertellen dat Brilka een heel lang meisje was, bijna twee koppen groter dan ik, wat met mijn lengte niet zo moeilijk is, dat ze stekeltjeshaar had en een John Tennon-brilletje droeg, gekleed ging in een afgeknipte spijkerbroek en een houthakkershemd, volmaakt ronde cacaoboonogen had die altijd naar sterren zochten, en een oneindig hoog voorhoofd – waarachter veel verdriet schuilging. Ze was net weggelopen bij haar dansgroep die in Amsterdam een gastoptreden gaf, ze danste de mannenrollen, want voor de folkloristische, lieflijke vrouwen-dansen uit ons vaderland was ze een treetje te apart, te lang en te somber. Na lang soebatten had ze eindelijk toestemming gekregen om verkleed als man op te treden en met wilde gebaren te dansen; haar lange vlecht was als gevolg van die toestemming het afgelopen jaar gesneuveld. Ze mocht kniesprongen en degengevechten uitvoeren, die haar altijd al beter waren afgegaan dan de golvende, dromerige bewegingen van de vrouwen. Dansen was haar lust en haar leven en nadat ze haar voor het Nederlandse publiek ook een solopartij hadden gegeven omdat ze zo goed was, zoveel beter dan de jongemannen die in het begin om haar hadden geglimlacht, verliet ze het gezelschap, op weg naar haar antwoorden die ook het dansen haar niet kon geven.
De volgende avond werd ik gebeld door mijn moeder, die telkens dreigde dat ze zou sterven als ik niet gauw terugkwam naar mijn vaderland, waaruit ik jaren geleden was weggevlucht Ze deelde me met trillende stem mee dat ‘het kind’ was verdwenen. Het duurde even voor Ik begreep welk kind ze bedoelde en wat dat allemaal met mij te maken had. ‘Nog een keer, waar zat ze precies?’ ‘In Amsterdam, wat heb je toch, verdorie? Luister je eigenlijk wel? Ze is er gisteren vandoor gegaan en heeft een berichtje achtergelaten. Ik ben gebeld door de groepsleidster.”

 

Nino Haratischwili (Tbilisi, 8 juni 1983)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres Marie Howe werd geboren in 1950 in Rochester, New York. Zie ook alle tags voor Marie Howe op dit blog.

 

Veertien

Ze is nog steeds van mij – voor nog ongeveer een jaar,
maar ze kijkt at langs me heen
door de deur van het uitvaartcentrum
naar waar de jongens zich hebben verzameld in hun zwarte pakken.

 

Vertaald door Ellen Deckwitz

 

Marie Howe (Rochester, 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e juni ook mijn blog van 8 juni 2020 en eveneens mijn blog van 8 juni 2019 en ook mijn blog van 8 juni 2018 en eveneens mijn blog van 8 juni 2017.

Orhan Pamuk, Nikki Giovanni

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Orhan Pamuk op dit blog.

Uit: Ik heet Karmozijn (Vertaald door Margreet Dorleijn en Hanneke van der Heijden)

“Na twaalf jaar kwam ik Istanbul, de stad waar ik geboren en getogen ben, binnen als een slaapwandelaar. Over stervenden zeggen ze wel dat het aardse leven trekt, maar mij trok de dood. Toen ik terugkwam in de stad dacht ik aanvankelijk dat er behalve de dood niets te vinden was; later liep ik er ook de liefde tegen het lijf. Maar liefde, dat was op dat moment, toen ik voor het eerst weer voet zette in Istanbul, net zo ver weg en vergeten als mijn herinneringen aan die stad. Twaalf jaar daarvoor was ik er verliefd geworden op mijn nichtje, toen nog een kind. Slechts vier jaar na mijn vertrek uit Istanbul, toen ik over de eindeloze steppen, door de besneeuwde bergen en in de troosteloze steden van Perzië rondzwierf, brieven vervoerde en belastingen inde, kwam ik tot de ontdekking dat ik het gezicht van mijn jonge geliefde, die in die stad was achtergebleven, langzamerhand aan het vergeten was. Ik raakte in paniek en probeerde het me uit alle macht voor de geest te halen, maar ik begreep wel dat een gezicht, al is het van iemand van wie je nog zo veel houdt, geleidelijk uit je geheugen wordt gewist als je het niet meer ziet. In het zesde jaar dat ik reizend en als secretaris in dienst van de pasja’s in het oosten doorbracht, drong het tot me door dat het gezicht dat me bijstond niet dat van mijn geliefde in Istanbul was. En ik wist ook dat ik het gelaat dat ik me in dat jaar verkeerd herinnerde later, in het achtste jaar, nogmaals vergeten was en me weer compleet anders had voorgesteld. Toen ik twaalf jaar later, op mijn zesendertigste, naar mijn stad terugkeerde, was ik me er pijnlijk van bewust dat het gezicht van mijn geliefde me intussen allang ontschoten was. In die twaalf jaar waren de meeste vrienden, familieleden en kennissen uit onze wijk gestorven. Ik ging naar de begraafplaats, die uitkeek over de Gouden Hoorn, en bad voor mijn moeder en voor mijn ooms die tijdens mijn afwezigheid overleden waren. De geur van de modderige grond vermengde zich met mijn herinneringen; iemand had aan de rand van het graf van mijn moeder een kruik gebroken, en om de een of andere reden moest ik huilen toen ik naar de scherven keek. Of het was om de doden, om het feit dat ik na zoveel jaren vreemd genoeg nog steeds aan het begin van mijn leven stond, of, precies het tegenovergestelde, omdat ik voelde dat ik aan het einde van mijn levensreis gekomen was, ik weet het niet. Het begon zacht te sneeuwen. Ik volgde, afwezig, de enkele sneeuwvlokken die door de wind werden voortgejaagd, ik was in de ongewisse loop van mijn eigen leven zo verdwaald, dat ik niet gemerkt had dat in een duister hoekje van de begraafplaats een donkere hondengestalte zat die naar me keek.”

 

Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Nikki Giovanni werd geboren op 7 juni 1943 in Knoxville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Nikki Giovanni op dit blog.

 

Egotrippen (er kan een reden zijn waarom)

Ik ben geboren in congo
Ik liep naar de vruchtbare halve maan en bouwde
….de sfinx
Ik ontwierp een piramide zo sterk dat een ster
….die slechts om de honderd jaar gloeit
….naar het centrum valt en goddelijk perfect licht geeft
ik ben slecht

Ik zat op de troon
….en dronk nectar met allah
Ik kreeg het warm en stuurde een ijstijd naar Europa
….om mijn dorst te lessen
Mijn oudste dochter is nefertiti
….de tranen van mijn bevallingspijnen
….schiepen de nijl
Ik ben een mooie vrouw

Ik staarde naar het bos en brandde
….de Sahara woestijn uit
….met een pakje geitenvlees
….en een verandering van kleding
Ik ging er in twee uur doorheen
Ik ben een gazelle zo snel
….zo snel dat je me niet kunt vangen

….Voor een verjaardagscadeau heb mijn zoon Hannibal
toen hij drie werd een olifant gegeven
….Hij gaf me Rome voor moederdag
Mijn kracht stroomt altijd door

Mijn zoon Noah bouwde nieuw/ark en
Ik stond trots aan het roer
….terwijl we zeilden op een zachte zomerdag
Ik veranderde mezelf in mezelf en was
….jezus
….mannen zingen mijn liefdevolle naam
….Allemaal lofzangen Allemaal lofzangen
Ik ben degene die zou redden

Ik zaaide diamanten in mijn achtertuin
Mijn darmen leveren uranium
….de vijlsels van mijn vingernagels zijn
….halfedelstenen juwelen
….Op reis naar het noorden
werd ik verkouden en snoot
mijn neus en schonk olie aan de Arabische wereld
Ik ben zo hip dat zelfs mijn fouten correct zijn
Ik zeilde naar het westen om het oosten te bereiken en moest
….de aarde rond toen ik ging
….Het haar van mijn hoofd werd dunner en er werd goud gelegd
….dwars over drie continenten

Ik ben zo perfect, zo goddelijk, zo etherisch, zo surrealistisch
Ik kan niet worden begrepen
….behalve met mijn toestemming

Ik bedoel . . . Ik . . . kan vliegen
….als een vogel in de lucht. . .

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nikki Giovanni (Knoxville, 7 juni 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e juni ook mijn blog van 7 juni 2020 en eveneens mijn blog van 7 juni 2019 en ook mijn blog van 7 juni 2015 deel 2.

Steven Uhly

De Duitse schrijver Steven Uhly werd geboren op 6 juni 1964 in Keulen als zoon van een Duitse moeder en een Bengaalse vader. Hij groeide op bij zijn moeder en zijn Spaanse stiefvader, deed in 1983 eindexamen middelbare school en ging een jaar later naar Valencia/Spanje, waar hij een opleiding tot vertaler en tolk volgde. Na zijn terugkeer in Duitsland begon hij Spaanse en Portugese taal- en letterkunde en Duits te studeren in Keulen, vervolgde zijn studie in Bonn en ging in 1988 naar Lissabon/Portugal, waar hij een jaar Portugees studeerde als gaststudent aan de Universidade Nova de Lisboa. Na het behalen van zijn masterdiploma ontving hij een doctoraatsbeurs van de Studienstiftung des Deutschen Volkes. Na het behalen van zijn doctoraat ging Steven Uhly namens de Duitse Academische Uitwisselingsdienst (DAAD) naar Belém/Brazilië, waar hij twee jaar leiding gaf aan het Duitse Instituut van de Federale Universiteit. Daarna verhuisde hij naar Porto Alegre/Brazilië, waar hij nog tweeënhalf jaar als gastdocent verbleef voordat hij terugkeerde naar Duitsland en zich met zijn gezin in München vestigde. Hier werkte hij eerst een jaar als docent aan het Instituut voor Romaanse Studies aan de Ludwig-Maximilians-Universiteit voordat hij en zijn vrouw de uitgeverij Münchner Frühling oprichtten en hun eigen bedrijf startten. Zijn eerste roman ‘Mein Leben in Aspik’ verscheen in 2010. Uhly’s tweede roman “Adams Fuge” werd plotseling actueel in november 2011, toen de terroristische activiteiten van de extreemrechtse NSU duidelijk maakten dat de plot van de roman betrekking had op de systematische moord op Turken en andere buitenlanders in Duitsland, de dubieuze rol van informanten uit het Bureau voor de Bescherming van de Grondwet en treffend anticipeert op het spel van verwarring van de rechtse scene (rechts vermomt zich als links).

Uit: Mein Leben in Aspik

„Meine Oma hat nie einen Hehl aus ihren Gefühlen gemacht.
Zumindest nicht vor mir. Dass sie ihrem Mann, meinem Opa, grollte, weiß ich, seit ich denken kann. Aber sie respektierte meine Auffassungsgabe. Erst als ich neun Jahre alt wurde, begann
sie, mir von ihren Mordplänen zu erzählen. Ich hatte nichts dagegen, sie waren wie spannende Gutenachtgeschichten. Mein Lieblingsmordplan ging so:
»Eines Tages, Jungchen, wird er nicht mehr so stark sein, weißt du, denn er ist sehr stark, dein Opa.«

»Wie stark?«
»Er ist stärker als alle Omas zusammengenommen.«
»Wie viele Omas gibt es denn?«
»Oh, es gibt eine Menge, aber sie alle müssen warten, bis die Opas schwächer werden. Und das passiert immer.«
»Warum denn, Oma?«
»Das weiß Gott allein. Vielleicht hat er sie stärker und dann schwächer gemacht, damit sie zuerst über die Omas herrschen, aber nicht zu lange, denn sonst könnten die Omas sie nicht mehr ermorden und müssten immer unglücklich bleiben.«
»Warum willst du Opa denn ermorden?«

»Weil er immer ganz gemein zu mir ist, Jungchen. Und gemeine Menschen müssen von Zeit zu Zeit ermordet werden.«
»Und wie willst du es machen?«
»Also, gib gut acht, denn es ist ein teuflisch guter Plan: Zuerst werde ich ihm immer weniger zu essen geben, dadurch geht das Schwächer werden noch etwas schneller.«
»Aber er wird doch Hunger haben!«, rief ich aus. Opa war wirklich ein großer und sehr starker Mann und ich konnte mir einfach nicht vorstellen, dass er aufs Essen verzichten würde. Meine Oma aber lächelte nur hintergründig und sagte:
»Findest du nicht auch, dass er in letzter Zeit ein wenig dicker um die Hüften geworden ist?«
Das war mir noch nicht aufgefallen.
»Siehst du«, sagte sie triumphierend. »Ich werde ihm einreden, dass er immer dicker werden wird, wenn er so weiter frisst. Und dann wirst du nicht mehr groß und stark sein, werde ich sagen,
sondern nur noch groß und dick, wie eine Wurst. Und weißt du, was er sagen wird?«

 

Steven Uhly (Keulen, 6 juni 1964)