Jeroen Brouwers, Ulla Hahn

De Nederlandse schrijver Jeroen Brouwers werd geboren op 30 april 1940 in Batavia, de hoofdstad van het voormalige Nederlands-Indië (tegenwoordig Djakarta, Indonesië). Zie ook alle tags voor Jeroen Brouwers op dit blog.

Uit: De zondvloed

“Jaren geleden woonde ik in een verwaarloosd huis in het hart van een dennenbos, omringd door stilte die grensde aan absoluutheid, – de stilte die klinkt nadat het revolverschot is afgegaan. Soms kwam de wind in het bos, en veroorzaakte tussen de stammen het geluid dat hoorbaar is als men in een lege fles blaast, maar de rest van de tijd bewogen alleen de hoogste toppen van de bomen, zonder geluid. Behalve door stilte werd mijn bestaan er beheerst door vocht. Het altijd groene bos was altijddurend vochtig, want geen zonnestraal drong tot de mosgrond door, en het huis viel met geen mogelijkheid droog te stoken, nog niet met de grootste kachel die ik had kunnen vinden en die ik brandende hield met kolen, met hout, met de verzamelde werken van tal van schrijvers en voorts met alles wat maar vlam wilde vatten: – binnenmuren, vloeren en plafonds van het huis bleven met waterdruppels overdekt alsof zij, ontroostbaar, niet konden ophouden met huilen, en waar de warmte niet tot de andere vertrekken kon doordringen raakte alles behangen en belegd met tapijten van schimmels en zwammen in vele tinten grijs. Dagelijks begon ik omstreeks elf uur in de ochtend jenever te drinken, om tegen het eind van de middag, bij het grauwer worden van het toch al altijd grauwe schemerlicht dat er hing, een tot de bodem geledigde fles uit het raam van mijn zogenaamde werkvertrek het bos in te gooien.
Het was in het jaar dat ik drieëndertig was geworden, – het rampenjaar in mijn leven tot dusver: alle kabels waren doorgehakt, alle ankerkettingen doorgeroest, alle schepen gezonken, – de tijd voor de balans was aangebroken, het was tijd voor conclusies.
Eerder dat jaar, in de vroege lente, was er een novelle van mij verschenen: mijn vijfde literaire publikatie in boekvorm, – ik sloot er de beginperiode van mijn schrijverij mee af. Van deze novelle verschenen vele jubelende recensies, maar evenals mijn vorige boeken bleef ook dit boek onverkocht, en niet lang later werd het evenals mijn vorige boeken aan een ramsjfirma van de hand gedaan. Iedere boom is goed om je aan op te knopen, iedere hoogte is goed om je van te pletter te storten, ieder water is goed om je in te verdrinken. Niet, dat ik per se dood wilde, hoewel, als het niet Anders kon zou het mij ook weinig hebben kunnen schelen, – ik verlangde om er een poosje niet te zijn, om een paar maanden á een halfjaar in een soort slaap, of roes, of een nog andersoortige toestand van onbewustheid, door te brengen om niet aan ‘het leven’ te hoeven deelnemen.”

 


Jeroen Brouwers (30 april 1940 – 11 mei 2022)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Ulla Hahn werd geboren op 30 april 1946 in Brachthausen. Zie ook alle tags voor Ulla Hahn op dit blog.

 

Ik ben de vrouw

Ik ben de vrouw
die je nog eens zou kunnen bellen
als de televisie je verveelt

Ik ben de vrouw
die je weer eens zou kunnen uitnodigen
als iemand heeft afgezegd

Ik ben de vrouw
die je liever niet uitnodigt
voor de bruiloft

Ik ben de vrouw
dat je liever niet vraagt
naar een foto van haar kind

Ik ben de vrouw
die geen vrouw is
voor het leven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ulla Hahn (Brachthausen, 30 april 1946)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e april ook mijn blog van 30 april 2020 en eveneens mijn blog van 30 april 2018 en ook mijn blog van 30 april 2016 deel 1 en eveneens deel 2.

K. P. Kaváfis, Monika Rinck

De Griekse dichter Konstantínos Petros Kaváfis werd geboren te Alexandrië (Egypte) op 29 april 1863. Zie ook alle tags voor Konstantínos Petros Kaváfis op dit blog.

 

Lieflijke stemmen

Zeer lieflijke stemmen die voor immer
zwegen, die alleen in
een verdrietig hart droef weerklinken.

In de dromen komen angstig en nederig
de zwaarmoedige stemmen;
zij brengen in onze zo zwakke herinnering

dierbaren die gestorven zijn; hen bedekt koude,
koude aarde en voor hen straalt
nooit meer vrolijk het morgenrood, lentes bloeien niet.

De zangerige stemmen klagen; en in de ziel
klinkt de eerste poëzie
van ons leven – als muziek, ’s nachts, in de verte.

 

 

Geschilderd

Ik besteed zorg aan mijn werk en houd ervan.
Maar vandaag ben ik ontmoedigd omdat het dichten zo traag gaat.
De dag heeft mij beïnvloed. Het wordt
aldoor donkerder. Aldoor wind en regen.
Ik wil liever kijken dan schrijven.
Op dit schilderij zie ik nu een mooie jongen
die nabij de bron is gaan liggen,
vermoedelijk moe geworden van het rennen
Wat een mooie knaap; wat een goddelijke middag
heeft hem overvallen om hem in te doen slapen. –
Zo zit ik lange tijd te kijken. En terug in de kunst,
kom ik tot rust na mijn werken aan de kunst.

 

Ionisch

Ofschoon we hun beelden braken
ofschoon we hen verjoegen uit hun heiligdommen
zijn de goden helemaal niet gestorven.
O aarde van Ionië, jou hebben ze nog steeds lief,
hun zielen gedenken jou nog immer.
Als over jou een augustusmorgen daagt
doortrekt de adem van hun leven jouw atmosfeer
en soms – vaag, snel en vluchtig, – gaat
over de toppen van je heuvels
een efebeachtige gestalte voorbij.

 

Vertaald door Hans Warren en Mario Molegraaf

 


K. P. Kaváfis (29 april 1863 – 29 april 1923)
Bronzen borstbeeld uit 1982 door Kostas Valsamis in Athene

 

De Duitse dichteres en essayiste Monika Rinck werd geboren op 29 april 1969 in Zweibrücken. Zie ook alle tags voor Monika Rinck op dit blog.

 

berouw

Horen jullie dat, zo honen honingprotocollen, hier is een voorstel:
doe het beter meteen en doe het snel. Dan hebben jullie meer tijd over
om het te berouwen. Hoe pakken jullie het aan? Ik zou het wel weten.
Ik zeg het niet. Ah, het zou eigenlijk nog sneller kunnen gaan.
Zijn jullie oud? Ik vraag het maar. Je reinste hoon. Ver weg. Kijk hier,
bijvoorbeeld dit kopje. In folie verpakt. Heeft iemand hier
een mes? Of een draad? Heeft iemand onder ons hier
het bewustzijn dat het verder gaat? Ten gunste van ons?
Kusje, liefje! Laat dat. Ik zal een advocaat bedenken,
die het tegengaat, ha. Ik zal een advocaat bedenken
die zich in jullie lobby ophangt, explodeert, in vlammen opgaat.
Wat willen jullie erin? Watjullieerinwillen, wilikweten. In het kopje.
Het ingepakte. Jullie willen nog wat dralen. Goed, draal dan.
We hebben tijd. Natuurlijk niet! Wie uit jullie groep nu nog verder
wil dralen, betreurt dan voortaan alsjeblieft wat achterwege blijft.

 

Vertaald door Miek Zwamborn

 


Monika Rinck (Zweibrücken, 29 april 1969)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e april ook mijn blog van 29 april 2019.

Gerbrand Bakker, Monika Rinck

De Nederlandse schrijver Gerbrand Bakker werd geboren in Wieringerwaard op 28 april 1962. Zie ook alle tags voor Gerbrand Bakker op dit blog.

Uit: Jasper en zijn knecht

“Ik droom regelmatig over opa Bakker. Ik denk dat ik erg van hem gehouden heb. In die dromen is zijn geur altijd heel sterk, zo’n typische oudemannenlucht, die bij een vreemde, oude man niet lekker of zelfs vies is. Bij opa Bakker was het lekker, ik pakte hem graag vast. Vlak nadat oma overleden was, had hij er ook niet zo’n zin meer in, uiteindelijk heeft hij het in zijn eentje nog zeven jaar volgehouden. Hij begon gebakken aardappelen te eten en ging weer naar de kapper waar hij van oma niet heen mocht. Hij kon zijn tijd vullen, dat was knap, en heeft tot de dag waarop hij stierf in zijn eigen huis gewoond. Hij had een hekel aan bepaalde nieuwslezers omdat hij die niet kon verstaan. Noraly Beyer was puik, Pia Dijkstra kon hij met moeite verstaan, maar het waren vooral de mompelmannen waar hij niets van hebben moest. Hij was altijd blij als je langskwam. Ik heb hem nooit horen klagen. Nee, dat is niet helemaal waar, hij zei wel eens hoe vreselijk het was als iedereen om je heen wegvalt, als je vrouw, familieleden en al je vrienden een voor een doodgaan. Hij maakte kruiswoordraadsels en redderde zo de hele dag een beetje door. Toen hij op mijn afstuderen kwam in 1992, hij was vierennegentig jaar oud — had hij de dag ervoor met opzet niet de tuin gemaaid, om extra fris te zijn. Ik denk dat hij tevreden was. Dat is een mooie staat van zijn, tevredenheid. Tot het einde heeft hij een kuif gehad. Een mooie man was hij. Naarmate hij ouder werd, kreeg hij steeds meer een zwembadpas. Ik weet dat mensen hebben geprobeerd de zwembadpas na te doen, of na te gaan hoe die geweest kan zijn, maar mijn grootvader deed het helemaal uit zichzelf. De schouders wat naar voren, de onderrug ook wat krom en dan beide armen altijd naar achteren bij het lopen, de handen duwend tegen de lucht als was die water. Dat gaf hem tot op hoge leeftijd een heel energieke uitstraling; hij was doelgericht ergens op weg naartoe. Mijn vader heeft die zwembadpas voor de helft: de schouders naar voren en de onderrug krom, maar hij zwaait niet met zijn armen, laat staan dat hij door de lucht maait met zijn handen. Er is bij hem dus geen sprake van een zwembadpas. Ik kijk wel eens opzij naar mezelf als ik langs een grote ruit kom. Nog lang niet de houding van opa of vader. Ik vrees dat ik veel meer op mijn oma lijk dan op mijn opa. Oma was zo iemand die in staat was een trui die ze voor me aan het breien was onmiddellijk uit te halen als ze hoorde dat ik met mijn vriendinnetje Joke een weekend naar Parijs zou gaan.”

 


Gerbrand Bakker (Wieringerwaard, 28 april 1962)

 

De Duitse dichteres en essayiste Monika Rinck werd geboren op 29 april 1969 in Zweibrücken. Zie ook alle tags voor Monika Rinck op dit blog.

 

krachtens een raster

Horen jullie dat, zo honen honingprotocollen, haren, uren, begeerte,
bolides, de stortberg brandde. Ruimtewapens stortten neer,
ongeremd als suikerwerk in hotels met binnenbaden. Ik zag dat
de stoeterij in de laagvlaktes aan plunderaars ten offer viel,
of was ’t het wegkwijnen van een winde? Doe iets! Krachtens
een raster! Laat zakken. Knipperend in de dwaze asymptoten kijken.
Ik zag wat gloeide uitgloeien, zag het doven en geleidelijk vervagen.
Ik zag dieren die zichzelf molken. Zag hoe bevers het een of ander
door een zeef draaiden. Ronde hoeves cirkelden, een kudde brak
in paniek dwars door een reusachtig speldenkussen, riet! Ik zag
de opgezweepte blos op de wangen der tenoren. Ik zag gangsters,
kopergroen, gemengde terreinen, mimesis. Vlechtwerk was de wapenhandel
van een taalfamilie. Superieure drugskoeriers zag ik gegrild vlees
en Pekinggroente verorberen. Ik zag: schaakhostessen
deden hun boodschappen in volgzame onmacht, opa’s, plaatsaanwijzers.
Ik keek omhoog naar de hemel. Daar waren grote vogels, trokken
hun lijnen, sloegen af. Alsof zij, ook zij, wezen op een moord.

 

Vertaald door Miek Zwamborn

 


Monika Rinck (Zweibrücken, 29 april 1969)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e april ook mijn blog van 28 april 2021 en ook mijn blog van 28 april 2020 en eveneens mijn blog van 28 april 2019 deel 1 en ook deel 2.

Robert Anker, Edwin Morgan

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Robert Anker werd geboren in Oostwoud op 27 april 1946. Zie ook alle tags voor Robert Anker op dit blog.

 

Het goede schip

In Amsterdam bij Kostverloren door de brug
kwam het hoge schip, het had de luiken open
gevaren in de stad. Het was een ochtend in april
het verkeer was stil gevallen, zelfs geen fietsbel
rinkelde want aan dit varen kwam geen einde.
Ik stak een sigaret op, met de kringelende rook
– het was windstil, het raam stond open van de auto –
tilde zich uit mij verloren wimpeling hoog op
in de lucht, met de hartslag van het schip, het zachte
razen van de stad, het tjilpen van de vogels
toen een rinkelende bel mij maande op te gaan
naar mijn verloren doel. Ver weg al zag ik net niet
haar naam onder de vlag, van de schroef het witte water.

 

Kleine Geschichte des historischen Materialismus
(De val van Icarus)

Geen boer die ooit begrijpt
wat zijn ploegen overhoop haalt.
Geen visser die beseft
wat zich niet vangen laat, zich hecht
aan een zwaarbeladen kiel,
die ruimte koos voor geld.
Toch zijn ze allen tot het eigen
handwerk ingekeerd (het is een zot
die zich maar steeds kapot vliegt
op veren, te licht voor ander heil).
De boer staat eindelijk voorop.
Geen schoonheid dan de onbedoelde
symmetrie der voren,
dan wat een vogel er in vindt.

Eeuwen was het stil toen plotseling
dit landschap in beweging kwam,
los van ons denken, onze wil.

Ik kijk omhoog, ik weet het niet,
leun op mijn stok of ik iets mis,
krab dan mijn hond, mijn schapen op de kop.

 

Uit het dorp

1 Koga miyata

Sta op, het is nu zondag aan de voorkant.
Durf een deur naar buiten uit het hoofd.
Geranium. Balkon voor jou alleen.
Geen straatgedruis beneden; slaap en zon.

Haaks op mijn kaatsend kijken komt geruis
van banden aan, massageolie, zweet:
de Pinksterrace. In Hoofddorp is de finish.
Hun verte is het wegdek, hun tijdsbesef
teruggebracht tot tienden van seconden.
Een bidon is toereikend voor hun dorst.

Ik ga terug naar binnen, naar het dorp
waar ik gewoond heb. In het hoofd dat ik
bewoon ontfiets ik slingerend mijn angst.
Spitsuur raast aan alle kanten langs.

 


Robert Anker (27 april 1946 – 20 januari 2017)

 

De Schotse dichter en vertaler Edwin Morgan werd geboren in Glasgow op 27 april 1920. Zie ook alle tags voor Edwin Morgan op dit blog.

 

Noors

Ik kende zijn naam goed, maar kon me hem niet meer herinneren.

Hij was Noorwegens antwoord op Robert Burns, een plattelander
tussen de erudieten, en hun eerste modernist.

Weet je niet wie ik bedoel? Ik heb hier geen boeken
om het na te kijken, maar heb ooit een lezing over hem gegeven:
Niet-Engelstalige modernistische schrijfstijl.
Niet Arne Garborg, hoewel hij de Odyssee wel
in het Nynorsk vertaalde, die vooral romanschrijver was. Was het Obstfelder
of Olaf Bull? Misschien was hij het wel. Hij overlapte de Victorianen.
Jij zou het moeten weten. Ik zou het moeten weten. Maakt niet uit –

Wat verbazingwekkend was in de droom, was
dat ik hele strofen van zijn gedichten uit mijn hoofd kon opzeggen.
was zelfs verbaasd over mezelf terwijl ik sliep.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Edwin Morgan (27 april 1920 – 19 augustus 2010)

 

Zie voor de schrijvers van de 27e april verder ook mijn blog van 27 april 2024 en ook mijn blog van 27 april 2020 en eveneens mijn blog van 27 april 2018 en ook mijn blog van 27 april 2016 en mijn blog van 27 april 2013 deel 1 en eveneens deel 2.

Carl Christian Elze

De Duitse dichter en schrijver Carl-Christian Elze werd geboren op 26 april 1974 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Carl-Christian Elze op dit blog.

 

vater im luftraum, nimm uns die angst
vor jeder verwandlung, öffne den schaltkreis
in unserm gehirn, der dich sieht
noch während wir atmen
noch während wir klagen
erscheine uns lächelnd und klar.
unsre gefährten: mütter und väter
brüder und schwestern und hunde
jetzt liegen sie da, erstarrt
und erwachen nie wieder.
wir kannten sie nur in bewegung
und sprechend. jetzt liegen sie da
wie die steine. vater im luftraum
lass uns die steine sprechen hören
in unsrer größten not, nimm uns die angst
vor jedem verlust, zeig uns das leben
hinter der stille.

 

der unterschied zwischen einem stein
und einem hund
scheint für menschen gewaltig zu sein.
bewegung und wachstum
fortpflanzung und entwicklung
stoffwechsel und reizbarkeit
die merkmale alles lebendigen: die ehernen sechs.
in allen schulen dieser welt
werden sie gelehrt. sie vollständig
zu nennen, und zu begründen
warum eine kerzenflamme nicht lebt
obwohl sie im wind flackert
wird immer belohnt.
10-jährige hören auf mit steinen
zu reden, mit ihren stofftieren und stöcken.
ihre gehirne verändern sich, unmerklich
von komplexeren, verzweigten galaxien
zu einfachen datenautobahnen
die nur noch im kreis fahren.
äußerlich wachsen unsere schädel
einschließlich ihrer zerfurchten füllung
aber es sind nur die raststätten, die wachsen
nicht die straßen. nur die raststätten
wachsen zu immer größeren löchern
heran, um in sich tausendschaften
zu versammeln. alle raststätten aller gehirne
sind restlos überfüllt. in jedem
quadratmillimeter lungern reisende
millionen ausgewachsene
müde gestalten
kinderzimmerträumende krüppel.

 

hölle

schlag dir das köpfchen mit einem schlag
ab! esse die äuglein, schlucke ein lämpchen
zieh auch zwei drähtchen bis zu den äuglein
drücke von außen die taste, dreh’s rädchen
siehst du beleuchtet von innen die hölle
klippen & trolle, ausgedehnte blubberseen
aufgelöste ballen, stollen, nirgendwo nirgendwo
feen. – überall falten, überall waltet
knüppelnde, treibende, stückelnde kraft.
alle die äuglein drehn sich & sehen
saugen & glauben sich tüchtig dran satt:
DAS IST DIE HÖLLE von innen besehen!
ziehe am drähtchen & zieh jedes äuglein
nach draußen & hole das lämpchen herauf
heb dir das köpfchen mit einem hub drauf.

 

in de kelder

uit mijn ogen kijken mijn vaders
als uit weckpotten: vormeloze vruchten.
Ik bewaar ze op planken in de kelder.
Ik eet ze niet. Ik haal mij iets vers
van de hoofden die met mij mee dwalen
op zinkende, hinkende ledematen.

alleen soms stoot ik er van achteren tegenaan
dan ligt daarin een vader in stukken.
& morgen lig ik in de kelder van zonen
& hou mezelf vast op de donkere planken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Carl Christian Elze (Berlijn, 26 april 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e april ook mijn blog van 26 april 2020 en eveneens mijn blog van 26 april 2019 en ook mijn blog van 26 april 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Erik Menkveld, Ted Kooser

De Nederlandse dichter Erik Menkveld werd geboren op 25 april 1959 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Erik Menkveld op dit blog.

Uit: Het grote zwijgen

“Jo steekt de pianokaarsen aan, gaat achter de toetsen zitten en bladert even In haar Marsyas-kopie. Het voorspel tot de zomernachtscene gaat ze spelen. Diepenbrock gaat achter haar staan en kijkt over haar schouders mee naar zijn eigen noten in haar prachtige handschrift en naar haar slanke vingers op hef klavier. De omhoog groeiende haren in haar nek krullen over haar kanten kraag, haar hals en armen zijn bruin van het wandelen in de zon. O die huid van haar, denkt hij, die schitterende matte teint en die sproetjes. Hij moet zich weerhouden haar even met zijn vingertoppen aan te raken, even zijn hand op haar schouder te leggen. Maar dat zou de betovering verbreken Alles moet verlangen blijven, onuitgesproken allesomvattend verlangen, net als in de muziek. Tot gisteren leek er niets aan de hand. Ze deden precies tegen elkaar als tijdens de eerdere keren dat hij haar hier in Ukkel opzocht. Ze namen een tram naar Brussel, flaneerden langs de Louisalaan of rond de uitspanning in het bos van Tervuren, dwaalden door het museum, of ze wandelden in het dorp door de lanen rond het Observatorium van de sterrenwacht en in de landelijke omgeving van Jo’s huisje. Ze praatten onverzadigbaar over boeken en uniek, musiceerden ’s avonds, als Cathrientje sliep en de juffrouw zich had teruggetrokken, en lazen daarna. Alle Amsterdamse drukte viel van hem af , deze vakantie-achtige dagen en zwijgzame avonden in het gesuis van de gaslampen, met de ramen open en de zomeravondgeuren die binnenwoeien. Jo las hem soms een passage voor die haar getroffen had, dit keer steeds uit “Het ivoren aapje”, de nieuwe
roman van een jonge Vlaamse schrijver die ze kortgeleden op een soiree persoonlijk had leren kennen. Maar vandaag, de dag voor hij terug moet na. huis, is de stemming omgeslagen. In de stad keek ze naar hem op een manier die ze anders zoveel mogelijk vermeed en die je ronduit zinnelijk zou komen noemen; aan tafel maakte ze aan een stuk door grapjes, raakte af en .e zijn hand aan en zag er goddelijk uit in haar witte blouse met korte pofmouwen. En nu speelt ze het voorspel tot de zomernachtscene uit zijn Marsyas.”

 


Erik Menkveld (25 april 1959 – 30 maart 2014)

 

De Amerikaanse dichter Ted Kooser werd geboren op 25 april 1939 in Ames, Iowa. Zie ook alle tags voor Ted Kooser op dit blog.

 

Kalkoengieren

Cirkelend boven ons, hun vleugeltippen uitgespreid
als vingers, is het alsof ze een van die naaipatronen

van vloeipapier gladstrijken,
tegen de lichtblauwe lucht

de hemel met ontspannen plezier aanraken,
slechts een paar woorden heen en weer roepen,

en alle tijd van de wereld nemen, ook al
staat de zon laag en rood in het westen, en

zijn ze achterop geraakt met het maken van lijkwaden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Ted Kooser (Ames, 25 april 1939)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e april ook mijn blog van 25 april 2020 en eveneens mijn blog van 25 april 2019 en ook mijn blog van 25 april 2016 en mijn blog van 25 april 2015 deel 2.

 

Frans Coenen, George Oppen

De Nederlandse schrijver, essayist en criticus Frans Coenen werd in Amsterdam geboren op 24 april 1866. Zie ook alle tags voor Frans Coenen op dit blog.

Uit: De kunst van Dickens en de romantiek

“Charles Dickens.
De naam heeft een grooten historischen klank. Hij staat op midden in een reeds vaag verleden. Hij dekt een gansch tijdvak, het midden-19e eeuwsche Engeland, dat over schijnt te nemen van zijn persoonlijkheid en zich te voegen naar zijn karakteristiek, als ware het inderdaad uit hem ontstaan.
En geen wonder. Nooit heeft eens schrijvers ideale macht zwaarder gewogen, wijder gestrekt, dan deze, die in gansch Engeland, maar ook ver daarbuiten, duizenden van geesten beroerde en samenbracht in ééne sfeer van aandoening, als weer een van die bekende shillings-nummers verschenen was, waar een gansche maatschappij in heet verlangen naar uitzag. Voor honderdduizenden is Dickens meer geweest dan een schrijver, een die hun ontspanning en vermaak verschafte. Hij was hun zonneschijn, hun troost, hun evangelie, vaak de voornaamste inhoud van hun wereldkennis en levensbeschouwing. Hij verzoende hen periodiek door zijn boeken met het vale leven, waarvan zij soms begonnen te twijfelen of het wel zedelijk was en moreelen zin had. Maar Dickens, hun profeet, sprak en het kreeg weer kleur en diepte en hoogeren zin. Zij lachten, schreiden, wreven hun oogen uit, of zij ook iets mochten gewaar worden van de heerlijke dwaasheid en schoone treurigheid, die hij, de Begenadigde, hun, als zijnde, had geopenbaard.
En inderdaad, soms zagen zij iets van een grimas, van een pathetisch gebaar tot nog toe onopgemerkt, zagen zij ook zichzelven in een vreemd, schril licht, dat hun werken en zwoegen toch wel een grooter beteekenis gaf en deden hun best het zoo te blijven zien, om er, waar ’t kon, naar te handelen.
Aldus maakte Dickens zijn tijd, gelijk zijn tijd hem gemaakt heeft, als diens schoonste verbeelding en innigst voor zijn medemenschen kloppend hart. Is het te verwonderen, dat de eerbied en dankbaarheid der duizenden mateloos is geweest voor hem, die hun eigen zachte gemoederen en edele opwellingen, niet minder dan hun levendige, maar verwarde verbeeldingen, aan hen openbaarde en vorm gaf!”

 


Frans Coenen (24 april 1866 – 23 juni 1936)
Portret door Ferdinand Hart Nibbrig, 1894

 

De Amerikaanse dichter George Oppen (eig. George Oppenheimer) werd geboren op 24 april 1908 in New Rochelle, New York. Zie ook alle tags voor George Oppen op dit blog.

 

Vijf gedichten over poëzie

2

Het kleine gaatje

Het kleine gaatje in het oog
Noemde Williams het, het kleine gaatje

Heeft ons naakt blootgesteld
Aan de wereld

En wil niet dicht.

Wezenloos kijkt de wereld
Naar binnen

En wij componeren
Kleuren

En het gevoel

Van thuis
En je hebt diegenen

Daarin zo gewelddadig
En zo alleen

Dat ze kunnen geen rust vinden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


George Oppen (24 april 1908 – 7 juli 1984

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e april ook mijn blog van 24 april 2021 en ook mijn blog van 24 april 2020 en eveneens mijn blog van 24 april 2019 en ook mijn blog van 24 april 2016 deel 2.

William Shakespeare, Christine Busta

De Engelse dichter en schrijver William Shakespeare werd geboren in Stradford-upon-Avon op, vermoedelijk, 23 april 1564. Zie ook alle tags voor William Shakespeare op dit blog.

 

Sonnet 8

Music to hear, why hear’st thou music sadly?
Sweets with sweets war not, joy delights in joy:
Why lov’st thou that which thou receiv’st not gladly,
Or else receiv’st with pleasure thine annoy?
If the true concord of well-tuned sounds,
By unions married, do offend thine ear,
They do but sweetly chide thee, who confounds
In singleness the parts that thou shouldst bear.
Mark how one string, sweet husband to another,
Strikes each in each by mutual ordering;
Resembling sire and child and happy mother,
Who, all in one, one pleasing note do sing:
Whose speechless song being many, seeming one,
Sings this to thee: ‘Thou single wilt prove none.’

 

Sonnet 9

Is it for fear to wet a widow’s eye,
That thou consum’st thy self in single life?
Ah! if thou issueless shalt hap to die,
The world will wail thee like a makeless wife;
The world will be thy widow and still weep
That thou no form of thee hast left behind,
When every private widow well may keep
By children’s eyes, her husband’s shape in mind:
Look what an unthrift in the world doth spend
Shifts but his place, for still the world enjoys it;
But beauty’s waste hath in the world an end,
And kept unused the user so destroys it.
No love toward others in that bosom sits
That on himself such murd’rous shame commits.

 

Sonnet 11

As fast as thou shalt wane, so fast thou grow’st
In one of thine, from that which thou departest;
And that fresh blood which youngly thou bestow’st,
Thou mayst call thine when thou from youth convertest.
Herein lives wisdom, beauty, and increase;
Without this folly, age, and cold decay:
If all were minded so, the times should cease
And threescore year would make the world away.
Let those whom nature hath not made for store,
Harsh, featureless, and rude, barrenly perish:
Look whom she best endow’d, she gave the more;
Which bounteous gift thou shouldst in bounty cherish:
She carv’d thee for her seal, and meant thereby,
Thou shouldst print more, not let that copy die.

 


William Shakespeare (23 april 1564 – 23 april 1616)
Borstbeeld in Verona, de stad van Julia en Romeo

 

De Oostenrijkse dichteres Christine Busta werd geboren op 23 april 1915 in Wenen. Zie ook alle tags voor Christine Busta op dit blog.

 

Ontmoetingen in de regen

Egel, mijn kleine stekelbroer,
goed gecamoufleerd als een brok aarde
in de natte weide gerold.

Doe maar alsof je dood bent! Ik weet wel beter:
helemaal binnenin verbergen wij beiden
onze verwondbare levenswarmte.

 

Vertaald door Germain Droogenbroodt

 


Christine Busta (23 april 1915 – 3 december 1987)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e april ook mijn blog van 23 april 2020 en eveneens mijn blog van 23 april 2019 en ook mijn blog van 23 april 2017 deel 3.

Giorgio Fontana, Louise Glück

De Italiaanse schrijver Giorgio Fontana werd geboren op 22 april 1981 in Saronno. Zie ook alle tags voor Giorgio Fontana op dit blog.

Uit: Aan ons vooraf (Vertaald door Jan van der Haar)

“Nadat hij zich op de wagen had gehesen, zag voetsoldaat Maurizio Sartori de mensenmassa over de weg voortgaan. Een gewonde naast hem spuwde en drukte zijn helm over zijn gezicht, terwijl een hond naar de pantserwagen blafte, al rennend met zijn tong uit zijn bek. De verlaten kanonnen lagen in het grauwe licht. Drie wapenbroeders keerden stomdronken terug in de colonne, zwaaiend met de uit de boerderijen gestolen zakken meel en worsten, en met brokken kaas op de punt van hun bajonet. ‘God, wat een feest!’ schreeuwden ze. Verderop, zover het oog reikte, lag de vlakte, eindeloos vaag in de regen, en de rook van de verbrande opslagplaatsen kringelde lichtjes omhoog. Om de kilometer probeerden groepen burgers zich aan te sluiten, verjaagd naar de kant van de weg of langs de natte akkers. De vrouwen droegen jutezakken op hun rug en pakken onder hun arm, terwijl magere, vuile kinderen opgewonden door de vlucht ballen aarde gooiden. De mensen voegden zich al vloekend en elleboogstotend bij hen, naast ossen, schapen en kippen. Maurizio liet zich weer op de grond zakken en Ballarin kneep hem in een arm. `Afgesproken dus?’ fluisterde hij. ‘Zodra het kan met de Calabrees?’ Het koperen kruis bungelde uit zijn uniform en hij had glanzende, bijna ontstelde ogen, twee waterkiezels. Ook hij was dronken. Maurizio knikte. Even later trokken ze de Tagliamento over. De colonne was door het verloop versmald en de pantserwagens en de paarden belemmerden de doortocht. Iedereen duwde en spoorde anderen aan om op te schieten, want zo dadelijk zouden de geniesoldaten de brug opblazen. Nu was de massa ondoordringbaar en Maurizio raakte buiten adem: vanaf de reling boog hij zich naar het donkere, woelige water, de gezwollen rivier die hen zou verdedigen. Onwillekeurig dacht hij aan de doden. Vrijwel op slag lijken de doden niet meer op ons. Hij had er een hoop gezien en geen had de trekken van de levenden; ze waren onbegrijpelijk en dom als beesten of stenen. Hij voelde zijn adem stokken. Toen hij aan de overkant kwam, wiste hij het zweet van zijn voorhoofd en Ballarin kuste zijn koperen kruis. ‘Goed,’ zei hij. ‘Ditmaal is het echt afgelopen.’ Binnen een paar minuten barsten de knallen los. Maurizio keek met duizenden anderen om en zag een middenstuk van de brug inzakken, afbreken en in de rivier belanden. De op het geraamte overgebleven mensen maakten heftige bewegingen en binnen de afstand ontwikkelde zich een donkere stofwolk. Na een moment van stilte brulde iedereen van vreugde.”

 


Giorgio Fontana (Saronno, 22 april 1981)

 

De Amerikaanse dichteres, essayiste en schrijfster Louise Elisabeth Glück werd geboren op 22 april 1943 in New York. Zie ook alle tags voor Louise Glück op dit blog.

 

De witte roos

Dit is de aarde? Dan
hoor ik hier niet.

Wie ben jij in dat verlichte raam,
overschaduwd nu door de flapperende blaadjes
van de lijsterbes?
Kun jij overleven waar ik het niet haal
tot na de eerste zomer?

De hele nacht bewegen en ruisen de tengere
takken van de boom bij het klaarlichte raam.
Leg me mijn leven eens uit, jij die geen teken geeft,

hoewel ik je aanroep in de nacht:
ik ben niet als jij, ik heb slechts
mijn lichaam als stem, ik kan niet
verdwijnen de stilte in –

en in de kille ochtend drijven
echo’s van mijn stem
over het donkere aardoppervlak,
witheid die gestaag in duister oplost

alsof je uiteindelijk toch een teken gaf
om mij ervan te overtuigen dat jij het hier ook niet redde

of om me te tonen dat jij het licht niet bent waar ik naar riep
maar het zwarte erachter.

 

Vertaald door Erik Menkveld

 


Louise Glück (22 april 1943 – 13 oktober 2023)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e april ook mijn blog van 22 april 2020 en eveneens mijn blog van 22 april 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Ostern (Joachim Ringelnatz), Louise Glück

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 


Pasen – eieren versieren door Dusan Vukovic, 2013

 

Ostern

Wenn die Schokolade keimt,
Wenn nach langem Druck bei Dichterlingen
“Glockenklingen” sich auf “Lenzesschwingen”
Endlich reimt
Und der Osterhase hinten auch schon presst,
Dann kommt bald das Osterfest.

Und wenn wirklich dann mit Glockenklingen
Ostern naht auf Lenzesschwingen, –
Dann mit jenen Dichterlingen
Und mit deren jugendlichen Bräuten
Draussen schwelgen mit berauschten Händen –
Ach, das denk ich mir entsetzlich,
Ausserdem – unter Umständen –
Ungesetzlich.

Aber morgens auf dem Frühstückstische
Fünf, sechs, sieben flaumweich gelbe, frische
Eier. Und dann ganz hineingekniet!
Ha! Da spürt man, wie die Frühlingswärme
Durch geheime Gänge und Gedärme
In die Zukunft zieht
Und wie dankbar wir für solchen Segen
Sein müssen.

Ach, ich könnte alle Hennen küssen,
Die so langgezogene Kugeln legen.

 


Joachim Ringelnatz (7 augustus 1883 – 17 november 1934)
De Sankt Marien dom in Wurzen, de geboorteplaats van Joachim Ringelnatz

 

De Amerikaanse dichteres, essayiste en schrijfster Louise Elisabeth Glück werd geboren op 22 april 1943 in New York. Zie ook alle tags voor Louise Glück op dit blog.

 

Vespers

Ooit geloofde ik in je; ik plantte een vijgenboom.
Hier, in Vermont, land
zonder zomer. De proef op de som: als de boom bleef leven
zou dat betekenen dat jij bestond.

Volgens deze logica besta je niet. Of je bestaat
uitsluitend in warmere klimaten,
op het verzengende Sicilië, in Mexico, in Californië,
waar ze de onvoorstelbare
abrikoos kweken en de tere perzik. Misschien
zien ze jouw aangezicht in Californië; hier zien we nog niet
de zoom van je kleed. Ik moet mezelf dwingen
de tomatenoogst met John en Noah te delen.

Als er ooit in een andere wereld recht wordt gedaan, moeten
degenen zoals ik, door de natuur gedwongen
tot levens van onthouding, het leeuwendeel
van alles krijgen, alle
onderworpenen aan honger, gulzigheid zijn dat
om jou te prijzen. En niemand prijst
intenser dan ik, met meer pijnlijk
beteugeld verlangen, of verdient het meer
gezeten te zijn aan jouw rechterhand, als die bestaat, en deel te hebben
aan de bederfelijke, onsterfelijke vijg
die zich niet verkassen laat.

 

Vertaald door Erik Menkveld

 


Louise Glück (22 april 1943 – 13 oktober 2023)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e april ook mijn blog van 21 april 2020 en eveneens mijn blog van 21 april 2019 deel 2 en eveneens deel 3.