Maria Barnas, Rita Dove

De Nederlandse schrijfster, dichter en beeldend kunstenaar Maria Barnas werd geboren in Hoorn op 28 augustus 1973. Zie ook alle tags voor Maria Barnas op dit blog.

 

2 X 1

Hoe moet ik gaan liggen in het bed
van een woedende man?
Ik heb hem zo gemaakt

Ik vroeg hem dingen en ik hield niet op
de dingen te vragen die van elk bestaan
een versleten vloerkleed maken

Vergeef me ik ben moe
Ik weet niet altijd wat ik doe. Hier.

Ga je weg?
Wil je dat ik ga?

Maar voordat je gaat. Wat bedoelde je precies
met Fuck jou duizend jaar?

 

1 X 2

‘Trek je toch niet alles aan’ zeg je

Ik zie een grotere man voor mij
met een ligbad en meloen in de tuin aan zee

Hij schenkt witte wolken
in mijn glas blauwe lucht

IJsblokjes rinkelen in het landschap

En de dag is een tafel van twee. Precies
en zo overzichtelijk

dat ik een lied wil zingen
Ik kan niet zingen

De man zegt ‘Trek je toch niet alles aan’

Dan mis ik jou zo:
ik zal je nooit laten gaan

 

Santa Maria Magiare

Er is een hoge koepel hier
waar julirozen vallen
als zomersneeuw

ik zie geen handen
want wij moeten een mirakel zien

 


Maria Barnas (Hoorn, 28 augustus 1973)

 

De Amerikaanse schrijfster en dichteres Rita Frances Dove werd geboren op 28 augustus 1952 in Akron, Ohio. Zie ook alle tags voor Rita Dove op dit blog.

 

Getuigenis

Ooit toen de aarde nieuw was
en de hemel enkel fluistering,
toen de namen van dingen
zich nog niet hadden gehecht;

ooit toen de flauwste briesjes
zomer versmolten tot herfst
en alle populieren beefden
bevallig in het gelid . . .

riep de wereld en antwoordde ik.
Elke oogwenk ontvlamde tot aanblik.
Ik hield mijn adem in en noemde dat leven,
bezwijmde tussen lepels vol citroenijs.

Ik was pirouette en bloei.
Ik was vlam en filigraan.
Hoe kon ik mijn zegeningen tellen
zonder kennis van hun namen?

Ooit toen alles nog moest komen,
lekte geluk uit alle kieren,
Ik gaf de wereld mijn belofte,
en de wereld volgde me tot hier.

 

Vertaald door Jabik Veenbaas

 


Rita Dove (Akron, 28 augustus 1952)

 

Zie voor de schrijvers van de 28e augustus ook mijn blog van 28 augustus 2020 en eveneens  mijn blog van 28 augustus 2018 en eveneens mijn blog van 28 augustus 2017 en ook mijn blog van 28 augustus 2016 en ook mijn twee blogs van 28 augustus 2015.

Tom Lanoye, Guillaume Apollinaire

De Belgische dichter, schrijver en vertaler Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook alle tags voor Tom Lanoye op dit blog.

Uit: ReinAard: Schelmenroman

Wat is er fokking fout met mij?
Ik smeet mij wel, zelfs voor goed geld,
Op het verminken van the Shake
En het verbasteren van Vondel.
Geen meesterwerk was mij te heilig –
Amok en bagger maakte ik
Van Goethe en antieke Grieken,
Van tering-Tsjechov, schele Sartre
En de rest van de reutemeteuten…

Geen vege voorvader bleef veilig:
Ik goot ze door mijn zeefje tot
Ze klonken als door God gezonden.
(Wel eerst door mij gevierendeeld,
Verknipt, verknapt en weer verbonden.)

Maar nooit, putain! – hoe is dat mogelijk? –
Zocht ik mijn stuff in eigen streek.
Juist ik. Gescheten, uitgespogen,
In ’t Zotte Land van Waas & Wee
Waar ooit een vos de wellust preekte.

Een glorieus en geestig beest,

Ontwapenend gewetenloos,
Van zeden los en los van God –
Een rot in zijn vak,
Een dot van een schoft,
Het kruim van het schuim,
The best of the beasts:

EEN VOS

 


Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

 

De Franstalige schrijver en dichter Guillaume Apollinaire werd in Parijs geboren op 26 augustus 1880. Zie ook alle tags voor Guillaume Apollinaire op dit blog.

In de tuin van Anna

Gewis indien wij in het jaar zeventienzestig hadden geleefd 

Is dat de datum die u ontcijfert Anna op die bank van steen

En als per ongeluk ik Duitser was geweest
Maar per geluk heel dicht bij u zou zijn geweest
Zouden we vagelijk en vrijwel aldoor in het Frans
Gesproken hebben over liefde
En hartstochtelijk hangend aan mijn arm
Had u mij horen praten van Pythagoras
Daarbij aan de koffie denkend
Van over een half uur 

En de herfst zou net als die herfst geweest zijn
Dat de berberissen en wijnranken kronen kregen

En onverwacht zou ik gebogen hebben
Voor nobele dames dik en smachtend

Ik zou geheel alleen en langzaam
Gedurende lange avonden
Dikke tokajer of malvezij savoureren
Ik zou mijn Spaans gewaad gedragen hebben
Om de weg op te gaan waarover
In een oude koets mijn grootmoeder arriveert
Die het vertikt om Duits te verstaan

Ik had verzen vol mythologie geschreven
Over uw borsten het landleven en de dames
Uit de omstreken

Menige wandelstok had ik gebroken
Op de ruggen van landmannen

Ik zou ervan gehouden hebben om naar muziek te luisteren
Terwijl ik ham at

Ik had in het Duits gevloekt ik zweer het u
Als u me verrast zou hebben door die rosse dienstmeid
Vol op de mond te kussen

U zou zich verontschuldigd hebben in dat bosje van blauwbessen

Even zou ik geneuried hebben
Dan zouden we naar de geluiden van de schemering geluisterd hebben

 

Vertaald door Leo van der Sterren

 


Guillaume Apollinaire (26 augustus 1880 – 9 november 1918)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e augustus ook mijn blog van 27 augustus 2023 en ook mijn blog van 27 augustus 2019 en ook mijn blog van 27 augustus 2018 en ook mijn blog van 27 augustus 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Paula Hawkins, Guillaume Apollinaire

De Britse schrijfster Paula Hawkins werd geboren op 26 augustus 1972 en groeide op in Salisbury (het huidige Harare in Zimbabwe) in Rhodesië. Zie ook alle tags voor Paula Hawkins op dit blog.

Uit: Het blauwe uur (Vertaald door Henske Marsman)

“In de snijdende kou van een verblindende oktoberochtend staat James Becker op de loopbrug, met zijn heup tegen de leuning, een sigaret te rollen. De beek stroomt zwart en langzaam onder hem door, met water dat bijna bevriest, sijpelend als stroop over de roestbruine stenen. Dit punt is halverwege zijn dagelijkse wandeling naar zijn werk, die twaalf minuten duurt vanaf de Gamekeeper’s Lodge, waar hij woont, naar Fairburn House, waar hij werkt. vijftien minuten als hij een rookpauze houdt. De kraag van zijn jas omhoog, een steelse blik over zijn schouder; voor een buitenstaander lijkt hij misschien iets heimelijks te hebben, maar daar heeft hij geen reden toe. Hij hoort hier. Hoe verbazingwekkend ook – zelfs hij kan het nauwelijks geloven. Hoe kan hij, vaderloze bastaardzoon van een supermarktkassière, openbareschooljongen in een goedkoop pak, hier wonen en werken, in Fairburn, tussen de aristocraten? Hij pást hier niet. Maar op de een of andere manier, dankzij hard werken, stom geluk en slechts een vleugje verraad, is hij hier toch. Hij steekt zijn sigaret op en kijkt nog één keer over zijn schouder naar de lodge, waar het warme licht uit het keukenraam de beukenhaag goud kleurt. Niemand kijkt naar hem – Helena zal nog wel in bed liggen, het kussen tussen haar knieën geklemd – dus niemand ziet dat hij zijn belofte om te stoppen verbreekt. Hij is wel geminderd, naar nog maar drie per dag. Zodra het water bevriest, denkt hij, stop ik helemaal. Hij leunt achterover tegen de reling, neemt een ferme trek van zijn sigaret en kijkt naar de heuvels in het noorden. Er ligt al een dun laagje sneeuw op de toppen. Ergens tussen hier en daar loeit een sirene, en Becker meent op de weg een flits van blauw licht te zien, een ambulance of politieauto. Zijn bloed stroomt snel en zijn hoofd tolt van de nicotine. In zijn maag voelt hij, zwak maar onmiskenbaar, een steek van angst. Hij rookt snel, alsof het op die manier minder schade aanricht, en schiet de peuk over de reling het water in. Hij steekt de brug over en loopt knarsend over het berijpte gazon in de richting van het huis.
Als hij de deur van zijn kantoor opendoet, is zijn vaste telefoonlijn aan het rinkelen. ‘Hallo?’ Becker klemt de hoorn tussen zijn schouder en kin, zet zijn computer aan en draait op zijn stoel om met uitgestrekte arm het koffiezetapparaat op het bijzettafeltje aan te zetten. Na een korte stilte hoort hij een heldere, afgemeten stem: ‘Goedemorgen. Spreek ik met James Becker?’ ‘Jazeker.’ Becker typt zijn wachtwoord in en wurmt zich uit zijn jas. ‘Juist.’ Weer een stilte. ‘Met Goodwin, Tate Modem.’

 


Paula Hawkins (Salisbury, 26 augustus 1972)

 

De Franse schrijver en dichter Guillaume Apollinaire werd in Parijs geboren op 26 augustus 1880. Zie ook alle tags voor Guillaume Apollinaire op dit blog.

 

De vensters

Van rood naar groen sneuvelt al het geel
Als ara’s zingen in hun verre regenwouden
Orgaanvlees van pihi’s
We moeten een gedicht schrijven over de vogel met één vleugel
We sturen het straks door per telefoon
Reusachtig trauma
Het laat de ogen stromen
Daar zit een mooi meisje tussen die jongedames uit Turijn
De arme jongen snuit zijn neus in zijn witte das
Je zal het gordijn omhoogtrekken
En kijk nou daar gaat het venster open
De handen weven licht als spinnen
Schoonheid bleekheid onpeilbare violetten
We zullen tevergeefs op adem willen komen
Om twaalf uur ’s nachts gaan we beginnen
Wanneer je tijd hebt ben je vrij
Alikruik puitaal velerlei zonnen en de zee-egel van de schemering
Een oud paar gele schoenen voor het venster
Torens
De torens zijn de straten
Putten
Putten zijn de pleinen
Putten
Holle bomen die de dolende creoolsen beschutten
De lichtgekleurde zwarten zingen duistere liedjes
Voor hun kastanjekleurige vrouwen
En de gans gan-gan trompettert noordwaarts
Waar jagers op wasberen
Bontvellen schoonschrapen
Eclatante diamant
Vancouver
Waar de trein wit van sneeuw en van nachtelijk vuur de winter ontvlucht
O Parijs
Van rood naar groen sneuvelt al het geel
Parijs Vancouver Hyères Maintenon New York en de Antillen
Het venster slaat open als een mooie oranje
Vrucht van het licht

 

Vertaald door Wouter van der Land

 


Guillaume Apollinaire (26 augustus 1880 – 9 november 1918)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e augustus ook mijn blog van 26 augustus 2023 en ook mijn blog van 26 augustus 2021 en ook mijn blog van 26 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 26 augustus 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Martin Amis, Charles Wright, David Szalay

De Engelse schrijver Martin Amis werd geboren op 25 augustus 1949 in Cardiff, South Wales. Zie ook alle tags voor Martin Amis op dit blog.

Uit: Het interessegebied (Vertaald door Janneke van der Meulen)

“In de officiersclub, gezeten op een paardenharen sofa, omringd door bronzen paardentuig en paardenprenten en onder het genot van ersatzkoffie (koffie voor paarden) zei ik tegen Boris Eltz, met wie ik al mijn leven lang bevriend was: ‘Heel even was ik weer jong. Het leek wel liefde: `Liefde?’ ‘Ik zei: het léék liefde. Kijk niet zo geschrokken. Het léék liefde. Een gevoel van onvermijdelijkheid. Je weet wel. Als het begin van een langdurige, heerlijke romance. Romantische liefde: ‘Déjà vu en de hele santenkraam? Ga door. Help mijn geheugen een handje: ‘Tja. Pijnlijke bewondering. Pijnlijk, ja. En gevoelens van nederigheid en onwaardigheid. Zoals jij met Esther: ‘Dat is iets heel anders,’ zei hij en priemde met een vinger naar me. ‘Dat is puur vaderlijk. Je snapt het wel als je haar ziet: `Hoe dan ook. Toen was het voorbij en ik… En ik vroeg me gewoon af hoe ze eruit zou zien zonder kleren aan: `Zie je nou wel? Ik vraag me nooit af hoe Esther eruit zou zien zonder kleren aan. Als het gebeurde, zou ik ontzet zijn. Ik zou mijn ogen afwenden: ‘En zou jij je ogen afwenden, Boris, van Hannah Doll?’ ‘Hmm. Wie had gedacht dat de Ouwe Zuiplap zo’n mooie vrouw zou hebben: ‘Ik weet het. Niet te geloven: `Die Ouwe Zuiplap. Maar even serieus. Ik weet zeker dat hij altijd al een zuiplap was. Maar hij is niet altijd oud geweest: Ik zei: ‘De meisjes zijn wat? Twaalf, dertien? Dus zij is van onze leeftijd. Of iets jonger: `En de Ouwe Zuiplap bezwangerde haar toen ze wat – achttien was?’ `Toen hij van onze leeftijd was: `Goed dan. Dat ze met hem getrouwd is, moeten we haar dus maar vergeven,’ zei Boris. ‘Achttien. Maar ze is niet bij hem weggegaan, hé. Hoe wil je dat rechtbreien?’ `Weet ik. Het is moeilijk om..: `Mmm. Ze is te lang voor mij. En nu ik erbij stilsta, ze is ook te lang voor de Ouwe Zuiplap’.
En opnieuw stelden we elkaar de vraag: waarom zou iemand zijn vrouw en kinderen hierheen halen? Hierheen? Ik zei: `Deze omgeving is meer geschikt voor mannen: ‘0, dat weet ik niet. Sommige vrouwen vinden het niet erg. Sommige vrouwen zijn net zoals de mannen. Jouw tante Gerda bijvoorbeeld. Die zou het hier uitstekend naar haar zin hebben: ‘Tante Gerda zou er geen principieel bezwaar tegen hebben; zei ik. ‘Maar dat ze het hier naar haar zin zou hebben, nou nee: ‘Zal Hannah het hier naar haar zin krijgen?’ ‘Ze maakt niet de indruk: ‘Nee, dat is waar. Maar ze is nog steeds de echtgenote van Paul Doll, vergeet dat niet: ‘Hm. Dan zal ze zich misschien wel thuis gaan voelen; zei ik. ‘Ik hoop het maar. Mijn fysieke verschijning sorteert meer effect bij vrouwen die het hier naar hun zin hebben: 1. Wij hebben het hier niet naar onze zin: ‘Nee. Maar wij hebben elkaar, goddank. Dat is niet niks: ‘Wat je zegt, jochiejij hebt mij en ik heb jou’.

 


Martin Amis (25 augustus 1949 – 19 mei 2023)

 

De Amerikaanse dichter Charles Wright werd geboren op 25 augustus 1935 in Pickwick Dam, Tennessee. Zie ook alle tags voor Charles Wright op dit blog.

Morgen

Hij was op zoek naar de metafysica van het alledaagse:
Een beetje dauw op het gras bij zonsopgang,
Een druppel bloed in de avondbomen,
Een druppel vuur.

Als je niet schijnt, ben je duisternis.
De toekomst is genadeloos,
ieders naam staat geschreven
op het schutblad van het Boek van Sneeuw.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Charles Wright (Pickwick Dam, 25 augustus 1935)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Hongaars-Britse schrijver David Szalay werd geboren in 1974 in Montreal, Canada, als zoon van een Canadese moeder en een Hongaarse vader. Zijn familie verhuisde vervolgens naar Beiroet. Ze werden gedwongen Libanon te verlaten na het uitbreken van de Libanese Burgeroorlog en verhuisden vervolgens naar Londen, waar Szalay naar de Sussex House School ging. Szalay studeerde vervolgens aan de Universiteit van Oxford. Na zijn afstuderen werkte hij in Londen in de verkoop. Hij verhuisde naar Brussel en vervolgens naar Pécs in Hongarije om zijn ambitie om schrijver te worden na te jagen. Szalay heeft een aantal hoorspelen voor de BBC geschreven. Zijn boek met korte verhalen “Turbulence” uit 2018 ontstond uit een reeks programma’s van 15 minuten voor BBC Radio 4. De twaalf verhalen van “Turbulence” volgen verschillende mensen op vluchten over de hele wereld. Het onderzoekt de globalisering van familie en vriendschap in de 21e eeuw. Hij won de Betty Trask Award voor zijn debuutroman, “London and the South-East”, en de Geoffrey Faber Memorial Prize. Sindsdien heeft hij nog drie andere romans geschreven: “Innocent” (2009), “Spring” (2011) en “Flesh” (2025). Een bundel korte verhalen, “All That Man Is”, werd genomineerd voor de Man Booker Prize en won in 2016 de Gordon Burn Prize. The Spectator schreef dat “niemand de supertriestigheid van het moderne Europa zo goed weet te vangen als Szalay.” Szalay werd opgenomen in de lijst van The Telegraph van de 20 beste Britse schrijvers onder de 40 uit 2010, en in de Granta Best of Young British Novelists uit 2013. In 2025 werd Szalay’s roman “Flesh” genomineerd voor de Booker Prize van 2025.

Uit: All That Man Is

“He leaves the office two hours earlier than usual. Mid-afternoon, half-empty train to Gatwick. A window seat on the plane. Weak tea, and a square of chocolate with a picture of Alpine pasture on the wrapper. And then it hits him. Floating over the world, the hard earth fathoms down through shrouds of mist and vapour, the thought hits him like a missile. Wham. This is it. This is all there is. There is nothing else.
A silent explosion.
He is still staring out the window.
This is all there is.
It’s not a joke. Life is not a joke.

She is waiting for him at arrivals, holding up an iPad with his name on it, though she knows what he looks like from his picture on the website and approaches him, smiling, as he stands there facing the wall of drivers with their flimsy signs.
‘James?’ she says.
The difference in height is significant.
‘You must be Paulette.’
She has a scar – is it? – on her lower lip, a pale little lump, somewhat off centre. There is a handshake. ‘Welcome to Geneva,’ she says.
And then, the motorway – on stilts, through tunnels. France. The low sun on one side of his face. Fresh evening light.
She says, ‘So, tomorrow.’
‘Yes.’ He is watching something outside, something on the move in the green-gold light. Everywhere he looks, he sees money.
‘I’ve arranged for us to meet them at the site,’ she says.
‘Fine. Thank you.’ She is efficient, he knows that. She answers his emails promptly, with everything he needs.
He had started speaking to her in French, as he followed her out of the arrivals lounge. She had answered in English, and for a minute there was a silly situation with each of them speaking the other’s language.”

 


David Szalay (Montreal, 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e augustus ook mijn blog van 25 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 25 augustus 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Stephen Fry, Malcolm Cowley, Charles Wright, Vincenzo Latronico

De Engelse komiek, schrijver, acteur en presentator Stephen John Fry werd geboren in Londen op 24 augustus 1957. Zie ook alle tags voor Stephen Fry op dit blog.

Uit: Helden (Vertaald door Ineke van den Elskamp, Frits van der Waa, Pon Ruiter en Henny Corver)

“Ontbijt op de Olympos. Zeus zit aan het uiteinde van een lange stenen tafel. Hij nipt van zijn nectar en denkt na over de dag die voor hem ligt. Een voor een druppelen de andere Olympiërs binnen en schuiven aan. Ten slotte verschijnt Hen. Ze neemt plaats op haar zetel aan het andere uiteinde van de tafel, tegenover haar echtgenoot. Haar gezicht is verhit, haar haar zit in de war. Zeus kijkt enigszins verbaasd op. `In al die jaren dat ik je ken ben je nog nooit te laat geweest voor het ontbijt. Niet één keer.’ `Nee, dat klopt,’ zegt Hen. ‘Het spijt me, maar ik heb slecht geslapen en ik ben niet helemaal mezelf. Ik had vannacht een nare droom. Heel naar. Wil je hem horen?’ ‘Uiteraard’, liegt Zeus. Hij vindt het vreselijk als iemand anders in geuren en kleuren over een droom vertelt, net als wij allemaal. `Ik droomde dat we werden bestormd,’ zegt Hen. ‘Hier, op de Olympos. De Giganten kwamen in opstand, beklommen de berg en vielen ons aan.’ `Tjongejonge…’ `Het was geen grapje, hoor, Zeus. Ze kwamen met zijn allen naar boven en vielen ons aan. En je bliksemschichten haalden niets uit. Die schampten als onschuldige dennennaalden van ze af. De leider van de Giganten, de grootste en sterkste, had het op mij persoonlijk voorzien en probeerde me… me… probeerde zich aan me op te dringen.’ `Nee toch. Wat afschuwelijk,’ zegt Zeus. ‘Gelukkig was het maar een droom.’ Wis het wel een droom? Hm? Het was allemaal zo helder. Het had meer weg van een visioen. Een voorspelling wellicht. Die heb ik eerder gehad. Dat weet je.’ Dat was waar. Door Hera’s rol als godin van huwelijk, familie, fatsoen en orde zag je makkelijk over het hoofd dat ze ook een sterk ontwikkeld zesde zintuig had.
`En hoe liep het af?’ `Heel raar. We werden gered door je vriend Prometheus en…’ Dat is mijn vriend niet,’ snauwt Zeus. Prometheus’ naam mag niet worden genoemd op de Olympos. De klank van de naam van zijn voormalige goede vriend is voor Zeus als citroensap op een snee. `Als jij het zegt, lieverd. Ik vertel alleen maar wat ik heb gedroomd, wat ik zag. Het gekke is dat Prometheus een mens bij zich had. En die sterfelijke man trok de Gigant van me af, gooide hem van de Olympos en redde ons.’ `Een mens, zeg je?’ `Ja. Een man. Een sterfelijke held. En in mijn droom wist ik, ik weet niet precies hoe en waarom, maar het was duidelijk, heel duidelijk, dat die man afstamde van Perseus.’ `Perseus, zeg je?’ `Perseus. Geen twijfel mogelijk. De nectar staat bij jou, lieverd…’ Zeus geeft de kruik door. Perseus. Die naam heeft hij lang niet gehoord. Perseus…”

 


Stephen Fry (Londen, 24 augustus 1957)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Malcolm Cowley werd geboren op 24 augustus 1898 in Belsano, Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Malcolm Cowley op dit blog.

Uit: Exile’s Return

Prologue: The Lost Generation

 “This book is the story to 1930 of what used to be called the lost generation of American writers. It was Gertrude Stein who first applied the phrase to them. “You are all a lost generation,” she said to Ernest Hemingway, and Hemingway used the remark as an inscription for his first novel. It was a good novel and became a craze—young men tried to get as imperturbably drunk as the hero, young women of good families took a succession of lovers in the same heartbroken fashion as the heroine, they all talked like Hemingway characters and the name was fixed. I don’t think there was any self-pity in it. Scott Fitzgerald sometimes pitied himself, and with reason. Hart Crane used to say that he was “caught like a rat in a trap”; but neither Crane nor Fitzgerald talked about being part of a lost generation. Most of those who used the phrase about themselves were a little younger and knew they were boasting. They were like Kipling’s gentlemen rankers out on a spree and they wanted to have it understood that they truly belonged “To the legion of the lost ones, to the cohort of the damned.” Later they learned to speak the phrase apologetically, as if in quotation marks, and still later it was applied to other age groups, each of which was described in turn as being the real lost generation; none genuine without the trademark. In the beginning, however, when the phrase was applied to young writers born in the years around 1900, it was as useful as any half-accurate tag could be.
It was useful to older persons because they had been looking for words to express their uneasy feeling that postwar youth—“flaming youth”—had an outlook on life that was different from their own. Now they didn’t have to be uneasy; they could read about the latest affront to social standards or to literary conventions and merely say, “That’s the lost generation.” But the phrase was also useful to the youngsters. They had grown up and gone to college during a period of rapid change when time in itself seemed more important than the influence of class or locality. Now at last they had a slogan that proclaimed their feeling of separation from older writers and of kinship with one another.”

 


Malcolm Cowley (24 augustus 1898 – 27 maart 1989)

 

De Amerikaanse dichter Charles Wright werd geboren op 25 augustus 1935 in Pickwick Dam, Tennessee. Zie ook alle tags voor Charles Wright op dit blog.

 

HALVE MAAN

Kijk naar de halve maan,
Hoe hij wint terwijl hij verliest;

Hoe hij zijn ware vervulling vindt,
Maar toch nog moet worden vervuld;

Hoe hij zijn eigen pad kent,
En door de nacht zal oprijzen
Met een koude blik
Zonder angst, zonder medelijden—

Halve manen, mogen jullie opstijgen
Uit de duisternis van mijn vingertoppen
Zoals jullie opstijgen aan de hemel,
Zonder wroeging, zonder excuus.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Charles Wright (Pickwick Dam, 25 augustus 1935)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Italiaanse schrijver en vertaler Vincenzo Latronico werd geboren in Rome in 1984. Hij verhuisde later naar Milaan om filosofie te studeren. In 2008 publiceerde hij zijn debuutroman, “Ginnastica e Rivoluzione”, gevolgd door “La cospirazione delle colombe” (2011), “La mentalità dell’alveare” (2013), “Narciso nelle colonie” (2013), “Le perfezioni” (2022) en “La chiave di Berlino” (2023). Vertalingen van zijn romans zijn in meer dan twintig landen gepubliceerd en in 2025 werd hij genomineerd voor de International Booker Prize voor “Le perfezioni” (vertaald in het Engels door Sophie Hughes als Perfection). Hij vertaalde werk van o.a. Oscar Wilde, F. Scott Fitzgerald en George Orwell. Latronico publiceerde in La Stampa en Corriere della Sera, en hij is een vaste medewerker van het weekblad Internazionale.

Uit: De perfecties (Vertaald door Manon Smits en Pieter van der Drift)

“Het zonlicht overspoelt de woonkamer door het erkerraam, legt een smaragdgroene glans over de opengewerkte bladeren van een breed uitwaaierende monstera, weerkaatst op de vloer van brede, honingkleurige planken. De stengels beroeren de rugleuning van een fauteuil van Scandinavische makelij, waarop een opengeslagen tijdschrift ligt met de rug naar boven. Het smaragdgroen van de plant, het rood van het omslag, het petrolblauw van de bekleding en het lichte oker van de vloer steken af tegen het poederwit van de muren, dat terugkomt in een stukje licht tapijt dat aan de rand uit beeld verdwijnt. Op de volgende foto is het gebouw van de buitenkant te zien, een appartementencomplex in libertystyle met acanthusbladeren en betonnen citrusvruchten op de daklijsten. Het witte pleisterwerk amper zichtbaar onder een laag fluorescerende graffiti, flarden van aanplakbiljetten, afgebladderde verf; de gestucte timpanen van de bel-etages nauwelijks te onderscheiden onder de roetkorst. Vroeg-twintigste-eeuwse luxe en hedendaagse verloedering zijn verstrengeld in een vrije, decadente sfeer, met een vleugje erotiek. Een paar ramen zijn dichtgetimmerd met verschoten spaanplaat, maar achter de andere zijn planten en lichtsnoeren te zien. Een waterval van klimop stort van een balkon omlaag naar het trottoir. In de keuken rechthoekige glanzende reliëftegels; een massief houten aanrechtblad; een keramische dubbele gootsteen; open keukenkastjes met apothekerspotten vol rijst en granen en kruiden en koffie; blauw-witte emaillen borden; een metalen stang waaraan ijzeren koekenpannen zonder antiaanbaklaag en olijfhouten pollepels hangen. Op het aanrecht een waterkoker van geborsteld rvs, een Japanse theepot, een rode blender. Er staan aardewerken potjes met verse kruiden op de vensterbank, basilicum en munt en bieslook maar ook bonenkruid, majoraan, koriander, dille. De stoelen rond de tafel komen van een school, de tafel zelf is een oude marmeren deegplaat. Hij wordt verlicht door een harmonicalamp, bevestigd aan de wand tussen de botanische lithografie van een araucaria en de reproductie van een Britse oorlogsposter. Dan de woonkamer, welig met gemakkelijke, woest groeiende planten die beschut staan in de glazen nis gevormd door de erker: de breed uitwaaierende monstera die zijn glanzende bladeren naar het glas uitstrekt; een ficus lyrata die vanuit een grote betonnen pot de lucht in groeit; twee planken vol binnenklimplanten en hangende pepero-mia’s, erwtenplanten en pilea’s, waarvan de verstrengelde bladeren tot op de houten vloer vallen.”

 


Vincenzo Latronico (Rome, 1984)

 

Zie voor de schrijvers van de 24e augustus ook mijn blog van 24 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 24 augustus 2019 en ook mijn blog van 24 augustus 2018.

Koos Dijksterhuis, William Henley

De Nederlandse schrijver, journalist en dichter Koos Dijksterhuis werd geboren op 23 augustus 1962 in Amersfoort. Zie ook alle tags voor Koos Dijksterhuis op dit blog.

 

Goethe

Ja, Goethe had iets heel aparts
Beklom de heuveltop de Brocken
Om weer naar Sorge af te zakken

De Duivelsstoel, een troon van kwarts
Daar werd Mephisto op betrokken
Ja, Goethe had iets heel aparts

De eikenwouden van de Harz
Die hij bezong maar onverschrokken
Als functionaris om liet hakken
Ja, Goethe had iets heel aparts

 

Tovertherapie

Laatst kwam ik bij een tovertherapeut
ik werd verpletterd onder haar charisma
ze overtuigde me: ik nam een clisma
de slechte energie die moest eruit

En werd ik ayurvedisch planteneter
dan werd ik ongetwijfeld nóg veel beter!
ik huppelde naar huis – het leek getover –
want al mijn klachten waren eensklaps over

Ik werd asceet en schoon mijn lichaam kwijnde
was ik gezond en bovenal voldaan
ik kon de slechte energie weerstaan!
en toen ik dood ging vond ik dat het einde

Dus laat u, mocht u het hiernamaals vrezen
eens door een tovertherapeut genezen!

 

Kalverliefde

Hij haat geheimseks en het celibaat
Hij haat de orde die hij dus verlaat
De monnik is volkomen uitgekloosterd

Als burger is de man algauw getrouwd
Omdat hij zo enorm van kinderen houdt
Hij lust ze rauw, maar liever nog geroosterd

 


Koos Dijksterhuis (Amersfoort, 23 augustus 1962)

 

De Engelse dichter en schrijver William Ernest Henley werd geboren op 23 augustus 1849 in Gloucester. Zie ook alle tags voor William Henley op dit blog.

 

Onoverwinnelijk

Vanuit een peilloze diepte, zwart als de nacht,
een duisternis zo lang als mijn leven,
dank ik een God, welke is mij om het even,
voor een ziel met onverwoestbare kracht.

Het lot grijpt mij met klauwen beet,
maar ik geef geen krimp, slaak geen enkele kreet.
Al regent het nog zo veel slagen in mijn leven,
mijn hoofd is bebloed, maar ik houd het geheven.

Want waar ik nu slechts ween en smacht,
is het enkel een schaduw die op mij wacht.
Al duren de jaren nog zo lang,
ze mogen verstrijken, ik ben niet meer bang.

De poort is smal, een nauwe gang,
de lijst met straffen ellenlang,
maar ik houd de teugels strak in handen,
mijn zielenheil leg ik nimmer aan banden

 

Vertaald door Kris Eikelenboom

 


William Henley (23 augustus 1849 – 11 juli 1903)
Portret door Francis Dodd, 1900

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e augustus ook mijn blog van 23 augustus 2024 en ook mijn blog van 23 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 23 augustus 2018 en ook mijn blog van 23 augustus 2016 en ook mijn blog van 23 augustus 2015 deel 2.

Griet Op de Beeck, Dorothy Parker

De Vlaamse schrijfster en columniste Griet Op de Beeck werd geboren in Turnhout op 22 augustus 1973. Zie ook alle tags voor Griet Op de Beeck op dit blog.

Uit: Het beste wat we hebben

“Hij had er drieënveertig jaar over gedaan om erachter te komen, maar hij was niet gemaakt om zich schrap te zetten. Lucas trok zijn schouders naar achter en ontspande ze weer. Hij hees de mouwen van zijn colbert zo ver mogelijk omhoog en krabde aan beide onderarmen. Behalve de rode strepen die zijn nagels achterlieten zag hij nog steeds niks ongewoons, en toch was de jeuk om gek van te worden. ‘Diep in- en uitademen,’ hij zei het hardop tegen zichzelf, nadrukkelijk: ‘In en weer uit.’ Eenentachtig meter hoog, had hij gelezen. De brug stond hier al langer dan Lucas bestond, en sindsdien waren er elk jaar gemiddeld veertienenhalf mensen afgesprongen. Hij wilde de rekensom niet maken. Hij boog zich over de brede reling en staarde de diepte in. Het duizelde hem, hij klemde zich vast aan het ruwe beton, maar hij bleef kijken. Een straat, water en een spoorweg, stilstaande auto’s, bomen in alle kleuren groen, daken van huizen, slordig naast elkaar geplakt, gevels met ramen en deuren, allemaal dicht, een weg die een verte tegemoet draaide, een wandelaar met een hond, alles in miniatuur, alsof het niet echt was, niet meedeed met het leven hierboven. De immense diepte zoog en verpletterde. Hij kwam behoedzaam overeind, zette een stap achteruit en staarde naar de wolken, almaar rusteloos in beweging, alsof ze probeerden de lucht te ontvluchten. ‘In en uit, in en uit.’ Lucas probeerde zijn stem zo kalm mogelijk te laten klinken. Hij wist eigenlijk niet hoe hij hier was beland. Hij was in zijn auto gestapt, dat wist hij nog, en terwijl hij naar zijn gordel reikte, besefte hij dat hij nog steeds zijn toga droeg. Hij stapte weer uit en trok het onding gejaagd over zijn hoofd, hij bleef met een elleboog haken aan een mouw, hij hoorde iets scheuren en vloekte. Hij zwierde het zwarte gewaad op de achterbank en trok zijn colbert aan. Hij vond het potsierlijk, telkens die verkleedpartij, hij vermoedde dat hij met die mening een stevige minderheid vertegenwoordigde onder zijn collega’s. Hij ging weer in zijn auto zitten. Hij schuurde met zijn onderarmen over het stuur. Hij hoorde de bode aan komen lopen: ‘Edelachtbare?! Edelachtbare, wat…?!’ Lucas deed alsof hij het niet hoorde. De sleutel in het contact, gas geven, niet nadenken, rijden, de parkeergarage uit. En nu stond hij hier, op deze vreemde brug. Hij ging met zijn handen door zijn haar, voelde de vingertoppen langs zijn schedel. De hoofdpijn viel amper te verdragen, alsof ze met wetboeken tegen zijn slapen sloegen. Lucas’ telefoon trilde in zijn binnenzak. Maar hij wilde niemand horen nu, of hij was niet in staat om te praten met wie ook, dat was het misschien eerder. Hij wist het niet.”

 


Griet Op de Beeck (Turnhout, 22 augustus 1973)

 

De Amerikaanse dichteres en critica Dorothy Parker werd geboren in New York op 22 augustus 1893. Zie ook alle tags voor Dorothy Parker op dit blog.

 

Een heel kort lied

Ooit liet mij een man, ik was pril en echt,
In m’n eigen sop gaarkoken –
Eerst had hij, en dat was heel slecht,
Mijn broze hart gebroken.

Liefde is doem en ongeluk,
Daar moet je je voor bergen.
Ooit brak ik ’t hart van een ander stuk,
En dat was nog veel erger

 

Vertaald door Peter Verstegen

 


Dorothy Parker (22 augustus 1893 – 7 juni 1967)
In 1928

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e augustus ook mijn blog van 22 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 22 augustus 2019 en ook mijn blog van 22 augustus 2016 en ook mijn blog van 22 augustus 2015 deel 1 en ook deel 2.

X. J. Kennedy, Charles Reznikoff

De Amerikaanse dichter, schrijver, vertaler en bloemlezer X.J. Kennedy werd geboren in Dover, New Jersey op 21 augustus 1929. Zie ook alle tags voor X. J. Kennedy op dit blog.

 

Famous Poems Abbreviated

1

Of man’s first disobedience and its fruit
Scripture has told. No need to follow suit.

2

Once upon a midnight dreary,
Blue and lonesome, missed my dearie.
Would I find her? Any hope?
Quoth the raven six times, “Nope.”

3

Whoosh! – hear the Sea of Faith’s withdrawing roar?
So, baby, let’s make love tonight, not war.

4

Who will go drive with Fergus now?
You lazy cocks and cunts,
I thought I’d ask you anyhow.
Well don’t all speak at once.

5

Whose woods these are I think I know.
Shall I just sack out in the snow
And freeze? Naaaa, guess I’d better go.

 

Blues for Oedipus

Oracle figured
You’d come a cropper,
Kingdom-killin
Mammyjammin
Poppa-bopper!

Gods dished you the shit
Like you deserves—
Now your eyeballs
Danglin
From they optic nerves.

 


X. J.. Kennedy (Dover, 21 augustus 1929)

 

De Amerikaanse dichter Charles Reznikoff werd op 30 augustus 1894 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Charles Reznikoff op dit blog.

 

Davids Schild

Toen spraken de profeten: Onze God is niet van klei,
die we in onze zadeltassen dragen;
die gegoten wordt van zilver of fijn goud,
een kalf dat in onze huizen staat met blinde ogen, onbuigzame knieën;

Wie is de Koning van de Glorie?
Hij is van eeuwigheid tot eeuwigheid;
wij dalen af in de duisternis van het graf,
maar alle lichten van de hemel zijn van Hem.

De rook van uw offers is afschuwelijk, spreekt de HEER.
Ik haat uw vieringen, uw feesten en uw vasten;
vereer Mij in rechtvaardigheid;
vereer Mij in goedheid voor de armen en de zwakken,
in gerechtigheid voor de wees, de weduwe, de vreemdeling onder u,
en in gerechtigheid voor hem die zijn loon uit uw hand neemt;
want Ik ben de God van het Recht, Ik ben de God van de Rechtvaardigheid.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Charles Reznikoff (30 augustus 1894 – 22 januari 1976)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e augustus ook mijn blog van 21 augustus 2024 en ook mijn blog van 21 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 21 augustus 2019 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 deel 2.

Anneke Brassinga, Aubrey Beardsley

De Nederlandse dichteres, schrijfster en vertaalster Anneke Brassinga werd geboren in Schaarsbergen op 20 augustus 1948. Zie ook alle tags voor Anneke Brassinga op dit blog.

 

De rivier en het knuffeldier

De rivier houdt van je.
De rivier houdt eindeloos veel van je.
De rivier zal alles van je slikken,

een en al blinde liefe zal ze zijn.
De rivier houdt van jou zoveel
als van ieder ander. In haar armen

mag je liggen, schoon zal ze
je likken tot het bot.
Van wie ze houdt, het laat haar koud.

Maar wat je altijd meedroeg al die tijd,
het knuffeldier zo zacht zo dwingend
met zijn domme trouwe knoopjes

die oog hebben voor niets dan voor jou,
het hopeloos met hart en ziel verslingerd
wollig wezen dat van jou is, bij geen ander

ooit nog die versleten warmte vindt –
hem moet je achterlaten en verraden
als je de lonkende rivier ingaat.

 

Envoi

Ik wil u aan mijn voeten leggen.
Knielende kameel
met zachte mond uw droefenis
besnuffelend –
kom berg u in mijn zand.
Des wereld wildernis wil ik
verzoenen, lippen drenkende
kameel vol bulten zijn,
wonden en builen dragend
van de reis door brem en kuilen.
Reikt het tot zwerk, dit zachte oog
dat sap weent van dorst?
Rijst er een horizon als ik u
mijzelf reik, versmachtend?
Fata morgana, dorst naar ons.

 

Appels van Cézanne

Dat zijn pas gloeilampen,
oogst in de hand van vuur
die penseelt. Er is geen schil.

Rusten ze? Het blad ligt scheef.
Ze houden zich aan schaduw stil.
Een bloem zweeft door de muur.

 


Anneke Brassinga (Schaarsbergen, 20 augustus 1948)

 

De Engelse dichter, schrijver en illustrator Aubrey Vincent Beardsley werd geboren op 21 augustus 1872 in Brighton. Zie ook alle tags voor Aubrey Bewardsley op dit blog.

 

Kappersballade

Dit is ’t verhaal van Carrousel,
De kapper van Meridian Street,
Wiens schaar-en-kam-en-scheermesspel
Elk spraakloos van aanbidding liet.

Van Prins, Vorstin en heel het hof
Schikte slechts hij de lokkentooi
En aan zíjn zorg mat men de lof
Voor schonen van divers allooi.

Steeds stremden koets en cabriolet
De route naar de puikcoiffeur;
Als bijen bij een blij boeket
Dromden de dandy’s aan zijn deur.

Los krullend bracht zijn meesterhand
Esprit aan in de saaiste facie;
Godinnen uit oud Griekenland
Schonk hij een nieuwe praal en gratie.

Poeders, parfums, kleurstoffen fijn,
Odeuren, zalven zonderling,
Vergaten dat zij kostbaar zijn
En straalden van bewondering.

Zo vlug ging hem het krullen af,
Bijna te spreken leek zijn tang;
Het scheermes was een toverstaf
Met feeling voor de teerste wang.

Toch kende hij geen hoovaardij,
Hij viel zo door zijn eenvoud op!
Zijn dagtaak slechts beminde hij
En nu en dan een schouder klop.

Hij leende met gelijk respect
Probleem èn kleinigheid het oor;
En niemand zei: die kapper trekt
Een van de beide sexen voor.

Hoe kwam het dan, een zomerdag,
Bij ’t kappen van een koningskind,
Dat men hem tergend lijzig zag
Werken, talmend en treuzelend?

’t Princesje was een wildebras
Van dertien jaar zo ongeveer,
Dat mooi en lief en aardig was –
Een lentebloem bij zonnig weer.

Haar gouden haar viel lang en glad
Terneer langs ogen vol van pret;
Zij was lyrisch en lief, als had
Schubert haar op muziek gezet.

Driemaal sneed Carrousel een lok,
Drie keer maakte hij ’t ongedaan;
Tweemaal schroeide de tang haar rok,
Tweemaal stootte hij lomp haar aan.

Zijn vingers werden stroef en dik,
De ivoren kam kreeg eigen macht;
Iets vaags versluierde zijn blik,
Dat vreemd de vloer tot wank’len bracht.

Hij leunde op zijn kapcommode;
Zijn vingers friemelden, hij wist
Zich zo bespottelijk als een bode
Die een banaal bericht opdist.

Hij greep de 4711,
Brak in zijn handen ’t flesseglas;
Hij voelde zich alsof hij zèlf
Een Koning, sterk en eenzaam was.

’t Princesje gaf een kleine kreet,
Carrousel’s snee was scherp en diep;
Stil ging hij – een droom die vergleed,
Waarna de slaper verdersliep.

Toen hij ’t vertrek voldaan verliet,
Gnuifde hij om ’t gelukte spel.
Men hing hem in Meridian Street,
U bidt vergeefs voor Carrousel.

 

Vertaald door D. J. Spinalta

 


Aubrey Beardsley (21 augustus 1872 – 16 maart 1898)
Zelfportret, 1892

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e augustus ook mijn blog van 20 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 20 augustus 2019 en ook mijn blog van 20 augustus 2017 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Jonathan Coe, Li-Young Lee

De Engelse schrijver Jonathan Coe werd geboren op 19 augustus 1961 in Birmingham. Zie ook alle tags voor Jonathan Coe op dit blog.

Uit: De Rotters Club ( Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema)

“Op een heldere, blauwzwarte sterrenavond in het jaar 2003 zaten twee jonge mensen in de grote stad Berlijn aan een tafeltje in een restaurant. Hun namen waren Sophie en Patrick. Deze twee mensen hadden elkaar tot die dag nooit ontmoet. Sophie was in Berlijn met haar moeder en Patrick was er met zijn vader. De moeder van Sophie en de vader van Patrick hadden elkaar ooit, langgeleden, heel vluchtig gekend. De vader van Patrick was zelfs heel even verliefd geweest op de moeder van Sophie, in de tijd dat ze nog op school zaten. Maar het was twintig jaar geleden dat ze voor het laatst een paar woorden met elkaar hadden gewisseld. ‘Waar denk je dat ze naartoe zijn?’ vroeg Sophie. ‘Naar een of andere disco, denk ik. Lekker aan het housen.’ ‘Dat meen je toch niet?’ ‘Natuurlijk niet. Mijn vader is zijn hele leven nog nooit in een disco geweest. De laatste plaat die hij heeft gekocht was van Barclay James Harvest.’ ‘Van wie?’ ‘Dat bedoel ik.’ Sophie en Patrick keken hoe het enorme, helder verlichte gevaarte van glas en beton, het nieuwe Rijksdaggebouw, in zicht kwam. Het restaurant dat ze hadden uitgezocht, boven in de televisietoren die uitrees boven de Alexanderplatz, draaide sneller rond dan ze allebei verwacht hadden. Blijkbaar was het in de jaren zestig zo ontworpen, om de superioriteit van de Oost-Duitse technologie aan te tonen. ‘Hoe gaat het nu met je moeder?’ vroeg Patrick. ‘Is ze weer wat opgeknapt?’ ‘0, het stelde niet zoveel voor. We zijn naar het hotel teruggegaan en ze is een poosje gaan liggen. Daarna voelde ze zich weer kiplekker. Een paar uur later zijn we zelfs gaan winkelen. Zo ben ik aan deze rok gekomen.’ ‘Hij staat je prachtig.’ ‘Hoe dan ook, ik ben blij dat het gebeurd is, want anders had had je vader haar nooit herkend.’ ‘Dat is waar.’
‘En dan hadden wij hier ook niet gezeten, hè? Het is vast voorbestemd. Of zoiets.’ Het was een vreemde situatie waarin ze waren beland. Er leek spontaan een zekere vertrouwelijkheid te zijn opgebloeid tussen hun ouders, ook al hadden ze elkaar een hele tijd niet gezien. Ze hadden zich met een soort vreugdevolle opluchting in het weerzien gestort, alsof deze toevallige ontmoeting in een Berlijnse tearoom op de een of andere manier de tussenliggende decennia zou kunnen uitwissen, het verdriet van hun voorbijgaan zou kunnen wegnemen. Zodoende zaten Sophie en Patrick nu in een andere, ongemakkelijker vorm van vertrouwelijkheid wat stuntelig tegenover elkaar.”

 


Jonathan Coe (Birmingham, 19 augustus 1961)

 

De Amerikaanse dichter Li-Young Lee werd geboren op 19 augustus 1957 in Jakarta, Indonesië. Zie ook alle tags voor Li-Young Lee op dit blog.

 

Van bloesems

Van bloesems komt
deze bruine papieren zak perziken
die we kochten van de vreugde
bij de bocht in de weg waar we afsloegen naar
de borden met Perziken erop.

Van beladen takken, van handen,
van zoete kameraadschap in de bakken,
komt nectar langs de kant van de weg, sappige
perziken die we verslinden, met stoffige schil en al,
komt het vertrouwde zomerstof, stof dat we eten.

O, om wat we liefhebben in ons op te nemen,
om een boomgaard in ons te dragen, niet alleen
de schil te eten, maar ook de schaduw,
niet alleen de suiker, maar ook de dagen, het fruit
in onze handen te houden, het te aanbidden en dan in
de ronde vreugde van perzik te bijten.

Er zijn dagen dat we leven
alsof de dood nergens
op de achtergrond is; van vreugde
naar vreugde naar vreugde, van vleugel naar vleugel,
van bloesem naar bloesem naar
onmogelijke bloesem, naar zoete onmogelijke bloesem.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Li-Young Lee (Jakarta, 19 augustus 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e augustus ook mijn blog van 19 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 19 augustus 2019 en ook mijn blog van 19 augustus 2017 deel 2.