Adriaan van Dis, Rafael Alberti

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.

Uit: De kolonie mept terug

“WE GAAN EEN REIS MAKEN. Van kolonie naar revolutie. Van heden naar toekomst. Maar we beginnen met Stilte:
De vogels zongen. De auto’s knorden niet meer. Geen streep aan de hemel. Coronavirus: lockdown maart 202o. Heerlijke tijd — niet voor een bijstandsmoeder met jengelkinderen maar wel voor iemand die naar een lege agenda verlangt om te schrijven aan de tiende Kousbroeklezing. Te houden 14 april 2020. Het was zo stil in huis dat ik de boeken in mijn kast hoorde fluisteren. Leesherinneringen drongen zich op. Als ik voor de dikke meter boeken van Rudy Kousbroek stond, hoorde ik zijn stem. Krakerig, en ik rook zelfs de geur van een verboden sigaret.
Kousbroek is naar schatting mijn meest gepavoiseerde auteur: plakkertjes, post-itvelletjes, leesvaantjes. Al lezend kon ik het kennelijk niet laten om veel van zijn zinnen aan te strepen. Zoals deze: ‘Schaamte, spijt en verlangen, dat zijn voor mij de emoties verbonden aan ons koloniale verleden, maar de meeste van deze is het verlangen.
Toen Kousbroek in februari 1992 te gast was in ons VPRO-boekenprogramma — om over zijn toen net verschenen Het Oost-Indisch kampsyndroom te komen praten — vroeg ik hem naar dat verlangen: de beelden, de tropensensaties die hem het sterkst waren bijgebleven. Een vraag die ik van zijn redacteur Tilly Hermans moést stellen. `Eh, eh… dat weet ik niet meer.’ De schrijver van vloeiende zinnen klapte totaal dicht. Op papier kon hij prachtig mijmeren over de opdampende geuren na een tropische regen en de smaak van schaafijs, maar er publiekelijk over praten vond hij kennelijk te beschamend. Ook in zijn essays over de kolonie Nederlands-Indië verkoos hij de strenge toon boven gezwijmel. Bij herlezing trof het me zelfs hoezeer hij de schaamte en de schuld grondiger heeft verkend dan het verlangen.
Al die strepen en papiertjes in zijn boeken zijn stille getuigen van een gesprek dat ik al jaren met hem voer — ook na zijn dood. Ach, lieve Rudy, wat heb ik toch veel van je geleerd. Dat ik niet `jappen’ moest zeggen, maar ‘Japanners’, niet `concentratiekamp’ maar ‘interneringskamp’. En: `Hoed je voor leedconcurrentie’. Kousbroek was allergisch voor zelfmedelijden en wars van een cultuur van slachtofferschap. `Slachtofferschap is in. Het verovert de wereld:* Om die reden lukte het hem ook nauwelijks te schrijven over het verblijf in zijn laatste kamp Si Rengo-Rengo. Hij was streng voor zichzelf en streng voor zijn Indische lotgenoten. Natuurlijk erkende hij de abominabele manier waarop de mensen uit Indië door de Nederlandse regering zijn behandeld’, maar dat was nog geen excuus om de feiten te verdraaien. Al besefte hij wel dat clichés en mythes een functie hebben: ‘de mensen willen helemaal niet weten of ’t echt waar is — het geeft betekenis aan hun leven en daarom houden ze eraan vast. Pogingen om iets ervan te ontzenuwen roepen alleen maar woede op, dan zijn zij “diep gekwetst” omdat “hun lijden niet wordt erkend.”

 


Adriaan van Dis (Bergen aan Zee, 16 december 1946)

 

De Spaanse dichter en schrijver Rafael Alberti werd geboren op 16 december 1902 in El Puerto de Santa María (Cádiz). Zie ook alle tags voor Rafael Alberti op dit blog.

 

Met Pablo Neruda in het hart

I.
Eerst zeiden ze (ik hoorde het vroeg in de ochtend):
Pablo Neruda is vermoord.

Het was van heel ver dat zijn brieven kwamen,
hulpkreten, kreten vol eenzaamheid en pijn,
van ver over zee.

Ach, ik vergeet mijn eigen taal,
sorry voor de fouten.
Stuur me een woordenboek.

Op een dag, op een wintermiddag,
viel een manuscript, als de laatste reddeloze bladeren van de herfst,
in mijn handen open.
Het heette: Verblijf op aarde.

Als as, als zee zich bevolkende,
in de overstroomde traagheid, in het vormeloze,
of zoals hoog boven de wegen
de klokken kruiselings weergalmen…

Het was een dode galop,
een hart dat in de verte sloeg,
een kreet, nee niet van de aarde,
meer van de verzonken wortels van het vuur,
de geboortepijn van een boom, de pijn
van een steen die verkalkt is door de bliksem.

Pablo Neruda is gestorven. (Dat hoorde ik een andere ochtend).
De zaak was rechtgezet; wat maakt het uit?
Door mijn tranen heen komen de herinneringen.

Hoe kan ik die ochtend op mijn terras vergeten,
de laatste sneeuw tegen het blauwe decor van de Guadarrama,
de eerste woorden van onze ontmoeting,
zijn verre beeld, eindelijk aanwezig?

Je gaf ons alles, toen,
de goedheid van de pas verschenen broeder,
wanhopige, onstuimige zangen,
en in ruil gaven wij je vreugde
en daarmee de hand waar je lang op wachtte.
Zo werd je immense eenzaamheid bevolkt,
werd Miguel, Manolo, Vicente, Federico…,
werd heel de lyrische stem van Spanje
die de vleugels monteerde aan je groene paard,
want mooi waren de winden die het doorsneed
en mooi de nieuwe galop van de hoeven op de uitgesleten stenen.

 

Vertaald door Barber van de Pol

 


Rafael Alberti (16 december 1902 – 27 oktober 1999)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e december ook mijn blog van 16 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Jan van Nijlen, Hans Magnus Enzensberger

De Vlaamse dichter en schrijver Jan van Nijlen werd geboren op 10 november 1884 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan van Nijlen op dit blog.

 

Zomer in Gelderland

Weet gij nog hoe een blij geluk verwekte
in onze ziel het eerste feest der zon?
toen, na veel mist en kou, in ’t uitgestrekte
geldersche dal de zomer overwon.

Hoe geurde de appelboom met onbevlekte
roomwitte bloem, al wat hij bloeien kon!
waarrond de vlucht der luid-gonzende insekten
een breeden krans van zingend leven spon.

Hoe hebben wij, weet ge? gekeken naar
het leven onder elken vorm: de verre
en hooge vlucht van blanken oeievaar,

den rooden beuk in ’t licht met het karmijn
der blaren en, ’s avonds, den glans der sterren
in ’t zwarte water van den ouden Rijn.

 

La vita nuova

Wanneer de Zomer ’t woord spreekt der bevrijding
dat in het woud van boom tot boom verzucht,
als ’t licht ontwaakt tot in de verste lucht
door de enkele echo dezer blijde tijding,

gaat alles leven met een begeleiding
van kleur en toon, langs veld en lucht,
in ’t streven tot het allerschoonst: de vrucht
die wordt geboren uit die hooge wijding.

Zooals de Zomer de allerzoetste vrijheid
aan landen schenkt die stralend hij bevrucht,
zoo zal de Liefde, die ik heb geducht,

nieuw krachten geven aan mijn angstig bloed,
en rijpen met haar zegenenden gloed
mijn winterweemoed tot een zomerblijheid.

 

In ’t oude tuintje

In ’t oude tuintje waar zooveel pioenen
in ’t hooge gras gloeien als vlekken bloed,
en waar kastanjeboomen donker groenen
wijl reeds hun bloem verwelkte in den gloed,

staat op een groen-bemosten, marm’ren voet
– herinnering aan heidensche visioenen –
een god met leden sterk en lippen zoet,
die een godin – marmer als hij – blijft zoenen.

Daarachter glanst eene niet te overziene
helblauwe lucht; en zoo stil is het uur
onder de wolk der bloeiend blauw glycienen,

als waar’ de tuin, wen steeds het water weent
langsheen de steenen van den grijzen muur,
lijk ’t marmerbeeld allegoriek versteend.

 

Jan van Nijlen (10 november 1884 – 14 augustus 1965)
Cove

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

Geprivilegieerde delicten

Het is verboden personen in brand te steken.
Het is verboden personen in brand te steken die in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning.
Het is verboden personen in brand te steken die zich aan de wettelijke bepalingen houden en in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning.
Het is verboden personen in brand te steken van wie niet te verwachten valt dat zij het voortbestaan en de veiligheid van het Koninkrijk der Nederlanden in gevaar brengen.
Het is verboden personen in brand te steken voorzover hun gedrag daar geen aanleiding toe geeft.
Het is in het bijzonder ook jongeren die, gezien het gebrek aan zinvolle vrijetijdsbesteding en uit onbekendheid met de desbetreffende bepalingen alsmede op grond van hun stuurloosheid psychisch gevaar lopen, niet toegestaan mensen zonder aanzien des persoons in brand te steken.
Het moet, gelet op het prestige van het Koninkrijk der Nederlanden in het buitenland, dringend worden afgeraden.
Het hoort niet.
Het is niet gebruikelijk.
Het mag geen regel worden.
Het moet niet.
Niemand is ertoe verplicht.
Het mag niemand worden verweten als hij het nalaat personen in brand te steken.
Iedereen geniet het grondrecht om te weigeren.
Verzoekschriften van deze strekking moeten worden gericht aan de bevoegde instantie.

Nota bene. Wie deze tekst in een andere taal overbrengt, wordt verzocht ‘Bundesrepublik Deutschland’ bij wijze van proef te vervangen door de officiële naam van zijn eigen land. Deze voetnoot moet ook in de vertaling blijven staan.

 

Vertaald door Angela Adriaansz.

 

Hans Magnus Enzensberger (11 november 1929 – 24 november 2022)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e november ook mijn blog van 10 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Tonnus Oosterhoff, Lina Kostenko

De Nederlandse dichter en schrijver Tonnus Oosterhoff werd geboren in Leiden op 18 maart 1953. Zie ook alle tags voor Tonnus Oosterhoff op dit blog.

 

Lager

De winter maakt de gehoorgangen lang.
In hun nachthok schreeuwen de witte pauwen.
Dat is aan de andere kant van de stad.

Nu het zoontje dat nog komen moet
schrijlings op zijn kleine slee
bovenaan een boshelling
klappertandend neuriënd.

Hij is gelukkig, koud en bang.
Hij weet, maar nog niet zeker,
wat gedachten maken kunnen,
wat een kop verstouwen kan.

 

Storm op til

De wind raakt van de bomen in de war.
De post bezorgt een elektrische deken.
Een hand tekent vlug voor ontvangst. Dag. Dag.
Zon en schaduw vallen van links en rechts.
De schoolkinderen rennen af en aan
over tegels vol vegen, tegels vol streken.
De oranje deuren gaan open en dicht.
De schemer wordt in de straat gespoten.
Schijnwerpers thuiskomen. Dag. Dag.
De nieuwe deken. Dat werd tijd.
Meteen maar proberen? Gekke vent.
De wind ziet opgeblazen. Hij gebruikt
medicijnen vanwege je weet wel.
Staat in het donker midden op straat,
laat alarmen afgaan. Verdomme.
Niet weer hè? Net nu ik lig.

 

Winter in Leimuiden

Het ijs ligt blindweg vuistdik.
Over wat zon leunen halflange wolken.
Ze hoesten gedwongen achter hun hand, zacht.

Maar op het onderlicht
schaatst mijn vriend pijnstekel.

Ja, achter op de Westeinder
is die onverschillige Stekel in de weer.
Volgens hem moet het zijn ijzers nu verduren,
de sporen, de verschillen die hij maakt.

Waar je niet mag zijn.

 

Tonnus Oosterhoff (Leiden, 18 maart 1953)

 

De Oekraïense schrijfster en dichteres Lina Kostenko werd op 19 maart 1930 geboren in Rzhyshchiv. Zie ook alle tags voor Lina Kostenko op dit blog.

 

Vleugels

Dat is zo… die, die vleugels hebben, hebben geen grond nodig
Is er geen grond? Dan zal het een wolk zijn.
Is er geen veld? Dan zal het vrijheid zijn.
Is er geen liefde? Dan zal het de hemel zijn.

Hier is. misschien, waarheid van vogels.
Maar hoe is het met de mens? Wat is er met de mens?
Die wonen op de grond, en kunnen niet vliegen.
Maar vleugels hebben ze wel
En deze vleugels zijn niet van dons gemaakt,
Maar uit echtheid en toeverlaat.

Iemand heeft die vleugels vanuit getrouwheid in liefde gemaakt.
Iemand vanuit levenslange trachten.
Iemand vanuit oprechtheid in werk.
Iemand vanuit misdadigheid voor zorgen.
Iemand vanuit een liedje of hoop.
Of uit poëzie of droom

Mensen kunnen niet vliegen…
Maar toch wel over vleugels beschikken.

 

Vertaald door Olha Melnyk

 

Lina Kostenko (Rzhyshchiv, 19 maart 1930)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e maart ook mijn blog van 18 maart 2021 en ook mijn blog van 18 maart 2020 en eveneens mijn blog van 18 maart 2019 en ook mijn blog van 18 maart 2018 deel 2 en eveneens deel 3 en ook mijn blog van 18 maart 2017 deel 3.

Hester Knibbe, Carl Sandburg

De Nederlandse dichteres Hester Knibbe werd geboren op 6 januari 1946 in Harderwijk. Zie ook alle tags voor Hester Knibbe op dit blog.

 

Van heel oude mensen

ik krimp tot nooit gewilde stilte
straks ben je weg, leef ik langzaam verder
wit en versteend – heel oude sneeuw,
straks lig je alleen en geblinddoekt.

wie zal me nog noemen als jij bent verdwenen –
stapvoets maak je je los in de zomer,
er hangt een ijzeren klok in de ruimte
die wet slaat, die jou wegslaat.

als alle vruchten van de zomer rijp zijn,
als alles doodbloeit in de regentijd,
moeten we terugvloeien in onszelf
als hemel en aarde gescheiden

[2]

in haar blauwe hortensia-kamer
liefkoost ze het onvoltooide,
borduurt ze verbaasde mirakels
op het dunne stramien van de horizon.

de dag raakt verstrikt in weefsel
van wat ze maar niet kan vergeten,
wordt een niet te ontwarren draad,
elk uur een wirwar van steken.

maar als ze draden en naald
terzijde legt, haar haar schikt, haar
kamer uitgaat, merkt niemand op straat,
heeft niemand direct een vermoeden

hoe, in de ban van de blauwe hortensia’s,
zij deus-ex-machina afmaakt
wat onvoltooid niet overgaat

[3]

gesloten doen ze elke morgen
opnieuw je dode deuren open

je bent nog lang niet uitgestorven,
al wordt je telkens trager wakker
uit doolhoven en cirkelgangen
beschilderd met verbleekte dromen
en stilte als uit steen gehouwen

daar worden in doorschijnend licht
oude sproken om je heen gesponnen
en leemten waarin stap voor stap
je labyrint wordt tot een pad
naar uitgangen in het licht verborgen

 

Hester Knibbe (Harderwijk, 6 januari 1946)

 

De Amerikaanse dichter Carl Sandburg werd geboren op 6 januari 1878 in Galesburg, Illinois. Zie ook alle tags voor Carl Sandburg op dit blog.

 

De weg en het einde

Ik zal hem bewandelen
In de schemering langs de rijbaan,
Waar vormen van honger ronddwalen
En de voortvluchtigen van de pijn voorbij gaan.
Ik zal hem bewandelen
In de stilte van de ochtend,
Zien hoe de nacht overgaat in de dageraad,
De langzame grote winden horen opkomen
Waar hoge bomen de weg flankeren
En richting hemel rijzen.

De gebroken rotsblokken langs de weg
Zullen mijn ondergang niet gedenken.
Spijt zal het grind onder de voeten zijn.
Ik zal uitkijken naar
Slanke vogels, met snelle vleugels
Die gaan waar wind en donderslagen
De wilde processies van regen voortjagen.

Het stof van de afgelegde weg
Zal mijn handen en gezicht beroeren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Carl Sandburg (6 januari 1878 – 22 juli 1967)
Portret door William Arthur Smith, 1961

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e januari ook mijn blog van 6 januari 2021 en ook mijn blog van 6 januari 2019 deel 2 en eveneens deel 3.  

Engelbert Obernosterer, Alexander Gumz

De Oostenrijkse schrijver Engelbert Obernosterer werd geboren op 28 december 1936 in St. Lorenzen im Lesachtal, Kärnten. Zie ook alle tags voor Engelbert Obernosterer op dit blog.

Uit: Auch Krawattenträger sind Naturereignisse

„Bisher habe ich mich mit der Einschätzung meines Aussehens selbstgefälligerweise an den Fotos meiner mittleren Jahre orientiert und bin damit ganz leidlich über die Runden gekommen. Gewiss, es gibt ebenmäßigere, imposantere, sympathischere Anordnungen von Augen, Nase und Mund; im Großen und Ganzen schien aber auch meine Gesichtsausstattung auf einen Menschen hinzuweisen. Gestern habe ich mich davon verabschieden müssen. Ich habe nämlich das Foto eines seriösen Porträtfotografen bekommen: eine detail- und nuancenreiche Aufnahme. Schrecklich! Das ist die Wende, ist der Abschied von der alten Selbsteinschätzung. Wo einmal das Menschliche für einige Zeit seine Zelte aufgeschlagen hatte, da herrscht nun ein Zer-bröseln, Zerklüften und Erodieren von gleicher Sachlichkeit wie auf dem Mauerstein des Hintergrundes. So wie ich beim Blick auf irgendeinen Ausschnitt der nordafrikanischen Wüste nicht sehe, welchem Land dieses Geröll zuzuordnen ist, sehe ich auch in diesem beiläufig herumliegenden Nasentrumm, der seitlich davon abwärts verlaufenden Einfurchung und den umliegenden Buckeln und Mulden nicht, dass das etwas mit meinem Namen zu tun haben sollte. Das Foto lässt mir, wie ich mich bisher selber gesehen habe, keine Chance. Ein kreuz und quer zerfurchtes Gelände, ein ständiges Hoch-Tief als Ergebnis des Geschiebes, das früher einmal mit glatter Haut überspannt war, nun aber die Abdrücke der darunter herrschenden Spannungen ans Tageslicht kommen lässt. Alles zusammen lese ich als eine Dokumentation und Summe dessen, was in mir im Laufe der Jahre vorgegangen sein mag, wovon ich das meiste, um meine Mitmenschen nicht zu erschrecken, unter die Decke einer glatten Visage zu kehren versucht habe. Wie das Foto zeigt, ist mir das nicht gelungen; aus hundert Unebenheiten hebt es nun sein Medusen-haupt aus der Dunkelheit. Schön ist so etwas wahrlich nicht! Aber wahr! In diesem Sinne begrüße ich die Offenlegung meiner bisher notdürftig verdeckten inneren Vorgänge.
Im Ganzen fühle ich mich einigermaßen normal und unauffällig, zumindest war das in den mittleren Jahren der Fall. Kann natürlich sein, dass ich seither es verabsäumt habe, meine Begriffe den laufenden Veränderungen, insbesondere den Folgen des unvermeidlichen Abbaus der Kräfte anzugleichen. Diese Befürchtung befällt mich eines Morgens, als, von den Händen auseinandergehalten, einen Moment lang der geweitete Bund der Hose vor mir aufklafft, in deren Röhren ich hineinsteigen soll. Was für eine befremdend hässliche, unappetitliche, abstoßende Grube dieser Gesäßbehälter, ein unförmiger Krater, den sich die im Laufe der Jahre angefallenen Bestände hier ausgebeult haben! Der Spiegel verschont mich auch nicht vor dem Anblick meines Bauches, dieser hässlich sich nach vorne wölbenden Kalotte. Von ihr aus betrachtet, hockt sie durchaus daseinsfreudig auf meinem Becken und verlangt knurrend und ohne Rücksicht auf das sich bietende Gesamtbild unbarmherzig wieder nach Stärkung, diese selbstsüchtig gewordene Akkumulation.“

 

Engelbert Obernosterer (St. Lorenzen, 28 december 1936)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Alexander Gumz werd geboren op 19 december 1974 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Alexander Gunz op dit blog.

 

Na de free jazz

alleen al de hoge verwachtingen. aan onze voeten
zwarte kliffen. uitgehongerde onderzeeërs.

de vegetatie speelt daarop tegen zichzelf,
tegen de ganzenpas van de foto’s die we van haar maken.

hoe lang duurt het voordat de branding
de kustweg neemt, de eerste tent?

aan de haven gelooft niemand meer in de werking
van free jazz.

tochtoch! wij zweren en deinen
tegen elkaar leunend in de wind,

smeren roest op onze enkels, doen snel
een paar zaken: zeelucht

en vislijn. dan klim jij op mijn schouders,
zingt richting de vissen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Alexander Gumz (Berlijn, 19 december 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e december ook mijn blog van 28 december 2018 en ook mijn blog van 28 december 2015 en eveneens mijn blog van 28 december 2014 deel 2.

John Taggart, Roberto Juarroz

De Amerikaanse dichter en criticus John Taggart werd geboren op 5 oktober 1942 in Guthrie Center, Iowa. Zie ook alle tags voor John Taggart op dit blog.

 

All the Steps (Fragment)

1
Those who hear the train they had better worry worry
those who hear they had better worry worry.

2
No disgrace to worry to have the worried life blues
might do some good to be worried in the hour of our need.

3
Run run run away going to run run run away
there are those who think they’re going to run away.

4
To hear and to be facing and to be facing what is heard
to hear and to be face to face with what is heard.

5
Run run run away they’re going to run run run away
there are those who think they’re going to run away from the train.

6
Fort built to protect the community from desert raiders
community thought to protect itself from raiders.

7
Those who hear the train they had better worry worry
better worry worry about a gift of tears.

8
Those who are gathered in the fort had better learn
they had better learn how to cure their wounds.

9
The train with its poison and its tongue
the lurking train with its poison and its tongue.

10
Those who are gathered better learn to be insensitive
learn how to put on a show of being insensitive.

 

John Taggart (Guthrie Center, 5 oktober 1942)

 

De Argentijnse dichter, essayist en literatuurwetenschapper Roberto Juarroz werd geboren in Coronel Dorrego op 5 oktober 1925. Zie ook alle tags voor Roberto Juarroz op dit blog.

 

Mijn hand liefkoost jouw droom

Mijn hand liefkoost jouw droom.
En om hem nog beter te kunnen liefkozen
verandert zij ook in een droom.

Maar nu verandert jouw droom
in een hand,
om die liefkozing te kunnen beantwoorden.

Zou de liefde altijd
de kruising zijn tussen een hand die gaat
en een hand die komt?

Of zou het gewoon
het passeren van twee elkaar kruisende dromen zijn?

 

Vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu

 

Roberto Juarroz (5 oktober 1925 – 31 maart 1995)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e oktober ook mijn blog van 5 oktober 2018 en ook mijn blog van 5 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 5 oktober 2014 deel 2.

X.J. Kennedy, Elisabeth Alexander

De Amerikaanse dichter, schrijver, vertaler en bloemlezer X.J. Kennedy werd geboren in Dover, New Jersey op 21 augustus 1929. Zie ook alle tags voor X. J. Kennedy op dit blog.

 

ANT TRAP

Innocuous as a dock, giving off whiffs
Of roast beef, rare, and bathtubfuls of gin
Free to the rank-and-file of working stiffs,
This tin-canned Siren lures the suckers in.
A skull and crossbones on her lid warns men—
As if they’d overhear!—to watch for reefs,
But how could that turn back an ant, his skin
Already bone, to whom death’s head is life’s?

Out through her punctured doors, down winding roads,
Each totes home his own and his kinsmen’s doom In trust.
Recall those fourteen-year-old broads
Who’d stand across the street from Napoleon’s Tomb,
Beckoning not with fingers but perfume
The tired GI in quest of other wars
And kinder arms than guns to come home from,
Remember how they stretched forth open pores.

Not that the gift he brought home was the clap,
Although he might have, no, nor just the can
Of Spanish fly our good Rotarian
Smuggled back home to storm the girl friend’s lap,
No dirtybook nor head cut from a Jap
Scrubbed to a whitened skull in some latrine,
Nothing to shove a pin through on a map,
But wider than La Belle France’s belle poitrine.

And now, kcmpt creature moving in his files,
Social, in press, with jawbone razored sleek,
Hopping the shuttle daily, vaulting miles
To and from Scarsdale, listening to the click
Of the same rails, back to his Blessed Isles
Delivered nightly—do his nerves go slack,
Eyes empty, does he sip with frozen smile
His scotch-and-water in a state of shock,

Or find, perhaps, his death so slow to come,
And slow death a far cry from what he needs,
That his sons hold him someone to turn from
And, drop-outs, seek some anarchy or creed
Of their own brew to live by? Growing numb,
His sunken livingroom erupting weeds,
He sees them blow their minds apart like bombs,
And, sooner than believe him, die from speed.

Then, too, the failure’s failure: grooved and scarred
The hands that planted dreams, but never plucked.
You see him in most bars if you look hard.
Thrashing the day’s war rumors. You’d suspect
Him of one long decline from having warred
With someone not himself. His stares extract
Invisible bayonets—he’d show the world,
Clean out the bastards. So his beers reflect.

By those soft weakening lights, you’d guess how all
That army shuttling through it in a train
With nothing but its sweetness on the brain
Must feel when, home, their pulsebeats falter and stall
And, clutching sides, they double up in pain,
Their footholds loosen, and they start to fall,
Reach forth slow feelers, grope, catch fast again,
Stiffening columns in behind a wall.

 

GEOMETRY

They say who play at blindman’s buff
And strive to fathom space
That a straight line drawn long enough
Regains its starting place And that two lines laid parallel
Which neither stop nor swerve
At last will meet, for, strange to tell,
Space throws them both a curve.

Such guesswork lets my hopes abide,
For though today you spurn
My heart and cast me from your side
One day I shall return;
And though at present we may go
Our lonely ways, a tether
Shall bind our paths till time be through
And we two come together.

 

X.J. Kennedy (Dover, 21 augustus 1929)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elisabeth Alexander werd geboren op 21 augustus 1922 in Linz am Rhein. Zie ook alle tags voor Elisabeth Alexander op dit blog.

 

De anderen

Talen
die ik het niet versta
woorden
die ik niet ken
gezichten
die vreemde uitdrukkingen
hebben
kom ik tegen
in de tram
bij de supermarktkassa’s
en kinderen
die zwijgend
het vreemde vergezellen
kijken me aan
omdat ik net zo vreemd voor ze
ben
en ik denk erover na
of deze mensen
graag in dit land
zijn
en ik zou ze graag hebben
gevraagd
wat ze denken
als ze het nieuws
zien
of de politici horen
praten
maar eigenlijk weet ik het
bijna zeker
dat niemand van ons ze
zou missen
als ze op een dag
uit het stadsbeeld
van mijn woonplaats
en van die van de andere
Duitsers
weg zouden blijven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elisabeth Alexander (21 augustus 1922 – 17 januari 2009)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e augustus ook mijn blog van 21 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 21 augustus 2019 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 en ook mijn blog van 21 augustus 2016 deel 2.

Mijn vader (Toon Tellegen), Marije Langelaar, Sharon Olds

 

Bij Vaderdag

 

A Day With Dad door Kevin Dodds, 2020

 

Mijn vader

Mijn vader
en dan urenlang, dagenlang
niets
en dan mijn moeder, sjokkend, zijn leed torsend,
af en toe iets ervan morsend
(maar met zulke zachte ogen, zij)
en dan mijn broers, boos,
zo boos dat zij dampten,
dikke wolken sloegen van hen af,
en dan weer niet
maanden, jarenlang
en dan weer mijn vader
– ‘waar zijn jullie?’ –
oud en haastig,
niemand naast zich,
achter zich,
niemand meer.

 

Toon Tellegen (Brielle, 18 november 1941) 
Brielle

 

De Nederlandse dichteres en beeldend kunstenares Marije Langelaar werd geboren op 18 juni 1978 in Goes. Zie ook alle tags voor Marije Langelaar op dit blog.

 

HOUD JE SCHIL VAST

Laat je niet lichten, houd je schil vast
houd je bril vast, laat je billen niet los en houd de hand
van de tijd vast en één twee drie kramp nu
Laat je niet ontkleden houd al je gebeden, hoofdsteden
regels vast, zet je hart in een klem ja zo
bind je hersens vast,
 
prik wat met je stok
één twee drie kramp nu
 
ik pas deze jas

 

Vogel

In de vogel zelf
leek alles even waardeloos

’t kwam eigenaardig overeen met in
een handschoen kruipen
niks van dat heroïsche

welja soms opgetild
en bek gaat open bek gaat dicht
(binnenvallend licht)

herhaaldelijk het volkslied fluiten
(meesterlijke trilling)

(takken vol bronstige jongens)

na een week zweefziek doof van getetter
en murw van het ei dat naast mijn hoofd was
gaan groeien aan de hendel getrokken

het dak op gekwakt

 

Scène

Ze zien ons aankomen over de pier.
Twee verrukte eenden door de zon beschenen
lekker kwaken hier.
Verder duiken en tegendraads de wind in.

Dan: wolvenschrik!
Wolvenschrik!

Wel iedereen is dier!

 

Marije Langelaar (Goes, 18 juni 1978)

 

De Amerikaanse dichteres Sharon Olds werd geboren op 19 november 1942 in San Francisco. Zie ook alle tags voor Sharon Olds op dit blog.

 

Zijn stilte

De dokter zei tegen mijn vader: ‘Je hebt me gevraagd
om je te vertellen wanneer er niets meer aan te doen is.
Dat is wat ik je nu vertel. Mijn vader
zat heel stil, zoals hij altijd deed,
vooral zijn ogen bewogen niet. ik had gedacht
dat hij tekeer zou gaan als hij begreep dat hij zou sterven,
met zijn armen zwaaien en het uitschreeuwen. Hij ging rechtop zitten,
mager, en schoon, in zijn schone gewaad,
als een heilige man. De dokter zei,
“Er zijn dingen die we kunnen doen om je nog wat tijd te geven,
maar we kunnen je niet genezen.” Mijn vader zei,
“Dank je.” En hij zat, roerloos, alleen,
met de waardigheid van een buitenlandse leider.
Ik ging naast hem zitten. Dit was mijn vader.
Hij had geweten dat hij sterfelijk was. Ik was bang geweest dat ze
hem vast moesten binden. Ik had er niet aan gedacht
dat hij zich altijd stil had gehouden en kalm was gebleven om dingen te verdragen,
de drank een manier om kalm te blijven. ik had hem niet
gekend. Mijn vader had waardigheid. Aan het
einde van zijn leven begon zijn leven
in mij wakker te worden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sharon Olds (San Francisco, 19 november 1942

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juni ook mijn blog van 18 juni 2020 en eveneens mijn blog van 18 juni 2019 en ook mijn blog van 18 juni 2016 deel 2.

Corpus Christi (Liam Ó Muirthile), Sophie van der Stap, Christoph Meckel

 

Bij Sacramentsdag

 

La Procession de la Fête-Dieu door Auguste-Xavier Leprince, 1820

 

Corpus Christi

Surely this procession
filed out of another zone,
Crist’s body borne aloft.

I imagine the parade at home
ascending a narrow Mediterranean street,
the sun massaging it at piazza corners.

Christ, an anonymous tourist,
had his passport stamped indifferently
by custom’s men dressed for the job.

But this sorry cortege, staggering
out of kilter, threatened by rain,
makes an altar of every house.

Were they all in vain: those sweltering days,
melting on sticky car seats,
the priest droning from a tannoy gob?

Is this all we’re left: a welter
of simmering emotion stirred up
with a pinch of belief.

We woke to our bodies long ago,
shut the door
on that stale, gutted spirituality.

But behold the bared body
of Christ, awkwardly borne,
unsettling us once more.

 

Liam Ó Muirthile (15 november 1950 – 18 mei 2018)
Cork, de geboorteplaats van Liam Ó Muirthile, met de Holy Trinity Church

 

De Nederlandse schrijfster Sophie van der Stap werd geboren in Amsterdam op 11 juni 1983. Zie ook alle tags voor Sophie van der Stap op dit blog.

Uit: En wat als dit liefde is

“Ik ben 63, afhankelijk en ik houd niet van mensen. Een ongelukkige uitkomst van omstandigheden, maar ik probeer het als een onoverkomelijkheid te beschouwen, en niet als een gevolg van de dingen die ik, als ik erover zou mijmeren achteraf anders had kunnen doen. Dat geldt trouwens voor alle dingen die me ontstemmen; het enige wat graven in mijn verleden me oplevert is pijn in m’n hart, hoofd en nek (van al dat omkijken). Niets wat de strijd van het gevecht waard is. Omdat ik mijn tijd niet hoef te besteden aan het zien groeien van mijn kapitaal (Monsieur), het achternarennen van vintage mantel. pakjes (mevrouw De Bourbon), het wachten op een ander leven (Sé-verine) of het verschijnen in televisieprogramma’s (Tara) — ziezo, nu weet je een beetje in wat voor buurt ik woon — heb ik mij toegelegd op een studie naar de Waarheid achter de dingen terwijl ik deze bijzondere banaliteiten observeer. En dat is wat ik doe: observeren, registreren, analyseren. Met dezelfde behendigheid waarmee mevrouw De Bourbon zondags op de markt nietsvermoedende echtgenoten wegrooft, vergaar ik de missende stukjes uit de meest mysterieuze puzzel waar de mens zich over kan buigen: de mens zelf. Iedere ochtend steek ik mijn voeten in Tod’s-achtig schoeisel. Mijn paar is van suède en donkerblauw van kleur, met een neus die niet rond maar ook niet puntig is. Zo zou ik mezelf ook prima kunnen beschrijven. Mijn lijf heeft ronde vormen, maar mijn karakter is scherp, puntig. lk heb dezelfde schoenen in ecru, voor de zomerdagen. Daar is niks toevalligs aan; mijn uiterlijk is volledig uitgebalanceerd met het doel mezelf zo goed mogelijk aan het zicht van de medebewoners te onttrekken. Een onopvallend uiterlijk is onmisbaar in mijn bezigheid de Waarheid te bemachtigen. Zo heb ik mezelf aangeleerd geruisloos door de straat te bewegen; ik stap niet, ik glijd. Verder wijk ik niet af van mijn vaste route. Variatie of een misstap is catastrofaal. Te allen tijde vermijd ik de verrassing. En dat werkt. De mensen zien me niet.”

 

Sophie van der Stap (Amsterdam, 11 juni 1983)

 

De Duitse dichter, schrijver en graficus Christoph Meckel werd geboren op 12 juni 1935 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Christopher Meckel op dit blog.

 

Ontwerp van een mens van de toekomst

Iemand loopt met de mobiele telefoon
rond in Monza,
praat met zijn monsters,
bendes van de IJzeren Gordels, aan toekomstige moordenaars
onbekend, lege smoel –
how are you. I’m fine.
Wie hem zoekt
lokaliseert bloedbeeld, frequentie, functie
van zenuw en bot.
Niemand weet iets over hem. Onvindbaar
waar leegte de ruimte overnam
en zich voortzet in voortijd, eindtijd, natijd.
Hij loopt door de dag, de nacht
zonder gemist te worden, gewenst te zijn,
business and more.
Zonder gevoelens de vrije loop te laten
en binnen te laten. Zonder. Zonder.
En is geen stof voor zichzelf
en zijn soort.
Geen geheim nummer, geen code.
Volgt geen spoor, laat niets achter
human society, niet zijn huis.
Komt terug in niemands plaats.
Geen reden voor doodslag, gelach, genade.
Niet terug te vinden in chronologie
en verschijningen van anderen.
Hem eigent geen God en geen hel zich toe.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christoph Meckel (Berlijn, 12 juni 1935)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e juni ook mijn blog van 11 juni 2021 en ook mijn blog van 11 juni 2020 en eveneens mijn blog van 11 juni 2019 en ook mijn blog van 11 juni 2017 deel 2.

De bonte storm (Mathias Kemp), Sally Rooney, Elke Erb

 

Bij  Carnaval

 

Carnaval in Arcueil door Lyonel Feininger, 1911

 

De Nederlandse dichter, journalist en schrijver Mathias Hubertus Kemp werd geboren in Maastricht op 31 december 1890.

Uit: De bonte storm

“Een doffe daver rolt.
Nes schrikt wakker. Het moet twaalf uur zijn. Het Momus-kanonnetje schiet op het Vrijthof de Vastenavond in.
Over de Markt klinkt neuzig getoeter. En geratel. Met een leeg hoofd en de schedel vol speldeprikken, gaat Nes voor het raam kijken. O, de eerste verkleders. Kindertjes van drie tot zes jaar. Hollandse en Limburgse boertjes en boerinnetjes, een clowntje, een miniatuur landstormofficiertje.
De schoten dreunen.
Het moet nu aardig worden op het Vrijthof. Een levendige drukte.
Bont gewemel van gecostumeerde kinderen, jongelui vol verwachting voor de komende dagen. Bezadigde, uitgeraasde familievaders en fuifnummers van alle zijden samengestroomd om weer eens flink mee te doen.
Op de kiosk gaat een harmonie te keer. Een opera-fantasie, mengsel van aangrijpende stuiverstragiek en stroperige sentimentaliteit. Dat kan niemand wat schelen, mits er maar muzieklawaai schatert, om de stemming erin te krijgen. Af en toe duiken de opera-tederheden voor klarinet en piston volslagen weg onder het gedruis en voetgeschuifel der menigte. Het Kukelekuen-de-kins-miech-neet-motief wordt hoorbaar in de massa.
‘De zès hertekes’ zijn niet compleet. Riet en Staaf lopen af en toe gearmd voorop. Daarachter de lange Nol, geflankeerd door Gonneke en Tielke. Het verliefde paartje stelt geen belang meer in de rest van de wereld. Tielke wandelt mee met een zichtbaar hangend mondje. Over het plezier van Wienblom en juffrouw Dupont waart een schaduw. Ze houden veel van het zoete vriendinnetje en respecteren in Nes tenminste een serieuze jongen.
Nol heeft in de Balletdanseres een lid der ‘fine fleur’ menen te herkennen, binnengesmokkeld door een van de Roemruchten.
Hij durft er niet over praten. Tielke weet van die dingen weinig af en bovendien, veel heeft de jonge musicus zijn kameraad ook niet bezig gezien met dat verdachte typetje.
Aha! de eerste grote maskes. Opgeschoten kwajongens zeker.
Een achter ’n afgerammeld draaiorgeltje; de ander onder de gebruikelijke paraplu met halve bekleding. De orgeldraaier, half Mexicaan (sombrero en rossig hemd), half van alles en nog wat, meest stalknecht evenwel, door boerenklompen met stro in.
De ander omgekeerde jas met zijden hoed, waarom heen – om het incognito strenger te bewaren – een stuk venstergordijn. Ze kwellen speciaal de bakvissen.
Het lieve, fleurige Tielke rekenen ze daar ook nog toe, naar het schijnt. Opeens komt de omgekeerde jas aangesprongen, grijpt Tielke bij de polsen en roept met hoge stem:
– De moos tich dene leefste neet laote aofkaarte, keend. En door wat veur get! Hei, öllegermaan, drèj ins ene marche funèbre.”

 

Mathias Kemp (31 december 1890 – 7 augustus 1964)
Carnaval op het Vrijthof in Maastricht, de geboorteplaats van Mathias Kemp

 

De Ierse schrijfster Sally Rooney werd geboren op 20 februari 1991 in Castlebar. Zie ook alle tags voor Sally Rooney op dit blog.

Uit: Mr Salary

“Nathan was waiting with his hands in his pockets beside the silver Christmas tree in the arrivals lounge at Dublin airport. The new terminal was bright and polished, with a lot of escalators. I had just brushed my teeth in the airport bathroom. My suitcase was ugly and I was trying to carry it with a degree of irony. When Nathan saw me he asked: What is that, a joke suitcase?
You look good, I said.
He lifted the case out of my hand. I hope people don’t think this belongs to me now that I’m carrying it, he said. He was still wearing his work clothes, a very clean navy suit. Nobody would think the suitcase belonged to him, it was obvious. I was the one wearing black leggings with a hole in one knee, and I hadn’t washed my hair since I left Boston.
You look unbelievably good, I said. You look better than last time I saw you even.
I thought I was in decline by now. Age-wise. You look OK, but you’re young, so.
What are you doing, yoga or something?
I’ve been running, he said. The car’s just out here.
Outside it was below zero and a thin rim of frost had formed on the corners of Nathan’s windshield. The interior of his car smelled like air freshener and the brand of aftershave he liked to wear to ‘events’. I didn’t know what the aftershave was called but I knew what the bottle looked like. I saw it in drugstores sometimes and if I was having a bad day I let myself screw the cap off.
My hair feels physically unclean, I said. Not just unwashed but actively dirty.
Nathan closed the door and put the keys in the ignition. The dash lit up in soft Scandinavian colours.
You don’t have any news you’ve been waiting to tell me in person, do you? he said.
Do people do that?
You don’t have like a secret tattoo or anything?
I would have attached it as a JPEG, I said. Believe me.
He was reversing out of the parking space and onto the neat lit avenue leading to the exit. I pulled my feet up onto the passenger seat so that I could hug my knees against my chest uncomfortably.
Why? I said. Do you have news?
Yeah yeah, I have a girlfriend now.
I turned my head to face him extremely slowly, one degree after another, like I was a character in slow motion in a horror film.”

 

Sally Rooney (Castlebar, 20 februari 1991)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Elke Erb werd geboren op 18 februari 1938 in Scherbach in de Eifel. Zie ook alle tags voor Elke Erb op dit blog.

 

Een verbazing neemt vorm aan

Uit een soort schuur
(aanbouw, zwartgrauw) of

waar je het niet vermoedt,
ergens

komt een statig paard naar buiten

of plomp
of in beweging.

Voert figuren uit.
Jij niet, niet ik,

niemand wist ervan.
Wie weet

wat? Iemand weet wat.

Door beschouwing
vindt het plaats.

Kwam op gang
en heeft zin

juist in die zin
zo paardsgewijs, verscheen

op het gras,
in de lucht

rechts. Zoals daarvoor de berk

of het weiland
de blik ving, telegraafpaal…

Onverhoopt komt vaak
misschien minder vaak dan bedoeld is.

 

Vertaald door Willem van Toorn.

 

Elke Erb (Scherbach, 18 februari 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e februari ook mijn blog van 20 februari 2021 en ook mijn blog van 20 februari 2019 en eveneens mijn blog van 20 februari 2016 deel 2.