H.H. ter Balkt, William Carlos Williams

De Nederlandse dichter H.H. (Herman Hendrik) ter Balkt werd geboren in Usselo op 17 september 1938. Zie ook alle tags voor H. H. Ter Balkt op dit blog.

 

Vier Wespenzangen

2

‘er zijn solitaire en sociaal levende wespensoorten’
(Uit een Leerboek; 1947)

De wespen dreven hun mes in mij
dertig heel dunne mesjes
bij een landelijke telefoonpaal

Je moet niet in korven roeren
ook niet als je klein bent
-Dat wordt steken!

Zo vredig de weg in donzig ’48
Zo zachtjes gonzend de telefoonpaal,
zo venijnig de wespesteken

Ik roerde met een tak,
zij roeiden met dertig angels
Ieder heeft zo zijn riemen

De wespen onderwezen mij
in de kracht van de armere klassen
Zij die alleen hun angel bezitten

De wet van de wesp luidt
Steek, houd je angel. Anders gezegd
De waarheid is geen kerk maar een wesp

Anders gezegd: wespennesten
hangen in telefoonpalen of kerkers
Overal wacht, heus, de angel

3

In Jaar 199
leefde Wesp al
en jij niet
Elckerlijc

Massieve wielen
en toverspreuken
bont beschilderd
door de modder

In hutten van armen
hing aan de balken
de wespenkorf,
hun televisie

… Het Nederlandse Wapen
Twee wespen, angel
in angel, honingkoek
tussen hen in…

Je houdt niet van hem
maar je duldt hem,
en zijn luid huis
van de grondwet gebouwd

wij eisen
sappen, limonades
likeuren alsmede
der peren val

Gehoorzaam de wesp
en zijn angel: zet
zoetigheid op je tafel
Geliefkoosde dranken

Onder de linden
is het goed toeven,
kleverig
met een wesp in je glas

De wet van de wesp
is ouder dan wielen
hard als dood water
in de winter

Tot prinsjesdag, in september
leven de wespen, daarna
gaan zij op recès en
sterven een voor een

4

De burchten van de wespen
zijn in de herfst verlaten
Kortstondig Vespapolis staat leeg
De oude koningin ronkt in haar schuilhut
Dode roofridders kleuren ’t veld

De papieren slotbruggen
de gekauwde torens en omgangen
wapenschilden en vlaggen,
zijn glossen bij de winter
Als afgeslagen hoofden
met hun windingen en raten:
burchten gekauwd uit boomschors,
verslagen vijanden-
Op de wenteltrappen
stemt geen wesp langer zijn gitaar

De sombere zangers met hun ene zang
‘Alle bezit is diefstal’
de honingrovers,
zijn van hun paarden gevallen
hun zwaarden zijn gevallen,
zij liggen op het veld

Door de roofburchten
door de papieren kastelen
over de grijze wenteltrappen
die de meesterhand verraden
Over trappen waar de zang verstierf
sluipt herfst met zijn rugzak
Niemand speelt nog mastermind
bij het nagloeiend haardvuur

Slaap gerust, in de winter
Slaap onder je uithangbord
in de grijze wespenkorf van de stad
(Sneeuw is jullie vrede, ijs is jullie vrede)
Geen wesp zoemt voor

 


H.H. ter Balkt (17 september 1938 – 9 maart 2015)

 

De Amerikaanse dichter William Carlos Williams werd geboren in Rutherford (New Jersey) op 17 september 1883. Zie ook alle tags voor William Carlos Williams op dit blog.

 

El Hombre

Het is een vreemde moed
die je me geeft, oude ster:

alleen schijnen bij zonsopkomst
waar je niets toe bijdraagt!

 

Vertaald door Huub Beurskens

 


William Carlos Williams (17 september 1883 – 4 maart 1963)

 

Zie voor de schrijvers van de 17e september ook mijn blog van 17 september 2020 en eveneens mijn blog van 17 september 2018.

C. O. Jellema, Mary Oliver

De Nederlandse dichter, essayist en germanist C. O, Jellema werd geboren op 9 september 1936 in Groningen. Zie ook alle tags voor C. O. Jellema op dit blog.

 

Van een ziekte herstellend; ’s morgens

het licht is bij mij ingetrokken
de man is uit mij weggegaan

beweging als het slapend klokken
van water onder het open raam

een wijdheid die mij heeft betrokken
bij elk geluid van het bestaan

dienstmeisjes die de kleden kloppen
de bel gaat voor de tweede maal

 

Toekomstroman

in een lege afgedankte trein
dat is één wagon zonder locomotief
[die was nog te goed zeiden ze]
rijd ik rond

over de hei tussen de bomen
van het bos maar het liefst
dicht langs de huizen
over het trottoir

ik zie je in een achterkamer
tafeldekken het rinkelend servies
is de kinderstemmen net iets te vlug af
en bij elk bordje leg je
het schoolverhaal dat er bij past
[dat ze straks voor je meenemen]
maar onzichtbaar want zoals op je verjaardag
doe je of je niet weet wat je krijgt

meestal ben je te bezig om te kunnen wuiven
maar ik kijk altijd overal naar binnen
ik begrijp niet dat de politie
het niet verbiedt

 

Oudsaksisch

Rook stijgt van brandend loof
op uit gerooide velden. Tussen
de ingekuilde bieten, rieten daken
een totempaal scheef bij de waterput.

Hout en handen gekloofd.
Van jaren zand onder de nagels.
De kleren stroef van moeheid, klam
van koeiedampen.
Aarde worden zelf en oud

en in de winter zwaar
aan godsdienst doen met niets
dan voren, zaad en graan
voor ogen.
In opstanding geloven
en hemelvaart.

 


C. O. Jellema (9 september 1936 – 19 maart 2003)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Oliver werd geboren op 10 september 1936 in Maple Heights, Ohio. Zie ook alle tags voor Mary Oliver op dit blog.

 

Afgezien van het lichaam

Afgezien van het lichaam
van iemand van wie je houdt,
inclusief alle uitingen daarvan
in de privésfeer en in het openbaar,

zijn bomen, denk ik,
de mooiste
vormen op aarde.

Hoewel, toegegeven,
als dit een wedstrijd was,
zouden de bomen op
een zeer verre tweede plaats komen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Mary Oliver (10 september 1935 – 17 januari 2019)

 

Zie voor de schrijvers van de 9 september ook mijn blog van 9 september 2020 en eveneens mijn blog van 9 september 2018 deel 1 en ook deel 2.

Willem de Mérode, Sabine Scho, Nelio Biedermann

De Nederlandse dichter en schrijver Willem de Mérode (pseudoniem van Willem Eduard Keuning) werd op 2 september 1887 geboren in Spijk. Zie ook alle tags voor Willem de Mérode op dit blog.

 

Sonnet

Gij hield van daden en ik hield van droomen.
Gij kendet vreugde, ik alleenlijk smart.
Terzelfder ure heeft ons beider hart
Met zachten drang de liefde voelen komen.

Een oogwenk gleed gelijk een wazig doomen
Verwondring langs uw oogen en verward
Hebt gij gebloosd en aarzelend gemard
Mij aan te zien, wijl gij mijn blik wist komen.

Maar dan dorst gij mij recht in d’oogen zien.
En ‘k wist gij zoudt niet van mijn smart verschrikken,
Maar die met zachte woorden kozen streelen.

En toen ik u geen enkle vreugd kon biên,
Hebt gij, wijl g’aan mijn tafel woudt schikken,
Uw vreugd gebroken om met mij te delen.

 

Voor Okke

Als gij voor ’t orgel hoog gezeten zijt
En zwaar het heilig Gloria doet hooren
Of ’t lied van ’t Kindeken, dat, nieuw geboren,
Om onze ondeugden zuivre tranen schreidt,

En zingt: ‘ziet, wat de liefde doet’, benijdt
Gij mij niet, die uw liefde heb verloren?
Wilt gij vergeten, wat eens was verkoren?
Liefde blijft heerschen over dood en tijd

Gij kunt mij niet meer uit uw leven dringen,
Omdat ik heersch in uw herinneringen,
Zooals een damp naakt opstijgt uit de zee
Om in zijn witte duister u te hullen,
En heel uw worstlend wezen te vervullen,
Met zijn benauwing en verstikkend wee.

 

De spin

O kunstenaar, die onbekommerd
Uw wezen aan de wereld toont,
Waar zonneluwte heerscht of ’t lommert,
In zelfgeschapen woning woont;

Ze is luchtig, los, de winden waaien
Er scheerlings langs en dwars door heen.
Gij laat haar liederlijk doorlaaien
Van ieder schijnsel dat er scheen.

Gij hebt uw ziel, als web gespannen,
Verzichtbaard, loerend om een buit
Door uw bedwelming te overmannen
En drinkt zijn reine leven uit.

Ineengedoken en doodveinzend
Bespiedt gij levens dwaze spoed,
Ten sprong gereed, en spottend peinzend
Op krachtig en onnoozel bloed.

Al wat er vlerkt en wat er vleugelt,
Vreest en staat toch betooverd stil,
Door lust verlokt, door list beteugeld,
En vastgebonden door uw wil.

Nu komt u al uw stille wreede
Verbeelding openlijk te baat.
Uw woning scheen een huis der vrede
En is een hol van pijn en haat.

Maar dan – een hand greep toe en scheurde
En trof u, bol vol boos venijn.
Met afschuw denkt men, onbetreurde
Aan uw bestaan en uw festijn.

De zomer geurt, de gaarde dommelt,
En ligt bedwelmd door de jasmijn.
En wat er gonst en wat er hommelt
Vliegt veilig in Gods zonneschijn.

 


Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Sabine Scho werd geboren op 1 september 1970 in Ochtrup. Zie ook alle tags voor Sabine Scho op dit blog.

 

chimpansee

Ik heb de aap
gevoerd
die je gisteravond
geslagen hebt

je wilde hem
allicht
opvoeden

vergeef me
hij was zo devoot
geïntimideerd
en gulzig

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Sabine Scho (Ochtrup, 1 september 1970)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Zwitserse schrijver Nelio Biedermann werd in 2003 geboren in Thalwil aan het Meer van Zürich, waar hij samen met zijn zus opgroeide. Zijn familie, van vaderskant, is van Hongaarse adel; zijn grootouders vluchtten in de jaren vijftig naar Zwitserland. Biedermann studeerde in 2022 af aan de kantonnale school Enge. Zijn Matura-scriptie – een roman getiteld “Verwischte Welt” (Vervaagde Wereld) en een bundel korte verhalen – werd door het kanton Zürich erkend als een van de vijf beste werken. Zijn debuutroman, “Anton will bleiben”, werd in 2023 uitgegeven door de Zwitserse uitgeverij Arisverlag. In “Anton will bleiben” vertelt Biedermann het verhaal van een oude man die aan kanker lijdt en op het punt staat te sterven. Hij werd in vakkringen al voor zijn debuutroman omschreven als een “uitzonderlijk talent”. In de zomer van 2024 streden zeven Duitstalige uitgevers om de publicatierechten voor “Lázár”, zijn tweede roman. In het kader van de Frankfurter Buchmesse in het najaar van 2024 werden buitenlandse licenties verleend door twintig internationale uitgevers, waaronder uit de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk, Spanje, Polen en Hongarije. Biedermann studeert Duits en filmwetenschappen aan de Universiteit van Zürich.

Uit: Anton will bleiben

Die Welt ist so, wie wir sie wahrnehmen; für einen Tauben ist sie still, für einen Hund schwarz-weilt und für Anton und mich war sie nun mal beängstigend schnell geworden. Die Autos zum Beispiel rauschten mittlerweile in schwindelerregendem Tempo durch die Stadt, das Wasser kochte schon über, obwohl man es gerade erst aufge-setzt hatte, die öffentlichen Verkehrsmittel fuhren einem immer vor der Nase weg und die Sonne ging auf und wieder unter, ehe man Notiz von ihr nahm. Das hätte man aushalten können, wenn es allen so ergangen wäre, doch die an-deren Menschen schienen ebenfalls schneller geworden zu sein, denn sie zeigten keinerlei Probleme, wie gewohnt ihrem Leben nachzugehen Nur Anton und ich konnten nicht mehr Schritt halten. Für ihn war das schlimm, denn es ging ihm ja gerade darum, nicht unterzugehen, sondern auf sich aufmerksam zu machen. Aber so ganz ohne Kontext mit den Angsten eines Menschen herauszuplatzen, scheint mir geschmacklos, deshalb nach einer kurzen Aufklärung mehr zu Antons Furcht, vergessen zu werden.
Am Tag nach der Diagnose wachte Anton ungewöhnlich früh auf. Seit Anna ihn nicht mehr mit dem Rascheln der umblätternden Buchseiten weckte, schlief er bis neun Uhr. Er war froh über seinen Schlafrhythmus, denn zu viele in seinem Alter plagte Schlaflosigkeit. Doch an jenem Morgen wurde er durch ein hartes, schabendes Schlagen geweckt. Obwohl er das Geräusch deutlich hörte, hielt er die Augen geschlossen, in der Hoffnung, es sei nur ein Traum und nichts, das seinen geordneten Alltag aus dem Gleichgewicht bringen könnte. Als ihm einfiel, dass er nie träumte, versuchte er herauszufinden, woran ihn das Geräusch erinnerte; kramte in seinem Gedächtnis wie in einer Antiquitätenkiste. Und er wird fündig: eine Erinnerung an seine Mutter, die mit dem groben Strohbesen die Steinstufen vor der Eingangstür fegt, die Haare noch kastanienbraun und das Kind noch im Haus. Aber nun legte sich unter das schabende Schlagen auch noch ein Kratzen, so als würde man mit einem scharfen Nagel über Holz fahren. Anton öffnete die Augen und drehte den Kopf zum offenen Fenster, von wo die Geräusche kamen. Zuerst erkannte er nichts, der Schlaf und die Gardinen verschleierten ihm noch die Sicht.“

 


Nelio Biedermann (Thalwil, 2003)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e september ook mijn blog van 2 september 2020 en eveneens mijn blog van 2 september 2018 deel 1 en ook deel 2.

Michael Longley

De Ierse dichter Michael Longley werd geboren op 27 juli 1939 in Belfast. De dichter overleed op 22 januari jongstleden op 85-jarige leeftijd. Zie ook alle tags voor Michael Longley op dit blog.

 

Christopher At Birth

Your uncle, totem and curator bends
Above your cot. It is you I want to see.
Your cry comes out like an eleison.
Only the name tag round your wrist extends
My surprised compassion to loyalty.
Your mother tells me you are my godson.
You would know
The previous room still moulds your shape
Which lies unwashed, out of its element,
Smelling like rain on soil. I stoop to lift
You out of bed and into my landscape,
Last arrival, obvious immigrant
Wearing the fashions of the place you left.
As winds are balanced in a swaying tree
I cradle your cries. And in my arms reside,
Till you fall asleep, your uncontended
Demands that the world be your nursery.
And I, a spokesman of that world outside,
Creation’s sponsor, stand dumbfounded,
Although there is such a story to unfold
– Whether as forecast or reminder –
Of cattle steaming in their byres, and sheep
Beneath a hedge, arranged against the cold,
Our cat at home blinking by the fender,
The wolf treading its circuits towards sleep.

 

An Amish Rug

As if a one-room schoolhouse were all we knew
And our clothes were black, our underclothes black,
Marriage a horse and buggy going to church
And the children silhouettes in a snowy field,
I bring you this patchwork like a smallholding
Where I served as the hired boy behind the harrow,
Its threads the colour of cantaloupe and cherry
Securing hay bales, corn cobs, tobacco leaves.
You may hang it on the wall, a cathedral window,
Or lay it out on the floor beside our bed
So that whenever we undress for sleep or love
We shall step over it as over a flowerbed.

 

War & Peace

Achilles hunts down Hector like a sparrowhawk
Screeching after a horror-struck collared-dove
That flails just in front of her executioner, so
Hector strains under the walls ofTroy to stay alive.
Past the windbent wild fig tree and the lookout
Post they both accelerate away from the town
Along a cart-track as far as double well-heads
That gush into the eddying Scamander, in one
Warm water steaming like smoke from a bonfire,
The other running cold as hailstones, snow water,
Handy for the laundry-cisterns carved out of stone
Where Trojan housewives and their pretty daughters
Used to rinse glistening clothes in the good old days,
On washdays before the Greek soldiers came to Troy.

 

HET PATROON

Op de kop af zesendertig jaar na ons trouwen,
toen er een koude, figuur-onthullende wind tegen je aan woei
en je sluier oplichtte, vind ik in zijn dikke envelop
het Vogue-patroon van zes shilling van je bruidsjapon,
gecompliceerde handleiding voor het naaien van lijfje
en rok, dubbele plooien en zomen, vloeipapieren knippatronen,
Gelijkenissen van huid die ik zenuwachtig openvouw
en in sneeuwlicht omhooghoud, want het heeft gesneeuwd
op deze windstille dag, en ik zie een glimp van je bruidsjurk
en witte schoenen buiten in de getransformeerde tuin
waar de waslijn en alle twijgen bedekt zijn.

 

Vertaald door Ko Kooman

 


Michael Longley (27 juli 1939 – 22 januari 2025)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e juli ook mijn blog van 27 juli 2020 en eveneens mijn blog van 27 juli 2018 en ook mijn blog van 27 juli 2017 en ook mijn blog van 27 juli 2011 deel 2.

Richard Russo, Steffen Popp

De Amerikaanse schrijver Richard Russo werd geboren op 15 juli 1949 in Johnstown, New York. Zie ook alle tags voor Richard Russo op dit blog.

Uit: Brug der zuchten (Vertaald door Hans Vierdag)

“Laat ik beginnen met de feiten. Mijn naam is Louis Charles Lynch en ik ben zestig jaar. Al meer dan veertig jaar ben ik de toegewijde hoewel niet bepaald opwindende echtgenoot van dezelfde, lieve vrouw. Ik ben de trotse vader van Owen, onze zoon, die nu zelf een volwassen, getrouwde man is. Owen en zijn vrouw hebben geen kinderen. jammer genoeg ziet het ernaar uit dat dit zo zal blijven. Toen we pas getrouwd waren, dachten we dat we gezegend zouden worden met de geboorte van een dochter. Helaas kreeg mijn vrouw een miskraam toen ze in de vierde maand van haar zwangerschap betrokken was bij een auto-ongeluk. Het is al lang geleden gebeurd, maar Sarah en ik denken nog vaak aan dit kind. Ik woon al mijn hele leven in hetzelfde stadje in het noorden van de staat New York. Volgens mij zijn tegenwoordig nog maar weinig mensen z6 honkvast. Voor mijn vrouw geldt dat overigens wel. Haar ouders verhuisden naar Thomaston toen ze nog klein was. Ze heeft dus maar weinig herinneringen aan de tijd daarvoor. Sommige mensen kijken ons vol medelijden aan wanneer ze horen hoe we onze jaren hebben doorgebracht. Ze vinden het zielig dat ons leven zo weinig avontuurlijk is. Eveneens zijn ze ervan overtuigd dat een bestaan dat geografisch zo begrensd is, ongetwijfeld onaangenaam en onbevredigend moet zijn. Wanneer ik ze dan verzeker dat ons leven wel degelijk aangenaam en bevredigend is, kijken ze ons meewarig aan. Aan hun spottende glimlach te oordelen, geloven ze vast dat we onszelf voor de gek houden. Op die manier hoeven we immers niet na te denken over alles wat we hebben gemist. Fijntjes wijs ik er dan op dat vroeger de meeste mensen beperkt werden door geografische grenzen. Bovendien kan levensgeluk ook door heel veel andere dingen worden beïnvloed: ziekte, armoede, domheid, eenzaamheid en gebrek aan vertrouwen -om er maar eens een paar te noemen.
Mijn vrouw heeft mijn argumenten – filosofische en andere – om nergens heen te gaan altijd rustig aangehoord. Voor haar komen ze allemaal op hetzelfde neer: mijn aangeboren neiging tot weloverwogen passiviteit. Vermoedelijk heeft ze nog gelijk ook. Toch denk ik niet dat Sarah in ons huwelijk ongelukkig is geweest. Ze houdt van mij, onze zoon en, naar ik aanneem, van ons leven samen. Dat heeft ze me trouwens een tijdje geleden zelf verteld, toen we vreesden dat aan haar leven een einde zou komen. Ziek van bezorgdheid heb ik haar toen gevraagd of ze spijt had van het eenvoudige, maar comfortabele leven dat we samen hebben opgebouwd. De laatste tijd doen we het een stuk rustiger aan. En je kunt nou niet bepaald zeggen dat we het altijd gillend druk hebben gehad. We hebben simpelweg nooit de drang gehad om meer van de wereld te ontdekken, omdat ons leven in Thomaston zo vol en veeleisend was.”

 


Richard Russo (Johnstown, 15 juli 1949)

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog en ook mijn blog van 18 juli 2010.

 

Voetnoten uit het oudhedenboekje

Je peinst over de vlakte, as
een grijze tint in zijn lagen betekent
“Rome”, een roestige insluiting “Bonn”

het amulet van een hetaere
onder de warmte die als een verlangen
uit je hand in het metaal stijgt

de tand van de oorlogsolifant raakt je
met breuken, scheuren

rijd uit, zegt hij, zoek het hart
waaraan ik gehecht was, dat voor jou klopt
sinds lange tijd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juli ook mijn blog van 15 juli 2020 en eveneens mijn blog van 15 juli 2019 en ook mijn blog van 15 juli 2017 deel 2.

Rien Vroegindeweij, Wole Soyinka

De Nederlandse dichter en (toneel)schrijver Rien Vroegindeweij werd geboren in Middelharnis op 13 juli 1944. Zie ook alle tags voor Rien Vroegindeweij op dit blog.

 

Vader

De magere jaren werden vette.
Je had hard gewerkt en gespaard.
En als bewijs van zekere welvaart,
kocht je je eerste Mobylette.

’s Nachts stond hij in ’t schuurtje,
onder een deken voor het stof.
Zondags reed je menig uurtje,
als een vorst rond op de plof.

Je zette mij op de bagagedrager
en spande trots de kabels.
Je trok sporen als je gas gaf,

het grint sprong krachtig op.
Huizenhoog soms als je op gaf
van de bougies en de kogellagers.

 

Straat

De straat waar ik geboren ben
heeft gelukkige tijden gekend.
Want slaan we er Prisma 381 op na,
dan lezen we dat Meindert Hobbema:

‘in zijn zonnige Gelderse land-
schappen met watermolens een blijmoediger kijk op
de natuur geeft dan zijn leermeester
Jacob van Ruisdael, en die in een
gelukkig moment een der statigste
Hollandse landschappen schiep:
het Laantje van Middelharnis.’

Het Laantje heet nu Steeneweg en
ligt in een grauwe nieuwbouwwijk.
Geluk en statigheid zijn daar verdreven,
geen schilder geeft er nog blijmoedig kijk.

Het schilderij dat hangt in Londen,
in een museum van de staat.
Ik heb hem daar gezien, mijn straat,
achter glas, door de eeuwen ongeschonden.

 

Uitzicht

De buren waar we toen op keken,
gescheiden door meer dan de straat,
hadden als hun welvaartsteken
een Fiat 500 voor de deur staan.

Jaloers keek ik op ’t voertuig neer.
Hun zoon was in de klas veel dommer
dan ik, en toch hadden zij een brommer
met een dak en twee wielen meer.

Als ze zondags gingen rijden zwaaide
hij naar mij. En ik terug, maar ‘k laaide
van woede en zon op wraak voor ’t zwaaien.

Op een avond haalde ik met een spijker
een lange haal over het lakwerk. ’t Haalde
niets uit. Ze werden alsmaar rijker.

 


Rien Vroegindeweij (Middelharnis, 13 juli 1944)

 

De Nigeriaanse dichter, schrijver en voorvechter van democratie Akinwande Oluwole “Wole” Soyinka werd geboren op 13 juli 1934 in Abeokuta. Zie ook alle tags voor Wole Soyinka op dit blog.

 

LEVEND BEGRAVEN

Zestien passen
Op drieëntwintig. Ze
Belegeren de menselijkheid
En de Waarheid
Tijd gebruikend om door te boren tot zijn oordeel

Schismatische
Minnaar van Antigone!
Zal je? Zal je lijken
Van vorig jaar
Opgraven? De mest blootleggen van de huidige geboorte?

Verzegel hem levend
In diezelfde dodenstad.
Moge zijn geestgeliefde
De klassieke weg
Wijzen naar Stygische Mysteries voor Buitenstaanders.

Bulletin:
Hij slaapt goed, eet
Goed. Zijn dokters maken geen melding
Van beschadiging
Onze plastisch chirurgen verzorgen zijn imago.

Bekentenis
Fictie? Is waarheid niet de essentie
Van Kunst, en fictie Kunst?
Om haar niet te laten verroesten
Hebben we beleefd zijn dichterslicentie geleend.

Galileo
Zo hoopten we, zou hij worden – leeftijd
Of genie kunnen berouw tonen – onze slachters
Het wachten moe
Bevalen; neem de zondebok, laat de wijze vallen.

Wachters De hagedis:
Elke minuut schraapt
De keel van een betonmolen.
Het colaslijm
Vliegt om de muren te bekladden in groezig patroon

De lijkeneter:
Bezweet van het hangen, snuift,
Om zijn hoofd van zonden te
Zuiveren waar – zoals de wet
verklaarde – de galgenlading die ochtend dood van was.

De voyeur:
Stelt zijn sluwe patrouille af
Voor het uur op de troon
Ik denk dat hij huivert
Bij het horen van het verstopte gekreun van de muze.

 

Vertaald door Marijke Emeis

 


Wole Soyinka (Abeokuta, 13 juli 1934)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juli ook mijn blog van 13 juli 2020 en eveneens mijn blog van 13 juli 2019 en ook mijn blog van 13 juli 2016 en ook mijn blog van 13 juli 2014 deel 1 en ook deel 2.

Jacqueline van der Waals, Ingeborg Bachmann

De Nederlandse dichteres Jacqueline Elisabeth van der Waals werd geboren op 26 juni 1868 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Jacqueline van der Waals op dit blog.

 

Luchtige liedjes

Zoude ik mijn liedjes,
de vluchtige, lichte
Liedekens zingen,
gelijk ik ze zing?
Zoude ik zo lustige
liedekens dichten,
Zo het mij naar
mijn lust verging?

Zoude ik mij spelender-
wijze vermeiden,
Dingen bezingend,
die buiten mij zijn:
Vrede – van ’t vee
in de vredige weiden,
Vreugde – van bloemen
en zonneschijn?

Zoude ik van vreugdige,
vredige dingen
Zingen, een lachje
van spot om de mond?
Zoude ik zo luchtige
liedekens zingen,
Zo ik hier binnen
de vreugde vond?

 

Melancolia

Toen ik door het maanlicht liep
En de paden meed,
Bang, dat ik de tuin, die sliep,
Wakkerschrikken deed

Door het ritselend gerucht
Van mijn kleed en voet –
De oude bomen! die een zucht
Wakkerschrikken doet.

Toen ik naar de vijver ging
Door het korte gras,
Naar de boom die overhing
In de vijverplas,

Waar het water inkt geleek,
En zo roerloos sliep,
Of het oog in ’t duister keek
Van een peilloos diep,

Waar het windgefluister klonk
Door het popelblad…
Weet gij, wie op d’ elzentronk
Mij te wachten zat?

Vleermuisvleugelige vrouw,
Die mij eeuwig jong,
’t Eeuwig oude lied van rouw
Vaak te voren zong,

Tot ik in de maneschijn
Zacht heb meegeschreid
Met het eeuwenoud refrein:
‘Alles ijdelheid.’

Hebt ge hier op mij gewacht,
Denkend, dat ik sliep?
Hebt gij zó aan mij gedacht,
Dat uw geest mij riep,

Dat ik staan kwam aan het raam
En onrustig werd
Door het roepen van mijn naam
Uit de lichte vert’?…

Toen ik u hier wachten vond
En met stille schrik
In de peilloos diepe grond
Staarde van uw blik,

Toen ik zwijgend binnentrad
En in zwarte schauw
Uwer vleuglen nederzat,
Zwartgewiekte vrouw,

Heb ik, met uw hoofd gevleid,
Liefste aan mijn hart,
Zachtkens met u mee geschreid
Om der dingen ijdelheid
Om onze oude smart.

 


Jacqueline van der Waals (26 juni 1868 – 29 april 1922)

 

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Ingeborg Bachmann werd geboren op 25 juni 1926 in Klagenfurt. Zie ook alle tags voor Ingeborg Bachmann op dit blog.

 

Ballingschap

Een dode ben ik die ronddoolt
nergens meer opgetekend
onbekend in het rijk van de prefect
overtollig in de gouden steden
en in het groenende land

lang reeds afgedaan
en met niets bedacht

Alleen met wind met tijd met klank

ik die onder mensen niet leven kan

Ik met de Duitse taal
die wolk om me heen
die ik vasthoud als huis
meevoer door alle talen

O hoe duister ze wordt
de regenklanken de donkere
nog maar weinige vallen

Dan draagt ze de dode naar lichtere zones omhoog

 

Vertaald door Paul Beers en Isolde Quadflieg

 


Ingeborg Bachmann (25 juni 1926 – 17 oktober 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e juni ook mijn blog van 26 juni 2023 en ook mijn blog van 26 juni 2020 en eveneens mijn blog van 26 juni 2019 en ook mijn blog van 26 juni 2018 en ook mijn blog van 26 juni 2017 en eveneens mijn blog van 26 juni 2016 deel 2.

Christoph Meckel

De Duitse dichter, schrijver en graficus Christoph Meckel werd geboren op 12 juni 1935 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Christopher Meckel op dit blog.

Uit: Russische Zone

„Im amerikanischen Juni nach dem Ende des Weltkriegs wurde ich sanglos-klanglos zehn Jahre alt. Wir überlebten und lebten weiter, aus dem Haus der Großeltern wegquartiert – die Militärbehörde war gnadenlos, das gebrochene Bein der Großmutter war ihr egal –, im vierten Stock eines bombenbeschädigten Wohnblocks am Westrand Erfurts. Unterm Fenster verlief eine Katzenkopf-Straße, von verirrten Granaten der Deutschen zu Steinschutt verhackstückt – Erfurt wurde zuletzt aus dem Zentrum mit fünf oder sechs Geschützen verteidigt. Gegend der Bombentrichter, verwüstete Gärten, öde Feldflächen bis an den Steigerwald. Das waren Kohlfelder – sie erschienen mir endlos –, vor der Ernte von allen Seiten gerecht beklaut, danach von Hungernden in Besitz genommen; Kinderhände, Altweiberfinger rupften wie Viehmäuler schnell und geübt die zurückgelassenen Reste Kohl; noch einmal fand der vorletzte Hunger bescheidene Reste in Staub und Schlamm; packte der letzte Hunger zum letzten Mal, was von Blatt und Strunk kaum noch sichtbar herumlag.
Nach wenigen Wochen waren die Amerikaner zum neuen Weltbild der Deutschen geworden. Die Gewißheit, im Westen am Leben zu sein, beruhigte den Menschen, der übrig war, und belebte seinen Wunsch nach menschenmöglicher Zukunft. An der nahen Kreuzung, von der Veranda aus sichtbar, war ein Checkpoint improvisiert für jeden, der im Untergrund den Krieg überlebte, Verfolgung und Urteil entkommen war. Plakate und Lautsprecher machten die Stelle bekannt. Es kamen irre Gestalten zum Vorschein, die hier niemand gesehn noch vermutet hatte, Knochengeschöpfe in Lumpen, unschlüssig, verhuscht, von entschlossenen Gesichtern hingeführt, Männer und Frauen, allein, ohne Kinder. Ich hatte kein einziges Kind bemerkt und konnte mir denken, daß es Leute gab, die keinen Grund hatten, an den Checkpoint zu gehen. Wäre ich hingegangen? Ich wußte es nicht. Ich hätte mich ohne den Checkpoint befreiter gefühlt.
Es erschien auch ein alter Offizier – aus dem ersten in den zweiten Weltkrieg verschlagen – in zerknitterter Uniform, behängt mit Orden, nachdrücklich hinkend in ausgetretenen Stiefeln. Er salutierte vor den verblüfften GIs, über-gab eine Waffe, wurde abgeführt, in der nächsten Querstraße stand ein geschlossener Jeep. Das geflüsterte Wort der Nachbarn hieß Deserteur, mir wurde versichert, daß ihm nichts passierte. Dem zieht man die Uniform ab und läßt ihn laufen. Woher der Mensch kam, wurde nicht bekannt.”

 

Het was de adem in de sneeuw

Het was de adem in de sneeuw en de wijn in de ochtend
de autopech in de rivierbedding, de vos in de bergen
het was de muis die een scheiding door het gras trok
en het was het van regenbuien druipende haar.
Nu is het dat gepraat over de sneeuw en de adem
de rivier, de wijn, het haar. De rest is gewoon gepraat.
En de muis, het gras, de muis – hoe zat dat met de muis.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Christoph Meckel (12 juni 1935 – 29 januari 2020)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e juni ook mijn blog van 12 juni 2020 en eveneens mijn blog van 12 juni 2019 en ook mijn blog van 12 juni 2016 deel 2.

Maundy Thursday (Malcolm Guite), Sarah Kirsch

Bij Witte Donderdag

 


Christus wast de voeten van de discipelen door Paolo Veronese, ca. 1580

 

 

Maundy Thursday

Here is the source of every sacrament,
The all-transforming presence of the Lord,
Replenishing our every element,
Remaking us in his creative Word.
For here the earth herself gives bread and wine,
The air delights to bear his Spirit’s speech,
The fire dances where the candles shine,
The waters cleanse us with his gentle touch.
And here he shows the full extent of love
To us whose love is always incomplete,
In vain we search the heavens high above,
The God of love is kneeling at our feet.
Though we betray him, though it is the night,
He meets us here and loves us into light.

 


Malcolm Guite (Ibadan, 12 november 1957)
De katholieke kathedraal St. Mary in Ibadan

 

De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.

 

Het dorp

‘s Avonds was de stilte volkomen.
De krekels verstomden in hun gaten
Op de heuvel stond de eik
Zwart voor de lakrode hemel.

Dan kwam ik in het dorp uit het veen.
Ging over glanzend stoppelveld
Ster en sterren schenen helder
In de huizen vlamde het licht op.

Vermorzeld stof op de straat.
Kneuterend onder de voeten
Reikte van deur tot deur een zomertapijt.

 

Vertaald door Germain Droogenbroodt

 


Sarah Kirsch (16 april 1935 – 5 mei 2013)

 

Zie voor de schrijvers van de 17e april ook mijn blog van 17 april 2021 en ook  mijn blog van 17 april 2020 en eveneens mijn blog van 17 april 2019 en ook mijn blog van 17 april 2017 deel 2.

Driekoningen (Victor Vroomkoning), T.S. Eliot

 

Bij het feest van Driekoningen

 


Aanbidding der koningen door Jacopo Bassano ca.1564

 

Driekoningen

Ik loop nog eenmaal om het lege
huis, kijk naar binnen. Zie ik
jou daar knielend naast Caspar-
met-de-zevenmaalgelijmde kop?

Elke dag liet jij ze dichter bij
het kind, jij was hun ster.
In drie weken trokken ze van
zolder met je mee via serre

naar de kribbe op de kast. Je geloof
lag in je daden. Met tafelkleed,
gordijnen, moeders onderrok trans-
formeerde jij ons tot wijzen.

Verbeelding krijgen kinderen van vaders
die kinderen van vaders bleven.

 


Victor Vroomkoning (Boxtel, 6 oktober 1938)
De St. Petrusbasiliek in Boxtel

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

De reis van de drie koningen

Het was een koude tocht,
en de slechtste tijd van het jaar
voor een reis, voor zulk een verre reis.
De wegen modderig, het weer guur,
de winter op zijn strengst.
De kamelen, die hun knieën ontvelden, hun hoeven bezeerden,
werden onhandelbaar
en legden zich neer in de smeltende sneeuw.
Menigmaal dachten we met spijt terug
aan onze zomerpaleizen op bloeiende berghellingen,
aan meisjes, in zijde gehuld, die gekoelde wijn ronddienden.
Onze kameeldrijvers vloekten, kankerden,
weigerden dienst, riepen om brandewijn en vrouwen.
Onze kampvuren wilden niet branden, onderdak was moeilijk
te vinden,
de steden waren vijandig, de dorpen stug,
de gehuchten smerig en verschrikkelijk duur:
het was een ellendige tocht.
Tenslotte reisden wij de gehele nacht door,
sliepen zo nu en dan langs de wegkant
en hoorden gedurig in onze oren zingende stemmen, zeggend:
jullie onderneming is waanzin.

Eindelijk, toen het licht werd, daalden we neer in een luw dal,
vochtig, onder de sneeuwlijn, geurend naar groeizaamheid;
een beek snelde voort, een watermolen karnde het duister,
er waren drie bomen onder een bewolkte lucht,
en een oud wit paard galoppeerde door een weiland.
Wij kwamen bij een herberg met wijngaardranken boven de stoep.
Zes handwerkslieden dobbelden bij de open deur om zilverlingen
en zes voetknechten schopten lege wijnzakken over de vloer.
Maar niemand kon ons inlichtingen verschaffen, en zo gingen
we verder,
en bereikten des avonds, geen uur te vroeg,
de plaats van bestemming; het was (dat mag ik wel zeggen) de
moeite waard.

Dit alles is lang geleden, ik heb het onthouden
en zou het over willen doen, maar ik stel,
dit vooropgesteld,
één vraag: was het doel dat ons dreef
geboorte of dood? Wij waren getuigen van een geboorte, zeker,
daar is geen twijfel aan. Maar als ik vroeger geboorte of dood zag,
dacht ik dat ze tegenstellingen waren. Deze geboorte echter
was een onverbiddelijk einde voor ons, een dood, onze dood.
Wij keerden terug naar ons land, onze koninkrijken,
maar voelden ons niet meer thuis in de oude orde
tussen vreemde mensen die hun goden omklemmen.
Ik zal blij zijn als ik andermaal sterf.

 

Vertaald door Martinus Nijhoff

 


T.S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
Interieur van de rooms-katholieke Shrine of-St. Joseph kerk  in St. Louis, Missouri, de geboorteplaats van T. S. Eliot

 

Zie voor de schrijvers van de 5e januari ook mijn blog van 5 januari 2024 en ook mijn blog van 5 januari 2021 en ook mijn blog van 5 januari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.