Max Brod, Kaur Kender, Adriaan Venema, Arnold Bennett, Richard Schaukal, Ferdynand Ossendowski, M. A. von Thümmel, Herman Wouk, Dashiell Hammett

De Tsjechisch-Israëlische dichter, schrijver, criticus en componist Max Brod werd geboren in Praag op 27 mei 1884. Zie ook alle tags voor Max Brod op dit blog.

Uit: Lord Byron kommt aus der Mode

„BYRON: Was hast du denn, Göß.
AUGUSTA (böse): Was Fletcher vorhin gesagt hat, als wir kamen. —Daß es hier schon lange nicht so lustig war. — (Aufflammend) Er verwechselt mich wohl mit einer deiner Maitressen!
(Sie wendet sich wütend gegen die Wand. In ihrem Ausbruch, auch in der Stellung erinnert sie jetzt an Byron: 1. Bild, die Szene mit Graf Carlisle, die Stelle vom »Blut der Stuarts«)
BYRON (beschwichtigt sie zärtlich): Auch diese Wut — genau meine Wut. Ich kenne sie genau. Und gleich wirst du wieder gut sein, wie ich.
AUGUSIA (lacht unter Tränen): Du ärgerst mich!
BYRON: Nein. Ich ärgere dich nicht. Das ist es ja eben. Zwischen uns kann nichts Fremdes sein. Wir sind einander zu ähnlich, zu nah. Daher auch dieser himmlische Frieden von dir zu mir. Wir beide können einander niemals enttäuschen. Zwischen uns ist keine Verstellung möglich, kein Zur-Last-fallen, kein Überdruß, keine Falschheit, kein vergiftetes Liebesspiel. Wir wissen einander von vornherein — das ist Geschwisterlichkeit. Etwas Großes. Ich verstehe, warum die Könige Ägyptens es für unvereinbar mit ihrer Würde hielten, eine andere als ihre Schwester zu heiraten. Es ist erhaben, in einem gewissen Sinn kalt, gefahrlos. Es reizt nicht — nur das Fremde reizt. Ich habe dich lieb, Augusta, und doch ist mir noch nie eingefallen, dich zu umarmen, zu küssen.
AUGUSTA (schamhaft und gequält): Sprich nicht davon!
BYRON: Soll ich von all dem —?
AUGUSTA: Von all dem lieber nichts. Es widerstrebt mir. Ich weiß nicht warum.
BYRON (auf und ab): Ach laß doch! (Lebhafter) Es fällt mir eben ein, daß auch einer der Cäsaren mit seiner Schwester vermählt war. Und Napoleon — sagt man –
AUGUSTA (gereizt, da er das Thema nicht abbricht, nun ihrerseits Öl ins Feuer gießend): Mit allen seinen Schwestern.
BYRON: Paolina Borghese.
AUGUSTA: Kein schlechter Geschmack! Aber ich weiß ein Beispiel, das uns näher liegt —
BYRON: Noch näher?
AUGUSTA: Eine alberne Geschichte.
BYRON: Erzähle.
AUGUSTA: Sie ist ziemlich unanständig.“

 

 
Max Brod (27 mei 1884 – 20 december 1968)
Cover

 

De Estse schrijver Kaur Kender werd geboren op 27 mei 1971 in Estland. Zie ook alle tags voor Kaur Kender op dit blog.

Uit: Petty God (Vertaald door Edith Epler)

“At first there was nothing on my desk. Under the table were empty drawers and in the ceiling a hole, where, as it later turned out, a chandelier would be fitted.
“Bring me a lamp!” I shouted to the lobby. A lamp was brought. This happened some time ago.
Everything is ready and everything has been planned. And most importantly: everything has been done. I do not have to do anything. The system functions by itself. I just watch and enjoy. Astonishing, I should say, how much I like this. The last thing I hung on the wall was a picture of David Allmighty. Precisely above my desk. I know there is something similar about the two of us. I know that this something stands out. If I had a son, I would put a picture of him there, too. Yes: me, my son and David Allmighty. That would be fun. Regrettably I do not have a son. Here and now. Moreover, there is really no particular need for David Allmighty, but some clients can more easily accept the thought that someone grand and distant creates certain solutions, which they are offered. Many of the moves I have made are ascribed to David Allmighty. But let the people talk.
Now there is only the naming left. I cannot be bothered with that. I will let him name. But before he starts to name, there is one more thing.
He will ask at any moment.
*
“Who else will be in my cabinet?” I ask at last. Everything has been unpacked, everything has been done, but he still hasn’t told me. Well, I shouldn’t stay here alone! He keeps repeating that creative work is a dialogue. Why should I be talking to myself then?
“Sleep, sleep well tonight, because you will have a companion tomorrow,” he grins and scratches his gold Rolex. “

 


Kaur Kender (Estland, 27 mei 1971)

 

De Nederlandse journalist, schrijver en kunsthandelaar Adriaan Harrie Venema werd geboren in Heiloo op 27 mei 1941. Zie ook alle tags voor Adriaan Venema op dit blog.

Uit: Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie

“Misschien was Mies Bouhuys niet compleet geïnformeerd, want in haar herinneringen noemde ze verschillende bladen waaraan Hoornik meewerkte, op De Nieuwe Gemeenschap na. Het gedicht ‘Stem uit Twente’ publiceert ze wel zonder te vermelden in welk blad het oorspronkelijk gestaan had. Ook De Nieuwe Gids vermeldde ze niet, terwijl Hoornik daar in 1938 in publiceerde op een moment dat Alfred Haighton, een van de ergste antisemieten uit die tijd, het heft in handen nam. De gedichten van Hoornik stonden in het augustus-nummer. Hoornik zou overigens daarna zijn medewerking aan De Nieuwe Gids opzeggen, nadat achtentwintig literatoren hem in een manifest daarin vooraf waren gegaan. Op Haighton en De Nieuwe Gids kom ik in deel ii terug.
Hoornik bleef bij het Algemeen Handelsblad door de jaren heen redacteur binnenland. In de herinneringen van Mies Bouhuys wordt 1939 genoemd als de datum waarop hij aan de kunstredactie ging meewerken99. ‘Op de kunstredactie, waar ik sinds 1939 aan meewerkte’, laat ze Hoornik vertellen, ‘zaten figuren die “fout” waren. Ze wisten natuurlijk precies wie mijn vrienden waren en met hoeveel walging ik nog op die krant werkte, waar de lezers de Duitse overwinningen grootscheeps kregen voorgeschoteld.’
Waar het jaartal 1939 vandaan komt, is onbekend, want pas in 1941 zien we Ed. Hoornik voor de eerste maal genoemd als medewerker van de kunstredactie. Maar toen was het ook gelijk raak. Hij debuteerde als kunstredacteur van het Algemeen Handelsblad met het artikel, waaraan Hermans refereerde100. Ook is het opvallend dat Hoornik tot de kunstredactie toetrad vlak na de eerder beschreven machtsovername bij de krant, een bijzonder ongelukkig moment dus om voor het eerst in de nieuwe cultuurpolitiek aan te schuiven, onder verantwoordelijkheid van nota bene Chris de Graaff, die de fatsoenlijke Maurits Uyldert was opgevolgd, en dan nog wel met een interview waarin Henri Bruning onbekommerd zijn nationaal-socialistische ideeën kon spuien.
Henri Bruning was een fanatieke nationaal-socialist en hij maakte daar ook geen geheim van. Hoornik noemde hem in het interview dat op 31 juli 1941 verscheen ‘een zuivere Nederlander’101, wiens ‘studies over het gezag wel als bijzonder scherpzinnig of indringend gekenmerkt mogen worden’, met recht een opvallende visie op Bruning.”

 

 
Adriaan Venema (27 mei 1941 – 31 oktober 1993)
De vijf delen van Venema’s “Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie”

 

De Engelse schrijver Arnold Bennett werd geboren in Hanley, Staffordshire, op 27 mei 1867. Zie ook alle tags voor Arnold Bennett op dit blog.

Uit: The Grand Babylon Hotel

“Jules, the celebrated head waiter of the Grand Babylon, was bending formally towards the alert, middle-aged man who had just entered the smoking-room and dropped into a basket-chair in the corner by the conservatory. It was 7.45 on a particularly sultry June night, and dinner was about to be served at the Grand Babylon. Men of all sizes, ages, and nationalities, but every one alike arrayed in faultless evening dress, were dotted about the large, dim apartment. A faint odour of flowers came from the conservatory, and the tinkle of a fountain. The waiters, commanded by Jules, moved softly across the thick Oriental rugs, balancing their trays with the dexterity of jugglers, and receiving and executing orders with that air of profound importance of which only really first-class waiters have the secret. The atmosphere was an atmosphere of serenity and repose, characteristic of the Grand Babylon. It seemed impossible that anything could occur to mar the peaceful, aristocratic monotony of existence in that perfectly-managed establishment. Yet on that night was to happen the mightiest upheaval that the Grand Babylon had ever known.
‘Yes, sir?’ repeated Jules, and this time there was a shade of august disapproval in his voice: it was not usual for him to have to address a customer twice.
‘Oh!’ said the alert, middle-aged man, looking up at length. Beautifully ignorant of the identity of the great Jules, he allowed his grey eyes to twinkle as he caught sight of the expression on the waiter’s face.
‘Bring me an Angel Kiss.’
‘Pardon, sir?’
‘Bring me an Angel Kiss, and be good enough to lose no time.’
‘If it’s an American drink, I fear we don’t keep it, sir.’ The voice of Jules fell icily distinct, and several men glanced round uneasily, as if to deprecate the slightest disturbance of their calm. The appearance of the person to whom Jules was speaking, however, reassured them somewhat, for he had all the look of that expert, the travelled Englishman, who can differentiate between one hotel and another by instinct, and who knows at once where he may make a fuss with propriety, and where it is advisable to behave exactly as at the club. The Grand Babylon was a hotel in whose smoking-room one behaved as though one was at one’s club.”

 


Arnold Bennett (27 mei 1867 – 27 maart 1931)
Cover

 

De Duitse dichter en schrijver Richard von Schaukal werd geboren op 27 mei 1874 in Brünn. Zie ook alle tags voor Richard von Schaukal op dit blog.

 

Mai

Der Flieder am Tor
dringt rötlich hervor,
das himmlische Blau
erduftet im Tau.
Noch blendets vom Blühn,
schon rieselt es grün
und flimmert und bebt,
von Licht überschwebt.
O seliger Mai
und morgen vorbei:
ein trunkener Zug,
ein blitzender Flug!

 

Entführung

Wenn die leichte Kerzenflamme
Schwelend sich gespenstisch hebt,
Die am runden, weißen Stamme
Zuckend wie gefangen klebt,

Und ein Hauch im düstern Zimmer
Unbemerkt sie plötzlich treibt,
Daß ihr flüchtig blasser Schimmer
Schattend einen Kreis beschreibt:

Fühlst du dich im tiefsten Kerne
Wie von einem Ruf berührt,
Der dich in die große Ferne,
In die Ewigkeit entführt,

Fühlst dich über diesem Leben
Körperfrei im Wirbelwind
Lautlos zu den Quellen schweben,
Daraus die Zeit ins Dunkel rinnt.

 

 
Richard von Schaukal (27 mei 1874 – 10 oktober 1942)
In 1934

 

De Poolse schrijver, journalist, ontdekkingsreiziger en globetrotter Ferdynand Ossendowski werd geboren op 27 mei 1876 in Dvina. Zie ook alle tags voor Ferdynand Ossendowski op dit blog.

Uit: Beasts, Men And God

„I did not ask him anything further and told him only that I would wait for him. He took off the bags that had been hanging on his saddle, put them away out of sight in the burned corner of the cabin, looked over the stirrups and bridle and, as he finished saddling, smiled and said:
“I am ready. I’m going to awake my ‘comrades.’” Half an hour after the morning drink of tea, my three guests took their leave. I remained out of doors and was engaged in splitting wood for my stove. Suddenly, from a distance, rifle shots rang through the woods, first one, then a second. Afterwards all was still. From the place near the shots a frightened covey of blackcock broke and came over me. At the top of a high pine a jay cried out. I listened for a long time to see if anyone was approaching my hut but everything was still.
On the lower Yenisei it grows dark very early. I built a fire in my stove and began to cook my soup, constantly listening for every noise that came from beyond the cabin walls. Certainly I understood at all times very clearly that death was ever beside me and might claim me by means of either man, beast, cold, accident or disease. I knew that nobody was near me to assist and that all my help was in the hands of God, in the power of my hands and feet, in the accuracy of my aim and in my presence of mind. However, I listened in vain. I did not notice the return of my stranger. Like yesterday he appeared all at once on the threshold. Through the steam I made out his laughing eyes and his fine face. He stepped into the hut and dropped with a good deal of noise three rifles into the corner.
“Two horses, two rifles, two saddles, two boxes of dry bread, half a brick of tea, a small bag of salt, fifty cartridges, two overcoats, two pairs of boots,” laughingly he counted out. “In truth today I had a very successful hunt.”
In astonishment I looked at him.
“What are you surprised at?” he laughed. “Komu nujny eti tovarischi? Who’s got any use for these fellows? Let us have tea and go to sleep. Tomorrow I will guide you to another safer place and then go on.”

 


Ferdynand Ossendowski (27 mei 1876 – 3 januari 1945)

 

De Duitse dichter en schrijver Moritz August von Thümmel werd geboren op 27 mei 1738 in Schönefeld. Zie ook alle tags voor Moritz August von Thümmel en voor August von Thümmel op dit blog.

 

Elegie auf einen Mops

Das mahnend schöne Bild, das ich mit ihm verloren,
so weit mein Auge reicht, ersetzt kein andres nicht.
Belehrender war nie ein Sonderling geboren,
und keiner trug, bei kürzern Ohren,
ein philosophischer Gesicht.

Zwar sah ich manche Stirn von Königsberg bis Leiden
mit diesem mystischen gelehrten Überzug:
Doch sah ich keine je, die Runzeln so bescheiden,
von allen Wesen zu beneiden,
als meines Mopses Stirne trug.

Er warf den hohen Ernst der kritischen Gebärde
nie auf ein Mitgeschöpf, nie außer sich herum.
Der Schnarcher suchte nie, so weit ihn Gottes Erde
auch trug, dass er bewundert werde,
ein größres Auditorium.

Nur still erbaut’ er mich. Von seinem gelben Felle
blickt’ ich gestärkter auf in die beblümte Flur:
Mein krankes Auge stieg von seiner Lagerstelle
gemach vom Dunkeln in das Helle
bis zu dem Lichtquell der Natur.

Wenn er sich schüttelte, las ich in seinen Blicken
den herrlichen Beweis vortrefflich kommentiert,
den einst, vom Übergang des Schmerzes zum Entzücken,
aus gleicher Notdurft sich zu jücken,
der weise Sokrates geführt.

Kein unbequemer Freund, kein Trunkenbold, kein Fresser,
in richtiger Mensur, nicht stolz, nicht zu gemein,
schlief er sein Leben durch, und wahrlich, desto besser!
er schläferte, wie ein Professer,
auch seinen klügern Nachbar ein.

Wie hast du, guter Mops, nicht meiner Stirne Falten,
sah ich dem Grillenspiel der deinen zu, gegleicht!
Gewarnter nun durch dich, frühzeitig zu veralten,
sei immer dir mein Dank erhalten!
Auch dir sei Gottes Erde leicht!

 

 
Moritz August von Thümmel (27 mei 1738 – 26 oktober 1817)
„Wilskracht“ door Charles van den Eycken, 1891

 

De Amerikaanse schrijver Herman Wouk werd geboren op 27 mei 1915 in New York. Zie ook alle tags voor Herman Wouk op dit blog.

Uit: The Hope

“Ha’m’faked!” No response. “Ha’m’faked! Ha’m’fakedr’ (“Commander! Commander!”) The watch sergeant roughly shakes the company commander’s shoulder. Haganah captain Zev Barak, born Wolfgang Berkowitz, rolls over and half opens heavy eyes. “What now?” “Sir, they’re coming again.” Barak sits up and glances at his watch. L’Azazel! Asleep a mere ten minutes, how can he have dreamed such a long crazy dream, himself and his Moroccan wife Nakhama in the Vienna of his boyhood, rowing on a lake, riding a Ferris wheel, eating pastry in a Ringstrasse café? Around him on the ground the militiamen sprawl asleep. Beyond the sandbags and the earthworks rifle-toting lookouts pace the hilltop, peering down at the narrow moonlit highway from Tel Aviv to Jerusalem, which here goes snaking through the mountain pass. Wearily, Zev Barak gets to his feet in a cold night wind. Unshaven, grimy, in a shabby uniform with no insignia of rank, the captain at twenty-four looks barely older than his troops. He follows the sergeant to an outcropping of rock amid scrubby trees, where the sentry, a scrawny boy in a Palmakh wool cap, points down at the road. Barak edges out on the rocks and looks through binoculars at the moving shadows. “All right,” he says, sick at heart, to the sergeant. “Go ahead and wake the men.” Within minutes they stand in a semicircle around him, some thirty tousle-headed youths, many of them bearded, yawning and rubbing their eyes. “It’s a pretty big gang this time, maybe a hundred or so,” he says in a matter-of-fact voice, though he feels that in this fight against odds, after months of close calls, he may really be about to die. He has been hearing that anxious inner voice more than once lately. Here he is still alive, just very worn out and scared, and he must keep up the spirits of these weary hard-pressed youngsters. “But we have plenty of ammunition, and we’ve beaten them off before. This hill is the key to Kastel, so let’s hold our ground, no matter what! Understood? Then prepare for action.” In minutes, Barak’s troops, armed and helmeted, surround him once more. No more yawns now; grim youthful faces under variegated headgear, from World War I tin hats to British and German steel casques, and also some ragged wool caps. “Soldiers, you’re a fine unit. You’ve proven yourselves. Fight the way you did before, and you’ll repulse them again. Remember, the Russians had a motto, ‘If you have to go, take ten Germans with you.’ So if any of us have to go, let’s each take twenty of them with us! We’ve got the high ground, and we’re fighting for our lives, our homes, and the future of the Jewish people.”

 


Herman Wouk (New York, 27 mei 1915)

 

De Amerikaanse schrijver Dashiell Samuel Hammett werd geboren in Saint Mary’s County (Maryland), op 27 mei 1894. Zie ook alle tags voor Dashiell Hammett op dit blog.

Uit: The Maltese Falcon

“No, I haven’t. I wrote her that I would go to the St. Mark, and I begged her to come and let me talk to her even if she didn’t intend to go home with me. But she didn’t come. I waited three days, and she didn’t come, didn’t even send me a message of any sort.”
Spade nodded his blond satan’s head, frowned sympathetically, and tightened his lips together.
“It was horrible,” Miss Wonderly said, trying to smile. “I couldn’t sit there like that–waiting–not knowing what had happened to her, what might be happening to her.” She stopped trying to smile. She shuddered. “The only address I had was General Delivery. I wrote her another letter, and yesterday afternoon I went to the Post Office. I stayed there until after dark, but I didn’t see her. I went there again this morning, and still didn’t see Corinne, but I saw Floyd Thursby.”
Spade nodded again. His frown went away. In its place came a look of sharp attentiveness.
“He wouldn’t tell me where Corinne was,” she went on, hope-lessly. “He wouldn’t tell me anything, except that she was well and happy. But how can I believe that? That is what he would tell me anyhow, isn’t it?”
“Sure,” Spade agreed. “But it might be true.”
“I hope it is. I do hope it is,” she exclaimed. “But I can’t go back home like this, without having seen her, without even having talked to her on the phone. He wouldn’t take me to her. He said she didn’t want to see me. I can’t believe that. He promised to tell her he had seen me, and to bring her to see me–if she would come–this evening at the hotel. He said he knew she wouldn’t. He promised to come himself if she wouldn’t. He–“
She broke off with a startled hand to her mouth as the door opened.
The man who had opened the door came in a step, said, “Oh, excuse me!” hastily took his brown hat from his head, and backed out.
“It’s all right, Miles,” Spade told him. “Come in. Miss Wonderly, this is Mr. Archer, my partner.
Miles Archer came into the office again, shutting the door behind him, ducking his head and smiling at Miss Wonderly, making a vaguely polite gesture with the hat in his hand. He was of medium height, solidly built, wide in the shoulders, thick in the neck, with a jovial heavy-jawed red face and some grey in his close-trimmed hair. He was apparently as many years past forty as Spade was past thirty”.

 

 
Dashiell Hammett (27 mei 1894 – 10 januari 1961)
Cover

Max Brod, Kaur Kender, Adriaan Venema, Arnold Bennett, Richard Schaukal, Ferdynand Ossendowski, M. A. von Thümmel, Herman Wouk, Dashiell Hammett

De Tsjechisch-Israëlische dichter, schrijver, criticus en componist Max Brod werd geboren in Praag op 27 mei 1884. Zie ook alle tags voor Max Brod op dit blog.

Uit: Streitbares Leben

„Ich brachte Werfel sofort mit Weltsch und Kafka zusammen. Wir hatten damals einen Kult der schönen Wälder und Bäche rings um Prag, Werfel wurde gleich eingeführt, fröhlich schwammen wir eines Sommertages viele Stunden lang (in meiner Erinnerung hat er überhaupt kein Ende) in den reinen, silbernen Strömungen der Sazawa. – Am nächsten Tag stürmte Mama Werfel meine Wohnung. Was mir denn einfalle! Ich sei doch der Ältere und müsse Verstand haben! Ihr Junge sei puterrot vor Sonnenbrand heimgekehrt und liege jetzt an hohem Fieber darnieder. Er werde die Matura nicht machen können… So schlimm kam es nun nicht, immerhin machte ich mir Vorwürfe, daß ich an die besonders weiße zarte Haut des jungen blonden Alkaios nicht gedacht hatte. Wir andern waren abgehärtet.
Ich sandte die Gedichte an den Mann mit der buntgestickten Weste. Er lehnte sie entschieden ab. Ich besitze noch einen Stoß Briefe, in denen Axel Juncker auf meine Überredungskünste reagiert. Endlich siegte ich doch. Und in Berlin, bei meiner ersten Vorlesung („es ist erstaunlich, mit wie geringem Akzent dieser tschechische Dichter deutsch spricht“, schrieb ein Kritiker. Dabei habe ich es nie so weit gebracht, korrekt tschechisch zu sprechen), legte ich zuletzt meine Werke weg, um aus den Druckbogen des damals noch völlig unbekannten Werfeischen „Weltfreund“ eine ganze Reihe von Gedichten zu lesen. Es war Werfeis Premiere vor einem Weltforum – eine kleine Sensation.
Es dauerte nicht lange, und der Kriegsausbruch spülte alle anderen Probleme in den Orkus. Kam der junge Krieger zu kurzem Urlaub heim, so war er, der Weltfreund, von Sarkasmen und Menschenverachtung verzehrt. Einmal erzählte er mir, wie er sich im Feld immer vorgestellt hatte, selbst gleichgültige Personen (wie zum Beispiel die Besitzerin des Hauses, in dem seine Eltern wohnten) würden ihn mit froher Rührung begrüßen, den aus so schwerer Gefahr Heimgekehrten. Und was sagte die Hausbesitzerin in Wirklichkeit beim Wiedersehen? Werfel ahmte virtuos ihre gralzende Baßstimme nach: „Herr Werfel, wissen Sie schon das Neueste? Der Herr Reitler im dritten Stock hat gekündigt.“

 

 
Max Brod (27 mei 1884 – 20 december 1968)
Cover

Lees verder “Max Brod, Kaur Kender, Adriaan Venema, Arnold Bennett, Richard Schaukal, Ferdynand Ossendowski, M. A. von Thümmel, Herman Wouk, Dashiell Hammett”

Jan Blokker, Niels ’t Hooft, Louis-Ferdinand Céline, Kaur Kender, Georges Eekhoud, Said, Adriaan Venema

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Jan Blokker werd geboren in Amsterdam op 27 mei 1927. Zie ook alle tags voor Jan Blokker op dit blog.

Uit: Anna

“Ik zie hen voor mij staan: midden in de kamer naast een toren van grote blokken die net zo hoog is als hijzelf. Vorsend kijkt hij in mijn richting. ‘Help, Opa, help mij!’ Hij wijst op zijn bouwwerk: ‘Opa, kom hier!’
Ik druk af. Voor de lens schuift een vergeeld plaatje van 35 jaar geleden: Wietske, in deze zelfde kamer. In haar hand houdt ze een kwart appel. Naast haar zit Anna met een aardappelmesje en het klokhuis. Ze lacht vaag naar iets buiten beeld.
Ik laat de camera zakken: Albert kijkt me aan met Anna’s wijd open ogen van verbazing. Dan lijkt hij zich te bedenken; hij loopt op me toe, pakt mijn gezicht met beide handen vast en dwingt me, hem aan te kijken: ‘Kijk, Opa!’
‘Ik zal je eens een foto laten zien van vroeger,’ zeg ik; ‘toen mamma net zo groot was als jij nu; samen met Oma.’
Hij komt tegen m’n knieën staan en steekt z’n duim in z’n mond. Geduldig kijkt hij in het fotoboek. ‘Of zullen we naar buiten gaan,’ zeg ik. Direct rent hij de gang in en pakt z’n jas. ‘Ik doet!’ roept hij terwijl hij, op z’n tenen staande, probeert, de deur te openen. ‘Kan niet,’ zegt hij. ‘Nee, want ik heb de deur op slot gedaan.’
Hij staat voor me en hipt van zijn ene been op ’t andere; ik probeer zijn jas dicht te ritsen en zijn das om te doen. ‘Heb toren gebouwd!’
‘Jazeker, dat heb je; en nu gaan we lopen.’ Ik doe de deur open en hij rent voor me uit tot aan het hek. Ik volg op enige afstand.
Hand in hand lopen we de dijk af in de richting van het oude land. Bij ’t Zant gekomen laat hij me los en rent het pad op. ‘Is boomerd!!’ roept hij juichend. ‘Ja, jongen, ’t Is de bongerd; maar Opa kan niet meer zo hard.’

 

 
Jan Blokker (27 mei 1927 – 6 juli 2010)

Lees verder “Jan Blokker, Niels ’t Hooft, Louis-Ferdinand Céline, Kaur Kender, Georges Eekhoud, Said, Adriaan Venema”

Louis-Ferdinand Céline, Jan Blokker, Niels ’t Hooft, Kaur Kender, Said, Adriaan Venema

 

De Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline (pseudoniem van Louis Ferdinand Destouches) werd geboren in Courbevoie op 27 mei 1894. Zie ook mijn blog van 27 mei 2010 en eveneens alle tags voor Louis-Ferdinand Céline op dit blog.

 

Uit: Reise ans Ende der Nacht (Vertaald door Hinrich Schmidt-Henkel)

 

„Die Arbeiter konnten einen anwidern, wie sie sich über die Maschinen beugten, ängstlich bemüht, ihnen jeden nur denkbaren Gefallen zu tun, sie mit passenden Bolzen zu füttern, einem nach dem anderen, statt ein für alle Mal Schluß damit zu machen, mit diesem Ölgestank, diesem Qualm, der einem die Kehle hochsteigt, bis in die Ohren, und einem die Trommelfelle verbrennt. […] Man ergibt sich dem Lärm wie dem Krieg. […] Man muß das Leben draußen zunichte machen, es genauso in Stahl verwandeln, in etwas Nutzbares. […] Man muß einen Gegenstand draus machen, was Hartes, das ist die Vorschrift.

(…)

 

Die Sonnenuntergänge in dieser afrikanischen Hölle erwiesen sich als spektakulär. Beeindruckend. Tragisch jedes Mal, wie ein Riesengemetzel an der Sonne. Eine Mordsveranstaltung. Allerdings ein bißchen zu viel Bewunderung für einen einzelnen Menschen. Der Himmel vollführte eine Stunde lang Paraden, vom einen Ende zum anderen mit delirierendem Scharlachrot angeklatscht, dann platzte das Grün inmitten der Bäume los und stieg in zitternden Schlieren vom Boden bis zu den ersten Sternen hinauf. Danach eroberte Grau den gesamten Horizont, dann wieder Rot, aber jetzt war es müde, das Rot, und hielt sich nicht lang. So ging es zu Ende. Sämtliche Farben fielen in Fetzen wieder herab, ausgewaschen, auf den Wald, wie Flitterkram nach der hundertsten Vorstellung. Jeden Tag genau um sechs Uhr lief das so ab.“

 

 

Louis-Ferdinand Céline (27 mei 1894 – 1 juli 1961)

 

 

Lees verder “Louis-Ferdinand Céline, Jan Blokker, Niels ’t Hooft, Kaur Kender, Said, Adriaan Venema”

Louis-Ferdinand Céline, Jan Blokker, Kaur Kender, Niels ’t Hooft, Adriaan Venema, John Barth, Dashiell Hammett, Max Brod, Georges Eekhoud, Arnold Bennett, Said, Herman Wouk, John Cheever, Richard Schaukal, M. A. von Thümmel, Ferdynand Ossendowski

De Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline (pseudoniem van Louis Ferdinand Destouches) werd geboren in Courbevoie op 27 mei 1894. Zie ook mijn blog van 27 mei 2008 en ook mijn blog van 27 mei 2007 en mijn blog van 27 mei 2006.

 

Uit: Voyage au bout de la nuit

 

“Je vais me tuer!” qu’il me prévenait quand sa peine lui semblait trop grande. Et puis il parvenait tout de même à la porter sa peine un peu plus loin comme un poids bien trop lourd pour lui, infiniment inutile, peine sur une route où il ne trouvait personne à qui en parler, tellement qu’elle était énorme et multiple. Il n’aurait pas su l’expliquer, c’était une peine qui dépassait son instruction. Lâche qu’il était, je le savais, et lui aussi, de nature espérant toujours qu’on allait le sauver de la vérité, mais je commençais cependant, d’autre part, à me demander s’il existait quelque part, des gens vraiment lâches… On dirait qu’on peut toujours trouver pour n’importe quel homme une sorte de chose pour laquelle il est prêt à mourir tout de suite et bien content encore. Seulement son occasion ne se présente pas toujours de mourir joliment, l’occasion qui lui plairait. Alors il s’en va mourir comme il peut, quelque part… Il reste là l’homme sur la terre avec l’air d’un couillon en plus et d’un lâche pour tout le monde, pas convaincu seulement, voilà tout. C’est seulement en apparence la lâcheté. Robinson n’était pas prêt à mourir dans l’occasion qu’on lui présentait. Peut-être que présenté autrement, ça lui aurait beaucoup plu. En somme, la mort c’est un peu comme un mariage. Cette mort-là elle ne lui plaisait pas du tout et puis voilà. Rien a dire. Il faudrait qu’il se résigne à accepter son croupissement et sa détresse. Mais pour le moment il était encore tout occupé, tout passionné à s’en barbouiller l’âme d’une façon dégoûtante de son malheur et de sa détresse. Plus tard, il mettrait de l’ordre dans son malheur et alors une vraie vie nouvelle recommencerait. Faudrait bien. Il n’y a de terrible en nous et sur la terre et dans le ciel peut-être que ce qui n’a pas encore été dit. On ne sera tranquille que lorsque tout aura été dit, une bonne fois pour toutes, alors enfin on fera silence et on aura plus peur de se taire. Ça y sera.”

 

 

 

celine

Louis-Ferdinand Céline (27 mei 1894 – 1 juli 1961)

 

 

 

 

 

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Jan Andries Blokker werd geboren in Amsterdam op 27 mei 1927. Zie ook mijn blog van 27 mei 2007 en ook mijn blog van 27 mei 2008

 

Uit: Enkele aspecten van de Nederlandse samenleving

 

„Ik had eerlijk gezegd niet meteen verwacht dat ik iets soortgelijks zou beleven op onze familiepelgrimage langs de heiligdommen van de Tachtigjarige Oorlog, want natuurlijk kende ik zo’n beetje onze tradities. Shakespeare heeft van ongeveer alle Engelse vorsten die hij kende een koningsdrama gemaakt – Vondel is nooit verder gekomen dan Gysbreght van Aemstel. Velazquez schilderde Spinola’s beleg van Breda – Rembrandt heeft er zelfs nooit over gedácht de Slag bij Heiligerlee te vereeuwigen. Allerlei Franse, Italiaanse en Duitse componisten hebben voor hun muziektheater inspiratie gezocht bij de eigen geschiedenis – maar ik zie Peter Schat nog geen opera maken over het Ontzet van Leiden.

Maar ik had óók niet verwacht dat ik mijn naar aanschouwelijk onderwijs dorstende kinderen bijna helemaal niets kon laten zien van al die dingen waarvan ze de moeilijke namen en de lastige jaartallen zo geduldig uit hun hoofd hadden geleerd. Geen pijltje langs het Winschoterdiep om de reiziger attent te maken op dat éne (overigens buitensporig lelijke) monument ter nagedachtenis van graaf Adolf die in Friesland in de slag bleef. Geen merkteken op de plek waar Zeeuwse roeiers de meest merkwaardige gevechten zijn aangegaan met reusachtige Spaanse oorlogsbodems. Geen ANWB-route door het slotenlandschap waarin de huurlegertjes van Willem de Zwijger door de modder kropen om Alva ergens in de rug aan te vallen. Bijna niks. Een pas in 1960 gemaakt beeld getiteld Kenau en de Vrouwen, staat in Haarlem niet op de Grote Markt naast Laurens Janszoon
Coster, maar weggestopt op een treurig pleintje achter de Amsterdamse Poort, tegenover een eethuis dat vijf jaar geleden nog Zorba de Griek heette.

Het heeft iets vreemds.“

 

 

 

 

Blokker2

Jan Blokker (Amsterdam, 27 mei 1927)

 

 

 

 

 

De Estse schrijver Kaur Kender werd geboren op 27 mei 1971 in Estland. Na als reclamemaker gewerkt te hebben debuteerde hij in 1998 met zijn roman “Independence Day” (“Iseseisvuspäev”). Sindsdien geniet hij in zijn vaderland een grote populariteit.

 

Uit: Through Peaceful Eyes (Vertaald door Jurgen Kaljuvee)

 

Today I will call that little repulsive office where my sister works her last days. The office is located in the middle of a ghastly desert, and it can be accessed only through an iron gate or under the controlling eyes of a security guard. What is more, I have noticed that the greater the debasement, the more vigilantly it is being guarded, the stronger is the security.

The buildings within the iron gate are revolting with no shape that would please the eye, there are some cars, and corpses of cars earned with sweat and blood standing in the courtyard. In the apartment next to the office live some architects who, unable to tolerate this depressing atmosphere, spend their energy trying to fight their neigbors smoking. In the next apartment lives an artist who organizes little parties with a little money collection box. Each guest must give a little money to the DJ who plays bad music. And right next to the office is a small room belonging to an unrecognized inventor where he, like a lost 19th-century person, creates the next revolutionary vacuum pump. It is the kind of office where only godforsaken women sadly enjoying their little gruesome joys work now. I also worked there for almost a year, imagine!

 

 

 

kender

Kaur Kender (Estland, 27 mei 1971)

 

 

 

 

 

De Nederlandse schrijver, journalist, blogger en gamedeskundige Niels ’t Hooft werd geboren in Leiderdorp op 27 mei 1980. Hij is voornamelijk bekend geworden door zijn inmiddels weer ter ziele gegane Nintendo-magazine n3 en gamewebsite GameSen.nl, maar had ook enig succes met zijn boeken sinds zijn debuut in 2003. In februari 2003 startte hij een weblog, Controllerboy.com geheten, om zijn debuut, de novelle Toiletten, onder de aandacht te brengen. De site begon met enkele literaire stukken, maar kreeg later de vorm van een echt weblog, waarin de auteur de lezer op de hoogte houdt van zijn dagelijkse belevenissen. Toiletten werd gemengd ontvangen. Het boek verscheen ook in Duitsland. In 2005 werd ’t Hoofts tweede boek, Sneeuwdorp, uitgebracht.

 

Uit: Sneeuwdorp

 

“Mensen vragen mij wel eens: ‘Kever, waar was je toen Pim Fortuyn werd doodgeschoten?’

Ik zeg dan: ik lag te vrijen met Mia. Schokkend. Je zou me zomaar kunnen verwarren met een sociaal iemand, die niet alleen spelletjes speelt op de momenten die het heersende wereldbeeld bepalen.

Nou ja, vrijen. We lagen op bed in haar slaapkamer en haar vader was niet thuis. Zij wilde thee zetten, maar ik wilde kusjes geven. Ik kroop tegen haar aan en gleed met mijn vingers door de donkere lokken van d’r haar, maar ze zei het nog een keer: ‘Ik denk dat ik thee ga zetten.’

Mia’s kamer was best groot, maar donker. Ze had dikke blauwe gordijnen die altijd dicht waren, meerdere kleden op de grond die iedere keer anders lagen en een oversized bed met allerlei kussens. Ook de muren waren blauw, er hingen filmposters. Voor de klerenkast zat een halfopen gordijn. Er hingen jurkjes en rokjes. Weinig broeken.

Ik heb nooit met Mia geneukt, maar ik was er wel een keer bijna, met mijn hand. Ze had een maillot aan en zei: ‘Gelukkig ben ik beschermd.’ Er komen wel eens van die onderzoeken voorbij waaruit blijkt dat de helft van de kinderen het op zijn veertiende voor het eerst heeft gedaan. Toen ik veertien was speelde ik, geen idee, Mario Tennis, Pokémon, Zelda? Ik was met heel andere dingen bezig.”

 

 

 

 

Niels

Niels ’t Hooft (Leiderdorp, 27 mei 1980)

 

 

 

 

 

De Nederlandse journalist, schrijver en kunsthandelaar Adriaan Harrie Venema werd geboren in Heiloo op 27 mei 1941.  Zie ook mijn blog van 27 mei 2007.

 

Uit: De kleine collaboratie

 

„Naast de streekliteratuur uit eigen land en de Friese literatuur, was er ook een wassende stroom van literatuur uit Duitsland. De komst van de Duitsers zorgde er al snel voor dat het voor de uitgeverijen onmogelijk werd Engelse en, nadat Amerika en Duitsland eind 1941 met elkaar in oorlog waren geraakt, ook Amerikaanse literatuur uit te geven.

De Waag stelde zich al vroeg op het standpunt dat in ieder geval de grote stroom Amerikaanse boeken van de markt diende te verdwijnen. Dat gebeurde ruim voordat Amerika door Pearl Harbor bij de oorlog betrokken zou worden. Na de Duitse inval in Nederland publiceerde De Waag in juni 1940 een artikel, waarin in feite aan de nieuwe overheid werd gevraagd om Amerikaanse literatuur in de toekomst te verbieden. Op het moment dat De Waag hiermee op de proppen kwam was er van de instelling van het dvk nog geen sprake en hadden de nieuwe machthebbers nog geen uitgewerkte plannen voor een nieuw cultuurbeleid in het bezette Nederland. De Waag ging vermoedelijk van het principe uit dat wie het eerst iets te melden heeft, ook het eerst iets wordt gevraagd.

“Het was sinds lang een alleszins gerechtvaardigde klacht, dat ons land overstroomd werd met de vertaalde producten van buitenlandsche veelschrijvers,’ begon De Waag. ‘Amerikaansch leesvoeder, aan den loopenden band geproduceerd en zonder eenigen geest, maar vol minderwaardige trucjes en speculaties op de lagere instincten van de massa, vulde-en vult nog-het overgroote deel van alles, wat aan ontspanning gewijd is. Dat deze ontspanning een opvoedend karakter zou kunnen en moeten bezitten, daarom bekommerde men zich niet, zelfs niet in de redacties van bladen, die elders in hun kolommen hoog opgaven van de opvoedende taak van de pers.”

 

 

 

 

Venema

Adriaan Venema (27 mei 1941 – 31 oktobe
r 1993)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse schrijver John Barth werd geboren op 27 mei 1930 in Cambridge, Maryland. Tussen 1953 en 1965 was hij hooglerraar aan de Penn State University, daarna tot 1995 aan de John Hopkins University. Zijn schrijversloopbaan begon hij met de publicatie van The Floating Opera en The End of the Road. Zijn boek The Sot-Weed Factor geldt als een baanbrekend werk in de literatuurgeschiedenis. Het betreft een 800 pagina’s tellend pseudo-epos over de koloniale tijd van Maryland.

 

Uit: The End of the Road

 

„One of the things I did not see fit to tell Joe Morgan (for to do so would have been to testify further against myself) is that it was never very much of a chore for me, at various times, to maintain with perfectly equal unenthusiasm contradictory, or at least polarized, opinions at once on a given subject. I did so too easily, perhaps, for my own ultimate mobility. Thus it seemed to me that the Doctor was insane, and that he was profound; that Joe was brilliant and also absurd; that Rennie was strong and weak; and that Jacob Horner–owl, peacock, chameleon, donkey, and popinjay, fugitive from a medieval bestiary–was at the same time giant and dwarf, plenum and vacuum, and admirable and contemptible. Had I explained this to Joe he’d have added it to his store of evidence that I did not exist: my own feeling was that it was and was not such evidence. I explain it now in order to make as clear as I can what I mean when I say that I was shocked and not surprised, disgusted and amused, excited and bored, when, the evening after the conversation just recorded, Rennie came up to my room. I’d had a brilliant day with my students, explaining gerunds, participles, and infinitives, and my eloquence had brought me around to feeling both guilty and nonchalant about the Morgan affair.

“Well, I’ll be damned!” I said when I saw her. “Come on in! Have you been excommunicated, or what?”

“I didn’t want to come up here,” Rennie said tersely. “I didn’t want to see you again at all, Jake.”

“Oh. But people want to do the things they do.”

“Joe drove me in, Jake. He told me to come up here.”

This was intended as a bombshell, I believe, but I was not in an explodable mood.“

 

 

 

 

Barth

John Barth (Cambridge, 27 mei 1930)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse schrijver Dashiell Samuel Hammett werd geboren in Saint Mary’s County (Maryland), op 27 mei 1894. Zijn detectiveverhaal The Maltese Falcon werd een van de eerste echte klassiekers in het Film Noir genre. Hammett tilde eind jaren twintig het misdaadverhaal naar een literair niveau. Zijn humoristische en strak geschreven hardboiled novels over stoere privédetectives in Californië waren van grote invloed op Raymond Chandler; zijn antihelden Sam Spade (The Maltese Falcon, 1930), Nick Charles (The Thin Man, 1934) en ’the Continental Op’ (Red Harvest, 1929) vonden talrijke navolgers in de moderne literatuur.

Wraak, bedrog, ontrouw, hebzucht en vriendschap waren de belangrijkste motieven in het werk van Hammett, die in 1923 debuteerde met verhalen. Zijn laatste roman schreef hij al in 1935.

 

 

Uit: The Maltese Falcon

 

“Samuel Spade’s jaw was long and bony, his chin a jutting v under the more flexible v of his mouth. His nostrils curved back to make another, smaller, v. His yellow-grey eyes were horizontal. The v motif was picked up again by thickish brows rising outward from twin creases above a hooked nose, and his pale brown hair grew down– from high flat temples–in a point on his forehead. He looked rather pleasantly like a blond satan.

He said to Effie Perine: ‘Yes, sweetheart?”

She was a lanky sunburned girl whose tan dress of thin woolen stuff clung to her with an effect of dampness. Her eyes were brown and playful in a shiny boyish face. She finished shutting the door behind her, leaned against it, and said: “There’s a girl wants to see you. Her name’s Wonderly.”

“A customer?”

“I guess so. You’ll want to see her anyway: she’s a knockout.”

“Shoo her in, darling,” said Spade. “Shoo her in.”

Effie Perine opened the door again, following it back into the outer office, standing with a hand on the knob while saying: “Will you come in, Miss Wonderly?”

A voice said, “Thank you,” so softly that only the purest articulation made the words intelligible, and a young woman came through the doorway. She advanced slowly, with tentative steps, looking at Spade with cobalt-blue eyes that were both shy and probing.”

 

 

 

 

hammett

Dashiell Hammett (27 mei 1894 – 10 januari 1961)

 

 

 

 

 

De Tsjechisch-Israëlische schrijver, criticus en componist Max Brod werd geboren in Praag op 27 mei 1884. Zie ook mijn blog van 27 mei 2007.

 

Uit: Über Franz Kafka

 

Nach diesem Vortrag begleitete mich Kafka, der um ein Jahr Ältere, nach Hause. – Er pflegte an allen Sitzungen teilzunehmen, doch hatten wir einander bis dahin kaum beachtet. Es wäre auch schwer gewesen, ihn zu bemerken, der so selten das Wort ergriff und dessen äußeres Wesen überhaupt eine tiefe Unauffälligkeit war, – sogar seine eleganten, meist dunkelblauen Anzüge waren unauffällig und zurückhaltend wie er. Damals aber scheint ihn etwas an mir angezogen zu haben, er war aufgeschlossener als sonst, allerdings fing das endlose Heim-Begleitgespräch mit starkem Widerspruch gegen meine allzu groben  Formulierungen an.”

 

 

 

 

maxbrod

Max Brod (27 mei 1884 – 20 december 1968)

 

 

 

 

 

De Belgische Franst
alige schrijver Georges Eekhoud werd in Antwerpen geboren op 27 mei 1854.
Zie ook mijn blog van 27 mei 2007 en ook mijn blog van 27 mei 2008

 

Uit: Escal-Vigor

 

Cependant, à travers la campagne, les charrettes bâchées de toile blanche, aux cerceaux de fleurs, roulent plus lentement. Valets et servantes entendent bruire et sentent courir sur leur nuque comme une énervante brise d’équinoxe. C’est la respiration chaude des couples affalés sur les banquettes derrière eux. Elles soupirent; ils halètent… La petiote finissait par s’endormir, assoupie par cette atmosphère plus capiteuse que les bouffées de la fenaison. Comme personne ne s’offre à la reconduire, il serait temps pour elle de mettre pied à terre et de rebrousser chemin, car les autres ne songent pas encore au retour, et le «pays de roses» est loin de la dernière station de son pèlerinage aux chapelles du boire. Pour la bande luronne le vrai plaisir ne fait même que commencer. Enfin on se décide à réveiller la benjamine. L’un d’eux la mettra sur son chemin et rattrapera le «pays des roses» à l’étape suivante. Mais la petite remercie ce garçon. Inutile qu’il se dérange“.

 

 

 

 

eekhoud

Georges Eekhoud (27 mei 1854 – 29 mei 1927)

 

 

 

 

 

De Engelse schrijver Arnold Bennett werd geboren in Hanley, Staffordshire, op 27 mei 1867. Bennetts geboorteplaats Hanley maakte deel uit van de zogeheten ‘six towns’. Dit gebied stond bekend als the Potteries, naar de voornaamste industrie van de streek, het pottenbakken.Bennett begon zijn carrière als schrijver met wat klein journalistiek werk en stuurde stukken in naar tijdschriften. In 1889 won hij een schrijfwedstrijd voor het blad Tit-Bits en in 1894 werd hij assistent-redacteur van het tijdschrift Woman.In 1902, het jaar waarin Bennett naar Parijs verhuisde, verscheen de roman Anna of the Five Towns, de eerste van een reeks verhalen over de Potteries. Hij zou 10 jaar in Frankrijk blijven en schreef daar in die periode een groot aantal boeken. The Gates of Wrath, ook oorspronkelijk als feuilleton gepubliceerd, verscheen in 1903. Andere boeken over de Potteries waren Tales of the Five Towns (1905) en The Grim Smile of the Five Towns (1907). In 1908 kwam The Old Wives’ Tale uit, waarvan het verhaal zich tegen dezelfde achtergrond afspeelt. Dit werk bezorgde hem internationale faam. Hij reisde naar de Verenigde Staten, waar hij succesvolle lezingen gaf, en keerde in 1912 terug naar Engeland. Hij schreef nog 15 romans, waaronder de trilogie Clayhanger en een aantal bundels met korte verhalen. Verder produceerde hij 14 toneelstukken, waarvan de meeste ook werden uitgevoerd, twee boeken met eenakters en vele essays.

 

Uit: The Old Wives’ Tale

 

“Those two girls, Constance and Sophia Baines, paid no heed to the manifold interest of their situation, of which, indeed, they had never been conscious. They were, for example, established almost precisely on the fifty-third parallel of latitude. A little way to the north of them, in the creases of a hill famous for its religious orgies, rose the river Trent, the calm and characteristic stream of middle England. Somewhat further northwards, in the near neighbourhood of the highest public-house in the realm, rose two lesser rivers, the Dane and the Dove, which, quarrelling in early infancy, turned their backs on each other, and, the one by favour of the Weaver and the other by favour of the Trent, watered between them the whole width of England, and poured themselves respectively into the Irish Sea and the German Ocean. What a county of modest, unnoticed rivers! What a natural, simple county, content to fix its boundaries by these tortuous island brooks, with their comfortable names–Trent, Mease, Dove, Tern, Dane, Mees, Stour, Tame, and even hasty Severn!

Not that the Severn is suitable to the county! In the county excess is deprecated. The county is happy in not exciting remark.

It is content that Shropshire should possess that sw
ollen bump, the Wrekin, and that the exaggerated wildness of the Peak should lie over its border. It does not desire to be a pancake like Cheshire. It has everything that England has, including thirty miles of Watling Street; and England can show nothing more beautiful and nothing uglier than the works of nature and the works of man to be seen within the limits of the county.”

 

 

 

 

bennett

Arnold Bennett (27 mei 1867 – 27 maart 1931)

 

 

 

 

 

De Duits-Iraanse dichter en schrijver Said werd geboren op 27 mei 1947 in Teheran. Als 17-jarige kwam hij naar München, waar hij politicologie studeerde. Na de val van de sjah ging hij voor korte tijd terug naar Iran. De theocratie daar deed hem besluiten weer naar Duitsland terug te keren. Inmiddels bezit hij de Duitse nationaliteit. Liefde en ballingschap zijn hoofdthema’s in zijn werk.

 

 

mein wort sucht still

mein wort sucht still
derweil das licht
dieses hungrige tier
schweigt und betrachtet
bis die innenwelt sich entblößt
wahrheiten liegen
gefügig auf der erde
rar geworden sind die orte
an denen sich das wort mühelos
an seine herkunft erinnert

 

 

 

 

 

der krieg wird assimiliert

 

der krieg wird assimiliert

leise ohne stigma

immer mehr metallstücke

extrem laut und nah

berichten von seinem wohlbefinden

bis die synthetische herstellung der schönheit gewährleistet ist

zeitweilige und mutanten  

    ausgeglichen vernünftig phlegmatisch 

beherrschen fortan die menagerie

bar jeglicher täuschung

geborgen im halbdunkel des gehorsams

ihre zeichen sind gering

ihre türen offen

 

 

 

 

 

said_

Said (Teheran, 27 mei 1947)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse schrijver Herman Wouk werd geboren op 27 mei 1915 in New York. Hij stamt uit een Russisch-joodse immigrantenfamilie en groeide op in The Bronx. Hij studeerde aan Columbia University en werkte daarna voor de radio. Hij debuteerde in 1941 met de roman The Man in the Trenchcoat. Tijdens WO II diende hij op een mijnenveger en schreef hij daarnaast aan zijn tweede roman Aurora Dawn. Voor zijn roman The Caine Mutiny (1951) kreeg hij de Pulitzer Prize. Het boek werd later verfilmd met Humphrey Bogart in de hoofdrol.

 

Uit: A Hole In Texas

 

“We all have bad days, and Dr. Guy Carpenter awoke to rain drumming on gray windows, with a qualm in his gut about what this drab day might bring. Late at night an e-mail had come in, summoning him to an urgent morning meeting at the Jet Propulsion Lab with no reason given, an ill omen indeed to a survivor of the abort on the Texas plain. He was in pajamas at the desk in his den, gnawing at a slice of Swiss cheese on sourdough bread as he marked up a gloomy cost estimate of new space telescopes, when his wife burst in, her long black hair hanging in wet tangled ringlets, her soaked nightgown clinging transparently to her slim body. “Sweeney got out,” she barked.

“No! How, this time?”

“I took out the trash, that’s how. They collect it Wednesday at seven, or have you forgotten? It’s raining buckets, I hurried, I left the screen door unlatched, and the bastard slipped out. I tried to catch him and got drenched.”

“I’ll find him.”

“Don’t you have that meeting at seven-thirty? I’m wet through and stark naked, as you see, or I’d look for him.”

“No problem. Sorry about the trash.”

Dr. Carpenter threw on a raincoat and plodded out barefoot on slippery grass. The downpour was helpful. Sweeney hated the wet, so he would be holed up in some dry spot of the backyard instead of hightailing it over the fence for a major chase, and if that failed, a general neighborhood alarm. Penny’s obsession for keeping her cat indoors was a given of their marriage. Wonderful wife, Penny, with a human weakness or two such as a slight streak of jealousy and an unarguable dogma that outside cats were short-lived. Sweeney, a resourceful Siamese, ignored her for a doting fool, he knew he would never die, and he lay in wait for any chance to get out.”

 

 

 

 

Wouk

Herman Wouk (New York, 27 mei 1915)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse schrijver John Cheever werd geboren op 27 mei 1912 in Quincy, Massachusetts. Hij was de zoon van een directeur van een schoenenfabriek, waardoor hij een welvarende jeugd doorbracht in Massachussetts. Door de beurskrach van 1929 veranderde dat . Zijn vader verliet het gezin. Cheever bezocht de Thayer Academy, maar werd daar vanaf getrapt omdat hij op roken betrapt werd. Over deze gebeurtenis schreef hij een verhaal dat gepubliceerd werd in New Republic. Cheever schreef verhalen die door verschillende tijdschriften werden aangekocht. In 1935 begon een levenslange verbintenis met The New Yorker. Na een reis door Europa ging hij in New York wonen waar hij kennismaakte met schrijvers als John Dos Passos, E.E. Cummings en James Agee.  Tijdens de oorlog was hij vier jaar infanterist. Na de oorlog schreef hij over zijn ervaringen tijdens de oorlog en over de levens van New Yorkers in de buitenwijken in The way some people live. Net als John Updike en Richard Yates wist Cheever de achterkant van de Amerikaanse droom te tonen in korte verhalen, die vanaf de jaren ’50 in tijdschriften als The New Yorker verschenen. Het grootste deel van zijn verzamelde verhalen zijn gebundeld in The stories of John Cheever, waarvan een selectie in het Nederlands is verschenen als De Verhalen (2008). Een vertaling van zijn dagboeken, The Journals of John Cheever is in Nederland uitgekomen onder de titel Verscheurde Stilte (1993) In 1979 ontving Cheever de Pulitzer Prize.

 

Uit: The Enormous Radio

 

“Jim and Irene Westcott were the kind of people who seem to strike that satisfactory average of income, endeavor, and respectability that is reached by the statistical reports in college alumni bulletins. They were the parents of two young children, they had been married nine years, they lived on the twelfth floor of an apartment house near Sutton Place, they went to the theatre on an average of 10.3 times a year, and they hoped someday to live in Westchester. Irene Westcott was a pleasant, rather plain girl with soft brown hair and a wide, fine forehead upon which nothing at all had been written, and in the cold weather she wore a coat of fitch skins dyed to resemble mink. You could not say that Jim Westcott looked younger than he was, but you could at least say of him that he seemed to feel younger. He wore his graying hair cut very short, he dressed in the kind of clothes his class had worn at Andover, and his manner was earnest, vehement, and intentionally naïve. The Westcotts differed from their friends, their classmates, and their neighbors only in an interest they shared in serious music. They went to a great many concerts–although they seldom mentioned this to anyone–and they spent a good deal of time listening to music on the radio.

Their radio was an old instrument, sensitive, unpredictable, and beyond repair. Neither of them understood the mechanics of radio–or of any of the other appliances that surrounded them–and when the instrument faltered, Jim would strike the side of the cabinet with his hand. This sometimes helped. One Sunday afternoon, in the middle of a Schubert quartet, the musicfaded away altogether. Jim struck the cabinet repeatedly, but there was no response; the Schubert was lost to them forever. He promised to buy Irene a new radio, and on Monday when he came home from work he told her that he had got one. He refused to describe it, and said it would be a surprise for her when it came.”

 

 

 

 

john_cheever

John Cheever (27 mei 1912 – 18 juni 1982)

 

 

 

 

 

De Duitse dichter en schrijver Richard von Schaukal werd geboren op 27 mei 1874 in Brünn. Zoals veel intellectuelen van zijn generatie was hij een enthousiaste voorstander van WO I, iets wat zijn neerslag vond in de Ehernen Sonetten (1915). Ook kon hij zich, gelijk Hugo von Hofmannsthal of Anton Wildgans niet neerleggen bij de ondergang van de Donaumonarchie. Zijn bekendste prozawerk is Leben und Meinungen des Herrn Andreas von Balthesser (1907)

 

 

Abend

 

Weiße Schwäne senken ihre schmalen,

Schlanken Hälse in den schilfdurchragten,

Stillen, grünen Weiher, plätschern leise,

Ziehen weiter ihre stillen Kreise…

An dem Arm des müden, hochbetagten

Schloßherrn, der den schlafgemiednen Qualen

Seiner kalten Nacht entgegenbangt,

Steht in leichten, weißen Spitzen

Die Gemahlin. Spielend langt

Sie nach den gewundnen Rebenranken…

Ihre flügelstarken Flucht-Gedanken

Zittern vor den roten Lebensblitzen.

 

 

 

 

 

Schaukal

Richard von Schaukal (27 mei 1874 – 10 oktober 1942)

 

 

 

 

 

De Duitse dichter en schrijver Moritz August von Thümmel werd geboren op 27 mei 1738 in Schönefeld. Hij studeerde in Leipzig en werd later minister in dienst van de erfprins van Coburg. Literaire erkenning kreeg hij voor zijn epos in zes zangen Wilhelmine, zowel door groothden als Goethe als bij het grote publiek. Ook zijn hoofdwerk Die Reise in die mittäglichen Provinzen Frankreichs was een succes. Aan het begin van de 20e eeuw werd zijn werk herontdekt en opnieuw uitgegeven.

 

Uit: Wilhelmine

 

„Einen seltenen Sieg der Liebe sing ich, den ein armer Dorfprediger über einen vornehmen Hofmarschall erhielt, der ihm seine Geliebte vier lange Jahre entfernte, doch endlich durch das Schicksal gezwungen ward, sie ihm geputzt und artig wieder zurück zu bringen.

Der große Gedanke, der sonst die die deutschen Dichter erhitzt, daß sie die Freuden des Tages- und die Erquickung der Nacht — daß sie die Peiniger der menschlichen Natur, Hunger und Durst, und die größern Quaalen der Dichter, den Spott der Satyre und die Faust des Kunstrichters verachten — Dieser große Gedanke: Einst wird die Nachwelt mich lesen —  hat keinen Antheil an meinen Gesängen. Dein belohnendes Lächeln allein, komische Muse! reizt mich an, diesen neuen Sieg der Liebe zu singen; und will ja die Göttin des Ruhms der süßen Bemühung des Dichters noch eine Belohnung hinzuthun, so sey es der theure Beyfall meiner Caroline! Sie lese dieß Lied, das ich, entfernt von Ihr, aus Einsamkeit sang, meinen Geist zu ermuntern! Ihr harmonisches Herz schwell auf; unwillig über den Einfluß des glücklichen Dichters, in Ihr jugendlich wallendes Blut, verschlucke Sie dann eine doppelte Dosin Bezoarpulver, und seufze nach meiner Zurückkunft!“

 

 

 

Thuemmel

Moritz August von Thümmel (27 mei 1738 – 26 oktober 1817)

 

 

 

 

 

De Poolse schrijver, journalist, ontdekkingsreiziger en globetrotter Ferdynand Ossendowski werd geboren op 27 mei 1876 in Dvina. Hij is het bekendst geworden door zijn romans over Lenin en de Russische burgeroorlog, waar hij zelf aan deelnam. Hij studeerde o.a. in Sint Petersburg en in Parijs (bij Marie Curie). In 1921 verscheen zijn eerste boek in het Engels Beasts, Men and Gods. Het werd een groot succes en maakte hem beroemd.

 

Uit: Beasts, Men And God

 

„One morning, when I had gone out to see a friend, I suddenly received the news that twenty Red soldiers had surrounded my house to arrest me and that I must escape. I quickly put on one of my friend’s old hunting suits, took some money and hurried away on foot along the back ways of the town till I struck the open road, where I engaged a peasant, who in four hours had driven me twenty miles from the town and set me down in the midst of a deeply forested region. On the way I bought a rifle, three hundred cartridges, an ax, a knife, a sheepskin overcoat, tea, salt, dry bread and a kettle. I penetrated into the heart of the wood to an abandoned half-burned hut. From this day I became a genuine trapper but I never dreamed that I should follow this role as long as I did. The next morning I went hunting and had the good fortune to kill two heathcock. I found deer tracks in plenty and felt sure that I should not want for food. However, my sojourn in this place was not for long. Five days later when I returned from hunting I noticed smoke curling up out of the chimney of my hut. I stealthily crept along closer to the cabin and discovered two saddled horses with soldiers’ rifles slung to the saddles. Two disarmed men were not dangerous for me with a weapon, so I quickly rushed across the open and entered the hut. From the bench two soldiers started up in fright. They were Bolsheviki. On their big Astrakhan caps I made out the red stars of Bolshevism and on their blouses the dirty red bands. We greeted each other and sat down. The soldiers had already prepared tea and so we drank this ever welcome hot beverage and chatted, suspiciously eyeing one another the while. To disarm this suspicion on their part, I told them that I was a hunter from a distant place and was living there because I found it good country for sables. They announced to me that they were soldiers of a detachment sent from a town into the woods to pursue all suspicious people.“

 

 

 

ossendowski

Ferdynand Ossendowski (27 mei 1876 – 3 januari 1945) 

 

Louis-Ferdinand Céline, Jan Blokker, Georges Eekhoud, Max Brod, Adriaan Venema

De Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline (pseudoniem van Louis Ferdinand Destouches) werd geboren in Courbevoie op 27 mei 1894. Zie ook mijn blog van 27 mei 2007 en mijn blog van 27 mei 2006.

 

Uit : Guignol’s band

 

«Et puisqu’on est dans les secrets je vais encore vous en dire un autre… abominable alors horrible !… vraiment absolument funeste… que j’aime mieux le partager tout de suite !… et qui m’a tout faussé la vie…

Faut que je vous avoue mon grand-père, Auguste Destouches par son nom, qu’en faisait lui de la rhétorique, qu’était même professeur pour ça au lycée du Havre et brillant vers 1855.

C’est dire que je me méfie atroce ! Si j’ai l’inclination innée !

Je possède tous ses écrits de grand-père, ses liasses, ses brouillons, des pleins tiroirs ! Ah ! redoutables ! Il faisait les discours du Préfet, je vous assure dans un sacré style ! Si il l’avait l’adjectif sûr ! s’il la piquait bien la fleurette ! Jamais un faux pas ! Mousse et pampre ! Fils des Gracques ! la Sentence et tout ! En vers comme en prose ! Il remportait toutes les médailles de l’Académie Française.

Je les conserve avec émotion.

C’est mon ancêtre ! Si je la connais un peu la langue et pas d’hier comme tant et tant ! Je le dis tout de suite ! dans les finesses !

J’ai débourré tous mes « effets », mes « litotes » et mes « pertinences » dedans mes couches…

Ah ! j’en veux plus ! je m’en ferais crever ! Mon grand-père Auguste est d’avis. Il me le dit de là-haut, il me l’insuffle, du ciel au fond…

— Enfant, pas de phrases !…

Il sait ce qu’il faut pour que ça tourne. Je fais tourner !

Ah ! je suis intransigeant farouche ! Si je retombais dans les « périodes » !… Trois points !… dix ! douze points ! au secours ! Plus rien du tout s’il le fallait ! Voilà comme je suis !

Le Jazz a renversé la valse, l’Impressionisme a tué le « faux-jour », vous écrirez télégraphique ou vous écrirez plus du tout !

L’Émoi c’est tout dans la Vie !
Faut savoir en profiter !
L’Émoi c’est tout dans la Vie !
Quand on est mort c’est fini !

À vous de comprendre ! Émouvez-vous ! « C’est que des bagarres tous vos chapitres » ! Quelle objection ! Quelle tourterie ! Ah ! attention ! La niaise ! En botte ! Volent babillons ! Émouvez-vous bon Dieu ! Ratata ! Sautez ! Vibrochez ! Eclatez dans vos carapaces ! fouillez-vous crabes ! Éventrez ! Trouvez la palpite nom de foutre ! La fête est là ! Enfin ! Quelque chose ! Réveil ! Allez salut ! Robots la crotte ! Merde ! Transposez ou c’est la mort !

 

celine

Louis-Ferdinand Céline (27 mei 1894 – 1 juli 1961)

 

 

 

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Jan Andries Blokker werd geboren in Amsterdam op 27 mei 1927. Zie ook mijn blog van 27 mei 2007.

 

Uit: Met het nihil obstat van Benedictus zelf

“Zou onzelieveheer werkelijk de hand hebben gehad in de schepping van al die hybride wezens die met hoofden als bloemkoolstronken en ogen als schoteltjes net zo populair schijnen te zijn als Popeye in mijn tijd? Maar Popeye leek nog ergens op – vader, vrouw, kind, Brutus, pijp, spinazie: dat waren referenties waar je wat aan had. De aliens lijken nergens naar.

En alsof de duivel er mee speelt schrijft een jezuïet, genaamd José Gabriel Funes (in z’n vrije tijd trouwens directeur van de Vaticaanse sterrenwacht), in L’Osservatore Romano een artikel waarvan de essentie gisteren in NRC Handelsblad geciteerd werd:

‘Zoals er een veelheid van levende schepselen op aarde is, zo kunnen er ook andere intelligente wezens door God zijn gecreëerd’.

Door God? Volgens mij waren het productiejongens uit Hollywood, José Gabriel. Die zaten twintig jaar geleden met het probleem dat de Koude Oorlog voorbij was, dat ze dus geen Russen of Chinezen meer konden gebruiken als bad guys, terwijl moslims nog geen erkende rotzakken waren – dus van wie moest de wereld in godsnaam nu nog op het nippertje gered worden als alle haaien en dino’s intussen ook al waren geweest?

En volgens pater Funes zou God, nooit te beroerd in die dingen, ze toen hebben ingefluisterd: ‘Neem aliens. Maar geeft mij de credits’.

Altijd gappen, die papen. Bijna alles wat ze later kerstenen noemden, hebben ze eerst gegapt: het paasfeest van de joden, de kersttak van de druïden en het midwinterblazen van de Saksen. Toen het de bezoekcijfers ten goede leek te komen hebben ze nog overwogen het Gregoriaans helemaal in te ruilen voor de beatmis, en nu dus aliens voor parochianen. Dat heeft de pater misschien als in een visioen gezien toen hij bovenop de Sint Pieter de hemel afkeek: hoe alle lege kerken op aarde volliepen met Invasion of the Saucer Men.”

 

 

janblokker

Jan Blokker (Amsterdam, 27 mei 1927)

 

 

 

De Belgische Franstalige schrijver Georges Eekhoud werd in Antwerpen geboren op 27 mei 1854. Zie ook mijn blog van 27 mei 2007.

 

Uit: L’autre vue ou Voyous de velours

 

” Il pouvait avoir de quinze á seize ans, l’âge des autres polissons ; mais de taille chétive, la misere contrariait sa croissance, et leur teint hâlé et blafard paraîssait rosé á côté de la pâleur livide du sien . Dés que je l’eux aperçu, les autres cesserent de m’intéresser . Les abandonnant á leur extase, je m’engageai á la suite du gamin solitaire dans les salles qu’il lui restait á visiter . Malgré la faim qui lui tiraillait le ventre, le pauvret s’arrêtait devant maint joli tableau et le considérait avec une curiosité naive que je n’avais pas vue aux apprentis tapageurs . Je m’étais approché de lui au point de le frôler et je réglai mes mouvements sur les
siens, ne bougeant que lorsque lui-même avançait d’un pas . Surprit-il mon manege et chercha-t-il á m’eviter, gêné par un voisinage trop humiliant pour ses haillons ? A un moment, il traversa la salle et se mit á parcourir les tableaux de la rampe opposée á celle que nous
avions longée jusque-lá .
Je le rejoignis de façon si ostensible, qu’il tourna son blême visage de mon côté et me regarda d’un air ombrageux, appréhendant peut-être en moi un traqueur de vagabonds, un de ces tristes veneurs qui galopent les batteurs de pavés pour les entasser dans les pourrissoirs des dépôts . Mais mon regard, lubrifié par la sympathie, un sourire oú je mis le plus de persuasion et de caresse possible le rassurerent en partie sans encore l’édifier toutefois sur la nature de l’intérêt que je lui portais, et peut-être ne fut-il pas loin, le pauvre enfant exsangue et décharné, de méconnaître ma sollicitude, car une rougeur teignit furtivement ses pommettes . Comme je redoublai de muette, mais en quelque sorte magnétique conjuration, á la longue il se décida á son tour á m’interroger du regard .”

 

eekhou01

Georges Eekhoud (27 mei 1854 – 29 mei 1927)

 

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 27 mei 2007.

De Tsjechisch-Israëlische schrijver, criticus en componist Max Brod werd geboren in Praag op 27 mei 1884.

De Nederlandse journalist, schrijver en kunsthandelaar Adriaan Harrie Venema werd geboren in Heiloo op 27 mei 1941.

Louis-Ferdinand Céline, Jan Blokker, Max Brod, Georges Eekhoud, Adriaan Venema

De Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline (pseudoniem van Louis Ferdinand Destouches) werd geboren in Courbevoie op 27 mei 1894. Nadat hij zich als huisarts in Parijs had gevestigd, publiceerde hij in 1932 zijn eerste roman: Voyage au bout de la nuit (Reis naar het einde van de nacht). De roman was meteen een groot succes en Céline ontving de Prix Renaudot. De roman verhaalt in geromantiseerde vorm Célines wederwaardigheden vanaf het begin van de Eerste Wereldoorlog tot aan het moment van publicatie van de roman.

Vier jaar later verscheen Mort à crédit (Dood op krediet) en na deze twee romans was Célines naam als auteur gevestigd. Deze werken hebben, zowel vanwege de schrijfstijl en hun nihilistische inslag, een grote invloed gehad op talrijke naoorlogse schrijvers. Céline is controversieel omdat hij tussen 1937 en 1941 enkele uiterst antisemitische werken heeft gepubliceerd, die tijdens WO II werden herdrukt. Zie ook mijn blog van 27 mei 2006.

 

Uit: L’ÉCOLE DES CADAVRES

 

Ce sont les esprits pervers qui rendent la vie insupportable. Ils trouvent des intentions partout. Moi je me sens devenir si pervers que ça me tourne en folie raciste. Et pas qu’un petit peu ! Raciste 100 pour 100 ! autant que communiste, sans les Juifs ! À l’heure où nous sommes, dans les circonstances si tragiques, l’indifférence n’est plus de mise. Il faut choisir, il faut opter pour un genre de perversion, ça suffit plus de se dire méchant, il faut avoir une foi terrible, une intolérance atroce, y a pas beaucoup de choix, c’est l’aryenne ou la maçonnique, juive ou anti-juive. Ça va nous donner vingt ans de rigolade. Je ressens, tellement je suis drôle, des choses encore bien plus perverses. Des véritablessadismes. Je me sens très ami d’Hitler, très ami de tous les Allemands, je trouve que ce sont des frères, qu’ils ont bien raison d’être si racistes. Ça me ferait énormément de peine si jamais ils étaient battus. Je trouve que nos vrais ennemis c’est les Juifs et les francs-maçons. Que la guerre qui vient c’est la guerre des Juifs et des francs-maçons, que c’est pas du tout la nôtre. Que c’est un crime qu’on nous oblige à porter les armes contre des personnes de notre race, qui nous demandent rien, que c’est juste pour faire plaisir aux détrousseurs du ghetto. Que c’est bien la dégringolade au dernier cran de dégueulasserie.”

 

celine

Louis-Ferdinand Céline (27 mei 1894 – 1 juli 1961)

 

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Jan Andries Blokker werd geboren in Amsterdam op 27 mei 1927. Hij wordt vandaag dus 80 jaar. In 1951 debuteerde Blokker met de novelle Séjour waarvoor hij de Reina Prinsen Geerligsprijs ontving. Er volgden twee romans: Bij dag en ontij (1952), en Parijs, dode stad (1954). In 1952 werd Blokker leerling-verslaggever bij Het Parool, waar Simon Carmiggelt hem vroeg filmrecensies te schrijven. In 1954 werd hij filmredacteur bij het Algemeen Handelsblad. Op de kunstredactie van die krant maakte hij kennis met Henk Hofland en Harry Mulisch. Hij werkte mee aan het satirische VARA televisieprogramma Zo is het toevallig ook nog eens een keer (1963 – 1964). Hij werkte daarna bij de VPRO, waar hij eindredacteur was bij de televisie, een onovertroffen spreker van eigen commentaarteksten, en o.m. initiator van het geopolitieke programma Diogenes. Gedurende zijn televisieperiode bij de VPRO werd Blokker columnist bij de Volkskrant. Hij was in de jaren zestig en zeventig gezichtsbepalend voor het linkse intellectuele volksdeel, en blonk uit in satirische stukjes over de linkse mode; gebundeld in onder andere Ben ik eigenlijk wel links genoeg? (1974). Tenslotte werd hij adjunct-hoofdredacteur bij de Volkskrant. In 2006 kwam het tot een breuk en ging hij publiceren in NRC Handelsblad. Ondanks zijn gevorderde leeftijd is Blokker nog steeds actief als journalist.

 

Uit: Balkenende, Bokito en de vrouw van Potifar

 

“Had Esther Ouwehand van de Partij voor de Dieren niet een punt toen ze verklaarde dat de uitbraak van Bokito het zoveelste bewijs was dat je wilde dieren „niet op deze manier” in het openbaar tentoon mocht stellen? Nogmaals: ik vergelijk niks met niks. Ik stel alleen vast dat eerst in zo’n zaal met 250 bezoekers aan 21 tafels met telkens één bewindspersoon, en vervolgens nog eens in een EO-uitzending met 629.000 televisiekijkers, onherroepelijk vormen van bronstgedrag aan de dag treden. Ik heb het niet allemaal bijgehouden, maar je zag de een zichzelf op de borst kloppen omdat ze de gloeilamp zou verbieden, een ander zou het aantal buurtregisseurs drastisch beperken, voor de derde was er in achterstandswijken een schreeuwend en structureel tekort aan buurtregisseurs, en een vierde beloofde dat de gemiddelde vaargeul in het binnenwater een meter dieper wordt. En wat gebeurt er binnen het electoraat als de vaargeul over een jaar nog even ondiep is, en de gloeilamp nog overal te koop – terwijl je alle dierentuinen van Nederland af kunt zoeken zonder ergens nog een minister tegen te komen? Met Jozef is het toentertijd nog bijna slecht afgelopen, omdat de vrouw van Potifar hem valselijk beschuldigde, en hij lange tijd in de gevangenis moest zuchten. Maar de Heere bleef met hem, en hij eindigde als de machtigste man van Egypte. Dat is waarschijnlijk waar Balkenende ook op gokt.”

 

Blokker

Jan Blokker (Amsterdam, 27 mei 1927)

 

De Tsjechisch-Israëlische schrijver, criticus en componist. Max Brod werd geboren in Praag op 27 mei 1884. Hij is vooral bekend geworden als de biograaf en vriend van Franz Kafka, maar was daarbuiten ook Duitstalig schrijver, vertaler, muziek- en theatercriticus. Zijn romans hebben vaak een autobiografische en Joodse achtergrond. In 1939 emigreerde hij vanuit Tsjechië naar het toenmalige Britse mandaatgebied Palestina.

 

Uit: Reisetagebücher

 

“Das Schloß in Friedland. Die vielen Möglichkeiten, es zu sehen: aus der Ebene, von einer Brücke, aus dem Park, zwischen entlaubten Bäumen, aus dem Wald zwischen großen Tannen durch … Nie im Leben bin ich je wieder so ausgeglichen heiter gewesen wie in den mit Kafka verbrachten Reisewochen… – es war ein großes Glück, in Kafkas Nähe zu leben …”

 

 

Brod

Max Brod (27 mei 1884 – 20 december 1968)

 

De Belgische Franstalige schrijver Georges Eekhoud werd in Antwerpen geboren op 27 mei 1854. Eekhoud werd opgevoed in een burgerlijk gezin. Zijn moeder overleed in 1860, zijn vader in 1865. Zijn voogd werd daarna zijn oom Henri Oedenkoven, industrieel en oud-burgemeester van Borgerhout. Eekhoud ging naar school in Mechelen, en vanaf 1866 naar het pensionaat Breidenstein in Grenchen, Zwitserland. Behalve mathematica en wetenschappen leerde hij ook Duits, Engels en Italiaans. In 1872 ging de jonge Eekhoud naar de Militaire School in Brussel, maar na drie maanden werd Eekhoud, naar het schijnt na een duel met een kameraad weggestuurd van de Militaire School. Daarna is hij bij zijn enige resterende directe familielid gaan wonen, zijn grootmoeder, en vond hij een baan bij een krant. Behalve correctiewerk begon hij als negentienjarige met publiceren, een feuilleton. In de jaren zeventig ging zijn belangstelling uit naar het Parijse literaire klimaat. Hij zocht Emile Zola op in Médan. Hij raakte bevriend met Paul Verlaine. Hij ontmoette de schilders Jean-François Millet en Théodore Rousseau en hij schreef gedichten. Drieëntwintig jaar oud publiceerde hij zijn eerste boek, de dichtbundel “Myrtes et Cyprès”. Georges Rodenbach, Camille Lemonnier en Théo Hannon maakten in deze periode deel uit van zijn vriendenkring. Toen hij erfde van zijn overleden grootmoeder ging hij in Kapellen wonen. Vanaf 1880 woonde hij in Brussel. Daar was hij redacteur van het tijdschrift “L’Étoile belge”. Hij ging ook deel uitmaken van de ploeg van “La Jeune Belgique” en leverde talrijke bijdragen tot het tijdschrift. In 1883 verscheen zijn eerst roman “Kees Doorik”.

 

Uit: La nouvelle Carthage

 

« La harpie n’eut garde de négliger cette aubaine. Elle donna libre carrière à ses aimables sentiments.

Gina, continuant de pouffer, abandonna son compagnon aux bourrades et aux criailleries de la servante, et rentra en courant dans le salon, pressée de raconter la farce à ses parents et à la société.

Laurent avait fait un mouvement pour rejoindre l’espiègle, mais Félicité ne le lâchait pas. Elle le poussa vers l’escalier et lui fit d’ailleurs une telle peinture des dispositions de M. et Mme Dobouziez pour les petits gorets de son espèce, qu’il se hâta, terrifié, de gagner la mansarde où on le logeait et de se blottir dans ses draps.

Félicité l’avait pincé et taloché. Il fut stoïque, ne cria point, s’en tint à quatre devant la mégère.

Le dénouement orageux de la journée fit diversion au deuil de l’orphelin. Les émotions, la fatigue, le plein air lui procurèrent un lourd sommeil visité de rêves où des images contradictoires se matèrent dans une sarabande fantastique. »

 

Eekhoud

Georges Eekhoud (27 mei 1854 – 29 mei 1927)

 

De Nederlandse journalist, schrijver en kunsthandelaar Adriaan Harrie Venema werd geboren in Heiloo op 27 mei 1941. Als journalist mengde hij zich stevig in het debat over goed en fout in de Tweede Wereldoorlog. Venema’s bekendste werk is het vierdelige Schrijvers, uitgevers & hun collaboratie, tussen 1988 en 1992 uitgegeven in vijf banden, waarin hij onder anderen Jan Campert, Henri Knap, Simon Vestdijk, Bert Voeten en J.W.F. Werumeus Buning van collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog beschuldigde. Op zijn beschuldigingen bleek wel iets af te dingen, maar de reputatie van Knap werd blijvend geknakt. Ook de reputatie van historicus Hans Blom werd door Venema aangetast (Blommeldingen, 1990). Daarnaast schreef hij romans (o.a. over koning Lodewijk II van Beieren), kinderboeken, het toneelstuk Mussert (over Anton Mussert en diverse studies over schilders. Venema’s zucht tot ontmaskering van ‘foute’ mensen leverde hem veel vijanden op en Henk Hofland waarschuwde hem dat hij door zijn boeken zou worden vernietigd. Venema pleegde tenslotte op 52-jarige leeftijd zelfmoord, na zulks geruime tijd van te voren te hebben aangekondigd.Zijn herinneringen verschenen postuum onder de titel Verleden tijd in 1994.

 

Uit: Henri Bruning

 

“Blijft tenslotte de suggestie van Raymond Bruning dat ik “eenvoudig verder geen antisemitische uitlatingen bij Bruning (heb) kunnen ontdekken”. De suggestie stelt hij in de vorm van een vraag, vandaar het simpele antwoord: welzeker.

Op 30 januari 1941 publiceert Bruning in De Waag een dialoog tussen een aanhanger van de Nederlandsche Unie en een nationaal-socialist. “Jullie krijgen natuurlijk niet de macht”, zegt de nationaal-socialist tegen de Unie-man, “als jullie van plan zijn de Joden hier vrij spel te laten, en als volksgenooten te behandelen”. En later uit hij het verwijt: “Jullie, en jullie alleen zijn het, die een normale oplossing van het Jodenprobleem hier te lande onmogelijk dreigen te maken”. Het advies van de nationaal-socialist is daarom: “Dus jullie moeten je uitspreken, en die uitspraak kan niet anders luiden dan: de Joden zijn geen Nederlanders. En daar moeten dan ook de noodige consequenties aan verbonden worden”.

 

Het is duidelijk: wie om citaten vraagt die Brunings antisemitisme moeten aantonen, kan ze krijgen. Dat is, om met Raymond Brunings titel van zijn artikel te spreken, ‘het gemak van citeren’.

 

 

venema

Adriaan Venema (27 mei 1941 – 31 oktober 1993)