José Saramago, Craig Arnold, Anton Koolhaas, Renate Rubinstein

De Portugese schrijver José Saramago werd geboren op 16 november 1922 in het dorpje Azinhaga in de provincie Ribatejo. Zie ook alle tags voor José Saramago op dit blog.

 

Uit: De Stad Der Blinden (Vertaald door Harrie Lemmen)

“De blinden stonden allemaal met hun gezicht naar de deur te wachten tot ze de voetstappen van hun metgezellen hoorden. Maar wat ze ineens hoorden was niet dat, het leek eerder of ze renden, als dat kunststukje mogelijk was voor mensen die niet konden zien waar ze hun voeten neerzetten. En toch zou je het niet anders kunnen noemen toen ze hijgend bij de deur aankwamen.
Wat zou er gebeurd zijn dat ze zo hebben gerend? Maar de drie wrongen zich al tegelijk naar binnen om het onverwachte nieuws te brengen. ‘We mochten het eten niet meenemen’, zei één van hen en de anderen herhaalden: ‘Het mocht niet.’
‘Van wie niet, van de soldaten?’ vroeg een stem. ‘Nee, van de blinden.’ ‘Welke blinden? We zijn hier allemaal blind.’ ‘Dat weten we niet’, zei de apothekersassistent, ‘Maar ik denk dat het er van die ene grote groep zijn, de laatste die is aangekomen.’ ‘Maar waarom mochten jullie het eten dan niet meenemen?’ vroeg de oogarts. ‘Tot nu toe hebben we nooit problemen gehad.’ ‘Ze zeggen dat dat afgelopen is, dat wie wil eten voortaan moet betalen.’ Overal in de slaapzaal staken felle protesten op, ‘Dat kan toch niet?’ ‘Ze hebben ons eten afgepakt!’ ‘Stelletje dieven!’ ‘Schandalig, blinden tegen blinden, ik had nooit gedacht dat ik dat nog eens mee zou maken.’ ‘Laten we een klacht indienen.”

 

José Saramago (16 november 1922 – 18 juni 2010)

Lees verder “José Saramago, Craig Arnold, Anton Koolhaas, Renate Rubinstein”

Anton Koolhaas, Chinua Achebe, Hugo Dittberner, Andrea Barrett, Henri Charrière, Jónas Hallgrímsson, Max Zimmering, Birgitta Arens

De Nederlandse schrijver Anton Koolhaas werd op 16 november 1912 in Utrecht geboren. Zie ook alle tags voor Anton Koolhaas op dit blog.

 

Uit: Alle dierenverhalen

 

„Nu greep hij toe en op hetzelfde ogenblik was het water van de rivier van bodem tot oppervlakte in heftige beweging.

Hij greep Strilnok krakend en schurend in een zij, zodat dit beest, als zat het aan een staaldraad die hem zegevierend boven water trok, met een wrikkende beweging van zijn staart zich naar boven stootte. Uit het water schoot recht omhoog een groot deel van het lijf van Strilnok met de muil van Stroenil in de geelachtige flank gebeten. Zo hoog schoot het beest uit het water, dat ook van Stroenil een goed deel boven de oppervlakte verscheen, midden in het wilde golvende en spattende water. Van Stroenil stak echter nog een groter stuk onder water dan van het beest dat hij klem had, zodat hij met een wervelende beweging van zijn staart groter kracht kon zetten dan de ander. Hij boog zich vlug met zijn kop weer naar het water toe en wendde daarbij het lijf van zijn tegenstander met de andere zijkant naar onderen in het water terug en begon nu met zijn kop te schudden om de flank van Strilnok open te scheuren, intussen zijn kaken klemmend met een verschroeiende kracht.

Nu wierp Strilnok zich opnieuw op en hij schudde het lijf om de kaken van Stroenil te verwrikken. Hij kon ineens gebruik maken van het feit dat op die manier de ogen van Stroenil binnen het bereik van zijn voorpoten kwamen. Hij plantte een nagel met zoveel kracht in een oog van Stroenil dat deze nu los moest laten, wilde hij het niet verspelen. Strilnok wendde zich snel en dook omlaag om toe te bijten en nu grepende twee muilen in elkaar en begon een meting van rukken en schudden en bijten en doorklemmen van die beesten, die vervaarlijke kolkingen in de rivier tevoorschijn riep en ineens de hele omgeving met een sissend en daverend lawaai vervulde, alsof er twee brokken gloeiend staal werden gekoeld.“

 

 

Anton Koolhaas (16 november 1912 – 16 december 1992)

Hier met Mies Bouwman in Mies en scène in 1968

Lees verder “Anton Koolhaas, Chinua Achebe, Hugo Dittberner, Andrea Barrett, Henri Charrière, Jónas Hallgrímsson, Max Zimmering, Birgitta Arens”

José Saramago, Craig Arnold, Renate Rubinstein, Danny Wallace, Anton Koolhaas

De Portugese schrijver José Saramago werd geboren op 16 november 1922 in het dorpje Azinhaga in de provincie Ribatejo. Zie ook mijn blog van 16 november 2006 en ook mijn blog van 16 november 2008 en ook mijn blog van 16 november 2009.

 

Uit: Blindness (Vertaald door Giovanni Pontier) 

 

„The amber light came on. Two of the cars ahead accelerated before the red light appeared. At the pedestrian crossing the sign of a green man lit up. The people who were waiting began to cross the road, stepping on the white stripes painted on the black surface of the asphalt, there is nothing less like a zebra, however, that is what it is called. The motorists kept an impatient foot on the clutch, leaving their cars at the ready, advancing, retreating like nervous horses that can sense the whiplash about to be inflicted. The pedestrians have just finished crossing but the sign allowing the cars to go will be delayed for some seconds, some people maintain that this delay, while apparently so insignificant, has only to be multiplied by the thousands of traffic lights that exist in the city and by the successive changes of their three colours to produce one of the most serious causes of traffic jams or bottlenecks, to use the more current term.

The green light came on at last, the cars moved off briskly, but then it became clear that not all of them were equally quick off the mark. The car at the head of the middle lane has stopped, there must be some mechanical fault, a loose accelerator pedal, a gear lever that has stuck, problem with the suspension, jammed brakes, breakdown in the electric circuit, unless he has simply run out of gas, it would not be the first time such a thing has happened. The next group of pedestrians to gather at the crossing see the driver of the stationary car wave his arms behind the windshield, while the cars behind him frantically sound their horns. Some drivers have already got out of their cars, prepared to push the stranded vehicle to a spot where it will not hold up the traffic, they beat furiously on the closed windows, the man inside turns his head in their direction, first to one side then the other, he is clearly shouting something, to judge by the movements of his mouth he appears to be repeating some words, not one word but three, as turns out to be the case when someone finally manages to open the door, I am blind.“

 

 

José Saramago (Azinhaga, 16 november 1922)

 

 

Lees verder “José Saramago, Craig Arnold, Renate Rubinstein, Danny Wallace, Anton Koolhaas”

Renate Rubinstein, José Saramago, Danny Wallace, Craig Arnold, Anton Koolhaas

De Nederlandse schrijfster en journaliste Renate Rubinstein werd geboren op 16 november 1929 in Berlijn. Zie ook mijn blog van 16 november 2006 en ook mijn blog van 16 november 2007 en ook mijn blog van 16 november 2008.

 

Uit: Links en rechts in de politiek en in het leven

 

“De ondergang van het avondland hebben we nu in elk geval gehad. Het maoisme in China is bezweken. Feminisme en communisme hebben elkaar in Nederland uitgeschakeld, dat ruimt dus aardig op.

Onopgelost blijft alleen het vraagstuk van de oriëntatie die we zoeken omdat we die kwijt zijn. Persoonlijk zou ik de wereld waarin wij leven niet zozeer bezeten noemen als wel onoverzichtelijk. Om de knoop door te hakken en het overzicht dan maar te forceren, verdelen we de wereld in links en rechts. En bedoelen daarmee goed en kwaad, want de dingen moeten op hun plek vallen. Maar de wereld werkt niet mee en we zijn daarom gedwongen onze progressieve idealen in steeds andere Heilige landen onder te brengen. Cuba, Vietnam, China – je noemt ze en beseft onze sof. Al die landen en hun bevrijdingsbewegingen en volksrevolutie stonden ons als een voorbeeld voor ogen en menigeen die die verre paradijzen bezocht keerde er nog enthousiaster van terug dan hij vantevoren al verwacht had te zijn. Sindsdien werd ons druppelsgewijs de werkelijkheid gewaar: de concentratiekampen in al die landen, de vervolging van kunstenaars, homoseksuelen en revolutionairen die de Sovjetlijn niet wilden volgen, de massale vlucht als er even een kans was (Cuba) en zelfs als er nauwelijks kans op overleven was (Vietnam), en de dood van miljoenen slachtoffers van de culturele revolutie in China die thans op een Bende van Vier afgewenteld wordt. Het treurigste lot van allen trof misschien de Viet Cong, die pluriforme bevrijdingsbeweging, die hartelijker en langduriger dan wie ook onze sympathie genoten had en die nu, na de zege van Noord-Vietnam, tegen alle afspraken en verwachtingen in, om zeep gebracht werd in naam van het doel waarvoor zij streden: de bevrijding van Zuid-Vietnam. Ons recentste idool was de bevrijdingsbeweging in El Salvador, een land dat echter weer terugviel in de onbekendheid waar het zojuist even uitgehaald was, toen de beklagenswaardige bevolking daar niet links bleek of rechts, maar slechts, erg onideologisch, gemotiveerd door de behoefte om in leven te blijven. En zelfs de plo blijkt achteraf, in al die jaren hadden we daar geen idee van, een beweging te zijn die, meer nog dan in Israël, gehaat en gevreesd was in Libanon. We wisten dat niet, want de kranten meldden dat niet omdat het alleen maar dagelijks leven was en dus niet paste in de grootscheepse ideologische verdeling die wij voor de wereld relevant achten. Vroeger hadden we de godsdienstoorlogen, maar die blijven in onze ideologische eeuw strikt voorbehouden aan de Ierse en Islamitische delen van de onderontwikkelde wereld. Turks of paaps, paaps of geus, daar zijn we tolerant over. Onze godsdienst heet links of rechts en we kopen de catechismus alleen bij geloofsgenoten. Onze wegwijzers zijn de linkse intellectuelen. Die houden voor ons bij wat mag en niet mag.“

 

Rubinstein

Renate Rubinstein (16 november 1929 – 23 november 1990)

 

De Portugese schrijver José Saramago werd geboren op 16 november 1922 in het dorpje Azinhaga in de provincie Ribatejo. Zie ook mijn blog van 16 november 2006 en ook mijn blog van 16 november 2008.

 

Uit: Baltasar and Blimunda

 Now they are ready to leave. Padre Bartolomeu Lourenço contemplates the clear blue expanse above, cloudless and with a sun as brilliant as a glittering monstrance, then he looks at Baltasar, who is holding the rope with which they will close the sails, and then at Blimunda, and he dearly wishes that she could divine what the future holds for them, Let us commend ourselves to God, if there is a God, he murmured to himself, and then in strangled tones he said, Pull, Baltasar, but Baltasar did not react at once, for his hand was trembling, besides, this was like saying Fiat, no sooner said than done, one pull and we end up who knows where. Blimunda drew near and placed her two hands over that of Baltasar and, with a concerted gesture, as if this were the only way it could be done, both of them pulled the rope. The sail veered to one side, allowing the sun to shine directly on the amber balls, and now what will happen to us. The machine shuddered, then swayed as if trying to regain its balance, there was a loud creaking from the metal plates and the entwined canes, and suddenly, as if it were being sucked in by a luminous vortex, it went up making two complete turns, and no sooner had it risen above the walls of the coach-house than it recovered its balance, raised its head like a seagull, and soared like an arrow straight up into the sky. Shaken by those rapid spins, Baltasar and Blimunda found themselves lying on the wooden deck of the machine, but Padre Bartolomeu Lourenço had grabbed one of the plummets that supported the sails, which allowed him to see the earth shrink at the most incredible speed, the estate was now barely visible, then lost amid the hills, and what’s that yonder in the distance, Lisbon, of course, and the river, ah, the sea, that sea which I, Bartolomeu Lourenço de Gusmão, sailed twice from Brazil, that sea which I sailed to Holland, to how many more continents on land and in the air will you transport me, Passarola, the wind roars in my ears, and no bird ever soared so high, if only the King could see me now, if only that Tomás Pinto Brandão who mocked me in verse could see me now, if only the Holy Office of the Inquisition could see me now, they would all recognise that I am the chosen son of God, yes, I, Padre Bartolomeu Lourenço, who am soaring through the skies aided by my genius, aided, too, by Blimunda’s eyes, if there are such eyes in heaven, and also assisted by Baltasar’s right hand, Here I bring you God, one who also has a left hand missing, Blimunda, Baltasar, come and look, get up from there, don’t be afraid.“

 

jose-saramago

José Saramago (Azinhaga, 16 november 1922)

 

De Schotse schrijver, humorist, radio-en televisie presentator Daniel Frederick Wallace werd geboren op 16 november 1976 in Dundee. Zie ook mijn blog van 16 november 2008.

 

Uit:  Danny Wallace and the Centre of the Universe

 

There are two things you can see very clearly from my window right now.
One is the sky. A huge, dark blue sky. And the other is London. Not all of it. Just bits of it. Bits like the Dome. Or the skyscrapers around Docklands. Or this one weird tower, far away. A weird tower that they light up at night, which just sits there – all bright and white, on top of a hill.
For years, I had no idea what that tower was. All I knew was, even on a mucky, cloudy night you could see it, like someone had drawn it on your window in Tipp-Ex.
And then one day I found myself standing right next to that tower. I hadn’t meant to. I was up on a hill, miles from home, trying to spot where I lived in the distance. I could see all of London. Well, not all of it. Just bits of it. Bits like the Dome. Or the skyscrapers around Docklands. But I couldn’t see that one weird tower, far away. That weird tower they light up at night. The one that just sits there, all bright and white, on top of a hill.
And that was when I looked around.
It turns out I’m in Greenwich.
Well, I say ’turns out’. I know I am in Greenwich, to be honest. I’ve gone there on purpose, after all. I’ve gone there for a number of reasons, in fact. To see a friend. To have a
pint. To have a laugh. And now here I am, next to that big tower, with a sign that I can now read for the very first time. The Royal Observatory. Home to the seventh biggest telescope in the world, pointed deep into space. And home also of one of the most famous lines in the world. The line that divides the planet into east and west. The line that tells you you’re standing on the very Centre of the Earth.
There are tourists everywhere, jumping over the line and back again. Laughing, and taking pictures of each other. I suppose it’s a picture you just have to take, like if you’re in front of the Eiffel Tower, or the Great Wall of China, or a sea monster. The problem is, a small line on a concrete floor in the middle of a park doesn’t look quite as grand. I feel sorry for the tourists who try and impress their friends with their holiday snaps when they get home.
‘Look!’ they’ll say. ‘Here I am standing at the Centre of the Earth!’
They will probably tap the photo excitedly at this point.
‘Oh,’ their friends will say.
‘Because it looks like you’re just standing near a park.’
I lean against a wall, shaking my head at this thought and studying the tourists with pity.
And then I get one of them to take my picture kneeling at the Centre of the Earth.
And I go home, very happy indeed.“

 

Wallace

Danny Wallace (Dundee, 16 november 1976)

 

De Amerikaanse dichter Craig Arnold werd geboren op 16 november 1967 in Temple,Californië. Zie ook mijn blog van 16 november 2008.

 

The Invisible Birds of Central America

 

For Alicia

 

The bird who creaks like a rusty playground swing

the bird who sharpens the knife         the bird who blows

on the mouths of milk bottles         the bird who bawls like a cat

like a cartoon baby         the bird who rubs the wineglass

the bird who curlicues         the bird who quacks like a duck

but is not a duck         the bird who pinks on a jeweller’s hammer

They hide behind the sunlight scattered throughout the canopy

At the thud of your feet they fall thoughtful and quiet

coming to life again only when you have passed

Perhaps they are not multiple         but one

a many-mooded trickster         whose voice is rich

and infinitely various         whose feathers

liquify the rainbow         rippling scarlet

emerald indigo         whose streaming tail

is rare as a comet’s         a single glimpse of which

is all that you could wish for         the one thing

missing         to make your eyes at last feel full

to meet this wild need of yours         for wonder

 

 

 

Uncouplings

 

There is no I in teamwork

but there is a two maker

 

there is no I in together

but there is a got three

a get to her

 

the I in relationship

is the heart I slip on

a lithe prison

 

in all communication

we count on a mimic

(I am not uncomic)

 

our listening skills

are silent killings

 

there is no we in marriage

but a grim area

 

there is an I in family

also my fail

 

craig-arnold1

Craig Arnold (Temple, 16 november 1967)

 

De Nederlandse schrijver Anton Koolhaas werd op 16 november 1912 in Utrecht. Zie ook mijn blog van 17 november 2006

Uit: Een pak slaag

“Slieps’ vader was smid geweest, net als zijn grootvader. Maar hij zelf niet meer.’Ik heb mijn vader nog met zijn eigen handen…’ zei hij vaak en hij toonde de zijne, zodat je die man voor je zag, ‘een boerenkar in elkaar zien hengsten.’ Van boerenkarren was thans geen sprake meer. Kinderwagens worden er nu gemaakt en een kind moet al in een erg onderontwikkeld gebied ter wereld komen, wil het niet in een karrertje van Slieps rondgereden worden. Hoe komt zoiets?

Ijver natuurlijk. Doorzettingsvermogen. Onkreukbaar is goed voor de huldiging. En uitkijken natuurlijk. Goed uitkijken. Bij Slieps zat dat in de vering. Een soort knipschaarbeweging en het kind lag op rozen. Geen last met drempels en wat voor soort bestrating. Voor iedere moeder is het een genot om het kind ongeschokt althans door de eerste jaren heen te krijgen en er toch hindernissen mee te nemen en wat de kinderen zelf betreft: die zullen hun heimwee naar die zoete wagens houden tot ze in een rolstoel zitten. Oók van Slieps. Van achterblijvertjes zeggen ze wel, dat die een Sliepscomplex hebben en heimwee naar de wagen inplaats van naar de schoot, zoals de meer ondernemenden. De aandelen noteren ze te New York. Veertig vestigingen heeft Slieps, over de hele wereld.

Ze maken ook kogellagers en serveerboys en zulke dingen. Alles wat lekker moet rijden en door mankracht bewogen.

Hein Slotter is nu president directeur.

Hij is getrouwd met Ans Slieps en hij heeft grootvader Slieps nog gekend. De smid. De Sliepsen heten Kees. Kees I; de stichter van de fabriek en de vader van Ans, Kees II en diens zoon Kees III. Het was natuurlijk nogal wat,  toen het om de opvolging van Kees II ging en Hein Slotter het werd, inplaats van Kees III. Kees III is een beetje vaag. En deftig. Hij is wat jonger dan Hein en hij zit natuurlijk wel in de ondernemening. Mogelijk komt hij nog wel aan bod, als er eens iets met Hein gebeurt; mischien ook bepaalt Kees II er iets over in zijn testament.

Kees II is nu kinds.Af en toe loopt hij de deur uit, als ze even niet opletten en tegen de avond wordt hij dan doorgaans door iemand thuisgebracht, die hem dwalende heeft aangetroffen. Een arbeider die naar huis gaat, bijvoorbeeld en die mijnheer op de hei zag lopen, of zomaar op een drukke verkeersweg, als overstekend wild. Toch heeft hij zijn heldere dagen.Dan kan hij ineens nog met een advies voor de dag komen. Dat niemand zijn oren gelooft.”

Koolhaas

Anthon Koolhaas (16 november 1912 – 16 december 1992)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e november ook mijn vorige blog van vandaag.

Dahlia Ravikovitch , Joost van den Vondel, Anton Koolhaas

De Israëlische dichteres en schrijfster Dahlia Ravikovitch werd geboren op 17 november 1936 in een voorstad van Tel Aviv. Na het overlijden van haar vader werd ze naar een kibuts gestuurd. Zij studeerde aan de Hebreeuwse universiteit van Jeruzalem en werkte als journaliste, docente en vertaalstervan onder andere het werk van W. B. Yeats en T. S. Eliot. Ook was zij actief in de vredesbeweging. Dahlia Ravikovitch publiceerde 10 bundels poëzie, 3 boeken met korte verhalen en vijf kinderboeken. Haar gedichten zijn in meer dan twintig talen vertaald. Veel zijn er ook op muziek gezet. Haar beroemdste gedicht is Buba Memukenet (Mechanische Pop).

 

A DRESS OF FIRE

You know, she said, they made you
a dress of fire.
Remember how Jason’s wife burned in her dress?
It was Medea, she said, Medea did that to her.
You’ve got to be careful, she said,
they made you a dress glowing like an ember,
burning like coals.

Are you going to wear it, she said, don’t wear it.
It’s not the wind whistling, it’s the poison
oozing.
You’re not even a princess, what could you do to Medea?
Can’t you tell one sound from another, she said,
it’s not the wind whistling.

Remember, I told her, that time when I was six?
They shampooed my hair and I rushed out into the street.
That shampooing
trailed its scent after me like a cloud.
Then I got sick from the wind and the rain.
I didn’t yet know how to read Greek tragedies,
but the scent of the perfume spread
and I was very sick.
Now I can see it was an unnatural perfume.

What will become of you, she said,
they made you a burning dress.
They made me a burning dress, I said. I know.
So why are you just standing around, she said,
you’ve got to be careful.
You know what a burning dress is, don’t you?

I know, I said, but not about
being careful.
One whiff of that perfume and I’m all confused.
I said to her, No one has to agree with me,
I don’t trust Greek tragedies.

But the dress, she said, the dress is on fire.
What are you saying, I shouted,
what are you saying?
I’m not wearing a dress at all,
what’s burning is me.

 

In the year to come, in the days to come

My mother lies in bed, trying to die.
Eight years have passed, morning
the same as evening,
and all the hours seconds minutes between them
lean and empty.
My mother wouldn’t give the time of day
to flowers and all that blooming nonsense,
the beauty of nature, lightning storms.
Eight years and not one moment has made her
any the wiser, raised her up on her feet
or restored her will power,
the Joy of Labor, the power to recall
something so vital to her being
as the Ethical Precepts of Judaism.
My mother lies in bed, trying to die.
Suddenly she rises up like a lioness
in protest, and says without speaking: I’ve had my fill
I’ve had it with living
in the days to come
in the year to come
all the glorious flowers in the Galilee will just have to grow
without me.

 

Vertaling:  Chana Bloch and Ariel Bloch

RAVIKOVITCH

Dahlia Ravikovitch (17 november 1936 – 21 augustus 2005)

 

Joost van den Vondel werd geboren op 17 november 1587 in Keulen. Zijn ouders waren doopsgezind en waren voor de Contrareformatie op de vlucht geslagen uit Antwerpen. In 1597 vestigden zij zich in Amsterdam. In 1610 trouwde hij met Mayke de Wolff (Keulen, 1586 – Amsterdam, 15 februari 1635). Vondel verdiende zijn brood in de kousenhandel die hij van zijn vader had overgenomen. Na de dood van prins Maurits in 1625 schreef Joost van den Vondel het treurspel Palamedes. De controverse rond Johan van Oldenbarneveldt en prins Maurits was de aanleiding. Vondel moest voor het werk terechtstaan. De forse boete van 300 gulden is door Albert C. Burgh betaald. In 1641 ging Joost van den Vondel over tot de Rooms-Katholieke Kerk, wat hem veelal niet in dank werd afgenomen in de hoofdstad van de Republiek waar het calvinisme de belangrijkste religie was. Na het faillissement van de kousenzaak in de Warmoesstraat werd hij Suppoost bij de Bank van Lening, waar hij in 1668 gepensioneerd werd. Hij werd lid van de Brabantse rederijkerskamer “Het Wit Lavendel”. Tijdens zijn carrière als kousenmaker begon hij, als bewonderaar van Seneca, en later de Griekse klassieken, zelf drama’s te schrijven.Vondel stierf in armoede: als zijn laatste werk dichtte hij spottend zijn grafschrift:

Hier leit Vondel zonder rouw,
Hy is gestorven van de kou.

 

UITVAERT VAN MIJN DOCHTERKEN.

 

De felle Doot, die nu geen wit magh zien,

Verschoont de grijze liên.

Zij zit omhoogh, en mickt met haren schicht

Op het onnozel wicht,

En lacht, wanneer, in ’t scheien,

De droeve moeders schreien.

Zij zagh ’er een, dat wuft en onbestuurt,

De vreught was van de buurt,

En, vlugh te voet, in ’t slingertouwtje sprong;

Of zoet Fiane zong

En huppelde, in het reitje

Om ’t lieve lodderaitje:

Of dreef, gevolght van eenen wackren troep,

Den rinckelenden hoep

De straten door: of schaterde op een schop:

Of speelde met de pop,

Het voorspel van de dagen,

Die d’eerste vreught verjagen.

 

Of onderhiel, met bickel en boncket

De kinderlijcke wet,

En rolde en greep, op ’t springend elpenbeen

De beentjes van den steen
;

En had dat zoete leven

Om geldt noch goet gegeven:

Maar wat gebeurt? terwijl het zich vermaackt

Zoo wort het hart geraackt,

(Dat speelzieck hart) van eenen scharpen flits,

Te dootlick en te bits

De Doot quam op de lippen

En ’t zieltje zelf ging glippen

Toen stont helaas! de jammerende schaar 

Met tranen om de baar,

En kermde noch op ’t ljck van haar gespeel, 

En wenschte lot en deel

Te hebben met haar kaartje,

En doot te zijn als Saertje

De speelnoot vlocht (toen ’t anders niet moght zijn)

Een krans van roosmarijn

Ter liefde van keur beste kameraat

O krancke troost! wat baat

De groene en goude loover?

Die staatsi gaat haast over.

 

VONDEL

Joost van den Vondel (17 november 1587 – 5 februari 1679)

 

(Nagekomen bericht)

Anton Koolhaas werd op 16 november 1912  geboren als jongste van 4 kinderen in Utrecht. Hij studeerde daar ook aan de universiteit. Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte hij als buitenlandredacteur bij de Nieuwe Rotterdamse Courant. Anton Koolhaas is de vader van de architect Rem Koolhaas. Hij schreef onder meer de scenario’s voor de films Bij de beesten af (1972) en Dokter Pulder zaait papavers (1975) van Bert Haanstra. In 1956 verscheen zijn eerste boek, de verhalenbundel Poging tot instinct. Koolhaas’ romans handelen vaak over dieren. Deze dieren hebben vaak typisch menselijke eigenschappen.

Uit: Beroepsgeheim (een interview met Willem M. Roggeman, 1975)

“- Ik herinner me dat ik als kind in het gras zat bij mijn grootouders en dat ik toen al opgenomen werd in die wereld van kleine torretjes en zulks spul dat daar om me heen liep. Ik ben als kind reeds ontzettend gevoelig geweest voor sferen van bepaalde dieren, van bepaalde stukjes natuur. Als ik speelde verbond ik aan alle meubels in de huiskamer een geweldige sfeer. Toen ik in Rotterdam woonde, verdiende ik heel weinig en ik woonde in een soort van landverhuizershotel. Daar had ik een grote kamer, maar daar waren zo waanzinnig veel muizen dat niet ik, maar zij de hoofdbewoner waren. En op een gegeven ogenblik ga je dan zien dat jij niet de man bent, die last heeft van muizen, maar dat de muizen eigenlijk last hebben van een man. En dat brengt je in een soort van omgekeerde positie ten aanzien van die dieren. Je gaat ze dan ook op een heel andere manier observeren dan wanneer ze bv. een zekere schrik veroorzaken. Je geeft je gewoon gewonnen aan ze. Het eerste verhaal dat ik schreef was er dan ook één over muizen. Toen zijn er nog wat over muizen gekomen, maar toen herkreeg ik mijn belangstelling voor kipp
en uit mijn allervroegste jeugd en ben ik ook veel kippen gaan zitten waarnemen. De eerste verhalen gingen dus over muizen en kippen, en daarna kwamen er mierenverhalen, een lijsterverhaal, een duivenverhaal. Er kwamen langs om meer dieren bij. Maar ik geloof niet dat ik die gemaakt zou hebben als ik niet op die eerste kamer zo gevoelig was geworden of niet die ontdekking had gedaan van die mogelijkheid van een bijzonder vergaande inleving in dieren. En die inleving in dieren brengt uiteraard met zich mee een soort van identificatieproces. In dit proces kom je dan echt aan de essentiële dingen van hun leven toe en daarmee ook aan de dingen van hun dood, want de dood is in een dierenleven geen taboe, het is een vanzelfsprekende zaak.”

ANTOON_KOOLHAAS

Anthon Koolhaas (16 november 1912 – 16 december 1992)