William Shakespeare, Christine Busta

De Engelse dichter en schrijver William Shakespeare werd geboren in Stradford-upon-Avon op, vermoedelijk, 23 april 1564. Zie ook alle tags voor William Shakespeare op dit blog.

 

Sonnet vier

Spilzieke lieflijkheid, waarom verteert
Ge uw schoonheids erfdeel slechts tot eigen baat?
Natuur geeft niet, maar leent wat zij bescheert,
En, zelf mild, leent ze aan die mild zijn van daad.
Waarom misbruikt gij, schoone zuingaard, dan
De gulle gift, ter deeling u bedeeld?
Wat trekt gij, vruchtloos woekraar, rente van
Zoo groote som, terwijl gij haar verspeelt?
Want om u lieve zelf gij zelf u brengt,
Als gij uw omzet tot uzelf bepaalt.
Als dan natuur u oproept en verlangt
De afrekening, hoe krijgt gij haar betaald?
   Uw onbestede schoonheid deelt uw graf;
   Besteed, leeft zij en rekent voor u af.

 

Vertaald door P. C. Boutens

 

Sonnet 10

Schaam u en zeg dat ge geen liefde kent,
Gij, onbezorgd voor ’t eigene gevaar.
Bemind te worden zijt ge wel gewend,
Maar dat ge zelf niet mint, is al te klaar.

Want u bezielt een zoo misdadige haat,
Dat ge u zelfs inspant tot uw eigen pijn,
En naar vernieling van ’t schoon welfsel staat
Waarvan ’t herstel uw hoogste wensch moest zijn.

O wend uw zin, dat ik ’t mijn oordeel doe.
Bouw niet de haat, maar liefde een schoon gewelf.
Sluit voor uw eigen goedheid ’t hart niet toe
Of wees, voor ’t minst, goedhartig voor uzelf.

Maak u een nieuw zelf en verhoor mij nu,
Dat schoonheid leve in de uwen en in u.

 

Vertaald door Albert Verwey

 

Sonnet 15

Als ik bedenk hoe al wat groeit en leeft
Niet meer dan korte tijd volmaakt kan zijn;
Dat het toneel slechts schijn te bieden heeft,
Beïnvloed door de sterren in ’t geheim;

Als ik de mensheid zie: een plant die groeit,
Die kiemt en kwijnt onder dezelfde zon;
Eerst vol van jeugdig sap, dan uitgebloeid,
Zodat geen mens haar schoonheid heugen kon;

Beseffend dat ooit alles sterven zal,
Zie ik jouw rijke jeugd nu voor me staan,
Terwijl de Tijd bekokstooft met Verval
In welke nacht jouw jeugd zal ondergaan.

Mijn liefde is in oorlog met de Tijd;
Ik dicht, terwijl hij alles openrijt.

 

Vertaald door Arie van der Krogt

 

William Shakespeare (23 april 1564 – 23 april 1616)
Standbeeld in Stratford-upon-Avo

 

De Oostenrijkse dichteres Christine Busta werd geboren op 23 april 1915 in Wenen. Zie ook alle tags voor Christine Busta op dit blog.

 

Op de wanden van mijn geheime kerk

Op de wanden van mijn geheime kerk,
waarop ik zelf taferelen schilder,
staan ze allen opgewekt bijeen:

De Goede Herder en de harige Pan,
omstoeid door schapen, geiten en bokken,
de verloren zoon in gesprek met Odusseus,
Petrus die over het water wandelt,
en Arion op de trouwe dolfijn,
Sint Franciscus zingend met Orfeus,
Magdalena die Leda omarmt.

En te midden van sierlijk onkruid
veel kamelen en ezels
van hun last bevrijd
zoals wolven van de honger.

Ook ridder Joris, in een kluwen
van wierook spuwende draken,
leeuwen met gouden ogen, snuffelend in folianten
met Hiëronymus hun vriend,
prachtige vliegenzwammen bij kinderlijke cantharellen,
en pauwen die deemoedig paraderen rond
Maria de Moeder van Smarten.

Op het altaarpaneel reikt
Veronica aan Judas de zweetdoek aan
in ruil voor de strop van de wanhoop.

 

Vertaald door Harry Gielen

 

Christine Busta (23 april 1915 – 3 december 1987)
Portret door Rudolf Pleban, 1942

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e april ook mijn blog van 23 april 2020 en eveneens mijn blog van 23 april 2019 en ook mijn blog van 23 april 2017 deel 3.

An Easter Prayer (Helen Steiner Rice), George Herbert

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 

De Verrijzenis door Tintoretto, ca, 1570

 

An Easter Prayer

God, give us eyes to see
the beauty of the Spring,
And to behold Your majesty
in every living thing.

And may we see in lacy leaves
and every budding flower
The Hand that rules the universe
with gentleness and power.

And may this Easter grandeur
that Spring lavishly imparts
Awaken faded flowers of faith
Luing dormant in our hearts.

And give us ears to hear, dear God
the Springtime song of birds
With messages more meaningful
than man’s often empty words.

Telling harried human beings
who are lost in dark despair
‘Be like us and do not worry
for God has you in his care.’

 

Helen Steiner Rice (19 mei 1900 – 23 april 1981)
De Church of the Redeemer in Lorain, Ohio, de geboorteplaats van Helen Steiner Rice

 

De Engelse priester en dichter George Herbert werd op 3 april 1593 geboren, waarschijnlijk te Black Hall (Wales). Zie ook alle tags voor George Herbert op dit blog.

 

Vleugels van Pasen

Toen U de mens met al zijn rijkdom schiep,
Verloor hij snel die schatten weer;

En toen zijn tijd verliep,
Viel hij, o Heer,
Heel diep.
Uw Hand
Zorgt weer dat ik
Verrijzen zal en dan
Zal jub’len als de leeuwerik,
Omdat wie diep valt, hoger vliegen kan.

Al in mijn jeugd begon voor mij de pijn;
Ziekte en schande deed mij zeer.
Gestraft, voor mijn venijn
Werd ik, o Heer,
Heel klein.
Uw Hand
Verlost mij nu;
De hele dag jubel ik van
Uw opstanding, ik vlieg met U,
Omdat na smart, ik hoger vliegen kan.

 

Vertaald door Arie van der Krogt

 

George Herbert (3 april 1593 – 1 maart 1633)
George Herbert op Bemerton door William Dyce, 1860

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e april ook mijn blog van 17 april 2021 en ook  mijn blog van 17 april 2020 en eveneens mijn blog van 17 april 2019 en ook mijn blog van 17 april 2017 deel 2.

Herman de Coninck, W. H. Auden

De Vlaamse dichter, essayist, journalist en tijdschriftuitgever Herman de Coninck werd geboren in Mechelen op 21 februari 1944. Zie ook alle tags voor Herman de Coninck op dit blog.

 

Ballade van de traagheid

ik hou van de traagheid van liggen in gras, als een vorst:
ik, uitkijkend over mijn aanhangers,
mijn ledematen, zeggend tot mijn linkerarm:
jij daar, breng mijn hand eens voor
mijn mond, dat ik geeuw, in orde,
ga maar weer liggen, goed zo,
tucht moet ik hier hebben.

ik hou van de traagheid van zijn,
zen, zegt men in het oosten, ik geloof dat het
hetzelfde is.
ik hou van de traagheid van liggen in bed,
jij naast mij, je knieën in mijn knie-
holtes, als twee s-sen, de traagheid waarmee je me
niet gezegd hebt dat je al wakker was,
je uit lippen bestaande ontvankelijkheid,
de traagheid waarmee ik sneller en sneller kom,
de kalmte waarmee ik wilder en wilder word
de traagheid van jouw diplomatisch lichaam
dat geeft en neemt, jouw corps diplomatique,

en de traagheid van een sigaar nadien,
de traagheid van grandeur, de traagheid van wie
zich te pletter rijdt tegen een boom in vertraagde
film, het majestuoso van een ontploffing, plechtig,
plechtig eindigt dit leven.

 

Ik

ik, de bij gebrek aan beter
dan maar mezelf zijnde: een soort
De Slegte voor tweedehandse
onverkochte emoties,

ik kwam mezelf tegen, je was zo lief
voor mijn melancholie, dat soort
reuma van het gevoelsleven,
maar als ik het warmhield,
bijvoorbeeld in jouw armen,
viel het best te harden.

eigenlijk pasten we zo mooi bij elkaar
dat ik sinds je weggaan een derde
ben geworden.
ik herinner me nu na 2 jaar nauwelijks wie het is
die jou mist.

 

44

Zonder ik, zonder onderwerp.
Lier aan wilgen gehangen.
Ander instrument aangeschaft.

Met voorhamer van grote
gevoelens op xylofoon
van ziel. Ziel kapot, natuurlijk.

Met hark ziel in hoek
geveegd en opgestookt.
Meer ziel dan hij dacht.

En vervolgens op hark viool
gespeeld, met zaag als strijkstok.
Een liedje.

 

Herman de Coninck (21 februari 1944 – 22 mei 1997)

 

De Engelse dichter, essayist en criticus Wystan Hugh Auden werd geboren in York op 21 februari 1907. Zie ook alle tags voor Wystan Hugh Auden op dit blog.

 

Johnny

O ’s zomers in de dalen waar ik met mijn John
Langs de brede rivier zo fijn wandelen kon,
Bloemen in het gras en vogels in het blauw
We zeiden wel duizend keer: ik hou zoveel van jou
Ik hing aan zijn schouders: Johny, ik ben smoor”
Maar hij ging er als de donder en bliksem ervandoor.

Op vrijdag voor Kerstmis, nooit raak ik het kwijt,
Op een matinee voor de liefdadigheid
De vloer was zo glad en de band was zo knots
En Johny zo knap en ik was zo trots
Ik zei: “Johnny, we dansen de hele nacht door”
Maar hij ging er als de donder en bliksem ervandoor.

Die keer in de Opera vergeet ik nooit meer
Die muziek en die sterren, die fantastische sfeer;
Parels, juwelen in duizendvoud
Zijden japonnen van zilver en goud
“Dit is de hemel, John,” zei ik in zijn oor
Maar hij ging er als de donder en bliksem ervandoor.

O hij was de knapste, een bloem in het gras
Zo slank en zo groots als de Euromast
We walsten en walsen, zijn blik en zijn lach
Troffen mijn hart elke keer als ‘k hem zag.
“Jij bent de man, die ik toebehoor”
Maar hij ging er als de donder en bliksem ervandoor.

Vannacht in mijn droom, John, zag ik je staan
Met in je armen de zon en de maan
Het gras was groen, de zee was blauw
De sterren maakten muziek op jou;
Diep was de put waarin ik lag en in mijn oor
Klonk jouw donder en bliksem …. en je ging er vandoor.

 

Vertaald door Arie van der Krogt

 

W. H. Auden (21 februari 1907 – 29 september 1973)    

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e februari ook mijn blog van 21 februari 2019 en ook mijn blog van 21 februari 2016 deel 2.

Rudolf Geel, Jannetje Koelewijn, Paolo Cognetti, Ethan Mordden, Lewis Carroll, Arie van der Krogt, Harvey Shapiro

De Nederlandse dichter en schrijver Rudolf Geel werd geboren in Amsterdam op 27 januari 1941. Zie ook alle tags voor Rudolf Geel op dit blog.

Uit: De voeten van Petrus

“5
‘Hoe komt “ons eigen nationale beest” om met Godfried Bomans te spreken, hier op deze Romeinse heuvel?’ vraagt de schrijver van mijn reisgids. Een noot vermeldt: ‘nadere details over dit curieuze en tragikomische geval geeft Godfried Bomans, Wandelingen door Rome.’
‘Ons eigen nationale beest’ is natuurlijk een leeuw. Ik bedoel: deze informatie verschaft de gids al eerder. Deze leeuw bevindt zich in het park van de Villa Borghese. Een speciaal bezoek ter ere van dit beeld is niet aan te bevelen. Zelfs niet aan de hand van onze eigen nationale Bomans. De laatste tijd zijn er verschillende aspecten van deze curieuze en tragikomische man behandeld. Hier iets over zijn gebruik van taal.
Als alle volkeren hun werkelijke ‘nationale beest’ kregen toebedeeld, dan zou de Nederlandse leeuw veranderen in een vooral herkauwende koe, de Duitse adelaar kreeg de gedaante van een zwijn, de Franse maagd werd een zuur oud wijf met slagtanden en Jan Stier een biscuitblik.
De Nederlandse leeuw is dan ook een symbool. Ons eigen Nederlandse symbool. Is hij dan ook een beest? Nee. De leeuw, koning Nobel, is de heerser over het dierenrijk. Het hoofdbeest dus, binnen het grappige idioom van Bomans. En daarom gaat het mij. ‘Ons eigen nationale beest’ is een grap, het is zogenaamd lollig bedoeld. Het is leuk. Maar in werkelijkheid is het helemaal niet leuk om van een leeuw een beest te maken. Dat is uitsluitend lollig, dat moet de Moerdijk over, dat is de feestneus van Oubol Roi. Met ‘beest’ ironiseer je de leeuw namelijk niet (de leeuw staat boven deze spot), maar evenmin met ‘ons nationale beest’ het feit dat wij uitgesproken een leeuw als symbool hebben.
Opgave: pas dezelfde bewijsvoeringen toe op: ‘Bomans, de pauselijke chimpansee’.”

 


Rudolf Geel (Amsterdam, 27 januari 1941)

 

De Nederlandse schrijfster en journaliste Jannetje Koelewijn werd geboren in Amsterdam op 27 januari 1959. Zie ook alle tags voor Jannetje Koelewijn op dit blog.

Uit: Heilbrons hel

“Lucas strekte zijn hals om het beter te kunnen zien. Bladerdeeg met iets erin. Rookworst. Ja, het was een halve rookworst in een goudglanzend omhulsel van gevlochten bladerdeeg, met mosterd, en mayonaise. Gadverdamme, dat zou hij dus nooit meer doen. Geen gefrituurde etenswaren meer als hij getankt had. De diëtiste had hem voorgerekend dat het op dagbasis algauw achthonderd calorieën scheelde, zo niet duizend of meer. `Het equivalent van een flinke warme maaltijd, meneer Pauw.’ `Zoveel?’ `Zoveel. En dat neemt u dus als hartig tussendoortje.’ In de auto had hij nog een appel liggen. Eenentwintig over vijf. Waarom schoten ze niet een beetje op bij de kassa? God, kijk nou, die vent. Hij kauwde nog op de laatste hap van zijn rookworst en het meisje achter de counter reikte hem al een grote puntzak met friet aan. Leuk kind trouwens. Aardig gezichtje. Vond die vent ook, want hij lachte naar haar. Vrachtwagenchauffeur, wedden? Dat vettige haar, die laag op de heupen hangende spijkerbroek met de verkeerde schoenen eronder. Nee, dan zijn schoenen. Zwarte brogues. Leren zolen. Smal en elegant. Ze zou hem niet op een slechte smaak betrappen. Ze zou meteen in de gaten hebben dat hij zich op een onnadrukkelijke manier uitstekend wist te kleden. Zijn maag knorde. Hij was aan de beurt om te betalen en toetste zijn pincode in. Zouden ze uit eten gaan? Wat als ze het zo gezellig zouden hebben dat ze de tijd vergaten en pas om een uur of acht, halfnegen op zoek zouden gaan naar een restaurant? Het kon wel halftien worden voordat ze het voorgerecht kregen. Een of ander liflafje. Friet was minder erg dan een kroket. In feite was friet gewoon aardappel met wat plantaardige olie. Geen verzadigde vetten, geen rood vlees. Hij zou aan dat meisje vragen of ze er niet te veel zout op wilde doen. En geen mayonaise. Drie minuten voor halfzes, hij moest wel gaan opschieten. `Hoe lang moet ik wachten als ik een portie friet bestel?’ `Het is al klaar, meneer. Een grote of een kleine?’ `Een eh… grote. Niet te veel zout.’ `Zit er al op, meneer. Ik kan het er niet meer af halen. Mayonaise? Pindasaus? Uitjes?’
Ui mocht. Ui was groente. Ui zonder saus zou niet blijven plakken. De snippers zouden van het frietje af rollen op het moment dat hij het in zijn mond wilde steken. Op zijn das. Gegarandeerd. `Meneer?’ `Mayonaise en uitjes, graag. Niet te veel.’ Heet, heet, heet. God, wat was dit lekker. De friet vroeger als ze met Koninginnedag naar de kermis op de Dam gingen. Hij zag zichzelf zitten, met zijn broers en zijn zusje, op de trappen van het Monument. Pa deelde de bakjes uit, kleine porties, zonder mayonaise, want dat gaf maar geklieder.”

 

 
Jannetje Koelewijn (Amsterdam, 27 januari 1959)

 

De Italiaanse schrijver Paolo Cognetti werd geboren in Milaan op 27 januari 1978. Zie ook alle tags voor Paolo Cognetti op dit blog.

Uit: De acht bergen (Vertaald door Yond Boekeen Patty Krone)

“Op die plekken waren ze verliefd geworden, dat begreep ook ik na een tijdje: een priester had hen er als tieners mee naartoe genomen, en dezelfde priester had hen op een herfstochtend getrouwd, aan de voet van de Tre Cime di Lavarcdo, voor het kerkje dat daar staat. Dat berghuwelijk was de stichtingsmythe van ons gezin. Tegengewerkt door de ouden van mijn moeder, om redenen die mij onbekend waren, voltrokken in aanwezigheid van maar een paar vrienden, met windjacks als trouwkleding en voor hun eerste nacht als man en vrouw een bed in de Auronzohut. De sneeuw schitterde al op de richels van de Cima Grande. Het was een zaterdag in oktober, in 1972, het einde van hun alpinistenseizoen voor dat jaar en vele jaren daarna: de dag daarop laadden ze hun leren bergschoenen, hun Imidcerbockers, haar zwangerschap en zijn arbeidscontract in de auto en reden naar Milaan.
Kalmte was geen deugd die mijn vader hoog in het vaandel had staan, maar in de stad zou hij daar meer aan hebben gehad dan aan uithoudingsvermogen. Uitzicht had je in Milaan wel: in de jaren zeventig woonden we in een flat die uitkeek op een brede, drukke weg — ze zeiden dat onder het asfalt een rivier stroomde, de Olona. De straat kwam op regendagen blank te staan, en dan stelde ik me voor hoe de rivier daarbeneden in het donker bulderde en opzwol totdat hij uit de putdeksels golfde. Maar in die andere rivier, die werd gevormd door auto’s, bestelbusjes, brommers, vrachtwagens, bussen en ziekenwagen; was het voortdurend hoogwater. We woonden op de zevende verdieping: het kabaal werd versterkt door de twee rijen identieke flats aan weerszijden van de straat Op sommige nachten werd het mijn vader te veel, dan stond hij op en gooide het raam wijd open, alsof hij de stad wilde uitschelden, haar het zwijgen wilde opleggen of gloeiende pek over haar wilde uitstorten; hij bleef een tijdje naar beneden staan kijken, trok vervolgens zijn jas aan en ging een eind lopen. Vanuit ons raam zagen we een groot stuk lucht Eenvormig wit, ongeacht de seizoenen, slechts doorsneden door een enkele vogel. Tegen beter weten in kweekte mijn moeder bloemen op een door de rook zwart uitgeslagen en door eindeloze regenbuien beschimmeld balkonnetje. Daar verzorgde ze haar plantjes en vertelde me intussen over de wijngaarden in augustus op het platteland waar ze was opgegroeid, of over de tabaksbladeren die in de drogerijen aan lange stokken hingen, of over de asperges die, om ze wit te houden, moesten wonden geoogst voordat ze boven de aarde uitkwamen, en dat je dus een speciaal talent nodig had om ze te zien terwijl ze nog onder de grond zaten.”


Paolo Cognetti (Milaan, 27 januari 1978)

 

De Amerikaanse schrijver Ethan Mordden werd geboren op 27 januari 1947 in Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Ethan Mordden op dit blog.

Uit: Buddies

“More quotidian possibilities include eating corn on the cob with a fork (the kernels come off in sedate little rows, which for some reason exasperates all the males at the table) and developing ersatz but noisy phobias about bridges, escalators, and religious activities of any kind. Rule Three: Never lie. Childlike honesty throws Them completely off. Moreover, as parents are virtually made of lies (e.g., “Don’t be afraid of bullies; stand up to Them and they’ll run away,” “If you stop crying and wait till we get home, I’ll make you an apple pancake,” “We have no favorites; we love you all equally”), your speaking truth undermines Their ethical position. Furthermore, lying is a sophisticated art generally beyond even the most gifted youngster. Almost any effort is doomed. And, remember: your failure is Their success. It is essential to avoid any error that will invigorate Their sense of power, and Their joy in that power. The sight of a small boy pathetically trying to worm his way out of a spanking enchants Them even more than administering the spanking itself. If you must be spanked, de-spoil it of all savor. Be cold and adult about it, like George Will at the dentist. Or try to look embarrassed for Them, as if you had spotted Them committing some atrocious peccadillo in a secret spot. Advanced students may want to Do the Manly Thing and insist on tak-ing it bare-bottom. With all but the most diehard parents, this will force Them to retreat, perhaps even apologize. Rule Four: Abjure reason and justice; only strength counts. As the tenant of a house owned by grown-ups, you are not the inhabitant of a moral universe: you live in a world populated exclusively by winners and losers. Show me a good loser, and I’ll show you a loser. Rule Five: Choose the major battles very carefully. Go to the mat over bedtime, food, and presents, major issues that will color your existence for nearly two decades. Don’t overextend yourself fighting over the small things—and of course it’s useful every so often to give in and let Them think They’re in charge.”

 


Ethan Mordden (Pennsylvania, 27 januari 1947)
De Stonewall Inn, een homobar op Christopher Street in Greenwich Village, Manhattan. Een politie-inval in 1969 leidde hier tot de Stonewall-rellen, een van de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van LGBT-rechten

 

De Engelse dichter en schrijver Lewis Carroll werd op 27 januari 1832 in Daresbury geboren. Zie ook alle tags voor Lewis Caroll op dit blog.

Uit: Alice in Wonderland

“We, indeed!” cried the Mouse, who was trembling down to the end of its tail. “As if I would talk on such a subject! Our family always hated cats: nasty, low, vulgar things! Don’t let me hear the name again!”
“I won’t indeed!” said Alice, in a great hurry to change the subject of conversation. “Are you—are you fond—of—of dogs?” The Mouse did not answer, so Alice went on eagerly: “There is such a nice little dog, near our house, I should like to show you! A little bright-eyed terrier, you know, with oh, such long curly brown hair! And it’ll fetch things when you throw them, and it’ll sit up and beg for its dinner, and all sorts of things—I can’t remember half of them—and it belongs to a farmer, you know, and he says it’s so useful, it’s worth a hundred pounds! He says it kills all the rats, and—oh dear!” cried Alice in a sorrowful tone, “I’m afraid I’ve offended it again!” For the Mouse was swimming away from her as hard as it could go, and making quite a commotion in the pool as it went.
So she called softly after it, “Mouse dear! Do come back again, and we won’t talk about cats, or dogs either, if you don’t like them!” When the Mouse heard this, it turned round and swam slowly back to her: its face was quite pale (with passion, Alice thought), and it said, in a low trembling voice, “Let us get to the shore, and then I’ll tell you my history, and you’ll understand why it is I hate cats and dogs.”
It was high time to go, for the pool was getting quite crowded with the birds and animals that had fallen into it: there was a Duck and a Dodo, a Lory and an Eaglet, and several other curious creatures.
Alice led the way, and the whole party swam to the shore.
They were, indeed, a queer-looking party that assembled on the bank—the birds with draggled feathers, the animals with their fur clinging close to them, and all dripping wet, cross, and uncomfortable.
The first question of course was, how to get dry again: they had a consultation about this, and after a few minutes it seemed quite natural to Alice to find herself talking familiarly with them, as if she had known them all her life. Indeed, she had quite a long argument with the Lory, who at last turned sulky, and would only say, “I’m older than you, and must know better.”
And this Alice would not allow, without knowing how old it was, and, as the Lory positively refused to tell its age, there was no more to be said.”

 


Lewis Carroll (27 januari 1832 – 14 januari 1898)
Lewis Carroll temidden van zijn creaties uit Alice in Wonderland

 

De Nederlandse dichter, schrijver, vertaler, zanger en liedjesschrijver Arie van der Krogt werd geboren in Zoeterwoude op 27 januari 1952. Zie ook alle tags voor Arie van der Krogt op dit blog.

 

Veertig (40)

Ik fietste in de bergen op de Tourmalet
Ik had m’n versnelling in z’n dertigste gezet
Toen kwam d’r zo’n klein jochie heel snel voorbij geracet
Die reed op tandje veertig want veertig is het meest

Veertig is het mooiste, veertig is het meest
Want als je veertig bent dan is er lol, dan is er feest

Ik was eens op vakantie met een mannetje of tien
Toch had ik al die mensen na drie dagen wel gezien
Ik zeg tegen mezelf en ik zeg ook tegen Trees
Volgend jaar gaan we met veertig want veertig is het meest

Ik kreeg pas in de brievenbus een boek van ‘Boek en Plaat’
Dat over variaties bij het vrijen gaat
Ik heb die variaties natuurlijk uitgetest
Maar geef mij maar standje veertig, dat ligt me toch het best

Ik moest pas naar het ziekenhuis, naar Medisch Centrum West
Maar ik was veel te vroeg, ik zat in aflevering zes
Ik kwam bij zuster Reinie, die zuster die zo flirt
En in aflevering veertig, toen was ik aan de beurt

Ik liep in Palestina met twaalf van die gasten
Toen vroeg ik aan die ene hoeveel dagen moet je vasten
Hij zet z’n aureool op en hij zegt: “Wees niet bevreesd”
Veertig is het mooiste, veertig is het meest

Ik ging een keertje tennissen, dat was met ’n vriendin
Ik dacht ik ben een mannetje, dus ’t is zeker dat ik win
Maar na een drietal ballen toen was ik al bek-af
Ik zei het staat drie-nul voor jou, maar zij zei “Forty Love”

Veertig is het mooiste, veertig is het meest
Want als je veertig bent dan is er lol, dan is er feest

 


Arie van der Krogt (Zoeterwoude, 27 januari 1952)

 

De Amerikaanse dichter Harvey Shapiro werd op 27 januari 1924 in Chicago geboren in een joodse familie uit Kiev. Zie ook alle tags voor Harvey Shapiro op dit blog.

 

Provincetown, Mass.

The glazed day crumbles to its fall
Upon the tiny rout of fishing
Boats. Culls convey it down,
Lengthening their cries that soon
Will rake the evening air; while some,
Silhouetted on a strand
In a jumbled line of target ducks,
Watch as ebb tide drains the bay.

From a rotted log upon
The shore, like the other beached
Mutations, shell and weed, I wait
For Highland Light to cast its eye.

July unhives its heaven in
A swarm of stars above my head.
And at my feet, flat to the water
That it rides, the lighthouse beam,
A broken spar, breaks its pulse.

-What have I learned of word or liner
Ticks on, ticks off; ticks on, ticks off.
The bay, that was a clotted eye,
Is turned to water by the dark.
Only my summer breaks upon
The sea, the gulls, the narrow land.

 

Beyond The Demonic Element

I cast out Beyond the demonic element
And the fear of death
(And the fear of death)
Into that bright water
Beyond this water
Where leviathan swims.
Communication is instant
When it comes—close
As my hand, the words on my tongue,
Though the crying in my ear Is my own death crying.

 


Harvey Shapiro (27 januari 1924 – 7 januari 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e januari ook mijn blog van 27 januari 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Rudolf Geel, Paolo Cognetti, Ethan Mordden, Lewis Carroll, Arie van der Krogt, Harvey Shapiro

De Nederlandse dichter en schrijver Rudolf Geel werd geboren in Amsterdam op 27 januari 1941. Zie ook alle tags voor Rudolf Geel op dit blog.

Uit: De voeten van Petrus

“3
Daar zal je het gedonder hebben. Vannacht heeft zij gedroomd van ‘allerlei Romeinse keizers’. En er slecht van geslapen natuurlijk. Ik kan nu onmogelijk bekennen (bij zoveel cultuur) dat ik droomde van een soort spionnage-affaire in een science-fictionachtige wereld, waarin een kopjeduikelende Chinese voorkwam met onder andere een bamboe-broekje aan.

4
Naast mij ligt een steentje. Ik haast mij eraan toe te voegen dat het afkomstig is van een tegen een muur gezet stuk mozaïekvloer in de thermen van Caracalla. Ik raakte het aan en zie: het liet los, in tegenstelling tot heel wat andere steentjes die ik met enige kracht probeerde te verwijderen.
Wat ga ik met dit brokje handwerk beginnen? Uiteindelijk zal ik het toch ergens verliezen omdat ik er niets aan heb. Om de waarheid te zeggen, is het een onooglijk stukje grijze steen, 1 × 1 × 2. Er zit nog wat cement aan vast. Ik zal het aan mijn vriend, de classicus H. ter hand stellen en hem vragen enkele conclusies te trekken. Als het maar conclusies zijn, iets definitiefs, want ik heb het niet voor niets meegesjouwd. Ik had veel liever een mooi rood stukje meegenomen, of bruin, ik moet zeggen dat de vloeren van de thermen prachtig zijn, hoezeer het gebouw mij ook verder tegenvalt. Met die thermen is het zo, en ieder die er geweest is zal het beamen: ze zijn niet meer wat ze geweest zijn. In de reisgids worden ze ook omschreven als ‘de prachtige ruïnes van’ en dat is overdreven. Het zijn ruïnes, dat is niet te loochenen. Achter deze ruïnes wonen mensen en als ìk er woonde zou ik de gemeente opbellen om te vragen wanneer ze die troep voor mijn deur eens zouden komen weghalen. Dit spijt mij. Ik zou het natuurlijk niet werkelijk vragen. Ik had echter graag echte thermen gezien, zoals in Pompeji en Herculaneum. En dan veel groter, zoals ze in werkelijkheid ook waren.
En dan had ik er kunnen rondlopen, vrijwel alleen. En ik had er die bolle koppen teruggezien en vrouwen, in rimpelend water gezeter op de mozaïek van een sater, maar nu heb ik alleen dit steentje en hoezeer ik het ook wrijf: er gebeurt niets. Het is gewoon een rotsteentje, gevonden in een door operarekwisieten verstoorde wildernis.”

 

 
Rudolf Geel (Amsterdam, 27 januari 1941)

Lees verder “Rudolf Geel, Paolo Cognetti, Ethan Mordden, Lewis Carroll, Arie van der Krogt, Harvey Shapiro”

Arie van der Krogt

De Nederlandse dichter, schrijver, vertaler, zanger en liedjesschrijver Arie van der Krogt werd geboren in Zoeterwoude op 27 januari 1952. In Rotterdam is Van der Krogt stedenbouwkundige bij de gemeente en hij staat daar bekend als een zanger die op een kritische manier liedjes maakt over de stad. Zo bezingt hij op zijn tweede cd, “Zouwe de touwe ’t houwe” uit 1997, onder meer het Rotterdamse Schouwburgplein. Zijn liedteksten zijn in 2007 in boekvorm verschenen bij uitgeverij Ad. Donker, onder de titel “Rotterdam van feest tot feest”. Als dichter vestigde hij de aandacht op zich met zijn vertaling van Shakespeares sonnetten en de liefdesonnetten van Christina Rossetti. Hij vertaalde ook gedichten van de Engelse metafysche dichter George Herbert, die werden uitgegeven door “de Zaak Akkerman” onder de titel “De God van Herbert”.

Het allermooiste plekje

Ik zou haast niet kunnen zeggen
wat de mooiste plekjes zijn
Want een schilderij van Mondriaan
heeft toch ook geen mooiste lijn;
Toch is er een heel mooi plekje
waar ik uren zitten kan
’t is mijn favoriete plekje
in het hart van Rotterdam

’t Is het allermooist plekje van de stad
in de winkel van Van Gennep op de trap

Want je kan daar heerlijk zitten
met je rug tegen de muur
en omgeven door de schrijvers
van de wereldliteratuur;
Al die prachtige verhalen
in die boeken op een rij
Het is een soort Martyrium
en de hoofdpersoon ben jij

’t Is het allermooiste plekje van de stad
bij Maria en Andrea op de trap

Als je daar een uur blijft zitten
trekt de hele stad voorbij,
altijd vragend weer naar boeken,
altijd bezig als een bij;
“Heeft u boeken over paarden”
“Nee, die hebben wij hier niet
Moet u maar bij Donner vragen”
Ja, zo gaat die zaak failliet

Staat de hele zaak vol boeken
vragen ze om een cd
want ……leuke vlotte liedjes
ja, daar haal je omzet mee;
“Wilt u hem laten signeren”,
hoor ik om de haverklap,
“want de zanger van de liedjes
zit toevallig op de trap”

’t Is het allermooiste plekje van de stad
bij Maria en Andrea op de trap

En ik kan je wel vertellen
waar ik ’t meeste van geniet
Van de koffie van Louise
en de kopjes van Piet

 
Arie van der Krogt (Zoeterwoude, 27 januari 1952)