Astrid Lampe, Kenneth Rexroth

De Nederlandse dichteres en schrijfster Astrid Lampe werd geboren in Tilburg op 22 december 1955. Zie ook alle tags voor Astrid Lampe op dit blog.

 

Schichtval

als kralen van de straal geslipt
als strakke bessen die gestript
na doffe plof op het zuurst van zoet
keurliggen in korf of mand
(en kolfjes naar zijn hand)

trek je gangen na
immens koud is de tochtsluis
van steen behang

en nacht die snood inplugt
het rijggat
het oud van beelden

geen darm-, silkwit weefsel
dat zulks bedekken kan
koud foedraal zonder kleppen
het gans arsenaal dat optrekt
spiraalt vanuit de voet
vortex, dubbele schroef
de spoelen moe

een trekveer die ratelt de
afvoer stroef
expander bleek vlees
dat
hikt
zich verslikt

colon – van
binnenuit houd ik mij stil
mijn kleed zal rekken
tot een kokon

één haal van ’t lemmet:
strak-áf zal ik staan in de zon en me
strekken

 

Gedichten

[I]

niets is pijnlijker dan
werkeloos toezien
bodembewonende zeediertes
zijn massaal uit het slib gekropen
het toneelgezelschap levert spontaan
een snipperdag in om ruim voor de troonrede het
offerfeest de hoedjesparade
met transitie aan de slag te gaan
het fijne van de monoloog
is dat ie voor alles
waarheidsgetrouw is
kameleontisch in essentie
een weinig babbelziek
bloed zien angst ruiken
defensief en
moordlustig
alleen zo begrijpen we
de niche in de markt
de vrijheid als constructie
was dit een leerstuk
we drukten pats boem
afrika in het pluche en met twee vingers in de neus
‘peace man!’
halen we de tempest naar
de biënnale van venetië
dromen doen we
(de kade splijt)
de harde werkelijkheid

 

Astrid Lampe (Tilburg, 22 december 1955)

 

De Amerikaanse dichter Kenneth Rexroth werd geboren in South Bend (Indiana) op 22 december 1905. Zie ook alle tags voor Kenneth Rexroth op dit blog.

 

Gij zult niet doden

Ze vermoorden alle jonge mensen.
Al een halve eeuw lang, elke dag,
Ze hebben hen opgejaagd en vermoord.
Ze vermoorden hen nu.
Op dit moment, over de hele wereld,
Vermoorden ze de jonge mensen.
Ze kennen tienduizend manieren om hen te doden.
Elk jaar bedenken ze nieuwe.
In de jungle van Afrika,
In de moerassen van Azië,
In de woestijnen van Azië,
In de slavenhokken van Siberië,
In de sloppenwijken van Europa,
In de nachtclubs van Amerika,
Zijn de moordenaars aan ’t werk.

Ze stenigen Steven,
Ze werpen hem buiten in elke stad ter wereld.
Onder het welkomstbord,
Onder het Rotary-embleem,
Op de snelweg in de buitenwijken,
Ligt zijn lichaam onder de naar hem gesmeten stenen.
Hij was vol geloof en kracht.
Hij deed grote wonderen onder de mensen.
Ze konden niet tegen zijn wijsheid.
Ze konden de geest waarmee hij sprak niet verdragen.
Hij schreeuwde het uit in de naam
Van het tabernakel der getuigenis in de woestijn.
Ze waren in het hart geraakt.
Ze knarsten hem toe met hun tanden.
Ze schreeuwden het uit met luide stem.
Ze stopten hun oren dicht.
Ze liepen eensgezind op hem af.
Ze jaagden hem de stad uit en stenigden hem.
De getuigen legden hun kleren neer
Aan de voeten van een man wiens naam jouw naam was –
Jij.

Jij bent de moordenaar.
Jij vermoordt de jonge mensen.
Je bent Laurent aan het grillen op zijn rooster.
Toen je erom vroeg, maakte hij de verborgen
Schatten van de geest bekend,
Hij toonde je de armen.
Je keerde je hart tegen hem.
Je greep hem vast en bond hem woedend vast.
Je roosterde hem op een traag vuurtje.
Zijn vet druppelde en spoot in de vlam.
De geur was zoet voor jouw neus.
Hij schreeuwde,
‘Ik ben aan deze kant gekookt,
Draai me om en eet,
Jij
Eet van mijn vlees.’

Je vermoordt de jonge mensen.
Je schiet Sebastiaan met pijlen neer.
Vastberaden beschermde hij de getrouwen voor vervolging.
Eerst schoot je hem met pijlen neer.
Dan sloeg je hem met staven.
Vervolgens gooide je hem in een riool.
Er is niets dat je meer vreest dan moed.
Jij die je ogen afwendt
Van de moed van de jonge mensen.

Jij,
De hyena met blinkend gezicht en vlinderdas,
In het kantoor van een miljard dollar
Onderneming gewijd aan dienstverlening;
De gier druipt van het aas,
Zorgvuldig en slordig gekleed in geïmporteerde tweeds,
Lezingen houdend over het Tijdperk van Overvloed;
De jakhals in gabardine met twee rijen knopen,
Blaffend vanop gecontroleerde afstand,
In de Verenigde Naties;
De vampier die aan de kop van de bank zetelt,
Notitieboekje ter hand, spelend met zijn hersenletsel;
De autonome, ambulante kanker,
Het Superego in wel duizend uniformen;
Jij, die de kolos de slachtoffers aanwijst,
De moordenaar van de jonge mensen.

 

Vertaald door Flor Vandekerckhove

 

Kenneth Rexroth (22 december 1905 – 6 juni 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e december ook mijn blog van 22 december 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

P. C. Hooftprijs 2024 voor Astrid Lampe

P. C. Hooftprijs 2024 voor Astrid Lampe

De P. C. Hooftprijs 2024 is afgelopen woensdag toegekend aan Nederlandse dichteres en schrijfster Astrid Lampe. De jury roemt Lampe omdat zij “met een diabolische intensiteit” dicht “over het moderne leven, in zinnelijke en ontembare taal die vraagt om herlezing en herbeluistering”. De prestigieuze literatuurprijs wordt afwisselend uitgereikt voor poëzie, verhalend proza en beschouwend proza. Astrid Lampe werd geboren in Tilburg op 22 december 1955. Zie ook alle tags voor Astrid Lampe op dit blog.

 

de grote en de kleine druppels
de aerosolen

de nachtploeg verdrijft het spuug uit de podiumzaal
jaagt narcis
bij de manshoge spiegel vandaan

de nachtploeg boent
de hoogmoed uit het visioen tot het maanverlicht blinkt
de nachtploeg

ploegt

parkeert de schoonmaaktrolley
parkeert de arabische lente
het zuur

brandt
het zuur
vreet zich een weg: berg de bijtende

berg de bijtende licht ontvlambare middelen
veilig op verstop
de bleek
jaag narcis
bij de nachtspiegel vandaan voor de zoveelste keer
verstop de bleek opdat het rif
in bloei zal schieten

opdat het bleke rif opnieuw
in bloei zal schieten
opdat de tijd
dit trauma

heelt

sluit de podiumzaal
af en steek
de sleutel tot de schone oceaan
in je zak

 

Tol

niet zwicht of bezwijkt zij hier
haar zwijm is meer een
ópkrullen
een roezen zacht

een stil zo van gewicht dat is
’t is zo zij dacht
wat ijl van hoofd, bloei
bloesemzacht zo voel ik mij
en vlij mij hier

(schutblad hij/ de koele aarde/ dicht neigen naar een grond)

niet: vallen.
een opbloeien
een bloemen zacht

’t was NIET DAT HIJ haar ontweek in
die hoedanigheid haar slechtsmaar voor
een voetveeg zag
het was meer in

alle talen dat hij zweeg, haar
plette in onstuimigheid
waarmee hij jachtliep op de plek
waar zij zo laatst nog toch zo
vol rechtop naar
hém

mooi rechtuit rechtop gelachen had, ’t was meer in
die hoedanigheid
dat hij haar
hier zo, stil -, zo
héél niet zag, vertreedt, vertrad
zij nimmer opkomt van die plek van

waar zij lag en
tóe hem lachte

 

Astrid Lampe (Tilburg, 22 december 1955)

Astrid Lampe, Kenneth Rexroth

De Nederlandse dichteres en schrijfster Astrid Lampe werd geboren in Tilburg op 22 december 1955. Zie ook alle tags voor Astrid Lampe op dit blog.

 

Evenknie

was het lotus, was het lelie
waterdrijvend blad dat weet wie
– jou wiegt en om-
hoogstoot zwevend

tableau vivant, vol

vriendelijk mongolenkind
de ranke bloemensteng trots stevig
wandelt op de wind
met in de kroon
– vol zorg beschut want
bloot nog – spelend

tot kroon dit kind

wie wipt er kleertjes van de lijn
jouw paswas van hansopjes stelend
koud wrongelen tot een worst
verdiend de kost JA

rukt de waterplant om het hevigst

bezie haar in haar werking lenig
– zweepslag van het steng’lenstiek
– het terugslaan -, gijpen van de giek

bezie de wortelstok

 

Sierroof / Romantiek

beloofd, zo misverstaan jij mij
te schaken

hóe, zag ik uit naar jouw
donkeren der wolken, een sidd’rend, huiv’rend samenpakken, ge
loof het ware avontuur is met
de bangen; slang-appel-paradijs-motief te
lief nog kamervol en kamersvol
behangen

Roof-/ Stil…!
ik heb mijn lichaam teruggedeukt
ben van de barkruk gegaan
gegleden zo onder ons gezegd
gezwegen -, geléden aan die kluisterplaats die
plaats ons

zie je dan niet, dit feest
je wangen appelstrak
in hang verzwak-
verzakken doet tot kwijlpak

praat praat praat
zo prat je gaat taai schuim
spot je dolkwistig om de mond
dik – mistig een liefde – ver
schraalt, verschaalt
jouw mond die sterk een steel nog had
verwondt tot open -, rood
je kaak zo listig

Ee’ plept ik kus
de ijlende
de kwijlende, het zwartvlies van een
binnenmond, de overhang, beurs
lappen van het
– bek van hond, het
glimmen van de voering;
goed –

dog, een lobbes jij
een pijn erbij een
moeder ja veegt kalm het kwijl
mijn baby ruikt niet naar verdriet
zoals jij doet

 

Astrid Lampe (Tilburg, 22 december 1955)

 

De Amerikaanse dichter Kenneth Rexroth werd geboren in South Bend (Indiana) op 22 december 1905. Zie ook alle tags voor Kenneth Rexroth op dit blog.

 

Proust’s Madeleine

Iemand heeft een doos vol
Oude pokerchips aan mijn baby
Dochter gegeven om mee te spelen.
Vandaag geeft ze me er een terwijl
Ik met mijn moede
Hersenen aan mijn bureau zit. Hij is rood.
Daarop staat een foto van
De kop van een eland en de letters
BPOE – een chip van
Een klein stadje Elks’ Club. ik gooi
Hem zomaar in de lucht en
Vang hem en doe een munttruc
Om mijn kleine meid te vermaken.
Plots glijdt alles opzij.
Ik zie mijn vader
Precies hetzelfde doen,
“Beautiful Dreamer,” fluitend,
Zijn adem rijkelijk ruikend
Naar whisky en sigaren. ik kan
Hem dronken horen thuiskomen
Van de Elks’ Club in Elkhart
Indiana, botsend tegen de
Stoelen in het donker. ik kan zien
Hoe hij stierf aan cirrose
Van de lever en de maag
Zweren en longontsteking,
Of, zoals hij op zijn sterfbed zei, van
Valse kaarten en eerlijke whisky,
Langzame paarden en snelle vrouwen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kenneth Rexroth (22 december 1905 – 6 juni 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e december ook mijn blog van 22 december 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Astrid Lampe, Kenneth Rexroth

De Nederlandse dichteres en schrijfster Astrid Lampe werd geboren in Tilburg op 22 december 1955. Zie ook alle tags voor Astrid Lampe op dit blog.

 

Museumdag

ze tekkelt kaders
ademend veld
wipt haar nerveuze dikstaart;
hoofs in de pas, ook
kontroleert ze
meermaals
de sluiting van haar tas

puur puurst wat hen de kurk schraagt,
om duurst wat hen de kragen laagt de
knal is echt:

als uit één mond

eenstemmig ‘Mooi!’ slijpt de keeldrups
smeert hen de krop

langgerekt:
‘Le-ver-vlek’, hun

baltsroep ‘mooi’
fixspuit
meet oogloos op
mooi mooi stijft de doodskus
mooi mooi spiest vlinders levend
knikt hen de kop

 

BIG MAC
(omarmend rijm)

voorbij dit hondenschoonloopmatje
denk in plaatjes op een zuchtje kom je weg

reflexen het hoofd bieden en lopen
met ogen open in mijn tangconstructie
(kijk het aan)

kijk het af van mijn hoogleraar in de veekunde uit texas
kies: pneumatisch / hydraulisch
denk in plaatjes op een zuchtje kom je weg

noem het knuffel
noem het kreng

klem in de houdgreep van dit gedicht
met klem tal van tactiele stimuli het hoofd bieden

tal tactvol het hoofd biedend
met klem klem in de houdgreep van dit gedicht

op een zuchtje ben je weg
volkomen tot rust in mijn moederarmen
(ik keek het af van temple grandin)

o

rústig kijken we dit af van temple grandin
(de autistische doctor in de dierkunde)
plegen plagiaat

geen krimp kijk toch mijn texaanse professor
haar model van de Squeeze Machine

geen gezicht maar wel volkomen tot bedaren weer bij zinnen:
omarmend rijm / dit gedicht

 

Jaloezie

woejwoej o zo fijn poederkool
met rook op diezelfde wind verspreid
(voor de spiegel dit ja-woord oefenen)

dat vooral ja
van vliegas kreeg hij borstgroei…
gingen zijn borsten groeien
helmpje mijn helm
vraag het mijn handpop

helmpje mijn helm
de dood ook mooi

die slaat hen met graagte – wat heet –
die slaat hen met zwaarte
voor de spiegel in huzarenkostuum:
wij zijn helemaal geen watjes
wij laten ons niet pletten

af en toe een hand

naar het schaaltje pistachenootjes

voor de spiegel fok ja
je kanariepiet

 

Astrid Lampe (Tilburg, 22 december 1955)

 

De Amerikaanse dichter Kenneth Rexroth werd geboren in South Bend (Indiana) op 22 december 1905. Zie ook alle tags voor Kenneth Rexroth op dit blog.

 

Dubbele spiegels

Het is het donker van de maan.
Laat in de nacht, het einde van de zomer,
De sterrenbeelden van de herfst
Gloeien in de dorre hemel.
De lucht ruikt naar vee, hooi,
En stof. In de oude boomgaard
Zijn de peren rijp. De bomen
Zijn ontsproten uit oude onderstammen
En de vrucht is oneetbaar.
Terwijl ik er langs loop hoor ik iets
Ritselen en grommen en richt
Mijn licht op de takken.
Twee wasberen met zuur peren-
Sap en speeksel kwijlend
Vanuit hun bek staren naar me terug,
Hun ogen diepe sponzen van licht.
Ze kennen me en rennen niet
Weg. Terwijl ik de weg op kom
Door de zwarte eiken schaduwen,
Zie ik overal voor me,
Glinsterend van de stoffige
Grind, kleine koude stipjes
Blauw licht, als de schittering van
IJzeren sneeuw. Ik vermoed wat het is,
En kniel om te kijken. Onder elke
Kiezel en elk eikenblad zit een
Spin, waarvan de ogen naar me
Schijnen met mijn weerkaatsende licht,
Over een onmetelijke afstand.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kenneth Rexroth (22 december 1905 – 6 juni 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e december ook mijn blog van 22 december 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Astrid Lampe, Kenneth Rexroth

De Nederlandse dichteres en schrijfster Astrid Lampe werd geboren in Tilburg op 22 december 1955. Zie ook alle tags voor Astrid Lampe op dit blog.

 

banjerend over de slingerdijk

banjerend over de slingerdijk
kreeg ik eerst dansles
met geschuif van één strenge hak
werd ons juist afstand gewezen

kerk nog in de steigers
zerk van bord-
papier; de namen en –

hooglied jij
in

ruwe schets, een
zachtkool schriftuur in passen
– zo passend – opgetekend:
een datum bij het uur
het eerste en

hooggehield ben ik dan ook
tot de graven gegaan, heb
weifelend een naam gefluisterd – ge-
proefd tegen de wind in wie weet mijn rok
een ietsje opgelicht en
– nog geknield ook -:

de jouwe

in scherp grint toe dans lief,
een laatste maal de armen tot een
lint -; sling slang de
slingerdijk

dans ons juist dronken
dans ons…

banjerend over de dijk
heb ik een naam gezwegen
een horizon die wijkt

 

de strakke horizon

de strakke horizon
leunt zwaar op nieuwe beelddragers

hier telt het zuiden
in schokdempers
fijnstof
een haperend rolluik

hier telt het zuiden
iets te grof afgesteld
mijn hele cruiseschip
draait om je as

 

iets leuks aantippen

iets leuks aantippen in de catalogus van je moeder
pannen van zeildoek
ik woon hier
lijkt de centrale gedachte van dit werk

(met dikke vingers denkend aan de zwarte madonna
pelgrimage naar het lipstickenorgel, rap een kruis
zijn zelfportret gekerfd uit een aspirine)

knor knor
nooit met een lege maag door het museum gaan
van haar tasje een glimp
de lappen tekst maar overslaan. dus hup

van het verzekeringsgeld, een smak dollars
liet hij die bouwkeet
toch mooi vol isolatie pompen – pik van marshmallow – licht ving!
hoe één van haar sporen…
oortje oortje
knabbel knabbel
sexy slang

dit testosteronfeest
niet versjteren
in de lucht simuleer ik
the non-logical hunt for toverknal

( …mooi rond alles
tril me los lieve ridder
zoem ice cube ice cube en

blok me
blok me)

 

Astrid Lampe (Tilburg, 22 december 1955)

 

De Amerikaanse dichter Kenneth Rexroth werd geboren in South Bend (Indiana) op 22 december 1905. Zie ook alle tags voor Kenneth Rexroth op dit blog.

 

Discriminatie

Ik vind het menselijk ras niet erg.
Ik ben er behoorlijk aan gewend geraakt
In de afgelopen vijfentwintig jaar.
Ik vind het niet erg als ze naast me zitten
In trams, of eten
In dezelfde restaurants, zolang
Het niet aan dezelfde tafel is.
Ik ben het echter niet mee eens
Dat een vrouw die ik respecteer
Met een van hen danst. Ik heb
Geprobeerd ze bij mij thuis uit te nodigen,
Zonder succes. Het zou me niets moeten schelen
Mijn eigen zus te zien
Trouwen met een van hen. Zelfs als ze
Van hem hield, denk aan de kinderen.
Hun kunst is interessant,
Maar zonder twijfel barbaars.
Ik weet het zeker, als ze de kans kregen,
Zouden ze ons allemaal in ons bed vermoorden.
En je moet toegeven, ze stinken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kenneth Rexroth (22 december 1905 – 6 juni 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e december ook mijn blog van 22 december 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Astrid Lampe, Margit Schreiner, Hugo Loetscher, Jean Racine, Kenneth Rexroth, E. A. Robinson, Felicitas Hoppe

De Nederlandse dichteres en schrijfster Astrid Lampe werd geboren in Tilburg op 22 december 1955. Zie ook alle tags voor Astrid Lampe op dit blog.

 

dit boek spekt je
wie eine Großstadt

vol klinkers
het oude deel kras
één kras en je straat lag open wat een knoeiboel
dit nieuwe hart je fietskoerier
monstert het plan

dit plan spekt ons
wie ein Vorort

froh Ort ja harde banden

hard je banden olijk de boel en evenzo hopla de meisjes de
nieuwste tomtom ha kogellagers en vet het

zelfde plasje data van daarnet maar nu lopend
een lopend buffet (wel vaart houden!)
radijsroos / roos / spiegel – gespiegeld snelbuffet! – kon je keren be-
zin!
je stad een sonnet

 

Speeldoos van stofnaam

je tuimelde uit me als uit
sitspapier, veloursgevoerd de
uitgespaarde vormen der
geschenkverpakking, die droeg ik je
– ruimschoots
nog na

me

binnestebuiten in
lammetjesbaai en
aai aai kind je
moeder zo
moedertjesmoe

caoutchouc, caoutchouc of
het lied wat zij zong over
verende armpjes, wolkig
en warmpjes caoutchouc

– polentababy

eenvoud van lied
in tweevoud van woordjes
het dansende koord tot
de muziek

lammetjesbaai en
aai aai polentababy
– toe slaap diertje – je
moeder zo
moedertjesmoe

 

 
Astrid Lampe (Tilburg, 22 december 1955)

 

De Oostenrijkse schrijfster Margit Schreiner werd geboren op 22 december 1953 in Linz. Zie ook alle tags voor Margit Schreiner op dit blog.

Uit: Kein Platz mehr

„Allein die Dinge, die sich im Laufe eines Lebens ansammeln! Auch wenn man, so wie ich, ein paar Dutzend Mal umgezogen ist und dabei jeweils das meiste zurückgelassen hat. Es sammeln sich Bücher, Papiere, Unterlagen, Steuererklärungen, Kontoauszüge, Versicherungspolicen und so weiter an. Abgesehen natürlich von der Kleidung, dem Hausrat, den Bildern, Fotos, Schmuck, Kerzen, Zeitungsartikeln, Lampen, Möbeln et cetera. In Italien lebten eine alte russische Prinzessin und ein ehemaliger italienischer General in der Wohnung neben mir, deren sieben Zimmer mit so vielen Wertgegenständen und Ramsch vollgestellt waren, dass nur schmale Gänge blieben, durch die man sich vorsichtig tasten musste. Bei der Einladung »Nehmen Sie doch Platz« war ich ratlos. Uralte Samtsofas, mit verschlissenem Brokat bezogene Stühle, wackelige Thonet-Sessel, alles war vollgeräumt mit Zeitungen, Büchern, Kleidungsstücken. Ich trank den angebotenen Kaffee schließlich stehend. Wie die Prinzessin und der General auch. Damals schwor ich mir, jede Ansammlung von Gegenständen über das Notwendige hinaus für meinen Teil zu vermeiden. Als ich Italien verließ, nahm ich nicht mehr mit als in meinem vw-Kombi Platz hatte. Im ersten Jahr in Österreich wurde genau das zum Problem: Ich konnte nicht einmal einen Knopf annähen, weil das Zubehör fehlte. Alles fehlte. Bereits nach drei Jahren sah die Sache schon ganz anders aus. Keine Ahnung, wie uns all das nützliche Zeug zugewachsen ist und immer noch zuwächst, sodass es keinen Ort in unserer hundertzwölf Quadratmeter großen Wohnung mehr gibt, wo noch für irgendetwas Platz wäre. Jetzt muss ich hinzufügen, es handelt sich um eine Dachwohnung mit durch die Schrägen bedingtem Mangel an Plätzen, an denen man Schränke, Kommoden etc. aufstellen könnte. Dafür gibt es aber überall Spitzböden, Verschläge, Hohlräume unter den Dachschrägen, in die man praktisch hineinkriechen muss, um all die unentbehrlichen Dinge, die aber nicht täglich gebraucht werden —Schlafsäcke, Zelte, Boote, Rollerblades, Wolle, aufblasbare Gästematratzen, Koffer, Taschen und so weiter —, hineinzustopfen. Dadurch verliere ich naturgemäß den Überblick. Und weil ich bei Bedarf zu faul bin, auf allen Vieren in die Verschläge zu kriechen, um die zweckmäßigste Tasche oder den zweckmäßigsten Koffer für den jeweiligen Anlass unter all den Taschen und Koffern zu suchen, stellt sich schließlich heraus, dass ein Koffer und eine Tasche zur Not für alle Gelegenheiten ausreichen. Erstaunlich ist, dass auch nach dem Auszug unserer erwachsenen Tochter mit all ihren Kleidern, Büchern. Tischen, Sesseln, Zeichnungen, Skizzen, Objekten, Andenken, Bücherregalen nicht etwa mehr Platz gewonnen wurde. Im Gegenteil!”

 

 
Margit Schreiner (Linz, 22 december 1953)

 

De Zwitserse schrijver Hugo Loetscher werd geboren op 22 december 1929 in Zürich. Zie ook alle tags voor Hugo Loetscher op dit blog.

Uit:Unterwegs in meinem Brasilien

„An einen weiteren oder gar regelmäßigen Aufenthalt in Portugal war kaum mehr zu denken. Dies war umso ärgerlicher, als ich etwas Portugiesisch gelernt hatte. Aber anderseits: Gab es nicht eine lusitanische Welt? Und gehörte zu dieser lusitanischen Welt nicht Brasilien? Führte ein logischer Weg der Portugiesen nicht über den Südatlantik nach Südamerika? Meine Entdeckung Brasiliens verdanke ich einem Diktator und einem Fernsehredaktor, was nicht als Empfehlung gemeint ist.
Ohne es zu beabsichtigen, hatte ich mich literarisch auf Brasilien vorbereitet. Der erste Text, den ich auf Portugiesisch als Ganzes las, war die Predigt des heiligen Antonius an die Fische von António Vieira. In seiner Rollenpredigt übte dieser Jesuit aus dem 17. Jahrhundert schärfste Kritik an den portugiesischen Kolonialisten: »Dass ihr Fische einander fresst, ist ein Skandal. Der ist umso übler, als die großen die kleinen fressen. Umgekehrt wäre weniger schlimm. Da würde ein großer für sehr viele kleine genügen.«
Die Predigt gab ich auf Deutsch heraus und schrieb dazu eine längere Einleitung. Dies schien mir schon deswegen aktuell, weil sich in den sechziger Jahren wieder einmal die biedere Auf‌fassung breitmachte, edle Gefühle und anständige Gesinnung genügten für Literatur. Vieira bot ein Beispiel dafür, wie Moralität und stilistische Verantwortung eine gültige Verbindung eingehen. Das Vorwort erwies sich im Nachhinein als poetische Konfession.
Klar, dass ich beabsichtigte, die Orte aufzusuchen, an denen Vieira gewirkt hatte. Bahia, und hoch im Norden, in Maranhão, São Luís, wo er seine Predigt gehalten hatte.
Aber Brasilien begann in Rio. Und es begann atemberaubend, ohrenbetörend und augenbegeilend.
Der Abflug war kurzfristig entschieden worden, auch wenn es wie nach touristischer Planung aussah. Ich kam an einem Freitagmorgen an. Die erste Begrüßung mit einem cafézinho (Kaffeechen) und die Bekanntschaft mit Tropenfrüchten, deren Namen ich von nun an zu lernen hatte. Ein flüchtiges Flanieren durch die Renommierstraße Rio Branco. Ein koloniales Kloster als historische Reminiszenz und die Schattenschluchten zeitgenössischer Wolkenkratzer. Die erste cachaça (Zuckerrohrschnaps) an der Praça Mauá, damals noch mit Hafenkneipen und Matrosenbetrieb. Ein Tag des Jetlags, aufgekratzt und benommen unter einem feuchtheißen Himmel.
Und am andern Morgen Trommeln, die weckten. Samstag vor dem Karneval. Ich begab mich hinunter vors Hotel und folgte einer musizierenden Gruppe, ließ diese und zog einer anderen nach, hängte mich dort an und ließ mich hier treiben. Von Taumel zu Taumel und von einem Tag in den andern hinein. Der schwarze Junge, der mit einer Hühnerfeder im Kraushaar sich in einen Indio verwandelte.“

 


Hugo Loetscher (22 december 1929 – 18 augustus 2009)

 

De Franse dichter en schrijver Jean Racine werd geboren op 22 december 1639 in La Ferté-Milon. Zie ook alle tags voor Jean Racine op dit blog.

Uit: Phèdre

HIPPOLYTE
Cher Théramène, arrête, et respecte Thésée.
De ses jeunes erreurs désormais revenu,
Par un indigne obstacle il n’est point retenu;
Et fixant de ses vœux l’inconstance fatale,
Phèdre depuis longtemps ne craint plus de rivale.
Enfin en le cherchant je suivrai mon devoir,
Et je fuirai ces lieux que je n’ose plus voir.
THÉRAMÈNE
Hé ! depuis quand, Seigneur, craignez-vous la présence
De ces paisibles lieux si chers à votre enfance,
Et dont je vous ai vu préférer le séjour
Au tumulte pompeux d’Athène et de la cour ?
Quel péril, ou plutôt quel chagrin vous en chasse ?
HYPPOLYTE
Cet heureux temps n’est plus. Tout a changé de face
Depuis que sur ces bords les dieux ont envoyé
La fille de Minos et de Pasiphaé.
THÉRAMÈNE
J’entends. De vos douleurs la cause m’est connue.
Phèdre ici vous chagrine et blesse votre vue.
Dangereuse marâtre, à peine elle vous vit,
Que votre exil d’abord signala son crédit.
Mais sa haine sur vous autrefois attachée,
Ou s’est évanouie, ou s’est bien relâchée.
Et d’ailleurs quels périls vous peut faire courir
Une femme mourante, et qui cherche à mourir ?
Phèdre, atteinte d’un mal qu’elle s’obstine à taire,
Lasse enfin d’elle-même et du jour qui l’éclaire,
Peut-elle contre vous former quelques desseins ?

 


Jean Racine (22 december 1639 – Parijs, 21 april 1699)
Phèdre et Hippolyte door Pierre-Narcisse Guérin, ca, 1802

 

De Amerikaanse dichter Kenneth Rexroth werd geboren in South Bend (Indiana) op 22 december 1905. Zie ook alle tags voor Kenneth Rexroth op dit blog.

 

Discrimination

I don’t mind the human race.
I’ve got pretty used to them
In these past twenty-five years.
I don’t mind if they sit next
To me on streetcars, or eat
In the same restaurants, if
It’s not at the same table.
However, I don’t approve
Of a woman I respect
Dancing with one of them. I’ve
Tried asking them to my home
Without success. I shouldn’t
Care to see my own sister
Marry one. Even if she
Loved him, think of the children.
Their art is interesting,
But certainly barbarous.
I’m sure, if given a chance,
They’d kill us all in our beds.
And you must admit, they smell.

 

Dimanche bleu

Chestnut flowers are falling
In the empty street that smells
Of hospitals and cooking.
The radio is breaking
Somebody’s heart somewhere
In a dirty bedroom.
Nobody Is listening.
For ten miles In either direction
The houses are all empty.
Nobody lives in this city.
Outside the city limits
Are green and white cemeteries.
Nobody is in the graves.
At very long intervals
The broken cast iron fountain
In the courtyard sneezes and spurts.
In the dirty bedroom
Three young whores are shooting dice.
At very long intervals
One of them speaks to the dice.
Otherwise they are silent.
After the chestnut blossoms
Have all fallen the yellow
Sun will set and stars shine
Over the empty city
And papers blow down the street.

 

 
Kenneth Rexroth (22 december 1905 – 6 juni 1982)
Hier met Allen Ginsberg (midden) en James Laughlin (rechts)

 

De Amerikaanse dichter Edwin Arlington Robinson werd geboren op 22 december 1869 in Head Tide, Maine. Zie ook alle tags voor E. A. Robinson op dit blog.

 

Octaves

I
We thrill too strangely at the master’s touch;
We shrink too sadly from the larger self
Which for its own completeness agitates
And undetermines us; we do not feel—
We dare not feel it yet—the splendid shame
Of uncreated failure; we forget,
The while we groan, that God’s accomplishment
Is always and unfailingly at hand.
II
Tumultuously void of a clean scheme
Whereon to build, whereof to formulate,
The legion life that riots in mankind
Goes ever plunging upward, up and down,
Most like some crazy regiment at arms,
Undisciplined of aught but Ignorance,
And ever led resourcelessly along
To brainless carnage by drunk trumpeters.
III
To me the groaning of world-worshippers
Rings like a lonely music played in hell
By one with art enough to cleave the walls
Of heaven with his cadence, but without
The wisdom or the will to comprehend
The strangeness of his own perversity,
And all without the courage to deny
The profit and the pride of his defeat.

 

 
E. A. Robinson (22 december 1869 – 6 april 1935)
Portret door Lilla Cabot Perry, 1916

 

De Duitse schrijfster Felicitas Hoppe werd geboren op 22 december 1960 in Hameln. Zie ook alle tags voor Felicitas Hoppe op dit blog.

Uit: Hoppe

„Der faktische Vater des faktischen Einzelkindes dagegen verliert sich im Vagen: »Er mieteteHäuseran,dieerniemalsbewohnte.Ichsaßmutterseelenallein auf hohen Veranden in Schaukelstühlen, verhandelte mit Putzfrauen, Gärtnern und vorübergehenden Hauslehrern. Meinen Erfindervaterhabe ichnie gesehen.« Das dürfte, in Abgleichung mit dem Tagebuch ihres Vaters, kaum der Wahrheit entsprechen. Die Mittel des reisenden Patentagenten waren begrenzt und ließen eine Haushaltsführung oben beschriebener Art nicht zu. Hoppes Unterschlagung überprüfbarer Fakten dient einzig der literarischen Ausformung ausufernder Phantasien, wie sie ihr gesamtes Werk prägen. Während der wirkliche Vater schrumpft, wächst der Erbauer des ersten Kaspertheaters und neben ihm die Gastgeberkönigin, die Sahne über Fruchtschalen und Quarkspeisen schlägt: »Was immer sie auftischte, alles machte sieschmackhaft.« Über Hoppes leibliche Mutter wissen wir wenig, aber genug, um mit Sicherheit sagen zu können, dass sie, eine erzkatholischeundhochtalentierteKlavierlehrerinausBreslau, weder Sahne schlug noch jemals auf Tournee durch Niedersachsen gegangen sein dürfte, sondern sich nach der Trennung von Hoppes Vater in umgekehrter Richtung auf denWegdurchdieWeltmachteundbaldaufhörte,Briefezu schreiben. Die niedersächsische Welt der Felicitas Hoppe, ihre Kindheit in der katholischen Diaspora als drittes von fünf Kindern kleinbürgerlicher, aus Schlesien vertriebener Eltern, die sie immer wieder beharrlich gegen jene andere, unberechenbareWeltihrerwirklichenKindheitaufruft,entpuppt sich als Kulisse unaufhörlich neuorganisierter Fluchtennachinnen:»Sobaldesdunkelwurde,versammeltenwir uns vor dem Vorhang des ersten und einzigen Kaspertheaters in der Erwartung, dass er sich auftun würde, um uns endlich das Krokodil zu zeigen. Und um die warme Stimme unseres Vaters zu hören, die uns jeden Sonntag von vorne fragt, ob wir alle noch da sind, und die uns jeden Sonntag aufsNeue verrät,dass esdasKrokodil garnicht gibt.«
Hoppes kanadische Kinderjahre dagegen sind verbrieft, das Haus in Brantford (Ontario) »mein erster Iglu«, der Eispalast des einzigen Kindes eines »Erfindervaters«, der morgens gegen sieben das Haus verlässt und selten vor sieben zurückkommt, während Felicitas vormittags in die Schule undnachmittags,ohneWissendesVaters,aufsEisgeht:»Es war Wayne (gemeint ist vermutlich der kanadische Eishockeyspieler Wayne Gretzky /fh), der mich überredete mitzukommen. Er war klein, dünn wie Docht (nur eine von zahlreichen Anspielungen Hoppes auf ihr Lieblingsbuch, Carlo Collodis Pinocchio/fh), konnte ukrainische Lieder und war ein Genie, auf dem Eis auf Siege von hinten fixiert, hinterdem Torunberechenbar.«

 


Felicitas Hoppe (Hameln, 22 december 1960)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e december ook mijn vorige blog van vandaag.

Astrid Lampe, Margit Schreiner, Hugo Loetscher, Jean Racine, Kenneth Rexroth, E. A. Robinson, Felicitas Hoppe, Christoph Keller, Johan Sebastian Welhaven

De Nederlandse dichteres en schrijfster Astrid Lampe werd geboren in Tilburg op 22 december 1955. Zie ook alle tags voor Astrid Lampe op dit blog.

 

Één issue per tissue

één issue per tissue
mijn meester verstopt zich

postbode doe je ronde: is mijn liefde
bij u wel veilig

hij kwam me weer verrassen die hofleverancier
laarzen aan in bed, dát werk, mijn koninginnetje
slaap je wel goed, fluisterde hij
(hij die niet van cliché’s hield!)
op zo’n betraand bruggetje
is het goed kusjes plaatsen
denk lammetje lammetje en
temee snokt het lente onder je hemd, ai!
zong ik (dat hij welkom was was zeker)

…u bent los

 

Frisse dingen

Frisse dingen kloppend in hoge gebouwen
Rilden de biest door met lange lauwe pijn
‘The blues’, you said

Een kruid om in je oor te stoppen als je bang bent

Weldra nemen
De saatchi’s & sushi’s
Weer de overhand en
– na alles wat kelderde –
stijgt die behoefte alleen maar
ergens elders je teint op te doen

als de kogels dan fluiten hoor je swiep
maar schrik niet van je eigen rep.terende
wegwerpkameraadje

kleine gave pijnen sturen
de serie dwarse boertjes
dan linea recta op huis aan

dat thuis waar men massaal overging
tot de aankoop van een winterjas

 

 
Astrid Lampe (Tilburg, 22 december 1955)

Lees verder “Astrid Lampe, Margit Schreiner, Hugo Loetscher, Jean Racine, Kenneth Rexroth, E. A. Robinson, Felicitas Hoppe, Christoph Keller, Johan Sebastian Welhaven”

Astrid Lampe, Margit Schreiner, Hugo Loetscher, Jean Racine, Kenneth Rexroth, E. A. Robinson, Felicitas Hoppe, Christoph Keller, Johan Sebastian Welhaven

De Nederlandse dichteres en schrijfster Astrid Lampe werd geboren in Tilburg op 22 december 1955. Zie ook alle tags voor Astrid Lampe op dit blog.

 

strafgeschoeide babyvoetjes

strafgeschoeide babyvoetjes
maat doet er nu even niet toe
harde neus
hard contrefortje

heus, al wat dit brein aan roodharigs vermag
werkt de pols vrij
rolstoel precies in de loop

doe
doe

schenk dat vervloekt konijn wat liefde kutje
ik ga je niet verlinken
ik stop je in mijn molen heus
en prik je op mijn draaimatras kaninchen
ik

bingo

wou alleen nog maar
groot en anoniem door een groot al net zo anoniem museum slenteren
me hard afzetten op het maagdmariablauw van bollywood
mét snor – hoorspelacteur – conejo si te gusta mompelen of zoiets
in mezelf moederen

wil je amerika nog zien stampertje?
nee!

dit dwergkonijntje laat zich bibberend bekijken

dit dwergkonijntje laat zich bibberend bekijken
…waar zijn je handjes dan?
volk stuift op platte gympen uiteen

zo’n hoofd is een hard ding
-weg uit deze dimensie!
dit meisje poetst haar paardenstel
haar meester verstopt zich
ik kan al bijna een staart

hier zijn haar handjes
ze laat haar verse vrind heus niet buiten staan

(zeker en vast nie)

 

 
Astrid Lampe (Tilburg, 22 december 1955)

Lees verder “Astrid Lampe, Margit Schreiner, Hugo Loetscher, Jean Racine, Kenneth Rexroth, E. A. Robinson, Felicitas Hoppe, Christoph Keller, Johan Sebastian Welhaven”

Astrid Lampe, Margit Schreiner, Hugo Loetscher, Jean Racine, Kenneth Rexroth, E. A. Robinson, Felicitas Hoppe

De Nederlandse dichteres en schrijfster Astrid Lampe werd geboren in Tilburg op 22 december 1955. Zie ook alle tags voor Astrid Lampe op dit blog.

 

In elkaar verward gebladerte

in elkaar verward gebladerte
in een lege studio riemt de man van het heftige handschrift
zijn hond af
toe mijn trots mijn plebejische bruid sla maar kadetjes in

de zorgvuldig uitgekozen brokken barbecuehoutskool
glansden inderdaad als zwarte juwelen
allen grillig
allen anders van vorm

– ik gloei zo en ik hoor de wind…

tengels thuis
laat me su.su

nee raak me nu niet aan
laat me spreken.

 

Fremdkörper

drop deze hollandse kaasmeid bij de
bollen verslindende dagjestoerist
dump dit hollands welvaren op klompen
in de gare bus kleefklinkers met
brandende handjes

je bént moeders trots en dat zul je blijven ook, jij, kind met
je kanten kapoets, geappliceerde bumper
hoe ostentatief je je keurig gekapt koppie nu ook van haar
afdraait omdat ze kaas keurt, in geuren en kleuren jouw
godenspijs onder de prikker aanprijst
rok recht een plooi perst

ik spiegelde me éénmaal in de gepoetste ornamenten van je
kanten kapoets en liep de lucht kwijt
parkeerde mijn moeder in een klomp op de apenrots of apetrots
bij de recentst voltooide waterkering, nam van gods spijs en
hield het met een buitenlander tot
elke prijs

 

 
Astrid Lampe (Tilburg, 22 december 1955)

Lees verder “Astrid Lampe, Margit Schreiner, Hugo Loetscher, Jean Racine, Kenneth Rexroth, E. A. Robinson, Felicitas Hoppe”

Astrid Lampe

De Nederlandse dichteres en schrijfster Astrid Lampe werd geboren in Tilburg op 22 december 1955. In 1989 werd in Utrecht haar toneeldialoog “Strikken” opgevoerd. Zelf speelde zij één van de twee rollen. “Strikken” was de eerste geschreven tekst van haar die naar buiten kwam. De Revisor was één van de eerste literaire tijdschriften die haar werk plaatsten. In 1997 verscheen de gedichtenbundel “Rib” , haar debuut, genomineerd voor de C. Buddingh´- prijs. Publicaties in diverse tijdschriften volgden, optredens waren er voornamelijk in Nederlanden Vlaanderen en incidenteel ook in Engeland, Duitsland, en Frankrijk. Ze werd gevraagd voor museale projecten als De Verleiding in het Centraal Museum in Utrecht (2003) en Rijke Uren in Museum Het Valkhof in Nijmegen (2005).Daarnaast begeleidde Astrid Lampe vier jaar lang studenten van de afdeling Beeld en Taal aan de Rietveld Academie in Amsterdam. Ook gaf zij incidenteel een Masterclass op Artesis Hogeschool-Koninklijk Conservatorium in Antwerpen. Na “Rib” volgden de bundels “De Sok Weer Aan” (2000), “De Memen Van Lara” (2002), beide genomineerd voor de VSB-poëzieprijs. “Voor Spuit Je Ralkleur” (2005) ontving Astrid Lampe in 2006 de Ida Gerhardt Poëzieprijs en in 2007 de Schrijversprijs der Brabantse Letteren. In 2008 verscheen: PARK SLOPE / K’NEX studies (qua typografie de meest uitbundige bundel).

 

nu vrijt het rokje met het zand

nu vrijt het rokje met het zand
van hier tot aan de strandzoom trok
de branding aan je sokken
als dit al kietelt is het ruw en ongekamd
(de uitgeklede, meest radicale versie van een buitenland)
de einder stroomschok

de einder stroomschok de stilte hardrock aan gene zijde de zelfkant
je bleef het herhalen: ongeneeslijk (dit ook) en more
de stilte hardcore

 

dropjesverslindende touroperators

dropjesverslindende touroperators vergapen zich aan
hartmassage / bij de bakker / in de bagelstore

om het even wat je inlijft

een vorkje prikken naast het pleintheater:
hij floot de honden en zij zag de valk stijgen
diepte lachend iets op uit de zak van haar lief

– prikt sushi
– betaalt de nekmassage

(…één litertje zuurstofrijk bloed)

ziet nu vrolijk de valk Stijgen, die

van haar handschoen zich verhief

 

 
Astrid Lampe (Tilburg, 22 december 1955)