Tuin van Epicurus (Ida Gerhardt), Aschermittwoch (Otto Baisch)

 

 

Koppel op het balkon door Raphael “Rafi” Perez, 2004

 

Tuin van Epicurus

(voor de vrienden)

Gij die in eenvoud wilt tezamenhoren,
de tiende jaarkring sloot om onze dis,-
waar vriendschap open als het zonlicht is
werd ons een ongepeild geluk beschoren.

In arbeid werd der uren goud ontgonnen;
de volle rijkdom van het eigen ik
vindt ieder terug, gespiegeld in de blik
van wie aan hèm zijn klaarte heeft gewonnen.

Zie naar het licht-hoe kleurt het mild en stil
ons samenzijn. Wat grenzen zijn gesteld
aan wie het nodige slechts nemen wil?

Nog ongeweten wegen zult gij gaan.
Vriendschap-gij hebt haar reinigend geweld
alreeds beseft. Zo weet: zij ving pas aan.

 

Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)
Gorinchem. De geboorteplaat van Ida Gerhardt

 

 

Aswoensdag door Glenn Brady, 2007

 

Aschermittwoch

Der Morgen graut, der erste Tag der Fasten
Erhellt zu früh der Kammer stillen Raum.
Wie gerne möchte wohl der Schläfer rasten,
Ein flüchtig Glück verlängern noch im Traum!
Umsonst, der Schlummer liebt nicht, da zu weilen,
Wo man so spät um seine Gunst gefreit;
Er wartet kaum, bis sich die Giebel teilen,
Entflieht mit stillem Hohne vor der Zeit.

Wozu nun auf dem Bett herum sich werfen,
Wenn man um Ruhe sich vergebens quält?
Nein, lieber auf, damit die schlaffen Nerven
Der frische Hauch des Morgens wieder stählt.
Da liegen sie verstreut, die bunten Fetzen,
In die du gestern tändelnd dich gehüllt;
Was zögerst du, den Fuß darauf zu setzen?
Sie haben ihre Absicht doch erfüllt!

Dort grinst die hohle Larve dir entgegen,
Die deine wolkenvolle Stirn umschloss.
Du seufzest! — Ist so viel daran gelegen,
Dass für ein Jahr die Narrenzeit verfloss?
Wehmütig schüttelst du das Haupt; nicht solches,
Von gestern nicht ist dein geheimes Leid?
Dir hat die Spitze eines gift’gen Dolches
Die Brust getroffen schon vor langer Zeit?

Vor langer Zeit! Es schweifen die Gedanken
Zurück zu Tagen, reich an seltener Pracht,
Da glückverheißend, licht und ohne Schranken
Die weite Welt entgegen dir gelacht;
Da deines eignen Herzens reines Streben
Dir Bürge schien für jedes Herzens Wert;
Da du im unscheinbarsten Menschenleben
Den Wiederglanz der Göttlichkeit verehrt.

Was war dein Los? Du wurdest nicht verstanden,
Weil sie, die deine Ideale sahn,
Von ihrem eignen Wesen nichts drin fanden,
So deuchte sie dein Streben eitler Wahn.
Man stieß dich ab, man schalt dich einen Schwärmer,
Mit Füßen tretend, was dein Höchstes war,
Und jeden Tag um eine Hoffnung ärmer,
Warst du in kurzem aller Hoffnung bar.

Nur einmal — o! du kannst es nicht vergessen;
Aus deinen Augen stammt ein lichter Strahl,
Gedenkst du, wie ein Herz, das du besessen,
Dir das Entbehrte all ersetzt zumal.
Sie war ein Kind, berührt von keinem Wehe,
Von keinem bösen Hauch der Welt entweiht,
Voll Lust und Leben gleich dem jungen Rehe,
Das wild erwuchs in Waldeseinsamkeit.

Du kamst herzu, sie lauschte deinen Reden,
Ihr dunkles Auge sah zu dir empor-,
Du grubst ins Herz dir ihrer Züge jeden,
Dass nimmermehr ihr Bild sich draus verlor.
Du sangst ein Lied ihr vor von stillem Sehnen,
Und leise sang sie Ton um Ton dir nach,
Bis plötzlich sie ein Strom von heißen Tränen
Inmitten des Gesanges unterbrach.

Da war der Bann gelöst: die Herzen schlugen
Einander zu, von süßem Glück berauscht;
Wenn Aug’ in Auge wechselnd sich befrugen,
Wie ward beredte Zwiesprach‘ ausgetauscht!
Doch wolltest du dein Glühn in Worte fassen,
Bestürmtest sie um einen Liebesschwur,
Dann bangte sie, beschwor dich, abzulassen:
„Ich darf ja nicht!” Dies eine sprach sie nur.

Drauf eines Abends weiltet ihr beisammen,
Und rührend sang sie jenes alte Lied
Von zweien Herzen, deren Liebesflammen
Der Einspruch eines harten Vaters schied.
Dir ward es eng ums Herz, du bliebst beklommen,
Als längst verklungen waren Sang und Spiel;
Matt lächelnd sprach sie, als sie’s wahrgenommen:
„Wer fragt nach einem Liede denn so viel?”

Du aber brauchtest bald nicht mehr zu fragen.
Dem kalten Fremdling gab man ihre Hand,
Zwang sie, mit ihm, dem nie ihr Herz geschlagen,
Dahinzuwandern in ein fernes Land.
Still brannte deine Wunde wohl noch lange,
Bis endlich auch der Schmerz dir Abschied gab
Und über deine Stirn, auf deine Wange
Sich Ruhe senkte, eisig wie das Grab.

Nun scheinen all die goldenen Jugendträume
Dir hohl und nichtig wie das Maskenspiel,
Das prunkvoll zog durch feenhafte Räume
Und mit dem Hahnenschrei in nichts zerfiel;
Doch jeder Zug im bleichen Angesichte
Und jedes Zucken deiner Lippen fragt,
Warum mit seinem trostlos kalten Lichte
So früh des Lebens Aschermittwoch tagt.

 

Otto Baisch (4 mei 1840 – 18 oktober 1892)
Dresden, de geboorteplaats van Otto Baisch

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e februari ook mijn blog van 14 februari 2023 en ook mijn blog van 14 februari 2019 en ook mijn blog van 14 februari 2016 deel 2 en ook deel 3.

Ash Wednesday (Louis Untermeyer), Rob Schouten, W. H. Auden

 

Bij Aswoensdag

 

Aswoensdag door Charles de Groux, 1866

 

Ash Wednesday

(Vienna)

I
Shut out the light or let it filter through
These frowning aisles as penitentially
As though it walked in sackcloth. Let it be
Laid at the feet of all that ever grew
Twisted and false, like this rococo shrine
Where cupids smirk from candy clouds and where
The Lord, with polished nails and perfumed hair,
Performs a parody of the divine.

The candles hiss; the organ-pedals storm;
Writhing and dark, the columns leave the earth
To find a lonelier and darker height.
The church grows dingy while the human swarm
Struggles against the impenitent body’s mirth.
Ashes to ashes. . . . Go. . . . Shut out the light.

(Hinterbrühl)

II
And so the light runs laughing from the town,
Pulling the sun with him along the roads
That shed their muddy rivers as he goads
Each blade of grass the ice had flattened down.
At every empty bush he stops to fling
Handfuls of birds with green and yellow throats;
While even the hens, uncertain of their notes,
Stir rusty vowels in attempts to sing.

He daubs the chestnut-tips with sudden reds
And throws an olive blush on naked hills
That hoped, somehow, to keep themselves in white.
Who calls for sackcloth now? He leaps and spreads
A carnival of color, gladly spills
His blood: the resurrection—and the light.

 

Louis Untermeyer (1 october 1885 – 18 december 1977)
Trinity Church in New York, de geboorteplaats van Louis Untermeyer

 

De Nederlandse schrijver, dichter, literatuurcriticus en columnist Rob Schouten werd geboren in Hilversum op 22 februari 1954. Zie ook alle tags voor Rob Schouten op dit blog.

 

Perpetuum mobile

Wat is het toch een vreemd verschijnsel.
Zojuist heb ik het weer eens uitgevonden.
We waren opgewonden toen het werkte
ondanks de onbetrouwbare beschrijving.
Het nieuwe gaat er inderdaad niet af
zolang het eigenlijk nog steeds niet kan.

 

Huisstijl

Niet waar ik woon en met wat aan de muur
maar toch toegankelijk: wat brommerig
hoor ik en met de actuele grijzen
der jaren negentig – het is per slot
geen sanatorium, er mag ook best
het nodige gesodemieter in.

Voor akoestiek moet je bij mij niet zijn,
ook niet voor schreefloos, als het aan mij ligt.
Het mag natuurlijk nooit commercieel worden
of modieus of niet te lezen. Zeg maar de vorm
waarvoor ik langzaam heb gekozen
(de vorm die mij gekozen heeft? – Nee hoor!)

Ziet u mij deze tekst voordragen dan
niet in mijn hemd of met een rare muts,
of ik het met verbeten kop opschreef.
Ik doe mij voor maar niet toevallig zó!
Misschien helpt het mij regels te zien lezen,
Dat kan ik zelf niet goed beoordelen.

Ik doe dit graag maar meestal ben ik anders
en elders: dit is wat ik heb te bieden.
U moet niet langskomen dat stelt teleur,
mijn vrouw is laatst nog van mij weggelopen,
heel interessant want ik begreep het niet:
echt een persoonlijke tragedie, vond men.

Daar zou het dan langdurig over gaan
tijdens het Requiem van Mozart of
iets van Rachmaninov, wie weet wat foto’s –
Ik wil wel kwijt en dan iets nieuws opbouwen,
maar alles stinkt gauw naar effectbejag,
dit eigenlijk het meest. Raar gedicht, dag.

 

Huisraad

De huisraad van lang toegeknikte bovenburen,
bekend van horen schuiven, wordt vandaag verbolgen
op straat geduveld. De locale dichter staat
onuitgeslapen voor het raam. Hij ziet er af
en aan gemeubileerd trottoir en gaapt. Komt net
het bed spiralend langs, daalt op een suffe stoel
die met gekrulde tenen zwijgt. Wie haalt de koekoek?
En uit de inrichting ontsnapt een stenen brak.

Aha, denkt hij, inmiddels mateloos nieuwsgierig,
wat hier en thans beneden komt verwijst naar boven.
Prompt is het even koffiedik geblazen daar.
Hij rookt een sigaret en inspecteert het touw,
ontspannen in de dampkring klimmend als een kneep
van goochelaars die zich eerst hebben weggepreveld.
Nu nog het Perzische tapijtje, dunkt hem vaag,
maar dat hebben ze voor hem opgerold vandaag.

 

Rob Schouten (Hilversum, 22 februari 1954)

 

De Engelse dichter, essayist en criticus Wystan Hugh Auden werd geboren in York op 21 februari 1907. Zie ook alle tags voor Wystan Hugh Auden op dit blog.

 

Sonnet

Oorlog is simpel als een monument;
een telefoon spreekt even met een man;
vlaggetjes wijzen waar men troepen zendt;
een jongen brengt de melk; er is een plan
voor mensen die beangst naar ’t leven gissen,
hun melk om negen en om twaalf uur derven,
langzaam verloren gaan, hun vrouwen missen
en ondanks de ideeën kunnen sterven.

Mensen gaan dood, licht zijn ideeën echt:
wij kunnen duizenden eensklaps zien rijzen
wanneer er maar één leugen wordt gezegd.

En kaarten kunnen werkelijk plaatsen wijzen
waar ’t leven werd tot ramp en rouw:
Nanking; Dachau.

 

Vertaald door Michel van der Plas

 

W. H. Auden (21 februari 1907 – 29 september 1973) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e februari ook mijn blog van 22 februari 2022 en ook mijn blog van 22 februari 2019 en ook mijn blog van 22 februari 2015 deel 1 en ook deel 2.

Ash Wednesday VI (T. S. Eliot), Michael Salinger

 

Bij Aswoensdag

 

Aswoensdag door Dustin Neece, 2010

 

Ash Wednesday

VI
Although I do not hope to turn again
Although I do not hope
Although I do not hope to turn

Wavering between the profit and the loss
In this brief transit where the dreams cross
The dreamcrossed twilight between birth and dying
(Bless me father) though I do not wish to wish these things
From the wide window towards the granite shore
The white sails still fly seaward, seaward flying
Unbroken wings

And the lost heart stiffens and rejoices
In the lost lilac and the lost sea voices
And the weak spirit quickens to rebel
For the bent golden-rod and the lost sea smell
Quickens to recover
The cry of quail and the whirling plover
And the blind eye creates
The empty forms between the ivory gates
And smell renews the salt savour of the sandy earth

This is the time of tension between dying and birth
The place of solitude where three dreams cross
Between blue rocks
But when the voices shaken from the yew-tree drift away
Let the other yew be shaken and reply.

Blessèd sister, holy mother, spirit of the fountain, spirit
of the garden,
Suffer us not to mock ourselves with falsehood
Teach us to care and not to care
Teach us to sit still
Even among these rocks,
Our peace in His will
And even among these rocks
Sister, mother
And spirit of the river, spirit of the sea,
Suffer me not to be separated

And let my cry come unto Thee.

 

(T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
St. Alphonsus Liguori Catholic Church, Saint Louis, Missouri, de geboorteplaats van T. S. Eliot

 

De Amerikaanse dichter en performer Michael Salinger werd geboren op 2 maart 1962 in Cleveland, Ohio. Zie ook alle tags voor Michael Salinger op dit blog.

 

Nietzsches paard

Op zijn dertiende
wil mijn zoon,

zijn lichaam een kleerhanger
die uit een tanktop steekt
en wijde broeken,
maar een ding
begrijpen –
dat betekent,
alles

Zijn moeder spreekt over tuinieren
en zaden
want dat is wat ze kent

Ik geef een lezing over vliegbanen
de snelheid van geluid spoelvloeistof
honkbal analogieën
economie
de derde natuurwet van Newton
en sanitaire armaturen
omdat ik niets weet
de hele tijd vloekend
dat ik weet
wat het beste is

Hij zit,
rug tegen geruite tegelmuur,
in een armloze houten keukenstoel
onderdeel van de set
die zijn moeder en ik kochten
voordat we uit elkaar gingen
ik denk dat hij van esdoorn is gemaakt,

wachtend op de antwoorden
op de vragen
die me wakker houden

ik zeg het niet
dat de waarheid komt als een droom
details vervagend bij zonsopgang
of dat het wonder van het leven
is dat we overleven
ik zeg
dat hij het mettertijd zal begrijpen
hopend
dat dat hem stil houdt
voor een tijdje

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Michael Salinger (Cleveland, 2 maart 1962)

 

Zie voor de schrijvers van de 2e maart ook mijn blog van 2 maart 2021 en ook mijn blog van 2 maart 2020 en ook mijn blog van 2 maart 2019 en ook mijn blog van 2 maart 2018 en eveneens mijn blog van 2 maart 2014 deel 2.

Ash Wednesday (T. S. Eliot), Jack Gilbert

 

Bij Aswoensdag

 

Meditaties. Aswoensdag door Witold Wojtkiewicz, 1908

 

Ash Wednesday (T. S. Eliot)

V
If the lost word is lost, if the spent word is spent
If the unheard, unspoken
Word is unspoken, unheard;
Still is the unspoken word, the Word unheard,
The Word without a word, the Word within
The world and for the world;
And the light shone in darkness and
Against the Word the unstilled world still whirled
About the centre of the silent Word.

O my people, what have I done unto thee.

Where shall the word be found, where will the word
Resound? Not here, there is not enough silence
Not on the sea or on the islands, not
On the mainland, in the desert or the rain land,
For those who walk in darkness
Both in the day time and in the night time
The right time and the right place are not here
No place of grace for those who avoid the face
No time to rejoice for those who walk among noise and deny
the voice

Will the veiled sister pray for
Those who walk in darkness, who chose thee and oppose thee,
Those who are torn on the horn between season and season,
time and time, between
Hour and hour, word and word, power and power, those who wait
In darkness? Will the veiled sister pray
For children at the gate
Who will not go away and cannot pray:
Pray for those who chose and oppose

O my people, what have I done unto thee.

Will the veiled sister between the slender
Yew trees pray for those who offend her
And are terrified and cannot surrender
And affirm before the world and deny between the rocks
In the last desert before the last blue rocks
The desert in the garden the garden in the desert
Of drouth, spitting from the mouth the withered apple-seed.

O my people.

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
St. Alphonsus Liguori Catholic Church, Saint Louis, Missouri, de geboorteplaats van T. S. Eliot

 

De Amerikaanse dichter Jack Gilbert werd geboren in Pittsburgh op 17 februari 1925. Zie ook alle tags voor Jack Gilbert op dit blog.

 

Tot schande van poëzie

Toen de koning van Siam een hoveling niet mocht,
schonk hij hem een prachtige witte olifant.
Het fabelachtige dier had recht op zoveel ceremonieel
dat er goed voor zorgen je ondergang betekende.
Toch was het erger om er slecht voor te zorgen.
Het schijnt dat het geschenk niet kon worden geweigerd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jack Gilbert (17 februari 1925 – 13 november 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e februari ook mijn blog van 17 februari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Ash Wednesday (T. S. Eliot)

Bij Aswoensdag

Vanitas door David Bailly, ca. 1650

 

Ash Wednesday

IV
Who walked between the violet and the violet
Whe walked between
The various ranks of varied green
Going in white and blue, in Mary’s colour,
Talking of trivial things
In ignorance and knowledge of eternal dolour
Who moved among the others as they walked,
Who then made strong the fountains and made fresh the springs

Made cool the dry rock and made firm the sand
In blue of larkspur, blue of Mary’s colour,
Sovegna vos

Here are the years that walk between, bearing
Away the fiddles and the flutes, restoring
One who moves in the time between sleep and waking, wearing

White light folded, sheathing about her, folded.
The new years walk, restoring
Through a bright cloud of tears, the years, restoring
With a new verse the ancient rhyme. Redeem
The time. Redeem
The unread vision in the higher dream
While jewelled unicorns draw by the gilded hearse.

The silent sister veiled in white and blue
Between the yews, behind the garden god,
Whose flute is breathless, bent her head and signed but spoke
no word

But the fountain sprang up and the bird sang down
Redeem the time, redeem the dream
The token of the word unheard, unspoken

Till the wind shake a thousand whispers from the yew

And after this our exile

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
Kathedraal basiliek van Saint Louis, Missouri, de geboorteplaats van T. S. Eliot

 

Zie voor de schrijvers van de 26e februari ook mijn vorige blog van vandaag en mijn blog van 26 februari 2019 en ook mijn blog van 26 februari 2017 deel 2.

Ash Wednesday III (T. S. Eliot), Patrick deWitt, Akwasi, Gabriel García Márquez, Jeremy Reed, Marijke Hanegraaf, Thomas Acda, Ada Christen

 

Dolce far niente – Bij Aswoensdag

 


Aschermittwoch II door Hildegard Böhme, 1982

 

Ash Wednesday

III
At the first turning of the second stair
I turned and saw below
The same shape twisted on the banister
Under the vapour in the fetid air
Struggling with the devil of the stairs who wears
The deceitul face of hope and of despair.

At the second turning of the second stair
I left them twisting, turning below;
There were no more faces and the stair was dark,
Damp, jaggèd, like an old man’s mouth drivelling, beyond
repair,
Or the toothed gullet of an agèd shark.

At the first turning of the third stair
Was a slotted window bellied like the figs’s fruit
And beyond the hawthorn blossom and a pasture scene
The broadbacked figure drest in blue and green
Enchanted the maytime with an antique flute.
Blown hair is sweet, brown hair over the mouth blown,
Lilac and brown hair;
Distraction, music of the flute, stops and steps of the mind
over the third stair,
Fading, fading; strength beyond hope and despair
Climbing the third stair.

Lord, I am not worthy
Lord, I am not worthy

but speak the word only.

 


T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
De basiliek van St Louis, de geboorteplaats van T. S. Eliot

 

De Canadese schrijver en scenarist Patrick deWitt werd geboren op 6 maart 1975 op Vancouver Island. Zie ook alle tags voor Patrick deWitt op dit blog.

Uit: The Sisters Brothers

“Charlie climbed onto Nimble and we rode away, heading for the Pig-King. It had been only two months since our last visit to Oregon City but I counted five new businesses on the math street and each of these appeared to be doing well. ‘An ingenious species,’ I said to Charlie, who made no reply. We sat at a table in the back of the King and were brought our usual bottle and a pair of glasses. Charlie poured me a drink, when normally we pour our own, so I was prepared for bad news when he said it: ‘I’m to be lead man on this one, Eli.’ `Who says so?’ `Commodore says so.’ I drank my brandy. ‘What’s it mean?’ `It means I am in charge.’ `What’s it mean about money?’ `More for me.’ `My money, I mean. Same as before?’ `It’s less for you.’ `I don’t see the sense in it.’ `Commodore says there wouldn’t have been the problems with the last job if there had been a lead man.’ `It doesn’t make sense.’
`Well, it does.’ He poured me another drink and I drank it. As much to myself as to Charlie I said, ‘He wants to pay for a lead man, that’s fine. But it’s bad business to short the man underneath. I got my leg gouged out and my horse burned to death working for him.’ `I got my horse burned to death, too. He got us new horses.’ `It’s bad business. Stop pouring for me like I’m an invalid.’ I took the bottle away and asked about the specifics of the job. We were to find and kill a prospector in California named Hermann Kermit Warm. Charlie produced a letter from his jacket pocket, this from the Commodore’s scout, a dandy named Henry Morris who often went ahead of us to gather information: ‘Have studied Warm for many days and can offer the following in respects to his habits and character. He is solitary in nature but spends long hours in the San Francisco saloons, passing time reading his science and mathematics books or making drawings in their margins. He hauls these tomes around with a strap like a schoolboy, for which he is mocked. He is small in stature, which adds to this comedy, but beware he will not be teased about his size. I have seen him fight several times, and though he typically loses, I do not think any of his opponents would wish to fight him again. He is not above biting, for example. He is bald-headed, with a wild red beard, long, gangly arms, and the protruded belly of a pregnant woman. He washes infrequently and sleeps where he can—barns, doorways, or if need be, in the streets. Whenever he is engaged to speak his manner is brusque and uninviting. He carries a baby dragoon, this tucked into a sash slung around his waist.”

 


Patrick deWitt (Vancouver Island, 6 maart 1975)
Scene uit de gelijknamige film uit 2018 met Jake Gyllenhaal (John Morris), Joaquin Phoenix (Charlie), John C. Reilly (Eli) en Riz Ahmed (Hermann Kermit Warm)

 

De Nederlandse rapper, columnist, schrijver en acteur van Ghanese afkomst Akwasi Owusu Ansah (artiestennaam Akwasi) werd geboren in Amsterdam op 6 maart 1988. Zie ook alle tags voor Akwasi op dit blog.

 

voicemail

hallo
is dit je voicemail

ik wilde eigenlijk iets inspreken
is het goed als ik bel
en je dan niet opneemt

dat praat wat makkelijker

 

moeder

we zien elkaar steeds meer via de telefoon
en steeds minder in het echt
ze heeft genoeg van haar moederskindje gehoord
dus besluit ze op te hangen in zijn oor

ik dacht eerst dat het lag aan een slecht netwerk
nu weet ik wel beter
wanneer ze de verbinding verbreekt
wil ze het er even niet over hebben

 


Akwasi (Amsterdam, 6 maart 1988)

 

De Colombiaanse schrijver Gabriel García Márquez werd op 6 maart 1928 in de kustplaats Aracataca geboren. Zie ook alle tags voor Gabriel García Márquez op dit blog.

Uit: The General in His Labyrinth (Vertaald door Edith Grossmann)

“José Palacios, his oldest servant, found him floating naked with his eyes open in the purifying waters of his bath and thought he had drowned. He knew this was one of the many ways the General meditated, but the ecstasy in which he lay drifting seemed that of a man no longer of this world. He did not dare come closer but called to him in a hushed voice, complying with the order to awaken him before five so they could leave at dawn. The General came out of his trance and saw in the half-light the clear blue eyes, the curly squirrel-colored hair, the impassive dignity of the steward who attended him every day and who held in his hand a cup of the curative infusion of poppies and gum arabic. The General’s hands lacked strength when he grasped the handles of the tub, but he rose up from the medicinal waters in a dolphinlike rush that was surprising in so wasted a body.
“Let’s go,” he said, “as fast as we can. No one loves us here.”
José Palacios had heard him say this so many times and on so many different occasions that he still did not believe it was true, even though the pack animals were ready in the stables and the members of the official delegation were beginning to assemble. In any event, he helped him to dry and draped the square poncho from the uplands over his naked body because the trembling of his hands made the cup rattle. Months before, while putting on a pair of chamois trousers he had not worn since his Babylonian nights in Lima, the General discovered he was losing height as well as weight. Even his nakedness was distinctive, for his body was pale and his face and hands seemed scorched by exposure to the weather. He had turned forty-six this past July, but his rough Caribbean curls were already ashen, his bones were twisted by premature old age, and he had deteriorated so much he did not seem capable of lasting until the following July. Yet his resolute gestures appeared to be those of a man less damaged by life, and he strode without stopping in a circle around nothing. He drank the tea in five scorching swallows that almost blistered his tongue, avoiding his own watery trail along the frayed rush mats on the floor, and it was as if he had drunk the magic potion of resurrection. But he did not say a word until five o’clock had sounded in the bell tower of the nearby cathedral.”

 

 
Gabriel García Márquez (6 maart 1928 – 17 april 2014)
Cover

 

De Nederlandse dichteres Marijke Hanegraaf werd op 6 maart 1946 geboren in Tilburg. Zie ook alle tags voor Marijke Hanegraaf op dit blog.

 

Vertrek

Mathilde trok achter de kat aan.
Geduldig wachtte hij op iedere hoek.
Gloednieuw klonken de klinkers
onder de driewieler van Mathilde.

Ze reed de Proefsteen uit
vertrouwde straat met de verbanden
die we huizen noemen, dreef
van haar kamertje vandaan.

Onafgebroken verschilde ze
van de Mathilde in het kamertje:
ze rekt haar genen, volgt haar gids.

Hij is bekwaam, zit wijd in zijn geur
verdraagt verkeer. Hij waagt, is niettemin
voorzichtig tot op het schichtige.
Hij likt de stenen.

 

Kruiswegstatie

Aan een roede hangt een doek.
Het werpt zijn schaduw op de muur
en er is schaduw ingeweven.

In vezels, de allerfijnste
staat tegenover zijn moeder
een kind op sterven en nu

is hun ontzetting draad na draad
door het doek gehaald.
Zit er schuld in de structuur.

 

 
Marijke Hanegraaf (Tilburg, 6 maart 1946)

 

De Engelse dichter en schrijver Jeremy Reed werd geboren op 6 maart 1951 op Jersey. Zie ook alle tags voor Jeremy Reed op dit blog.

Uit: The Nice (Vertaald door pociao)

„20. Juni 1964. Der DJ des Scene Club, total high, unterhielt sich draußen im Ham Yard mit einem Speed-Dealer über James Browns »Night Train«, so schnell, dass man den Stoff fast hören und den schwindelerregenden Schub in seinen Adern verfolgen konnte. Guy Stevens, in einem schwarzen italienischen Wollanzug, cool wie ein Pinselstrich, weißes Hemd, schmale schwarze Lederkrawatte, quasselte ohne Punkt und Komma: Prince Buster, The Supremes, The Temptations. Ein Trupp Mods der zweiten Welle, abschätzig »Tickets« genannt, stand in Grüppchen hier draußen, alle sorgfältig aufgemacht, voll im Trend, aber schon aufgrund ihrer Zahl hatte man ihnen den Zugang zu dem überfüllten Kellerclub verweigert. In der warmen Dunkelheit von Soho konnten sie den rauen, subversiven Klang von Mick Jaggers Harmonika hören: ein gesetzloses Geheul von eingeübter Anarchie, ein rhythmisch mit Maracas vorwärtsgepeitschtes Remake von Buddy Hollys Stück »Not Fade Away«, all die geballte, primitive Kraft des punkigen R&B der Sixties. Face, der an der Tür stand und versuchte, etwas mitzukriegen, erkannte beim ersten Ton den smarten Londoner Sound, besser als Motown, Ska und importierter Rhythm and Blues, das war pures Dartford, eine Südlondoner Blues-Version, die das Publikum anstachelte, bis es anfing, die Bühne auseinanderzunehmen.
Die Stones konnten keinen Set von Anfang bis Ende durchhalten; die Clubleitung pfiff sie nach zwanzig Minuten aus Sicherheitsgründen unweigerlich zurück. Nicht nur der Sänger, silberner Crewneck, weiße Hüfthosen, geschminkte Lippen wie eine Wunde, auch der spöttisch grinsende Gitarrist, die Augen hinter blonden Fransen versteckt, der dem Publikum in regelmäßigen Abständen sein Tamburin ins Gesicht schlug, lösten bei den Fans ein absolutes R&B-High aus. Das Phänomen Jagger, schlaksig, sexy, optimaler Inbegriff von Affektiertheit, war einfach unnachahmlich. Faces wollten nicht so aussehen wie er, sie hatten ihren eigenen Stil, aber seine berechnende, tänzelnde Unverfrorenheit faszinierte sie.“

 


Jeremy Reed (Jersey, 6 maart 1951)
Cover

 

De Nederlandse cabaretier, acteur, schrijver en zanger Thomas Acda werd geboren in Amsterdam op 6 maart 1967. Zie ook alle tags voor Thomas Acda op dit blog.

Uit: Onderweg met Roadie

“Gebruinde buitenbeesten zijn we geworden. Er is veel gebeurd. Veel zekerheden zijn gesneuveld en er zijn een paar geweldige nieuwe inzichten bij gekomen. Wat een reis. Ik stop om te plassen. Midden op de weg. Mocht er iemand aankomen, dan heb ik nog steeds drie kwartier om af te knijpen en weg te rijden. Roadie blijft deze keer wijselijk weg bij de cactussen en kiest voor een steen. Die is zo heet dat de urine al verdampt is voor Roadie weg drentelt. Ik doe mijn drie shakes — ooit door een rechter in het leven geroepen nadat George Michael betrapt was op homoseksueel contact in een openbaar urinoir in Los Angeles. Of vervelend gestoord werd bij het hebben van seks, als je uit mijn land komt. De rechter in die zaak bepaalde dat je als ‘normale’ man drie keer mocht afschudden. Deed je het vier keer dan stond je je kennelijk af te trekken terwijl je naar plassende mannen keek. Rechters zijn in dit land al heel lang de nieuwe comedians. Met advocaten als aangevers. Teruggekomen bij de auto zit Roadie achter het stuur. Uiteraard. Als altijd klaar om weggestuurd te worden. Ik ga op de bijrijdersstoel zitten en kijk recht vooruit. Een zacht S cooby-Doogeluidje ontglipt zijn keel. Vragende hondenogen kijken me aan. `Nou, rijden, dawg!’ Honden kunnen prachtig vragend kijkend. Als kinderen die eigenlijk al te oud zijn om nog met zo’n kinderachtig gebaar aan te komen. `Ja, jij ja. Of zie jij nog meer lelijke dingo’s die al sinds New York op de bestuurdersplek azen?’ Ik gooi mijn been over de versnellingspook en druk het rempedaal in. Dan start ik de auto. Man, wat kan die hond dom kijken. Ik zet de auto in ‘drive’ en we rijden. Langzaam, en over een weg waar een blind paard nog geen schade kan aanrichten, maar we rijden! Met een hond achter het stuur. Links woestijn, rechts woestijn en voor ons kilometers prachtig Amerikaans asfalt. Ik moet lachen. Zelden heb ik een hond zo dom zien kijken. Voorpoten op het stuurwiel en tong uit de mond. En op dat moment begint Roadie te lachen. Ooit een hond horen lachen? Grommend zwaar en met korte stoten. Een dikke rokerslach. Zo’n vette-vijftiger-in-rode-broek-lach. Veel te vol cognacglas in de hand en waarschijnlijk op een haringparty. Dat geluid, maar dan van een hond. Ik doe Roadie na: ‘Hag hag hag hag!’ Dit vindt hij kennelijk zo grappig dat er ook nog een grijns bij komt. Ik spring de auto uit en ga ernaast joggen. En voor de auto uit, en om de auto heen. Een diesel rijdt vanzelf. Het gaat niet hard, maar dat geeft niets. Ik spring de auto weer in, eruit, over de achterbank heen. En Roadie maar sturen en lachen. Dan spring ik op de achterbank, en laat me rijden. Eindelijk zijn we vrienden, Roadie en ik.”

 


Thomas Acda (Amsterdam, 6 maart 1967)
Cover

 

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Ada Christen werd geboren op 6 maart 1839 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ada Christen op dit blog.

 

Aus dunklen Stunden

 I.
Was ich gethan und was ich ließ,
Ihr werdet es einst nicht verbuchen,
Wie meines Lebens Rätsel hieß,
Nicht noch in meinem Staube suchen.

Ich weiß, es wird Vergessenheit
Mein Los, wie heute sie mein Hoffen,
Seit einer trostlos langen Zeit,
Die ich durchlebt, zu Tod getroffen.

Vergessen, rasch vergessen wird,
Des heißen Herzens wirres Klagen,
Der Schmerz nur durch die Lüfte irrt,
Den meine Seele stumm getragen.

II.
Mit einem Wort ersteht mir plötzlich
Was hinter mir lag tot und weit ….
Was qualvoll-süß und herb-ergötzlich,
Die Träume meiner Jugendzeit.

Dein Name brach das alte Siegel,
Als jählings an mein Ohr er schlug,
Und wie in einem Zauberspiegel
Wallt nun vorbei der Schemenzug ….

Ach Tote nur! … und schon verschwebend
Mahnt noch dein liebes Angesicht:
Verblute nicht im Kampfe lebend,
Neig still dein Haupt und ringe nicht.

 


Ada Christen (6 maart 1839- 19 mei 1901)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e maart ook mijn blog van 6 maart 2018 en ook mijn blog van 6 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Ash Wednesday II (T. S. Eliot)

 

Bij Aswoensdag

 

 
Visioen van een ridder door Antonio de Pereda, na 1650

 

Ash Wednesday

II
Lady, three white leopards sat under a juniper-tree
In the cool of the day, having fed to satiety
On my legs my heart my liver and that which had been contained
In the hollow round of my skull.
And God said
Shall these bones live? shall these
Bones live? And that which had been contained
In the bones (which were already dry) said chirping:
Because of the goodness of this Lady
And because of her loveliness, and because
She honours the Virgin in meditation,
We shine with brightness. And I who am here dissembled
Proffer my deeds to oblivion, and my love
To the posterity of the desert and the fruit of the gourd.
It is this which recovers
My guts the strings of my eyes and the indigestible portions
Which the leopards reject. The Lady is withdrawn
In a white gown, to contemplation, in a white gown.
Let the whiteness of bones atone to forgetfulness.
There is no life in them. As I am forgotten
And would be forgotten, so I would forget
Thus devoted, concentrated in purpose. And God said
Prophesy to the wind, to the wind only for only
The wind will listen. And the bones sang chirping
With the burden of the grasshopper, saying

Lady of silences
Calm and distressed
Torn and most whole
Rose of memory
Rose of forgetfulness
Exhausted and life-giving
Worried reposeful
The single Rose
Is now the Garden
Where all loves end
Terminate torment
Of love unsatisfied
The greater torment
Of love satisfied
End of the endless
Journey to no end
Conclusion of all that
Is inconclusible
Speech without word and
Word of no speech
Grace to the Mother
For the Garden
Where all love ends.

Under a juniper-tree the bones sang, scattered and shining
We are glad to be scattered, we did little good to each other,
Under a tree in the cool of the day, with the blessing of sand,
Forgetting themselves and each other, united
In the quiet of the desert.
This is the land which ye
Shall divide by lot. And neither division nor unity
Matters. This is the land. We have our inheritance.

 

 
T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)
St. Louis Union Station. St Louis is de geboorteplaats van T. S. Eliot

 

Zie voor de schrijvers van de 14e februari ook mijn vorige blog van vandaag.

Aschermittwoch (August Graf von Platen)

Bij Aswoensdag

 

 
De strijd tussen carnaval en vasten door David Vinckboons (1620 – 1629) 

 

Aschermittwoch

Wirf den Schmuck, schönbusiges Weib, zur Seite,
Schlaf und Andacht teilen den Rest der Nacht nun;
Lass den Arm, der noch die Geliebte festhält,
Sinken, o Jüngling!

Nicht vermummt mehr schleiche die Liebe, nicht mehr
Tret im Takt ihr schwebender Fuß den Reigen,
Nicht verziehn mehr werde des leisen Wortes
Üppige Keckheit!

Mitternacht ankünden die Glocken, ziehn euch
Rasch vom Mund weg Küsse zugleich und Weinglas:
Spiel und Ernst trennt stets ein gewagter, kurzer,
Fester Entschluss nur.

 


August Graf von Platen (24 oktober 1796 – 5 december 1835)
Ansbach. August Graf von Platen werd geboren in Ansbach.

 

Zie voor de schrijvers van de 10e februari ook mijn vorige blog van vandaag.

 

Aschermittwoch (Louise Hensel)

Bij Aswoensdag

 

 
Aschermittwoch door Ernst Hanfstaengel, 1895

 

Aschermittwoch

»Staub bist du und kehrst zum Staube,
Denk’, o Mensch, an deinen Tod!«
Wohl, dies weiß ich, doch mein Glaube
Sieht ein ew’ges Morgenroth.

Sieht ein Land, wo Friedenspalmen
Um des Siegers Scheitel wehn,
Wo umrauscht von ihren Psalmen
Wir der Engel Chöre sehn.

Wo Maria, die Getreue,
Ihr geliebtes Kind uns zeigt,
Wo die Sehnsucht und die Reue
Nun ihr selig Ziel erreicht.

Wo der Vater mit dem Sohne
Und dem heil’gen Geist zugleich
Thront auf einem ew’gen Throne,
Unaussprechlich herrlich, reich.

Wo wir Den, der je gewesen,
Schauen, wie Er ewig war.
O, dort wird mein Herz genesen!
O, dort wird mein Auge klar!

 

 
Luise Hensel (30 maart 1798 – 18 december 1878)
Portret door Josse Goossens

 

Zie voor de schrijvers van de 18e februari ook mijn vorige blog van vandaag.

Aschermittwoch (Clara Müller-Jahnke)

Bij Aswoensdag

 

 
Het gevecht tussen Carnaval en Vasten (detail) door Pieter Brueghel de Oude, 1559

 

Aschermittwoch

Nun fällt der tollen Narrenwelt
das bunte Kleid in Lumpen, –
und klirrend auf den Estrich schellt
der Freude voller Humpen.
Lautkrachend springt ins Schloß das Tor,
kein Lichtschein mehr am Fenster –
ein grauer Morgen kriecht empor,
der Morgen der Gespenster.

Da ist im tiefen Straßenstaub
ein stolzes Weib gestanden –
von ihrem Odem rauscht das Laub,
des Meeres Wogen branden.
Sie reckt sich in die Frühlingspracht
mit herrischer Gebärde:
mein ist, was blüht und weint und lacht –
mein ist die ganze Erde!

Was bimmelt ihr vom Kirchenturm
und predigt Reu und Buße?
Ihr seid das Sandkorn vor dem Sturm,
der Staub mir unterm Fuße.
Was schiert mich eurer Sünde Scham
und eurer Hölle Flammen?
Ich blas den ganzen Maskenkram
mit einem Hauch zusammen.

Mir gilt die Dirne unterm Tor,
das Hündlein in der Gossen
mehr als der schönste Damenflor
in euren Staatskarossen.
Und Blumen und Konfettischlacht?
Wie jäh verstummt die Harfe,
versprüht der Witz, verblaßt die Pracht,
löst meine Hand die Larve.

Mir gilt des Bettlers hohle Hand
und gramzerfressne Miene
mehr als der Fürstenhöfe Tand
und blutige Hermeline. –
Und tobt im Ost der Schwertertanz,
und saust das Blei, das rasche –
auf aller Kronen Faschingsglanz
streu ich die Handvoll Asche!

Ob Kirchen- oder Festungssturm,
sie wanken beid auf Erden
und werden einst vom Wirbelsturm
zu Staub zerblasen werden.
Und reißt der letzten Narretei
der bunte Rock in Fetzen,
dann soll die Menschheit, nackt und frei,
sich an die Tafel setzen.

 

 
Clara Müller-Jahnke (5 februari 1860 – 4 november 1905)

 

Zie voor de schrijvers van de 5e maart ook mijn vorige blog van vandaag en ook mijn blog van 5 maart 2012 deel 1 en eveneens mijn blog van 5 maart 2011 deel 2.