Een vliegje in de herfst (Toon Tellegen), Inge Boulonois, Dannie Abse

 

Bij het begin van de herfst

 

Cresheim Glen, Wissahickon, Autumn door Thomas Moran, 1864

 

Een vliegje in de herfst

Een vliegje in de herfst,
vliegt tussen de takken van een berk-
geur van bladeren,
natte aarde-
en tussen die takken is niets
en tussen die en die,
het vliegje denkt misschien:
de spin is een verzinsel, het eerste web
moet nog worden uitgevonden!
Het wordt donker,
de maan komt op,
oud bos,
slingerende paden, nauwelijks lanen,
de moed om te verdwalen
bijna gemist.

 

Toon Tellegen (Brielle, 18 november 1941) 
De stadswallen in Brielle

 

De Nederlandse dichteres en schilderes Inge Boulonois werd geboren in Alkmaar op 23 september 1945. Zie ook alle tags voor Inge Boulonois op dit blog.

 

WIT

Het wit van niet begonnen werk,
van niks, een ongevormde overgave
aan je ogen, nog in en op te vullen
tijd. Zo pril dat je er amper op durft
komen, dat het je doet aarzelen zo stil.
Wit koestert al zijn mogelijkheden.
Je wacht met ingehouden adem
op een of ander aanzijn alsof
jijzelf daardoor ook pas ontstaat –

 

HET EINDE

De scheurkalender op z’n dunst.
We ezelen de files in, de winkels
uit met mondvoorraad voor tien.
De oude kuddegeest drijft ons
de laatste avond bij elkaar.

Om samen van alles te nemen, te eten,
kwinkslagen te kaatsen en oud zeer
te soppen, onze hoofden dik gevoerd met roes.
De koelkast zoemt van welbehagen.

Aan alles komt een begin.
Klokslag scheurt het jaar zich los,
het jongste uur ontfermt zich over ons,
zoent zich wijd in. We drommen
vrieskou in voor namaaklicht
en gierende bewijzen van bestaan.

Veel later staan we zeldzaam traag
en zeldzaam langzaam op. We gaan
het jaar weer overdoen –

 

SMALL TREASURE

How it casually found its own place
in a stone world, nothing in its way,
just between macadam and curb.
More vulnerable than flesh and blood

existing thanks to less than one
thimble of blown together earth.

With all its might enduring the swell
of the day, the ever-present
danger of slipping heels,
reckless gaze
in the rush of hurry almost too late.

By the globe just like us
pressed very tight to its bosom
while exposed to sunlight
it gives a big bluff of yes:
coltsfoot, carat yellow flowers –

 

Vertaald door Hannie Rouweler

 

Inge Boulonois (Alkmaar, 23 september 1945)

 

De Britse dichter en schrijver Dannie Abse werd geboren op 22 september 1923 in Cardiff, Wales. Zie ook alle tags voor Dannie Abse op dit blog

 

Vreemd

Voor ons huis in Golders Green
mompelt het grasveld, als een cliché, ‘Rozestruiken’.
De hele buurt daar is doodfatsoenlijk.
Lelijke mannen rijden langs in begrafenispakken,
aan hun nek zie je al dat ze veel te dik zijn.

Natriumlampen begieten ’s avonds lege straten
met goud, dat als stroop over hier een boom daar een boom druipt,
broze heggetjes politoert, aan geparkeerde auto’s blijft hangen.
Als er plots ergens boven een licht aanknipt
tien tegen één dat twee iemanden gaan slapen.

Het is heel ongewoon er een bedelaar tegen te komen,
een dronken iemand zie je er zelden of nooit.
’t Is een aardige, nette, schone, diep-ethische buurt.
Zelf krijg ik af en toe neiging om te gaan gillen;
wordt daarom, door de buren, maar vreemd gevonden.

Vanuit de dorre, verstandige vlakten van Golders Green
reis ik naar Soho, waar een baantje mij heeft.
Soho is geen doodfatsoenlijke buurt.
Veel te magere vrouwen in de flodderigste rokjes
lokken lelijke mannen met een glimmend prothese-lachje.

Later is het donker sjofelkleurig beneond
door raregluurkasten, bordelen, nachtclubs en kroegen,
restaurants die geuren met vaalbleke, hoestende obers.
Als er plots ergens boven een licht aanknipt
tien tegen één dat twee iemanden naar bed gaan.

 

Vertaald door Cees Buddingh’

 

Dannie Abse (22 september 1923 – 28 september 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e september ook mijn blog van 23 september 2019 en ook mijn blog van 23 september 2018 deel 1 en ook deel 2.

Kinderfest im Herbst (Hoffmann von Fallersleben), Hans Magnus Enzensberger

Bij Sint Maarten

 

Sint Maarten door Rolf Dieter Meyer-Wiegand., z.j.

 

Kinderfest im Herbst

Doch ehe der Herbst uns ganz verläßt,
So bringt er uns noch ein Kinderfest:
Sobald es Abend, zieh’n wir aus
Und wandern singend von Haus zu Haus,

Und bitten dem heiligen Martin zu Ehren
Uns kleinen Kindern was zu bescheren.
Da reicht man uns Äpfel und Nüsse dar,
Zuweilen auch Honigkuchen sogar.

Wir sprechen unsern Dank dafür aus
Und wandern dann in ein anderes Haus.
Nun laßt uns heute singen auch
Wie’s ist am Martinstag der Brauch!

 

Hoffmann von Fallersleben (2 april 1798 – 19 januari 1874)
Schloss Fallersleben. Tegenwoordig is in een vleugel van het slot het Hoffmann von Fallersleben museum gevestigd.

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

Raddraaier

iets waaraan men zich vastklampen kan,
bijvoorbeeld prikkeldraad.
iets onvergankelijks,
mijnentwege een houten been.
ja wie dat had,
een houvast.

of althans in zijn hoofd
een gave wereld,
laat ons zeggen: drie pond cement.

wat willen jullie, ik beken.
onder mijn haren
wil het niet hard worden.

verdekt opgesteld onder de wol
mijn samenzweringstoestel:
doodsvijand van alles
wat ons heilig moet zijn
en basta.

tien hoog tien cellen:
als dat geen hoogverraad is!
ik heb niets aan te voeren
tot mijn verdediging.

 

Vertaald door C. Buddingh’

 

Hans Magnus Enzensberger (Kaufbeuren, 11 november 1929)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e november ook mijn blog van 11 november 2018 deel 1 en ook deel 2. en eveneens deel 3.

Dolce far niente, Kat Clifford, John Birmingham, Cees Buddingh’, Diana Ozon

Dolce far niente

 

The Raft door Daniel-Bennett Schwartz 1998

 

Lazy Summer Day

Lazy summer days
Hard labour has gone
No serving, no stress
Just rest!
A chance to dance
A chance to sing
With everything you’ve got
A chance to laugh ’til you’re sore
With those who are close
Stroll down the silvery ground
Sparkling in the sun
Away to join the bustle
Of the busy city life
Await the smiles
And happy faces
The fun’s about to begin
Alas the end of wait is near
So long stuck in that place
Locked with the false rays shining down
Behind the wall of coldness
Now out in the real
Soak it up
Soak everything in
Breakthrough the cloak
Open your heart
To that which is good
Let it all in
Don’t give up
No-one else has
Look at them
All laughs
All smiles
All jokes and japes
And you
All alone
Join in
Feel good…
Feel good……
Why won’t it work?
Where’s the sunshine gone?
Why is it so dark?
It’s so quiet
Am I even alive?
Do you see me?
Yes you do
Like many times before
Watch me walk
Into the deathly cold
Shuddering winds
Howling screams
Darkness
Take me once again
Cast my awful shadow
Blacken my soul
Work it in
Straight in my heart
Twist it
Push it in more
Make me want to die
Then leave me cold on the floor
Now do you see me?
Do you see behind the mask?
Do you see the pain?
Do you see the tears inside me?
Do you see me?

Kat Clifford (Derby, 1989)
St Mary’s Church, Derby, de geboorteplaats van Kat Clifford

 

De Australische schrijver John Birmingham werd geboren op 7 augustus 1964 in Liverpool, Engeland. Zie ook alle tags voor John Birmingham op dit blog.

Uit: On Father

“When a parent dies, for those left behind it can feel as though half of the sky has fallen. My father was the sheltering sky, and beneath his mild firmament no storm ever raged, no hard rain fell. His nature was as gentle as the fallen world is brutish. All of our lives, he was both a bastion against the trespasses of ill fate and the predations of the inimical. Shortly after three o’clock on Monday morning, June 19 2017, my father drew in his last breath and let go of his hold on the world.
He lay abed in the palliative care ward of a hospital overlooking the western reaches of the Brisbane River. My brother Andrew was with him, holding his hand. Our mother, his forever love, was there, too. I was laid out on a couch in a tearoom, harboured somewhere in the grey lands between exhausted sleep and the edge of wakefulness. It was a liminal place, somewhere to wait and hide from consciousness.
I had turned Andrew out of the tearoom an hour earlier, after many hours of our final vigil at my father’s bed. He had been a long time dying. A cancer diagnosis more than five years ago; small skirmishes and border wars with lesser cancers in the years since. He’d fought the good fight, but in the end he succumbed to his nemesis, an aggressive, relentless angiosarcoma.
The cancer did not care that he was a good man, the best I’ve ever known. It did not care that he was loving and loved. It just took him, and with him went everything he ever was.
Everything he had done and seen and known. The notes he had plucked from a guitar as a younger man; silenced. The memory of running across a soccer pitch in a suburban club game, chasing a ball, while his children shouted from the sidelines; lost. Seven decades of memory and being in the world; vanished altogether like a dream.
“He’s gone,” my brother said.
He gently pushed open the door of the hospital tearoom, which was set aside each night for the family members of patients in the palliative care ward. A wedge of harsh white light from the fluorescents in the hall outside spilled through and my brother said quietly, “John, he’s gone.”
For a weird, contrary moment, it felt as though the foolish and precipitate act of opening that door had killed my father, as though we would still have him with us if only I’d been allowed to wait and hide in there forever.
But I suppose they’d have wanted the tearoom back eventually. Andrew and I returned to Dad’s room, ghosting past other rooms where other sons and daughters, or brothers and sisters, or wives or husbands or friends, or perhaps a solitary nurse, completed the final days or hours of their own muted and impassive death watch.
It was striking, in a way, that quietude. All around us, human lives guttered out like candles burned down to the very nub, often ending in horrific pain, and some in terror of the great darkness about to envelop them. But all was hushed and measured. Nobody raged against the dying of the light. Mum was holding Dad’s hand as we returned. She would hold on to him for a little while yet, talking to him, talking to herself.”

John Birmingham (Liverpool, 7 augustus 1964)
Cover 

 

De Nederlandse dichter en prozaïst Cees Buddingh’ werd op 7 augustus 1918 geboren in Dordrecht. Zie ook alle tags voor Cees Budding’ op dit blog.

Die eerste nacht

Die eerste nacht, dat we door Londen reden!
’t Bestond dus echt! Oxford Street, Regent’s Street,
Marble Arch, Bayswater Road, Kensington Gardens:
’t leek allemaal één lang vertrouwd gebied.

En toch ook zo onwezenlijk, alsof elk
moment de wekker ratelend af kon lopen,
en alles: huizen, mensen, lichtjes, pubs,
zich in een Dordtse ochtend op zou lossen.

Hier had ik dertig jaar lang van gedroomd.
Hier had in gedachten al honderdduizenden
voetstappen liggen. En nu was ik er.

De taxi zwenkte Gloucester Road op: hier
zat ik Kees Buddingh’, zesenveertig jaar,
die morgen wakker zou worden op Devonshire Terrace.

 

Tal

Ik moest denken aan het antwoord dat Tal eens gaf toen men
hem vroeg of hij wel eens wat anders deed dan schaken
‘Ja’. ‘Wat dan?’ – ‘Denken aan schaken.’
Die bezetenheid heb ik nooit kunnen opbrengen, zelfs niet voor
de poëzie.

 

Zeer vrij naar het Chinees

de zon komt op. de zon gaat onder.
langzaam telt de boer zijn kloten.

Cees Buddingh’ (7 augustus 1918 – 24 november 1985)
Hier in 1942 in sanatorium Zonnegloren in Soest 


De Nederlandse dichteres Diana Ozon (pseudoniem van Diana Groenveld) werd geboren in Amsterdam op 7 augustus 1959. Zie ook alle tags voor Diana Ozon op dit blog.

 

De vreemde geur van halletjes

De geur bij mensen thuis
die aan vroeger herinnert
Geurige halletjes
Die geur herken ik altijd weer
Die hangt in hun jas, in alles
En allen hebben die mensen
het een of ander voorwerp
dat daar al eeuwen hangt

Een barometer
Een souvenir uit Nederlands-Indië
Een hoedenstand of kapstok
tafeltje om tas en handschoenen
op te leggen
Paraplubak
flesje, flessenrek, de mat
hondenriem, kinderlaarsjes
noem maar op
Van alles wat het bekijken waard is

‘Mevrouw hebt u dit of dat
voor de zus of zo?’
‘Ik zal even wat halen
wacht jij maar in mijn halletje’
En dan ruik ik het

Ik hoor de hond
achter de glazen tochtdeur blaffen
ben bang dat hij de deur open krijgt
door het glas springt en mij bijt
omdat ik in hun halletje sta

Ze vertrouwen me toch mooi die mensen
Ik kan ‘m net zo goed
met een jas van de kapstok smeren
De galerij over spurten
en in zweet naar de uitgang zoeken

Ordinair gegil galmt van de gevels
Die mensen, termieten
in hun ingestorte betonhopen
ik ontvlucht ze
als een kleine miereneter
die fooitjes slurpt
en het geordend leven der slaapkolonie
in opperste opschuddding achterlaat

Diana Ozon (Amsterdam, 7 augustus 1959)


Zie voor nog meer schrijvers van de 7e augustus ook mijn blog van 7 augustus 2017 en ook mijn blog van 7 augustus 2011 deel 1 en ook deel 2.

Hanna Bervoets, Piet Paaltjens, Ab Visser, Ischa Meijer, Jean-Luc Lagarce, Frederick Philip Grove, Frank Harris, Julia de Burgos, Frederick Douglass, Cees Buddingh’

De Nederlandse schrijfster journaliste en columniste Hanna Marleen Bervoets werd geboren in Amsterdam op 14 februari 1984. Zie ook alle tags voor Hanna Bervoets op dit blog.

Uit: Ivanov

“Geheimen willen we altijd kwijt. Ja, uiteindelijk vertelt iedereen elkaar altijd alles. Ik heb me vaak afgevraagd waarom. Waarschijnlijk is het omdat juist dat wat anderen niet van ons weten, ons maakt tot wie we zijn; onze uitzonderlijkheid bewijst. Zo dragen we onze geheimen mee als een zak glimmende edelstenen. Het is een onopvallende zak, die we bewaren op een onopvallende plek. Tot er per ongeluk iemand over struikelt, de zak opent, nog net iets ziet blinken voor we zijn hand wegduwen – nee, dit mag jij niet weten. Maar wanneer de fonkeling eenmaal ontsnapt is, wordt de verleiding groot; willen we pochen met wat we bij ons dragen en zullen we de zak alsnog opentrekken: kijk dan, hier zijn ze, mijn edelstenen, edelstenen die alleen ík heb, die maken dat ik ben geworden wie ik nu ben. Het snelst trekken we de zak open voor de mensen om wie we geven, want nog meer dan de ander willen zien, betekent liefde dat je jezelf aan de ander wilt laten zien, is het niet?
En toch.
De eerste keer dat ik Jonas over Helena vertelde, was ook meteen de laatste keer.
We kenden elkaar nog maar een paar weken. Het was een warme, droge zomer. Jonas zou met vrienden naar Italië gaan maar had die vakantie één dag voor vertrek afgezegd. Omdat hij geen zin had, beweerde hij. Omdat hij mij had leren kennen, wist ik. Vanaf dat moment zagen we elkaar dagelijks. We spraken af in parken en op stadse terrassen, tot we de ogen van anderen niet meer nodig hadden om onze afspraakjes een zekere ongedwongenheid te verschaffen. Daarna zaten we vooral op mijn balkon. Wanneer de onderburen niet thuis waren dronken we bier en mojito’s tot laat in de avond, en vertelden we elkaar onze levensverhalen; telkens opnieuw, steeds andere details, alsof onze levens routes op een landkaart waren die we nauwkeurig moesten volgen met onze wijsvingers, omdat iedere afslag een nieuwe karaktertrek, een nieuw geheim zou kunnen prijsgeven.
Zijn jeugd in Brabant: vader kweker, moeder huisvrouw, één zus, twee broers, een warm gezin (‘maar ook beklemmend’), met neefjes de maïsvelden in om elkaar af te trekken, als tiener het dorp uit, Architectuur in Antwerpen (‘eigenlijk begon mijn leven daar pas’).”

 


Hanna Bervoets (Amsterdam, 14 februari 1984)

 

De Nederlandse dichter en predikant Piet Paaltjens werd geboren in Leeuwarden op 14 februari 1835. Zie ook alle tags voor Piet Paaltjes op dit blog

 

Aan Hedwig

Wat nu een kerkhof in mij is, was, lang geleên,
Een vrolijk marktplein, waar een dartle zwerm dooreen
Krioelde van de dolste dromen, somtijds wel
Wat al te dol, en toch vermaaklijk en hun spel.

Het was me een leventje daarbinnen! Zien verging
Een mens en horen. Doch op eenmaal, daar verging
Een aaklig steunen ’t blij rumoer, en dan – een gil
Als van een zinkende equipage. En toen was ’t stil.

Ach, wat geen enkle van mijn dromen had verwacht:
Een zoete vrouwenhand had ze allen omgebracht.
Zoet, vals, arm handje! ’t Vonnis, dat u trof, was zwaar:
Gij hebt u moeten geven aan een weduwnaar.

Gij glimlacht, Hedwig, maar ik zeg u, glimlach niet!
Nog strenger oordeel zie ik voor u dagen in ’t verschiet.
De hand, die eens mijn dromen worgde, was wel wreed,
Maar wreder was nog, wat uw dartle hand misdeed.

Op de piano dansend dorst uw hand begaan,
Wat zelfs hyena’s slechts bij nacht bestaan:
Met onbarmhartig-smeltendteer klaviergeluid
Trok ze al mijn doode dromen weer hun graven uit.

Afschuwlijk! Wat reeds halfvergaan was in de schoot
Van mijn gemoed, dat woelde uw wreevle hand weer bloot
Het is daarbinnen niet meer uit te houden! ‘k Stik,
Als ik maar even afdaal in mijn eigen ik!

En toch, met wellust zou ‘k me domplen in mij zelf,
Kon ‘k u slechts met mij sleuren in dat grafgewelf.
Als ‘k u daar, Hedwig, in de stikstof smoren zag,
Hoe zou mijn ziel dan dreunen van mijn laatste lach!

 

 
Piet Paaltjens (14 februari 1835 – 19 januari 1894)
Borstbeeld in Leeuwarden

 

De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Albert (Ab) Visser werd geboren in Groningen op 14 februari 1913. Zie ook alle tags voor Ab Visser op dit blog.

 

Nocturne

De avond heeft niets lieflijks in dit land;
het licht vergloeit als in ontstoken ogen,
de lucht weegt grauw en bitter als nat zand
op bomen, in de Noordenwind gebogen.

’t Cholerisch bruisen in de naakte kruinen
vervult nachtlang, naargeestig en alom
de schemering en in verkleurde tuinen
waart regen, ijzig, als een ziekte om.

En ik, geslachtenlang hiermee verbonden,
toch tot geen vereenzelviging in staat,
ga langzaam aan die somberheid te gronde
en aan een pijn, waarvoor geen naam bestaat.

 

Die Unvollendete

Hij denkt de wereld leeg en licht
En weet dat nu het lied zal komen.
Het zal hem in en overstromen …
Dan trekt zijn hart in wrangheid dicht.

`t Lied vlucht als wind weg door de bomen,
De natte nacht slaat zijn gezicht,
Hij dacht de wereld leeg en licht,
Maar weet zich vreemd aan al zijn dromen

En zoekt verklaring voor `t gericht,
Waarin hem `t liefste wordt ontnomen.
Dan buigt hij zijn beschreid gezicht
En wacht en weet dat God zal komen
En denkt het einde leeg en licht.

 

 
Ab Visser (14 februari 1913 – 9 mei 1982)
Hier met Jan Greshoff (rechts)

 

De Nederlandse journalist, schrijver, dichter, filmacteur en televisiepresentator Ischa Meijer werd geboren in Amsterdam op 14 februari 1943. Zie ook alle tags voor Ischa Meijer op dit blog.

Uit: De interviewer en de schrijvers (Cees Buddingh’)

“Remco Campert dichtte:

sinds buddingh’
verwachten veel mensen
van poëzie een avondje lachen…

Cees Buddingh’ zegt: ‘De mensen lachen vaak om dingen waar helemaal niet om te lachen valt. Neem nou es die “kachel-cyclus” die ik geschreven heb: dertien manieren waarop je een doodgewone kachel kunt bekijken. Een van die manieren is:

hoeveel men ook van elkaar houdt, op den duur kan men niet zonder kachel.
Daar lachen de mensen dan om, terwijl het hier eigenlijk gaat om een van die essentiële bronnen van het menselijk tekort waar altijd zoveel over gezeurd wordt. Ze lachen uit misverstand, ze lachen om het misverstand. En ik wil niet aansprakelijk gesteld worden voor de misverstanden die ik zelf opwek, haha!’
Dichter, romancier, sportjournalist, televisiepresentator, vertaler, criticus, toneelschrijver, hoorspelbewerker, detectiveschrijver, citatenverzamelaar en aforistisch denker Cees Buddingh’ (52) dankt zijn succes en gemoedsrust aan een van understatement doortrokken schrijf- en levensstijl. Een korte, vriendelijke pijproker, immer gehuld in een bijna tweedehands tweedjasje, bezitter van een hoogst ongebruikelijk stemgeluid: hoog en lijzig tegelijkertijd.
‘Het eigen Buddingh’-geluid,’ zegt hij zelf, ‘zoals dat, vooral na ’56 ook in mijn poëzie doorklinkt, is gebaseerd op het principe van de gewone spreektaal waarin ernst en humor nuchter en laconiek op louter constaterende toon ten gehore wordt gebracht.’ Het maakte hem tot een van de populaìrste dichters in deze drassige dreven: van zijn laatste twee bundels werden in totaal al meer dan 12.000 exemplaren verkocht, een ongehoord resultaat ook voor de voordrachtskunstenaar Buddingh’ die voor het eerst eigenlijk ‘ontdekt’ werd op de grote poëzieavond (1966) in het Amsterdamse Carré.
Daar droeg hij zelf, stomverbaasd over de razend enthousiaste bijvalsbetuigingen uit de zaal, enige van zijn ‘toevallig genoteerde’ ontboezemingen voor die snel hoog genoteerd kwamen te staan op de letterkundige hitlijsten van de middelbareschooljeugd. Zoals het vers over de dekseltjes van het Marmite- en Heinz-sandwichspreadpotje die, na een proefondervindelijk onderzoekje, onderling verwisselbaar bleken.”

 


Ischa Meijer (14 februari 1943 – 14 februari 1995)

 

De Franse schrijver, komiek en regisseur Jean-Luc Lagarce werd geboren op 14 februari 1957 in Héricourt (Haute-Saône, in de buurt van Belfort). Zie ook alle tags voor Jean-Luc Lagarce op dit blog.

Uit: Juste la fin du monde

« Louis. – Et plus tard, vers la fin de la journée,
c’est exactement ainsi,
lorsque j’y réfléchis,
que j’avais imaginé les choses,
vers la fin de la journée
sans avoir rien dit de ce qui me tenait à cœur
– c’est juste une idée mais elle n’est pas jouable –
sans voir jamais osé faire tout ce mal,
je repris la route,
je demandai qu’on m’accompagne à la gare,
qu’on me laisse partir.
Je promets qu’il n’y aura plus tout ce temps
avant que je revienne,
je dis des mensonges,
je promets d’être là, à nouveau, très bientôt,
des phrases comme ça.
Les semaines, les mois peut-être,
qui suivent,
je téléphone, je donne des nouvelles,
j’écoute ce qu’on me raconte, je fais quelques efforts,
j’ai l’amour plein de bonne volonté,
mais c’était juste la dernière fois,
ce que je me dis sans le laisser voir.
Elle, elle me caresse une seule fois la joue,
doucement, comme pour m’expliquer qu’elle me
pardonne je ne sais quels crimes,
et ces crimes que je ne connais pas,
je les regrette,
j’en éprouve du remords.
Antoine est sur le pas de la porte,
il agite les clefs de sa voiture,
il dit plusieurs fois qu’il ne veut en aucun cas me
presser,
qu’il ne souhaite pas que je parte,
que jamais il ne me chasse,
mais qu’il est l’heure du départ,
et bien que tout cela soit vrai,
il semble vouloir me faire déguerpir, c’est l’image
qu’il donne,
c’est l’idée que j’emporte.
Il ne me retient pas,
et sans le lui dire, j’ose l’en accuser.
C’est de cela que je me venge.
(Un jour, je me suis accordé tous les droits.) »

 


Jean-Luc Lagarce (14 februari 1957 – 30 september 1995)

 

De Canadees-Duitse schrijver en vertaler Frederick Philip Grove werd geboren als Felix Paul Greve op 14 februari 1879 in Radomno, Westpruisen. Zie ook alle tags voor Frederick Philip Grove op dit blog.

Uit: Settlers of the Marsh

“On the road leading north from the little prairie town Minor two men were fighting their way through the gathering dusk.
Both were recent immigrants; one, Lars Nelson, a giant, of three years’ standing in the country; the other, Niels Lindstedt, slightly above medium size, but compactly built, of only three months’. Both were Swedes; and they had struck up a friendship which had led to a partnership for the winter that was coming. They had been working on a threshing gang between Minor and Balfour and were now on their way into the bush settlement to the north-east where scattered homesteads reached out into the wilderness.
It was the beginning of the month of November.
Niels carried his suitcase on his back; Nelson, his new friend’s bundle, which also held the few belongings of his own which he had along. He wore practically the same clothes winter and summer.
Above five miles from town they reached, on the north road, the point where the continuous settlement ran out into the wild, sandy land which, forming the margin of the Big Marsh, intervened between the territory of the towns and the next Russo-German settlement to the north, some twenty miles or so straight ahead.
At this point the road leapt the Muddy River and passed through its sheltering fringe of bush to strike out over a sheer waste of heath-like country covered with low, creeping brush. The wind which had been soughing through the tree tops had free sweep here; and an exceedingly fine dust of dry, powdery ice-crystals began to fly — you could hardly call it snow so far.
It did not occur to Niels to utter or even harbour apprehensions. His powerful companion knew the road; where he went, Niels could go.
They swung on, for the most part in silence.”

 


Frederick Philip Grove (14 februari 1879 – 19 augustus 1948)

 

De Iers-Engelse schrijver, publicist, uitgever en redacteur Frank Harris werd geboren op 14 februari 1856 in Galway, Ierland Zie ook alle tags voor Frank Harris op dit blog.

Uit: My Life and Loves

“The next morning I saw Ethel Dodge through the knothole. She was slim and shapely with wide breasts, pert nipples, flaring hips, and a thick mossing of dark hair on her mount. She was so attractive that I wanted her to come to my cabin as she came from the bath. The stewardess introduced me and Ethel seemed willing to be friends. Yes, she was pretty and well-made, but not as lovely, or as young as Winnie. She needed money, however, as she was going to be married. She confessed at once that she loved love and was not averse to earning moneyin whatever manneron her voyage. While we were talking, I heard the stewardess tap lightly on the door; whoever was passing must have heard us laugh. Ethel plainly told me she was at my service for she liked me greatly.
“No nonsense about you, that’s what I like,” she added.
When I met Winnie on deck half an hour later, she was very cold to me, so I merely bowed and smiled and passed on. A little later, while I was pacing the deck, she stopped me.
“I suppose you’re proud of your new conquest?” she huffed.
“No,” I replied, “I’ve made no conquest new or old.”
“Yet I heard you both laughing in your room as I passed,” she replied.
“Possibly,” I said, “but that proves nothing.”
“You probably took off her bathrobe and fondled her breasts andand” Winnie said passionately.
“I didn’t even want to,” I answered.
“I wish I could believe that,” she cried with intense feeling in voice and looks. As luck would have it, we had reached the forecastle and were clean out of sight and hearing of the rest of the passengers. I put my arm around her waist, drew her to me strongly and kissed her lips. While my mouth was on hers, her arms went around my neck and she murmured, “Then you do love me best?”

 

 
Frank Harris (14 februari 1856 – 27 augustus 1931)
Cover

 

De Puerto Ricaanse dichteres en schrijfster Julia de Burgos (eig. Julia Constanze Burgos García) werd geboren op 14 februari 1914 in Carolina. Zie ook alle tags voor Julia de Burgos op dit blog.

 

Poem to my Death

Confronting a longing
To die with my very self, abandoned and alone,
On the densest rock of a deserted island.
At that moment, a final yearning for carnations,
On the landscape, a tragic horizon of stone.

My eyes filled with graves of stars,
My passion spread out, exhausted and dispersed,
My fingers like children watching a cloud fade,
My reason mobbed with enormous sheets.

My pale affections returning to silence
–Even love, consumed brother on my path!–
My name untangling, yellow in the branches,
And my hands, twitching to give me to the grass.

To rise to the final, the whole minute,
And offer myself to the fields,
Then to bend the leaf of my ordinary flesh
And fall unsmiling, without witness to intertia.

Let nobody dishonor my death with sobs
Or wrap me forever in plain earth
For in a moment of freedom I may freely
Demand the one liberty of this planet.

With what mad joy will my bones begin
To seek airholes in my brown flesh
And I, giving myself, giving myself fiercely and boldly
To the elements: in solitude breaking my chains!

Who will detain me with useless dreams
When my soul begins to fulfill its task
Making of my sleep a rich douh
For the frail worm that knocks at my door?

Smaller and smaller my worn-out humility
At every instant greater and easier the surrender
Perhaps my chest will turn to begin a flower bud
Maybe my lips will feed lilies.

What shall I be called when all that remains
Is my memory of myself on the rock of the deserted island?
A carnation wedged between my shadow and the wind,
Death’s child and mine: My name will be poet.

 


Julia de Burgos (14 februari 1914 – 6 juli 1953)
Muurschildering in Carolina, Puerto Rico

 

De zwarte Amerikaans abolitionist, schrijver, redacteur, publicist, politicus en hervormer Frederick Douglass werd geboren nabij Easton in de staat Maryland op 14 februari 1818 als Frederick Augustus Washington Bailey, (Zijn precieze geboortedag is nooit opgeschreven, maar hij koos 14 februari om het te vieren.) Zie ook alle tags voor Frederick Douglas op dit blog.

Uit: Self-Made Men

“The subject announced for this evening’s entertainment is not new. Man in one form or another, has been a frequent and fruitful subject for the press, the pulpit and the platform. This subject has come up for consideration under a variety of attractive titles, such as “Great Men,” “Representative Men,” “Peculiar Men,” “Scientific Men,” “Literary Men,” “Successful Men,” “Men of Genius,” and “Men of the World;” but under whatever name or designation, the vital point of interest in the discussion has ever been the same, and that is, manhood itself, and this in its broadest and most comprehensive sense.
The tendency to the universal, in such discussion, is altogether natural and all controlling: for when we consider what man, as a whole, is; what he has been; what he aspires to be, and what, by a wise and vigorous cultivation of his faculties, he may yet become, we see that it leads irresistably to this broad view of him as a subject of thought and inquiry.
The saying of the poet that “The proper study of mankind is man,” and which has been the starting point of so many lectures, essays and speeches, holds its place, like all other great utterances, because it contains a great truth and a truth alike for every age and generation of men. It is always new and can never grow old. It is neither dimmed by time nor tarnished by repetition; for man, both in respect of himself and of his species, is now, and evermore will be, the center of unsatisfied human curiosity.
The pleasure we derive from any department of knowledge is largely due to the glimpse which it gives us of our own nature. We may travel far over land and sea, brave all climates, dare all dangers, endure all hardships, try all latitudes and longitudes; we may penetrate the earth, sound the ocean’s depths and seep the hollow sky with our glasses, in the pursuit of other knowledge; we may contemplate the glorious landscape gemmed by forest, lake and river and dotted with peaceful homes and quiet herds; we may whirl away to the great cities, all aglow with life and enterprise; we may mingle with the imposing assemblages of wealth and power; we may visit the halls where Art works her miracles in music, speech and color, and where Science unbars the gates to higher planes of civilization; but no matter how radiant the colors, how enchanting the melody, how gorgeous and splendid the pageant: man himself, with eyes turned inward upon his own wondrous attributes and powers surpasses them all.”

 

 
Frederick Douglass (14 februari 1818 – 20 februari 1895)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e februari ook mijn blog van 14 februari 2018 delen 3 en 4 en ook mijn blog van 14 februari 2016 deel 2 en ook deel 3.

Dolce far niente, Archibald Lampman, John Birmingham, Cees Buddingh’, Diana Ozon

 

Dolce far niente

 


Summer Heat (A Road to the Ranges) door Arthur Streeton, 1889

 

Heat

From plains that reel to southward, dim,
The road runs by me white and bare;
Up the steep hill it seems to swim
Beyond, and melt into the glare.
Upward half-way, or it may be
Nearer the summit, slowly steals
A hay-cart, moving dustily
With idly clacking wheels.

In the sloped shadow of my hat
I lean at rest, and drain the heat;
Nay more, I think some blessèd power
Hath brought me wandering idly here:
In the full furnace of this hour
My thoughts grow keen and clear.

 

 
Archibald Lampman (17 november 1861 – 10 februari 1899)
Lampmans voormalige woonhuis in Ottawa

 

De Australische schrijver John Birmingham werd geboren op 7 augustus 1964 in Liverpool, Engeland. Zie ook alle tags voor John Birmingham op dit blog.

Uit: Emergence: Dave vs. the Monsters

« A helicopter is no place for a hangover. Hooper closed his eyes and breathed carefully as the engine spooled up. His gorge rose at the toxic mix of jet fuel, stale sweat, and bile at the back of his throat. The thudding of the rotors punched deep into his chest: sickening deep-body blows that traveled up his spinal column, directly into his neck and head. He bit down hard on a gag reflex, refusing to heave up what little remained of his stomach contents, most of which he’d left in a steaming pile on the grass at the edge of the helipad.
“Oh, fuck me,” he grunted as the red and white Era Helicopter took off, driving him down into his seat. Years of ass compression had squashed the foam cushioning into a thin hard sandwich between his butt and the steel struts of the seat fitting. The chopper, a venerable old AW139, was streaked with rust and oil, the Plexiglas scratched and the nonslip floor sticky with chaw tobacco and chewing gum. Like Dave, its glory days were behind it, and the AC did nothing to mask the baked-in stench of sweat, cigarette smoke, and budget cologne. Dave was just glad he had the cabin to himself on this trip. The only stewed farts and bad breath he had to contend with were his own. As they ascended, the great rusty iron lever behind his eyeballs cranked up the pressure on his headache. He squeezed his eyes shut behind wraparound Oakleys, but the bright Gulf sun burned through anyway, driving a sharp spike through his eyeballs, an unpleasant contrast to the duller concussive hammering on the sides of his skull. He removed his Dallas Cowboys cap and rubbed gently at the thinning hair on top of his skull in an effort to alleviate the pain—all to no avail. He kept his hair short these days. You had to when it started to fall out, and no matter how tenderly he ministered to himself, his fingertips seemed to rake deep and surely bloody furrows through the unprotected scalp.
“Oh, fuck me,” he grunted again, replacing the cap and making the stubbled skin disappear.”

 


John Birmingham (Liverpool, 7 augustus 1964)

 

De Nederlandse dichter en prozaïst Cees Buddingh’ werd op 7 augustus 1918 geboren in Dordrecht. Zie ook alle tags voor Cees Budding’ op dit blog.

 

Portret van een witte muis

Het is niet voldoende
een lap linnen van twee bij twee meter
helemaal wit te schilderen

om een lekker tof schilderij te maken
dient men er daarna niet alleen
met dezelfde witte verf
een volkomen witte muis op te schilderen
maar men moet vervolgens die witte muis
met een stuk puimsteen langzaam wegschuren
tot er geen spoor meer van overblijft

het kost tijd en moeite natuurlijk, maar dan pas
heeft men een lekker tof schilderij
dat men met een diepgerust hart
portret van een witte muis kan noemen.

 

Heel oud spel

het is een heel oud spel,
maar gelukkig nog vrij eenvoudig te leren

er komen geen stukken bij te pas,
geen stenen, geen schijven, geen fiches, geen kaarten,
alleen, soms, een simpel rekensysteem

het wordt gespeeld met drie of vier benen
(en nog een paar andere benodigdheden)
in een al dan niet opgemaakt bed
(bij gebreke daarvan kan vrijwel ieder
min of meer effen oppervlak dienen,
mits min of meer horizontaal van stand)

het is, als gezegd, een heel oud spel,
maar nog steeds veruit het gezelligste

 

 
Cees Buddingh’ (7 augustus 1918 – 24 november 1985)

 

De Nederlandse dichteres Diana Ozon (pseudoniem van Diana Groenveld) werd geboren in Amsterdam op 7 augustus 1959. Zie ook alle tags voor Diana Ozon op dit blog.

 

Moeder

Een bushokje is erg klein
tochtig en onherbergzaam
met je zeven kinderen
slapen op het plaveisel
samen onder één deken
ver van je thuisland
op reis overal uitgewezen

Je wou naar Rotterdam toe
daar zou iemand je helpen
waarschijnlijk had je nog nooit
van dat Groningen gehoord
tot bleek dat de trein daar stopt
het vervoer niet verder gaat
het was al na middernacht

Ik zie je steeds opnieuw staan
met koffers en kinderen
in vele gedaantes en
met elke taal verlegen
duizend angstige vragen
letters kan je niet lezen
geen plaats om in te rusten

 

MA~, AMIGA

Wil je een Duits toetsenbord
met ringel-s en umlaut
of liever compatibel met
de Commodore 64
de eerste volkscomputer
op de voet gevolgd door
de MSX 1, 2 en 2+

De optimalizering van pc
naar pct, xt, xtt naar at en
dan vergeet ik nog de st die
staat bij Chinees restaurant
Pa Lin ter controle of
de bamie is geënterd
Ik druk op einde F7 en ga eten

heb nog niet zo’n spatvrij zeil als
de nieuwe kok uit Hong Kong

 


Diana Ozon (Amsterdam, 7 augustus 1959)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e augustus ook mijn blog van 7 augustus 2017 en ook mijn blog van 7 augustus 2011 deel 1 en ook deel 2.

John Birmingham, Cees Buddingh’, Diana Ozon, Vladimir Sorokin, Michael Roes, Joachim Ringelnatz, Garrison Keillor, Dieter Schlesak, Othon III de Grandson

De Australische schrijver John Birmingham werd geboren op 7 augustus 1964 in Liverpool, Engeland. Zie ook alle tags voor John Birmingham op dit blog.

Uit: Weapons of Choice

“He unwrapped the banana leaves from around a small rice cake, thanking Allah for the generosity of his masters. They had included a little dried fish in his rations for today, a rare treat.
Sometimes, when the sun climbed directly overhead and beat down with a slow fury, Adil’s thoughts wandered. He cursed his weakness and begged God for the strength to carry out his duty, but it was hard. He had fallen asleep more than once. Nothing ever seemed to happen. There was plenty of movement down in Dili, which was infested with crusader forces from all over the Christian world, but Dili wasn’t his concern. His sole responsibility was to watch those ships that were hiding in the shimmering haze on the far horizon.
Still, Adil mused, it would be nice to know he had some real purpose here; that he had not been staked out like a goat on the side of a hill. Perhaps he was to be part of some elaborate strike on the Christians in town. Perhaps tonight the darkness would be torn asunder by holy fire as some martyr blew up one of their filthy taverns. But then, why leave him here on the side of this stupid hill, covered in monkey shit and tormented by ants?
This wasn’t how he had imagined jihad would be when he had graduated from the Madrasa in Bandung.
USS Kandahar, 1014 Hours, 15 January 2021
The marines wouldn’t have been surprised at all to discover that someone like Adil was watching over them. In fact, they assumed there were more than two hundred million pairs of eyes turned their way as they prepared to deploy into the Indonesian Archipelago.
Nobody called it the Caliphate. Officially the United States still recognized it as the sovereign territory of Indonesia, seventeen thousand islands stretching from Banda Aceh, three hundred kilometers off the coast of Thailand, down to Timor, just north of Australia.
The sea-lanes passing through those islands carried a third of the world’s maritime trade, and officially they remained open to all traffic. The Indonesian government-in-exile said so-from the safety of the Grand Hyatt in Geneva where they had fled, three weeks earlier, after losing control of Jakarta. »

 

 
John Birmingham (Liverpool, 7 augustus 1964)

Lees verder “John Birmingham, Cees Buddingh’, Diana Ozon, Vladimir Sorokin, Michael Roes, Joachim Ringelnatz, Garrison Keillor, Dieter Schlesak, Othon III de Grandson”

Dolce far niente, Abdelkader Benali, John Birmingham, Cees Buddingh’, Diana Ozon, Othon III de Grandson

 

Dolce far niente

 

 
Kasteel Assumburg, Heemskerk

 

Heemskerk

Paars pioenroze in juni. Twee vijftig voor een bosje.
Te geef. Ze liggen in een kratje te wachten op een
hardloper, een wandelaar, een koper.Wij passeren.
Mijn tweede keer in Heemskerk. Drie rondjes

van zeven kilometer. Een bordje met daarop kam-
pioenen. Bloemen geurt alles naar. Drie rondjes
betaald door Tata Steel. Tietenijzer. De eerste keer
liep ik harder, de tweede keer kom ik niet verder

dan de derde. Villawijk. Polder. De geur van
mest. Mensen op het gazon, kortgeknipt en
groen. Een villa staat te koop. Een donkere
vrouw met aan haar voet een flesje water,

wacht op haar man, haar minnaar, haar vriend,
een zus. Familie. Onze blikken missen elkaar.

 

 
Abdelkader Benali (Ighazzazen, 25 november 1975)

Lees verder “Dolce far niente, Abdelkader Benali, John Birmingham, Cees Buddingh’, Diana Ozon, Othon III de Grandson”

John Birmingham, Diana Ozon, Vladimir Sorokin, Michael Roes, Cees Buddingh’, Joachim Ringelnatz

De Australische schrijver John Birmingham werd geboren op 7 augustus 1964 in Liverpool, Engeland. Zie ook alle tags voor John Birmingham op dit blog.

Uit: Stalin’s Hammer

“Harry dug a thumb into the man’s biceps to emphasize just who was controlling this negotiation.
“You won’t get a chance to tell anybody anything until you get to a safe house, and I’m not taking you anywhere until I know whether it’s worth it. Quite frankly, comrade, there’s a very good chance I’m going to get my arse shot off tonight.
It’s a fine-looking arse too. I spend a lot of time keeping it in trim and my girlfriend will be jolly fucking upset if some filthy Smedlov shoots a big bloody hole in it. So before we go anywhere, before you begin the first day of your new life as a pampered turncoat on some beach in bloody Australia, you’re going to tell me everything you know. Just. In. Case.”
The businessman grinned, or at least tried to. It was a weak, unconvincing effort. His eyes shifted left and right, and he jumped a little as the fire-exit door suddenly opened.
“Still looks clear out here, guv,” reported St. Clair.
“Thanks, Viv.”
“Don’t thank me, Your bloody Highness. Just make sure they pay my invoice promptly when I send it for this little bit of freelancing. Seven-day terms.”
“Your check is in the mail.”
Harry laid his gaze back on the quivering Sobeskaia, allowing the Russian to see the smile in his eyes die when he turned away from his old friend.
“Is complicated, and much difficulty,” blurted Sobeskaia.
“Much I do not know, much I have to tell. This is not place and, really, we must go now. I can tell all, later.”
“Aggregate it for me, Comrade Huff Po.”

 

 
John Birmingham (Liverpool, 7 augustus 1964)

Lees verder “John Birmingham, Diana Ozon, Vladimir Sorokin, Michael Roes, Cees Buddingh’, Joachim Ringelnatz”

John Birmingham, Vladimir Sorokin, Michael Roes, Cees Buddingh’, Joachim Ringelnatz

De Australische schrijver John Birmingham werd geboren op 7 augustus 1964 in Liverpool, Engeland. Zie ook alle tags voor John Birmingham op dit blog.

Uit:Without Warning

„They were her mission. And her name wasn’t Cathy. It was Caitlin.
The women were dressed in cheap clothing, layered for warmth. Falling back into the pillows, recovering from an uncontrolled moment of vertigo into which she had fallen, Caitlin Monroe composed herself. She was in a hospital bed, and in spite of the apparent poverty of her “friends,” the private room was expensively fitted out. The youngest of the women wore a brown suede jacket, frayed at the cuffs and elbows and festooned with colorful protest buttons.
A stylized white bird. A rainbow. A collection of slogans: Halliburton Watch. Who Would Jesus Bomb? And Resistance Is Fertile.
Caitlin took a sip of water from a squeeze bottle by the bed.
“I’m sorry,” she croaked. “What happened to me?”
She received a pat on the leg from an older, red-haired woman wearing a white T-shirt over some sort of lumpy handmade sweater. Celia. “Auntie” Celia, although she wasn’t related to anyone in the room. Auntie Celia had very obviously chosen the strange ensemble to show off the writing on her shirt, which read If you are not outraged you are not paying attention.
“Doctor!” cried the other older woman, who had just moved to the doorway.
Maggie. An American, like Caitlin. And there the similarity ended. Maggie the American was short and barrel-chested and pushing fifty, where Caitlin was tall, athletic, and young.
She felt around under her blanket and came up with a plastic control stick for the bed.
“Try this,” she offered, passing the controller to the young girl she knew as Monique, a pretty, raven-haired Frenchwoman. “See, the red call button. That’ll bring ’em.” Then, gently touching the bandages that swaddled her head, she asked, “Where am I?”
“You’re in a private room, at the Pitié-Salpêtrière Hospital in Paris,” explained Monique. “Paris, France,” she added self-consciously.
Caitlin smiled weakly. “’Okay. I remember that Paris is in France.” She paused. “And now I am, too, I guess. How did I get here? I don’t remember much after coming out of the Chunnel on the bus.

 

 
John Birmingham (Liverpool, 7 augustus 1964)

Lees verder “John Birmingham, Vladimir Sorokin, Michael Roes, Cees Buddingh’, Joachim Ringelnatz”

John Birmingham, Vladimir Sorokin, Michael Roes, Cees Buddingh’, Joachim Ringelnatz

De Australische schrijver John Birmingham werd geboren op 7 augustus 1964 in Liverpool, Engeland. Zie ook mijn blog van 7 augustus 2010 en eveneens alle tags voor John Birmingham op dit blog.

 

Uit: After America

„New York
“No siree, Mister President, you do not get these from pettin’ kitty cats.”
James Kipper nodded, smiling doubtfully as the slab-shouldered workman flexed his biceps and kissed each one in turn. His Secret Service guys didn’t seem much bothered, and he’d long ago learned to pick up on their unspoken signals and body language. They paid much less attention to the salvage crew in front of him than to the ruined façades of the office blocks looking down on the massive, rusting pileup in Lower Manhattan. The hard work and unseasonal humidity of Lower Manhattan had left the workman drenched in sweat, and Kipper could feel the shirt sticking to his own back.
Having paid homage to his bowling-ball-sized muscles, the workman reached out one enormous, calloused paw to shake hands with the forty-forth president of the United States. Kipper’s grip was not as strong as it once had been and had certainly never been anywhere near as powerful as this gorilla’s, but a long career in engineering hadn’t left him with soft fingers or a limp handshake. He returned the man’s iron-fisted clench with a fairly creditable squeeze of his own.
“Whoa there, Mister President,” the salvage and clearance worker cried out jokingly. “I need these dainty pinkies for my second job. As a concert pianist, don’tcha know.”
The small crush of men and women gathered around Kipper grinned and chuckled. This guy was obviously the clown of the bunch.
“A concert penis, you say?” Kipper shot back. “What’s that, some sorta novelty act? With one of those really tiny pianos?”
The groan of his media handler, Karen Milliner, was lost in the sudden uproar of coarse, braying laughter as the S&C workers erupted at the exchange. That did put his security detail a little on edge, but the man-mountain with the kissable biceps was laughing the loudest of them all, pointing at the chief executive and crying out, “This fuggin’ guy. He cracks me up. Best fuggin’ president ever.”

 

John Birmingham (Liverpool, 7 augustus 1964)

Lees verder “John Birmingham, Vladimir Sorokin, Michael Roes, Cees Buddingh’, Joachim Ringelnatz”