David Nolens, P. C. Boutens, Sally Rooney, Ellen Gilchrist, Julia Franck, Georges Bernanos, William Carleton, Cornelis Sweerts, Johann Heinrich Voß

De Vlaamse schrijver David Nolens werd geboren in Antwerpen op 20 februari 1973. Zie ook alle tags voor David Nolens op dit blog.

Uit: De kunst van het wachten

“Nadat Jack de laatste hand had gelegd aan een campagne voor de push-upslip voor mannen, die een pronte bips beloofde, ging hij woedend over zoveel banaliteit de straat op. Dat hij zich had gespecialiseerd in dit soort campagnes en dat hij daar goed zijn geld mee verdiende, was hem een doorn in het oog. Hij was inmiddels midden dertig en wat had hij bereikt? Hij was partner in een succesvol reclamebureau. Hij woonde in een mooi en ruim appartement in het centrum van Brussel. Hij was vrijgezel en werd begeerd. Als hij zijn aandeel in het agentschap zou verkopen, zou hij op voorwaarde van een sobere levensstijl kunnen rentenieren. Dit korte lijstje was de mantra waarmee hij zich steeds weer het geluk aanpraatte. Een soort rationeel geluk, louter gebaseerd op de feiten van zijn comfort. Hoe hard hij ook nadacht, hij vond geen noemenswaardig probleem dat het geluk ondergroef. Maar de pushupslip had vreemd genoeg iets in hem losgemaakt. Hij had enkele dagen voordien zelf de push-upslip aangepast en er een hele dag in rondgelopen, om zich zo in zijn product in te leven. Sindsdien was er iets veranderd. Hij had het verschrikkelijke gevoel gehad dat hij als volwassen man een luier droeg. En dat gevoel had hij niet van zich af kunnen schudden, ook niet nadat hij de push-upslip had uitgedaan. Zelfs naakt werd hij nog de dikke met siliconen gevulde stof op zijn achterwerk gewaar. ’s Nachts droomde hij van zichzelf aIs baby en overdag leek het of elke volwassene hem spottend toegrijnsde.
Vanuit die onmachtige woede ging hij, in een ruimte van mutsen, sjaals en bottines, de straat op. De eerste voorbijganger, een man met een zwart hoedje op zijn hoofd, gaf hij een klap in het gezicht, hard genoeg om zijn hand te voelen nagloeien, en vervolgens wandelde hij verder, zonder naar hem om te kijken.
Hij had zijn schaatsmuts tot ver over zijn oren getrokken en zijn handen diep in zijn zakken gestoken. Maar tegelijk was hij verheugd over wat hij had gedaan en moest hij onwillekeurig denken aan al die meisjes, die eindeloze rij blanke wichtjes met purperen lipjes die dagelijks in hun arm krasten, om het gevoel te hebben dat ze leefden. Precies dat gevoel nam ook bij Jack de overhand, met dit verschil dat hij iemand anders en niet zichzelf pijn had gedaan. Er hingen donkere wolken boven de stad en het begon zacht te druppelen. De straatwandelaars gingen gehaaster lopen, maar de man vóór hem op het voetpad hield halt en draaide zich om, waarop Jack tegen hem aanbotste.
Nog voor de man zich kon verontschuldigen, riep Jack: ‘Wat is dat toch met u?!’ Het was een deftige man, type kunstdocent. Eerst keek hij hem geschrokken aan, maar toen begon de man te lachen om Jacks absurde uitspraak en Jack besefte, alsof hij hem tot diep binnenin kon lezen, dat hij wist dat hij niet hem maar zichzelf had toegeroepen, dat hij eigenlijk had bedoeld: ‘Wat is dat toch met mij?!’

 


David Nolens (Antwerpen, 20 februari 1973)

 

De Nederlandse dichter Pieter Cornelis Boutens werd geboren in Middelburg op 20 februari 1870. Zie ook alle tags voor P. C. Boutens op dit blog.

 

In ’t huis van Smart

In ’t huis van Smart, waar ik belandde
Bij ’t jammerlijkste dansjolijt,
Zag ‘k Zorg en Ouderdom en Spijt
Dansen of zij ’t van buiten kenden.

De Tamboerijn, bij naam Ellende,
Gaf, hoog bevel, de stok respijt
In ’t huis van Smart, waar ik belandde
Bij ’t jammerlijkste dansjolijt.

In huilgezangen brak de bende
Buiten muziek en maat en tijd –
Verveeld, van angst mijzelve kwijt,
Sliep ‘k in, vóór het nog erger endde,
In ’t huis van Smart, waar ik belandde.

 

Uit: Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe

Tiende strofe (Fragment)

Die lichte god bemint de heimlijkheid
van jonge menschenzielen, in het donker
der teedre harten viert hij zijn geboorten;
en, wreede zegen zijnen uitverkoornen,
wijdt hij hun leven tot een zalige onrust,
éen wrange jeugd van onvervuld verlangen,
éen bloesem naar geluk. Verdwaasd en eenzaam
dolen zij door dit ruchtig volk waar elk
uit troeblen waan van zelfvergetelheid
puurt de openbaring van zijn poovre zelf,
en dan met loomer voet die leêge vondst
te ontloopen zoekt in altijd schaamler schijn,
tot nergens toevlucht blijft dan in den dood..
Maar zij gaan eenzaam, buiten elk verband.
Door roep van liefdeloosheid en verwijt
van zelfzucht dragen zij hun duistren schat,
levend-albasten glansdoorschenen lijven
van zulk een zuiversterke lieflijkheid
als nimmer de armoê dezer wereld kan
erkennen voor haar rijkst voldragen wonder.
Ook duldt hun jeugd den blinden kommer niet
dier goddlijk-zwangere verlorenheid,
maar doet zich zelf het smartlijkst ongelijk:
de wanhoop naar ’t ontastbaar na geluk
benijdt der anderen vreemdroode liefden,
en strekt de hand naar den gereeden beker;
maar de éene teug van overkruiden wijn
prikkelt met duur van overwakkre ellende
de moede wake van hun eeuwgen droom.

 


Pieter Cornelis Boutens (20 februari 1870 – 14 maart 1943)
Portret door Chris de Moor, 1942

 

De Ierse schrijfster Sally Rooney werd geboren op 20 februari 1991 in Castlebar. Zie ook alle tags voor Sally Rooney op dit blog.

Uit: Normal People

“After the first time they had sex, Marianne stayed the night in his house. He had never been with a girl who was a virgin before. In total he had only had sex a small number of times, and always with girls who went on to tell the whole school about it afterwards. He’d had to hear his actions repeated back to him later in the locker room: his errors, and, so much worse, his excruciating attempts at tenderness, performed in gigantic pantomime. With Marianne it was different, because everything was between them only, even awkward or difficult things. He could do or say anything he wanted with her and no one would ever find out. It gave him a vertiginous, light-headed feeling to think about it. When he touched her that night she was so wet, and she rolled her eyes back into her head and said: God, yes. And she was allowed to say it, no one would know. He was afraid he would come then just from touching her like that.
In the hallway the next morning he kissed her goodbye and her mouth tasted alkaline, like toothpaste. Thanks, she said. Then she left, before he understood what he was being thanked for. He put the bedsheets in the washing machine and took fresh linen from the hot press. He was thinking about what a secretive, independent-minded person Marianne was, that she could come over to his house and let him have sex with her, and she felt no need to tell anyone about it. She just let things happen, like nothing meant anything to her.
Lorraine got home that afternoon. Before she’d even put her keys on the table she said: Is that the washing machine? Connell nodded. She crouched down and looked through the round glass window into the drum, where his sheets were tossing around in the froth.
I’m not going to ask, she said.
What?
She started to fill the kettle, while he leaned against the countertop.
Why your bedclothes are in the wash, she said. I’m not asking.
He rolled his eyes just for something to do with his face.
You think the worst of everything, he said.
She laughed, fixing the kettle into its cradle and hitting the switch. Excuse me, she said. I must be the most permissive mother of anyone in your school. As long as you’re using protection, you can do what you want.”

 


Sally Rooney (Castlebar, 20 februari 1991)

 

De Amerikaanse schrijfster Ellen Gilchrist werd geboren op 20 februari 1935 in Vicksburg, Mississippi. Zie ook alle tags voor Ellen Gilchrist op dit blog.

Uit: Falling Through Space. The Journals of Ellen Gilchrist

“This is my home. This is where I was born. This is the bayou that runs in my dreams, this is the bayou bank that taught me to love water, where I spent endless summer hours alone or with my cousins. This is where I learned to swim, where mud first oozed up between my toes. This is where I saw embryos inside the abdomens of minnows. This is where I believed that if I was vain and looked too long into the water I would turn into a flower. This is where I learned the legend of the greedy dog. There was an old dog on a raft and he had a bone in his teeth and he looked down into the water and saw a dog carrying a bone and he dropped the one he was holding to snatch the other dog’s bone away and so lost both bones, the real and the imaginary. That’s a new bridge. The one that was here when I was small had a beautiful elaborate scaffolding on top. I thought I must be a princess, of royal blood, to have such a bridge with such a magnificent top. To have such land with so many bugs and a bayou with so many fish and mussels and gars and maybe even alligators. This is the porch that at one time ran all the way around the house. My grandfather built this house and my mother came here when she was four years old. My brother was born in that front bedroom. I was born forty miles away in a hospital and only came here three days later.
The ghost of Eli Nailor walks these halls. He was a black boy who was adopted by my great-great-grandmother when he was orphaned as a child. The woman I am named for raised him. He was the cook in this house all the days of his life and had a cabin beside the kitchen and the gardens and the henhouse and the chickenyard. This was a good life. There were never slaves here. The black people came here after the Civil War; they were free people from Natchez. Black people and white people lived and worked here in harmony. My grandfather thought of himself as an Englishman. He was tall and proud and brave and civilized.
Here is where my Aunt Roberta raised angora rabbits during the Second World War and there is the chickenhouse where I spied on the Broad Jump Pit when my brother and my cousins were training for the Olympics. This is the richest land in the world. The topsoil goes thirteen to eighteen feet in some places. You could grow anything here.”

 


Ellen Gilchrist (Vicksburg, 20 februari 1935)

 

De Duitse schrijfster Julia Franck werd geboren op 20 februari 1970 in Oost-Berlijn. Zie ook alle tags voor Julia Frank op dit blog.

Uit: Bauchlandung

“Ich knie auf dem Parkett vor dem Sofa und beobachte Luise, wie sie schläft. Sie schläft sich den Rausch ihres Geburtstags aus. Draußen Zionskirchplatz ohne Verkehr, auch von der Kastanienallee höre ich wenig. Luise schmatzt im Schlaf, ganz leise, fast unhörbar. Ich streiche über den Saum des Chiffons, der rauh ihren Hals umschließt, rieche sie, ihren vertrauten Geruch, der mich an frischgeschnittenes Gras erinnert, ziehe die rotblonde Locke aus der Falte, die sich am Hals gebildet hat, und suche die glatte Haut ihrer Wangen ab – ob sich schon im entspannten Zustand eine Spur ihrer Grübchen entdecken läßt? –, ihre Haut ist von blassen Sommersprossen übersät. Ich liebe Luise. Und noch etwas: Sie ist meine Schwester. Es klingelt, sie regt sich nicht. Als ich aufstehe, knarrt das Parkett unter meinen nackten Füßen. Über der Lehne des Sofas hängt ihr schwarzes Lederbustier, ich nehme es, der warme Geruch steigt in meine Nase, ich ziehe es an. Meine Brüste haben Platz in den Schalen, beim Gehen stoßen sie vorn an das Leder. Draußen im Flur schlüpfe ich in ihre Schuhe: leichte altmodische Schuhe mit Absätzen, die laut sind und das Parkett zerkratzen, ich drücke auf den Summer und gehe in die Küche, wo über dem Stuhl mein Kleid hängt. Ich streife es über und bemerke, daß die langen Träger des Kleides viel von dem Bustier sehen lassen, aber es ist zu spät, etwas anderes zu suchen. Ich bleibe hinter der angelehnten Tür stehen und lausche in das Treppenhaus, bis ich die Schritte auf dem letzten Absatz höre. Ich öffne. »Was machst du hier?« frage ich Olek, fast möchte ich sagen: Sie empfängt noch nicht. »Zu Luise«, sagt er hastig, er möchte zu Luise, fährt sich durch die kurzen verklebten Haare, ich lasse ihn herein, und sein nackter Arm berührt meinen. »Sie schläft noch«, sage ich und lehne mich an den Rahmen der Küchentür. »Dann weck sie, es ist wichtig, ich muß sie sehen.« »Und warum warst du dann gestern nicht da?« »Bei ihrem Geburtstag? Sie hat mich ausgeladen.« Olek möchte an mir vorbei, ich suche die zufällige Berührung, aber er weicht aus und tritt in die Küche. Der Kragen seines T-Shirts ist etwas schmuddelig, die Sonne hat seinen Nacken gerötet. Ich schließe die Wohnungstür. Sein Blick fliegt über die benutzten Gläser, die überall auf den Fensterbrettern und Regalen stehen.
Er dreht sich zu mir um, die Unruhe in seinen Augen amüsiert mich, ich muß an die zwei anderen Liebhaber denken, die gestern unter den Gästen waren und Luiseden Abend versüßt haben, bevor sie nacheinander gegangen sind. »Was ist es denn, was dich so aufregt?« frage ich mit leichtem Spott. »Der Hund, er wurde angefahren.« Olek sieht mich nicht an, ich erinnere mich, daß Luise ihm vor wenigen Tagen ihren Hund anvertraut hat, damit die Geburtstagsgäste nicht gestört würden. Er knetet seine Hände, und ich sehe die Adern an seinen Unterarmen hervortreten.“

 

 
Julia Franck (Oost-Berlijn, 20 februari 1970)

 

De Franse schrijver Georges Bernanos werd geboren in Parijs op 20 februari 1888. Zie ook alle tags voor Georges Bernanos op dit blog.

Uit: Journal d’un curé de campagne

« Mais enfin j’étais très fier d’avoir à leur parler d’autre chose que des problèmes de fractions, du droit civique, ou encore de ces abominables leçons de choses, qui ne sont en effet que des leçons de choses et rien de plus. L’homme à l’école des choses ! Et puis j’étais délivré de cette sorte de crainte presque maladive, que tout jeune prêtre éprouve, je pense, lorsque certains mots, certaines images lui viennent aux lèvres, d’une raillerie, d’une équivoque, qui brisant notre élan, fait que nous nous en tenons forcément à d’austères leçons doctrinales dans un vocabulaire si usé mais si sûr qu’il ne choque personne, ayant au moins le mérite de décourager les commentaires ironiques à force de vague et d’ennui. À nous entendre on croirait trop souvent que nous prêchons le Dieu des spiritualistes, l’Être suprême, je ne sais quoi, rien qui ressemble, en tout cas, à ce Seigneur que nous avons appris à connaître comme un merveilleux ami vivant, qui souffre de nos peines, s’émeut de nos joies, partagera notre agonie, nous recevra dans ses bras, sur son cœur.
J’ai tout de suite senti la résistance des garçons, je me suis tu. Après tout, ce n’est pas leur faute, si à l’expérience précoce des bêtes – inévitable – s’ajoute maintenant celle du cinéma hebdomadaire.
Quand leur bouche a pu l’articuler pour la première fois, le mot amour était déjà un mot ridicule, un mot souillé qu’ils auraient volontiers poursuivi en riant, à coups de pierres, comme ils font des crapauds. Mais les filles m’avaient donné quelque espoir, Séraphita Dumouchel surtout. C’est la meilleure élève du catéchisme, gaie, proprette, le regard un peu hardi, bien que pur. J’avais pris peu à peu l’habitude de la distinguer parmi ses camarades moins attentives, je l’interrogeais souvent, j’avais un peu l’air de parler pour elle. La semaine passée, comme je lui donnais à la sacristie son bon point hebdomadaire – une belle image – j’ai posé sans y penser les deux mains sur ses épaules et je lui ai dit : « As-tu hâte de recevoir le bon Jésus ? Est-ce que le temps te semble long ? – Non, m’a-t-elle répondu, pourquoi ? Ça viendra quand ça viendra. » J’étais interloqué, pas trop scandalisé d’ailleurs, car je sais la malice des enfants. J’ai repris : « Tu comprends, pourtant ? Tu m’écoutes si bien ! » Alors son petit visage s’est raidi et elle a répondu en me fixant : « C’est parce que vous avez de très beaux yeux. »
Je n’ai pas bronché, naturellement, nous sommes sortis ensemble de la sacristie et toutes ses compagnes qui chuchotaient se sont tues brusquement, puis ont éclaté de rire. Évidemment, elles avaient combiné la chose entre elles. »

 


Georges Bernanos (20 februari 1888 – 5 juli 1948)
Cover

 

De Ierse schrijver William Carleton werd geboren op 20 februari 1794 in Glogher, in het graafschap Tyrone. Zie ook alle tags voor William Carleton op dit blog.

Uit: The Emigrants Of Ahadarra

“On the drawing-room stairs there lay what had once been a carpet, but so inseparable had been their connexion that the stairs were now worn through it, and it required a sharp eye to distinguish such fragments of it as remained from the colour of the dirty boards it covered and the dust that lay on both. On entering the kitchen Peety and his little girl found thir-teen or fourteen, in family labourers and servants of both sexes, seated at a long deal table, each with a large wooden noggin of buttermilk and a spoon of suitable dimensions, dig-ging as if for a wager into one or other of two immense wooden bowls of stirabout so thick and firm in consistency that, as the phrase goes, a man might dance on it. This however was not the only picture of such enjoyment that the kitchen afforded. Over beside the dresser was turned upon one side the huge pot in which the morning meal had been made, and at the bottom of which, inside of course, a spirit of rivalry equally vigorous and animated, but by no means so harmonious’, was kept up by two dogs and a couple of pigs, which were squab-bling and whining and snarling among each other, whilst they tuned away at the scrapings or residuum that was left behind after the stirabout had been emptied out of it. The whole kitchen, in fact, had a strong and healthy smell of food—the dresser, a huge one, was covered with an immense quantity of pewter, wood, and doff; and it was only necessary to cast one’s eye towards the chimney to perceive by the weighty masses of black hung beef and the huge sides and flitches of deep yellow bacon which lined it, that plenty and abundance, even to overflowing, predominated in the family. The ” chimney brace” nrn!reqri Car out over the fireplace towards the floor, and under it on each side stretched two long nobs or chimney conisr seats, on which nearly a dozen persons could sit of a winter evening.”

 


William Carleton (20 februari 1794 – 30 januari 1869)
Cover

 

De Nederlandse dichter, liedtekstschrijver, toneelschrijver en boekhandelaar Cornelis Sweerts werd geboren in Amsterdam op 20 februari 1669. Zie ook alle tags voor Cornelis Sweerts op dit blog.

 

O welvernoegde zinnen

O welvernoegde zinnen,
Gy baart een zaligheid,
Die Minnaars niet beminnen,
Wiens vryheid neder leit.
Hoe vlieten uwe dagen,
In zoete rust voorby
Wyl haar de min doet klagen,
Van smert en razerny,
Ik wil gelyk de blinden,
Myn vryheid aan geen kroon,
Noch gulde ketens binden,
Geen goud en blinkt zo schoon.

 


Cornelis Sweerts (20 februari 1669 – 23 maart 1749)
Amsterdam, gezicht op de Dam met het stadhuis in aanbouw door Johannes Lingelbach, 1656

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Johann Heinrich Voß werd geboren op 20 februari 1751 in Sommersdorf / Mecklenburg. Zie ook alle tags voor Johann Heinrich Voß op dit blog.

 

Willkommen im Grünen!

Willkommen im Grünen!
Der Himmel ist blau,
Und blumig die Au,
Der Lenz ist erschienen!
Er spiegelt sich hell
Am luftigen Quell,
Willkommen im Grünen!
Willkommen im Grünen!
Das Vögelein springt
Auf Sproßen und singt:
Der Lenz ist erschienen!
Im säuselt der West
Ums heimliche Nest,
Willkommen im Grünen!

 

Stand und Würde

Der adliche Rat
Mein Vater war ein Reichsbaron!
Und Ihrer war, ich meine…?

Der bürgerliche Rat
So niedrig, daß, mein Herr Baron,
Ich glaube, wären Sie sein Sohn,
Sie hüteten die Schweine.

 

Schlaue Liebe

Mein Weibchen traun verschenkt’ ich nicht,
Wär’s auch erlaubt; denn Paulus spricht:
Was Ihr verschenkt, Ihr lieben Brüder,
Bekommt ihr doppelt wieder.

 


Johann Heinrich Voß (20 februari 1751 – 29 maart 1826)
Monument in Penzlin

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e februari ook mijn blog van 20 februari 2018 en eveneens mijn blog van 20 februari 2016 deel 2.

P. C. Boutens, David Nolens, Ellen Gilchrist, Julia Franck, Georges Bernanos, William Carleton, Cornelis Sweerts, Johann Heinrich Voß, Pierre Boulle

De Nederlandse dichter Pieter Cornelis Boutens werd geboren in Middelburg op 20 februari 1870. Zie ook alle tags voor P. C. Boutens op dit blog.

 

Sonnet II

Hemel, eindloos blauw lokkend zieleweiland, –
Zee, die in zon- en maanstilte of wolkdonderen
Aandrijft de veelheid der wereldsche wonderen
Wier vrije vlotte vloot bij ieder tij landt,
Zie ons, bleek menschdom, uit ons eng afzonderen
Op dit uw zielenvol dagegroen eiland,
Als slaven naar hun overzeesch en vrij land,
Wringen ons handen van vervoerings vlonderen:

Diep in een ouden droom die altijd weêrkomt,
Ligt opgetrokken aan den havenkant
Vleugelen boot waarmeê we eens zijn geland
Als zon en maan en sneeuw en regen neêrkomt, –
Tot laten einddroom wanneer ge openbreidt:
Windbreede vaart naar alle oneindigheid.

 

Sonnet VIII

Kom: ik ben enkel lust en lieflijkheid,
Een zilvervolle hof altijdig ooft,
Waar knop en bloesem eeuwge vrucht belooft,
Een levend maal op ieder uur bereid.

En waar het hart der stilte welft en spreidt,
Aardkoele woon doorluchtig overloofd,
Houdt zon en maan om Uw hoog-heerlijk hoofd
Haar gulde’ afspraken tot in eeuwigheid.

O kom: geen weet het enge steile pad
Dat door de bergen naar den wijngaard leidt,
Dan Gij alleen en die den hof geplant heeft:
God, die eens zeker komt te Zijner tijd
En streng-rechtvaardig U de tienden schat
Van vele aardsche oogsten die Hij U verpand heeft.

 

Uit: Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe

Negende strofe

Daar is niet éen die eenzaam gaat als ik,
en geen der andren draagt zijn harts geheim –
dit donker zaad dat zwelt naar lichten bloei,
dit stomme leed dat hijgt naar luid geluk –
in zulk een klem van onverbreekbaar zwijgen.
Want als een kind, in vroegste jeugd verdoold
naar een ver land, moeder en moedertaal
alleen nog weet als felbewust gemis,
ergens achter den bleeken horizon
een lang verloren onbereikbren schat;
en als zijn hart in druk van smart of vreugd
zich uit moet spreken aan een ander hart,
keert het vreemd woord in ledige echo weder,
ijdel en dood zoodra zijn mond het sprak -:
zóo, waar ik door de lichte volten dwaal
van dit ontelbaar levendschoone volk,
wenken van de overzij der dubble stilte
oogen alzijds mijn oogen als gelijken,
en mijn hart bonst in luideloozen zang;
maar als mijn schuwe groet hun nadertreedt,
en van hun lippen ruischt het helder antwoord,
dan voel ik hoe ik nimmer halen zal
den simplen aanslag van dien heemschen toon,
en ’t teedre lied blijft op mijn lippen stom…
En andren onderwijl, als duistre schimmen,
met oogen achter schaduwmom versmeuld,
sluipen en duiken door het dichtst gewoel,
en vaak benadert mij hun half gebaar
als een dof grijnzen: ‘gij zijt éen van ons’ –
en van hun lippen valt een heesch gefluister,
een taal waarin geen schepsel zingen kan,
maar waarvan iedre klank mijn hart doorpriemt
en ieder woord mijn diepste wezen schokt,
en tranen wellen, die mijn oogen branden…
O daar is geen die eenzaam gaat als ik!

 

 
Pieter Cornelis Boutens (20 februari 1870 – 14 maart 1943)
Portret door Willem van Konijnenburg, 1914

Lees verder “P. C. Boutens, David Nolens, Ellen Gilchrist, Julia Franck, Georges Bernanos, William Carleton, Cornelis Sweerts, Johann Heinrich Voß, Pierre Boulle”

P. C. Boutens, David Nolens, Ellen Gilchrist, Julia Franck, Georges Bernanos, William Carleton, Cornelis Sweerts, Johann Heinrich Voß

De Nederlandse dichter Pieter Cornelis Boutens werd geboren in Middelburg op 20 februari 1870. Zie ook alle tags voor P. C. Boutens op dit blog.

 

De ruchtige belijders van een naam

De ruchtige belijders van een naam
Zijn grif ook tot verloochenen bekwaam.
Die `t onuitspreeklijke niet leert verzwijgen,
Verslingert tussen ijdel woordgekraam.

 

Leeuwerik

Blijft gij nooit één blanke uchtend,
Leeuwrik, zingen hier beneên,
Die uw nachtlijk nest ontvluchtend
Door de zilvren neevlen heen

Vleuglings vindt de gouden wegen
Waar uw aadmen juichen wordt,
Tot uw zang in vuren regen
Naar de koele vore stort;

Zingt gij nooit de rode smarten
Van de duistre aardenacht,
Wordt het bloeden onzer harten
Wel gestelpt, maar nooit verklacht?…

In het ijle blauw verloren
Volgt mijn oog niet meer uw vlucht,
Maar uw antwoord dwaast mijn oren
Met zijn zaligend gerucht:

Steeds, uit vreugd of smart gerezen,
Heeft de ziel uw vreugd verstaan,
En tot uwe vreugd genezen,
Ons gemeen geheim geraên:

Alle smart omhooggedragen
Meerdert vreugdes gouden schat:
Slechts de vleuglen die ons schragen,
Zijn van aardes tranen nat.

 

Uit: Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe

Achtste strofe

Soms als de nachten zonder sterren zijn,
zwelt door het donker voor mijn slaaplooze oogen
een groote trage hartstochtsombre maan
en schijnt de stille wereld schemerleêg
met lichteloozen violetten gloed
en drenkt mijn weerloos hart in zwoele wanhoop
van namelooze pijnen. Want ik voel
in elken nieuwen straal die mij bestelpt,
den blik van telkens andre lang vergeten
oogen die eens vergeefs mijn liefde vroegen,
en ademkorte ontmoetingen nooit herdacht
doen éen voor éen als sombre bloemen open
haar onvergeetlijke beteekenis…
Zóo in den vollen beker van geluk
mengt liefde voor het hart dat haar belijdt
als soeverein, zijn onontkoombaar deel
van levens bitterheid, leed zoo ondraaglijk
als peilloos schoon en goddelijk noodwendig,
en leidt het binnen in haar groot heelal,
de wereld van haar onverklaard geheim
waar in de duizellichte oneindigheid
hoogheerelijke willekeur bestelt
volkomen, ondoorgrondlijk evenwicht,
en ieder onverminderd schuldig blijft
ook wat hij anderen onthouden moet.

 

 
Pieter Cornelis Boutens (20 februari 1870 – 14 maart 1943)
Portert door door Max von Seydewitz, 1923

Lees verder “P. C. Boutens, David Nolens, Ellen Gilchrist, Julia Franck, Georges Bernanos, William Carleton, Cornelis Sweerts, Johann Heinrich Voß”

William Carleton, Cornelis Sweerts, Johann Heinrich Voß, Pierre Boulle, Ludwig Steub, Johann Fr. Riederer

De Ierse schrijver William Carleton werd geboren op 20 februari 1794 in Glogher, in het graafschap Tyrone. Zie ook alle tags voor William Carleton op dit blog.

Uit: The Midnight Mass

“At the time in which the incidents contained in this sketch took place, the peasantry of Ireland, being less encumbered with heavy rents, and more buoyant in spirits than the decay of national prosperity has of late permitted them to be, indulged more frequently, and to a greater stretch, in those rural sports and festivities so suitable to their natural love of humor and amusement. Dances, wakes, and weddings, were then held according to the most extravagant forms of ancient usage; the people were easier in their circumstances, and consequently indulged in them with lighter hearts, and a stronger relish for enjoyment. When any of the great festivals of their religion approached, the popular mind, unrepressed by poverty and national dissension, gradually elevated itself to a species of wild and reckless mirth, productive of incidents irresistibly ludicrous, and remarkably characteristic of Irish manners. It is not, however, to be expected, that a people whose love of fighting is so innate a principle in their disposition, should celebrate these festive seasons without an occasional crime, which threw its deep shadow over the mirthful character of their customs. Many such occurred; but they were looked upon then with a degree of horror and detestation of which we can form but a very inadequate idea at present.
It was upon the advent of one of those festivals–Christmas–which the family of M’Kenna, like every other family in the neighborhood, were making preparations to celebrate with the usual hilarity. They cleared out their barn in order to have a dance on Christmas-eve; and for this purpose, the two sons and the servant-man wrought with that kind of industry produced by the cheerful prospect of some happy event. For a week or fortnight before the evening on which the dance was appointed to be held, due notice of it had been given to the neighbors, and, of course, there was no doubt but that it would be numerously attended.”

 

 
William Carleton (20 februari 1794 – 30 januari 1869)
Glogher

Lees verder “William Carleton, Cornelis Sweerts, Johann Heinrich Voß, Pierre Boulle, Ludwig Steub, Johann Fr. Riederer”

P. C. Boutens, Ellen Gilchrist, Julia Franck, David Nolens, Georges Bernanos, William Carleton, Cornelis Sweerts, Johann Heinrich Voß

De Nederlandse dichter Pieter Cornelis Boutens werd geboren in Middelburg op 20 februari 1870. Zie ook alle tags voor P. C. Boutens op dit blog.

 

De maan is al boven de seringen

De maan is al boven de seringen;
De stralen hellen de kruinen langs…
De nachtegaal houdt zich stil van zingen
Tot de hof verlucht staat van haar glans.

Tot de donkere tuin als een ijle beker
Tintelt vol licht, dofgouden wijn,
En als slaapwandelaars onzeker
De rozen ontwaken in de schijn…

Ik weet niet wat ik meer moet vrezen,
De nachtegaal met haar luide klacht,
Of de stille maan die droomt volrezen
Over de witte rozenpracht…

Laat doof en blind mij – ik kan niet dragen
De telkens valse dageraad…
Wanneer zal eindlijk mijn zon weer dagen,
Die alle schemerschoon verslaat?

 

Uit: Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe

Derde strofe

Ziet, in ons zijn vleesch geworden
uwer eeuwen roode begeerten,
aller tijden duistere tochten –
ziet, in ons zijn vleesch geworden
uwer kinderen witte droomen,
aller liefden zilveren bloei.

Onzer oogen vochte glanzen,
onzer handen blanke gebaren,
onzer koele zuivere borsten
zachtbesloten vlakke welving
dekken van uw wrang verlangen
’t zalig en volbloeid geheim.

Uwer moederen blonde teêrheid,
uwer vaderen donkre goedheid
vloeiden samen tot ons wezen,
en het zoetbezwijmd gedenken
eener lang geheelde wonde
werd in ons uw felle breuk.

De onuitstamelbare wanhoop
uwer onvervulde driften
riep ons uit den grooten afgrond,
de gedaanteleêge droomen
van uw aarde-ontworstlend hunkren
hebben onzen vorm gewekt.

Onerkend, maar meer en anders
dan uw lijfelijke zonen
erven van uw eêlsten rijkdom,
mogen wij reeds nu beminnen
op een goddelijker wijze
die geen wederliefde vraagt…

Ziet, in ons zijn vleesch geworden
uwer eeuwen roode begeerten,
aller tijden duistere tochten –
ziet, in ons zijn vleesch geworden
uwer kinderen witte droomen,
aller liefden zilveren bloei.

 

 
Pieter Cornelis Boutens (20 februari 1870 – 14 maart 1943)
Abdij van Middelburg

Lees verder “P. C. Boutens, Ellen Gilchrist, Julia Franck, David Nolens, Georges Bernanos, William Carleton, Cornelis Sweerts, Johann Heinrich Voß”

P. C. Boutens, Ellen Gilchrist, Julia Franck, Georges Bernanos, William Carleton, Cornelis Sweerts

De Nederlandse dichter Pieter Cornelis Boutens werd geboren in Middelburg op 20 februari 1870. Zie ook alle tags voor P. C. Boutens op dit blog.

 

 Zooals een kind

Zooals een kind, dat trouw aan moeders knie
Zegt, vóor het slapen gaat, dezelfde beê,
Elk’ avond ’t eigen woord van troost en vreê,
Napratend z’n moeder de oude litanie,
En ’t legt zijn hoofd gerust neêr en gedwee,
Al weet het niet, wat het bidt of tot wien,
Maar bad het niet, dan zou ’t zijn oog misschien
Niet luiken uit vage angst voor komend wee; –

Zoo zal mijn hart het goede blijven doen
Zonder verwachting van loon, zonder doel,
Alleen om ’t goede zelf, omdat ik voel,
Dat ’t zóo zal kunnen slapen in den nacht,
En leven tevreden, als de zon lacht
Over de bloemen van den zomernoen.

 

 Uit:Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe

Vierde strofe

De dagen lengen ongeteld tot weken;
al maanden ligt mijn schip ter reede op stroom;
en al dien tijd verkeer ik in hun stad,
een stil en onopmerklijk vreemdeling
die niemand zoekt en niemand van zich weert
en niemand aanstoot geeft. Met reede penningen
koop ik het weinige wat ik behoef,
en ding niet op hun overvragen af:
zoo won ik onbedacht hun brave hebzucht,
en niets blijkt over dat ik winnen kan;
voetstoots heeft hun verwondering aanvaard
den vreemden dwaas die niet de waarde kent
van geld en goed, wiens onbegrepen luim
hun eng-verdaaglijkscht leven doelloos deelt…
En onderwijl, als staâg en ongerept
achter den schijn van ondiep dageblauw
de groote gang der sterren zich voltrekt,
neemt hemelhoog het stille wonder stand.
Welhaast, misschien dez’ eigen avond nog
(zoo zingt het voorgevoel van mijn geduld)
spreekt zich de trage bloode droomer uit,
de jongste broeder die mij nimmer moeit,
en dien ik nauwlijks op te merken lijk…
Hij vindt zijn moeder in het schemeruur,
met oogen als diepdonkre bloemen open,
en zucht dat hij niet langer leven kan
binnen de grenzen van het oude huis,
dat hij den broederen zijn erfdeel laat
en heen zal gaan den koelen einder in
vóordat de schaamte om onverdiend geluk
zijn liefde moordt tot onverschilligheid
zoodat hij haar niet meer beminnen zou…
Met de eerste sterren komt hij stil aan boord
en zet zich zwijgend op de bleeke plecht.
Dan gaat het breede witte zeil omhoog,
en met hem keer ik naar mijn verre land.

 

 
Pieter Cornelis Boutens (20 februari 1870 – 14 maart 1943)

Lees verder “P. C. Boutens, Ellen Gilchrist, Julia Franck, Georges Bernanos, William Carleton, Cornelis Sweerts”

Pierre Boulle, Ludwig Steub, Johann Heinrich Voß, Johann Fr. Riederer, Cornelis Sweerts

De Franse schrijver Pierre Boulle werd geboren op 20 februari 1912 in Avignon. Zie ook alle tags voor Pierre Boulle op dit blog.

Uit: Le Pont de la rivière Kwaï

“-Voyons, celui-là, par exemple, dit-il s’arrêtant et en s’adressant à un malade. Qu’est ce qui ne va pas, mon garçon ? […]
-Ulcères tropicaux. Je lui ai creusé la jambe, hier…, avec un couteau ; je n’ai pas d’autre instrument. J’ai fait un trou assez gros pour y enfoncer une balle de golf, sir.
– C’est donc cela ; j’ai entendu crier hier soir, marmonna me colonel Nicholson.
– C’était cela. J’espère sauver la jambe…, mais j’en suis pas sur, ajouta-t-il à vois basse. Vous voudriez vraiment que je l’envoie sur le pont, sir ?

(…)

– Ecoutez-moi tous. Vous savez en quoi consiste l’œuvre à laquelle Sa Majesté impériale a bien voulu associer les prisonniers britanniques. Il s’agit de relier les capitales de Thaïlande et de Birmanie, à travers quatre cents milles de jungle, pour permettre le passage des convois nippons et ouvrir la route du Bengale à l’armée qui a libéré ces deux pays de la tyrannie européenne. Le nippon a besoin de cette voie ferrée pour continuer la série de ses victoires, conquérir les Indes et terminer rapidement cette guerre.”

 

Pierre Boulle (20 februari 1912 – 30 januari 1994)

Lees verder “Pierre Boulle, Ludwig Steub, Johann Heinrich Voß, Johann Fr. Riederer, Cornelis Sweerts”

Pierre Boulle, Ludwig Steub, Johann Heinrich Voß, Johann Fr. Riederer, Cornelis Sweerts

De Franse schrijver Pierre Boulle werd geboren op 20 februari 1912 in Avignon. Zie ook mijn blog van 20 februari 2009 en ook mijn blog van 20 februari 2010.

 

Uit: La planète des singes

 

„Je reste frappé de stupeur, sans réaliser encore ce qu’implique cet événement. Je suis assailli d’abord par une foule de détails triviaux, et surtout tourmenté par une question inquiétante : Comment se fait-il qu’on ne m’en avait pas avisé ? Zira ne me laisse pas le temps de protester.

« Je m’en suis aperçue, il y a deux mois, à mon retour du voyage. Les gorilles n’y avaient vu que du feu. J’ai téléphoné à Cornélius , qui a eu , lui-même , une longue conversation avec l’administrateur . Ils ont été d’accord pour juger qu’il était préférable de garder le secret. Personne n’est au courant, sauf eux et moi. Elle est dans une cage isolée et c’est moi qui m’occupe d’elle. »

Je ressens cette dissimulation comme une trahison de la part de Cornélius et je vois bien que Zira est embarrassée. 11 me semble qu’une machination est en train de se tramer dans l’ombre.

« Rassure-toi. Elle est bien traitée et ne manque de rien. Je suis aux petits soins pour elle. Jamais la grossesse d’une femelle d’homme n’a été entourée de tant de précautions. »

Je baisse les yeux comme un collégien pris en faute sous son regard narquois. Elle se force à prendre un ton ironique, mais je sens qu’elle est troublée. Certes, je sais que mon intimité physique avec Nova lui a déplu, dès l’instant qu’elle a reconnu ma vraie nature, mais il y a autre chose que du dépit dans son regard. C’est son attachement pour moi qui la rend inquiète. Ces mystères au sujet de Nova ne présagent rien de bon. J’imagine qu’elle ne m’a pas dit toute la vérité, que le Grand Conseil est au courant de la situation et que des discussions ont eu lieu à un échelon très élevé.

Quand doit-elle accoucher ?

– Dans trois ou quatre mois. »

Le côté tragi-comique de la situation me bouleverse tout d’un coup. Je vais être père dans le système de Betelgeuse . Je vais avoir un enfant sur la planète Soror, d’une femme pour laquelle je ressens une grande attirance physique, parfois de la pitié, mais qui a le cerveau d’un animal. Aucun être, dans le cosmos, ne s’est trouvé engagé dans pareille aventure. J’ai envie de pleurer et de rire en même temps.

« Zira , je veux la voir ! »

 


Pierre Boulle (20 februari 1912 – 30 januari 1994)

 

 

Lees verder “Pierre Boulle, Ludwig Steub, Johann Heinrich Voß, Johann Fr. Riederer, Cornelis Sweerts”

Pierre Boulle, Ludwig Steub, Johann Heinrich Voß, Johann Fr. Riederer, Cornelis Sweerts

De Franse schrijver Pierre Boulle werd geboren op 20 februari 1912 in Avignon. Zie ook mijn blog van 20 februari 2009.

 

Uit: Planet of the Apes (Vertaald door Xan Fielding)

 

Jinn and Phyllis were spending a wonderful holiday, in space, as far away as possible from the inhabited stars.
In those days interplanetary voyages were an everyday occurrence, and interstellar travel not uncommon. Rockets took tourists to the wondrous sites of Sirius, or financiers to the famous stock exchanges of Arcturus and Aldebaran. But Jinn and Phyllis, a wealthy leisured couple, were distinguished in their cosmos for their originality and a few grains of poetry. They wandered over the universe for their pleasure—by sail.
Their ship was a sort of sphere with an envelope—the sail—which was miraculously fine and light and moved through space propelled by the pressure of light-radiation. Such a machine, left to its own devices in the vicinity of a star (though far enough away for the field of gravity not to be too power- ful), will always move in a straight line in the opposite direction to the star; but since Jinn and Phyllis’ stellar system contained three suns that were relatively close to one another, their vessel received rays of light along three different axes. Jinn had therefore conceived an extremely ingenious method of steering. His sail was lined inside with a series of black blinds that he could roll up or unroll at will, thus changing the effect of the light-pressure by modifying the reflecting power of certain sections. Furthermore, this elastic envelope could be stretched or contracted as the navigator pleased. Thus, when Jinn wanted to increase his speed, he gave it the biggest diameter possible. It would then take the blasts of radiation on an enormous surface and the vessel would hurtle through space at a furious velocity, which made his mate Phyllis quite dizzy. He would also be overcome by vertigo, and they would then cling passionately to each other, their gaze fixed on the mysterious and distant depths to which their flight propelled them. When, on the other hand, they wanted to slow down, Jinn pressed a button. The sail would shrink until it became a sphere just big enough to contain them both, packed tightly together. The effect of the light became negligible, and this minute bubble, reduced to nothing more than its own inertia, seemed motionless, as though suspended in the void by an invisible thread. The young couple would spend rapturous idle hours in this reduced universe, erected on their own scale and for them alone, which Jinn compared to a becalmed sailing ship and Phyllis to the air bubble of the sea spider.“

 

pierre_boulle

Pierre Boulle (20 februari 1912 – 30 januari 1994)

 

De Duitse schrijver Ludwig Steub werd geboren op 20 februari 1812 in Aichach. Zie ook mijn blog van 20 februari 2009.

 

Uit: Die falsche Mutter Gottes

 

(Der Ökonom Johannes Duldenhofer zu Grünau schreibt an Herrn Lorenz Rehböckel, Oberförster zu Markwartstein:)

Grünau, den 15. September l869.

 

Lieber Freund Laurentius!

Es geht jetzt schon in den Herbst hinein und da muß ich Dir doch zu wissen tun, daß ich Deinen Brief zu Ostern richtig erhalten habe. Also Oberförster bist Du worden und geheiratet hast Du auch! Hast Dir wohl Zeit gelassen, lieber Freund, mit der Oberförsterei und mit der Hochzeit! Um so süßer wird er Dir jetzt vorkommen, der neue Stand, der Ehestand nämlich, und auch die hohe Würde und das nahrhafte Einkommen, welches ja die Herren Oberförster haben sollen. Hast es längst verdient, behaupt’ ich, eine brave Frau und eine hübsche Lebenszehrung, wobei ich mich Deiner Herzallerliebsten als Unbekannter schönstens empfohlen haben möchte.

Es muß schon lange her sein, daß ich Dir nimmer geschrieben habe, oder weißt Du’s schon, daß ich bei der letzten Wahl in der hiesigen Gemeinde Ortsvorsteher geworden bin? Auch sonst bin ich ganz ordentlich vorwärts getrippelt in den guten Zeiten. Vor zwanzig Jahren habe ich als kleiner Bauernmaler allhier meinen verehlichten Lebenslauf angefangen, hab’ aber standhaft gehaust und gespart und das kleine Anwesen nach und nach vergrößert und auf Anraten meines lieben Vetters, der schon ganz hoch in der Studi ist, schreib ich mich jetzt auf altgriechisch bereits Ökonom. In etlichen Jahren wär’s möglich, daß ich mich wieder in die deutsche Muttersprache übersetze und dann wird, so Gott will, ein »Gutsbesitzer« herausspringen. Auch in der Familie selber geht’s mir ganz gut. Meine liebe Frau, die ehemalige Lindenberger Burgel, läßt Dich und die Deinige herzlich grüßen und ist noch friedlich und freundlich wie vor und ehe.“

 

Ludwig_Steub

Ludwig Steub (20 februari 1812 – 16 maart 1888)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Johann Heinrich Voß werd geboren op 20 februari 1751 in Sommersdorf / Mecklenburg. Zie ook mijn blog van 20 februari 2009.

 

Im Hut der Freiheit stimmet an (Fragment)

 

Im Hut der Freiheit stimmet an

Voll Ernst der Freundschaft Lied!

Der ist, bei Gott! kein Ehrenmann,

Dem hier sein Herz nicht glüht!

Die Freundschaft stärkt in Freud’ und Not,

Und folgt durch Leben und durch Tod!

 

Erbarmend sah des Lebens Müh

Der Menschen Vater, schwieg,

Erschuf die Freundschaft, wog; und sieh,

Des Elends Schale stieg.

Da sprach der Vater: Es ist gut!

Und alles Leben hauchte Mut.

 

Wohltun und Wohl empfangen, lehrt

Ein allgemeiner Bund.

Im Kerker ist die Spinn’ uns wert,

Auf öder Flur ein Hund,

Ein Hühnchen, das gerufen kam,

Und Brot aus unsern Händen nahm.

 

Doch selig, teilt ein Menschenherz,

Verständig, gut und treu,

Voll Mitgefühls in Freud’ und Schmerz,

Des Lebens Mancherlei:

Ein Freund, der sanft mit Rate nützt,

Und abends traulich bei uns sitzt!

 

voss

Johann Heinrich Voß  (20 februari 1751 – 29 maart 1826)

 

De Duitse dichter en schrijver Johann Friedrich Riederer werd geboren op 20 februari 1678 in Neurenberg. Zie ook mijn blog van 20 februari 2009.

 

Als einst ein alter Herr

 

Als einst ein alter Herr ein junges Mädchen freite

und ihm sein schwacher Leib nichts Gutes prophezeite,

sprach er zu ihr: Mein Kind, Sie wird sich ja bequemen,

und wird die ehl´ge Pflicht Quartal weis von mir nehmen?

Ihr Wiederfragen war, da sie sich kaum bedacht:

Allein wie viel Quartal gibt´s dann in einer Nacht?

 

Riederer_Nuernberg

Johann Friedrich Riederer (20 februari 1678 – 25 juni 1734)
Neurenberg (geen portert beschikbaar)

 

De Nederlandse dichter, liedtekstschrijver, toneelschrijver en boekhandelaar Cornelis Sweerts werd geboren in Amsterdam op 20 februari 1669. Zie ook mijn blog van 20 februari 2008 en ook mijn blog van 20 februari 2009.

  

Op het schilderboek van de kleuren

Door den Grootkunstenaar Gerard de Lairesse. (Fragment)

 

LAiresse, door het kunstpenseel,

By d’allergrootste Kunstenaaren,

En die het beste zyn ervaaren,

Alom het hoogst geroemt, zo veel,

Of meer dan d’Oudheid, minder t’eeren

In al dat ieders oog voldoet,

Toont hoe haar kleur nu wyken moet,

Hoe hoog haar Kunst was te waardeeren.

Zyn Kleuren op het schoonst, door een,
En dan weêr zacht en mals gescheiden,

Den zin bevallig speelen leiden,

Door zyne penne, en kracht van reên,

Om dus die Kunst in top te haalen,

Door verwen, die, als Iris kleed

Gemengelt, toonen hoe gereed

Dat zonlicht spreit zyn glans en straalen

In zulk een held’ren regenboog,

Daar ’t zacht en zoet door een gedreeven,

Het schoonst de verwen weet te weeven,

Dat zelfs het allerkeurigste oog

Zich voelt, door deeze glans betov’ren,

Wyl ’t hart, verbystert en verrukt

Door ’t schoonste schoon haar ingedrukt,

Maar naau bezeft, zich laat verov’ren.

 

Sweerts

Cornelis Sweerts (20 februari 1669 – 23 maart 1749)

P. C. Boutens, David Nolens, Julia Franck, Georges Bernanos, William Carleton, Ellen Gilchrist, Pierre Boulle, Ludwig Steub, Johann Heinrich Voß, Johann Fr. Riederer, Cornelis Sweerts

De Nederlandse dichter Pieter Cornelis Boutens werd geboren in Middelburg op 20 februari 1870. Zie ook mijn blog van 20 februari 2007 en ook mijn blog van 20 februari 2008.

 

Meeuwen

 

Rond wak golfdonker in ijsblink kanaal

Sneeuwt uit het open tintelblauw

De vlucht der meeuwen, een verdoolde praal,

Met schreeuwen scheller in de gouden koû.

 

Daar, voor het wintergrauwe land,

Ruischt avondlijke zomerzee,

Vervuld geluk breekt met de branding meê:

Ik heb u weêr aan haar ontijdig strand. –

 

Dit weet ik wel van kind afaan,

Dat dood of leven nooit zoo diep verstillen zal,

Of ik zal hooren bij den avondval

Den roep der meeuwen over donkerbloede waterbaan…

 

En zal bewustzijn dan als nu

Uitschieten als een ranke plant

En vangen ver in levens land

Haar bloem in u?

 

 

Uit: Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe

 

Negende strofe

 

Daar is niet éen die eenzaam gaat als ik,

en geen der andren draagt zijn harts geheim –

dit donker zaad dat zwelt naar lichten bloei,

dit stomme leed dat hijgt naar luid geluk –

in zulk een klem van onverbreekbaar zwijgen.

Want als een kind, in vroegste jeugd verdoold

naar een ver land, moeder en moedertaal

alleen nog weet als felbewust gemis,

ergens achter den bleeken horizon

een
lang verloren onbereikbren schat;

en als zijn hart in druk van smart of vreugd

zich uit moet spreken aan een ander hart,

keert het vreemd woord in ledige echo weder,

ijdel en dood zoodra zijn mond het sprak -:

zóo, waar ik door de lichte volten dwaal

van dit ontelbaar levendschoone volk,

wenken van de overzij der dubble stilte

oogen alzijds mijn oogen als gelijken,

en mijn hart bonst in luideloozen zang;

maar als mijn schuwe groet hun nadertreedt,

en van hun lippen ruischt het helder antwoord,

dan voel ik hoe ik nimmer halen zal

den simplen aanslag van dien heemschen toon,

en ’t teedre lied blijft op mijn lippen stom…

En andren onderwijl, als duistre schimmen,

met oogen achter schaduwmom versmeuld,

sluipen en duiken door het dichtst gewoel,

en vaak benadert mij hun half gebaar

als een dof grijnzen: ‘gij zijt éen van ons’ –

en van hun lippen valt een heesch gefluister,

een taal waarin geen schepsel zingen kan,

maar waarvan iedre klank mijn hart doorpriemt

en ieder woord mijn diepste wezen schokt,

en tranen wellen, die mijn oogen branden…

O daar is geen die eenzaam gaat als ik!

 

BoutensVanDeyssel

Pieter Cornelis Boutens (20 februari 1870 – 14 maart 1943)
Boutens, hier met Lodewijk van Deyssel (links), 1925

 

De Vlaamse schrijver David Nolens werd geboren in Antwerpen op 20 februari 1973. Zie ook mijn blog van 20 februari 2008.

 

Uit: Stilte en melk voor iedereen

 

Mijn man geeft de voorkeur aan een appartement dat volledig in het wit is ingericht, terwijl ik zo graag met kleuren wil spelen. Altijd kantelt het onzegbare in de banaliteit van het zegbare, behalve in de po
ëzie, zegt men, maar daar ben ik niet geheel van overtuigd. In Oostende wil ik schoenen kopen. Thuis hebben we een vijgenboom staan en voor het eerst bloeit die. Mijn man zegt niet aan sport te willen doen, omdat hij de beweging van zijn immense lichaam niet verdraagt. Hij is ook niet competetief ingesteld en heeft niet één bijzonder talent, behalve misschien zijn absolute geheugen, maar dat is dan weer eerder een last dan een voordeel. Hij wil niet in het water. Terwijl ik zwem, knijp ik de melk uit mijn borst en bedenk hoe de homeopathie leert dat één druppel in een watermassa volstaat om de eigenschappen van het water drastisch te veranderen. Ik hoop op een jongen van zestien die zich aan me vergaapt. Wie zou ik geworden zijn als ik lelijk was? Het is immers een hele opdracht om de schoonheid binnen in jezelf te zoeken, te vinden en te bewaren. Mijn schoonheid voelt aan als een lichte dans.’

 

Nolens

David Nolens (Antwerpen, 20 februari 1973)

 

De Duitse schrijfster Julia Franck werd geboren op 20 februari 1970 in Oost-Berlijn. Zie ook mijn blog van 20 februari 2007 en ook mijn blog van 20 februari 2008.

 

Uit: Liebediener

 

“Von der Straße her hörte ich das ungeduldige Vor- und Zurücksetzen eines Autos. Als ich meinen Briefkasten öffnete, fiel mir ein Stapel Werbezettel entgegen. Und nachdem ich die Zeitung nicht gefunden hatte, sie auch auf keinem der anderen Kästen oder dem Boden liegen sah, wollte ich zurück in meine Wohnung. Dort stand noch mein Fahrrad. Es war Mitte April, Ostern, und ich war auf

dem Weg zur Familie meines Bruders, die im Treptower Park hinter dem Ehrendenkmal Eier verstecken wollte.

Ich war spät dran. Es ärgerte mich, daß die Zeitung wieder geklaut war, und ich hatte nicht zum ersten Mal meine Nachbarin Charlotte im Verdacht, von der ich wußte, wie gerne sie mal etwas mitnahm, das ihr nicht gehörte (die Diebin). Ich knüllte die Werbezettel zusammen und warf sie in den Karton, der unter den Briefkästen stand.

Um in meine Wohnung zu gelangen, mußte ich vom Hausflur noch einmal auf die Straße treten. Wie die meisten Kellerwohnungen hatte sie den Eingang an der Vorderfront des Hauses, und eine schmale Treppe führte zu ihr hinab.

Die Kastanienallee war leergefegt. Genau vor meiner Tür, im Schatten des Hauses, den die Morgensonne warf, entdeckte ich ein nagelneues, zumindest glänzendes, kleines rotes Auto, in dem ein Mann saß, der sich abmühte, aus seiner Parklücke zu kommen. Ich nehme an, es war ein Ford, in dem er saß, so gut kenne ich mich mit Autos nicht aus, er stieß immer wieder an die Stoßstangen der Wagen vor und hinter ihm. In meiner Erinnerung hat er mittelblondes bis dunkles Haar, aber ich bin mir nicht mehr sicher, ich kann mir nicht mehr sicher sein.”

 

JuliaFranck

Julia Franck (Oost-Berlijn, 20 februari 1970)

 

De Franse schrijver Georges Bernanos werd geboren in Parijs op 20 februari 1888. Zie ook mijn blog van 20 februari 2007.

Uit: Monsieur Ouine

 “Au fond, pense Philippe, leur nature m’embête. Je n’ai jamais aimé que les routes. La route, elle, sait ce qu’elle veut. Non pas demain : aujourd’hui. Aujourd’hui même. » « Aujourd’hui…, répète-t-il en hâtant le pas, comme enivré. Aujourd’hui même ! » La belle route ! La chère route ! Vertigineuse amie, promesse immense! L’homme qui l’a faite de ses mains pouce à pouce, fouillée jusqu’au coeur, jusqu’à son coeur de pierre puis enfin polie, caressée, ne la reconnaît plus, croit en elle. La grande chance, la chance suprême, la chance unique de sa vie est là, sous ses yeux, sous ses pas, brèche fabuleuse, déroulement sans fin, miracle de solitude et d’évasion, arche sublime lancée vers l’azur. Il l’a faite, il s’est donné à lui-même ce jouet magnifique et, sitôt qu’il a foulé la piste couleur d’ambre, il oublie que son propre calcul en a tracé d’avance l’itinéraire inflexible. Au premier pas sur le sol magique arraché par son art à l’accablante, à la hideuse fertilité de la terre, nu et stérile, bombé comme une armure, le plus abandonné reprend patience et courage, rêve qu’il est peut-être une autre issue que la mort à son âme misérable… Qui n’a pas vu la route à l’aube, entre ces deux rangées d’arbres, toute fraîche, toute vivante, ne sait ce que c’est que l’espérance. « Aujourd’hui, répète encore Philippe, aujourd’hui même… »

 

bernanos

Georges Bernanos (20 februari 1888  – 5 juli 1948)

 

De Ierse schrijver William Carleton werd geboren op 20 februari 1794 in Glogher, in het graafschap Tyrone. Zie ook mijn blog van 20 februari 2007.

Uit: Traits and Stories of the Irish Peasantry (The Hedge School)

The opinion, I know, which has been long entertained of Hedge Schoolmasters, was, and still is, unfavourable; but the character of these worthy and eccentric persons has been misunderstood, for the stigma attached to their want of knowledge should have rather been applied to their want of morals, because, on this latter point only were they indefensible. The fact is, that Hedge Schoolrnasters were a class of men, from whom morality was not expected by the peasantry; for, strange to say, one of their strongest recommendations to the good opinion of the people, as far as their literary talents and qualifications were concerned, was an inordinate love of whiskey, and if to this could be added a slight touch of derangement, the character was complete.

On once asking an Irish peasant, why he sent his children to a schoolmaster who was notoriously addicted to spiritous liquors, rather than to a man of sober habits who taught in the same neighbourhood, “Why do I sind them to Mat Meegan, is it?” he replied—”and do you think, Sir,” said he, “that I’d sind them to that dry-headed dunce, Mr. Frazher, wid his black coat upon him and his caroline hat, and him wouldn’t taste a glass of poteen wanst in seven years. Mat, Sir, likes it, and teaches the boys ten times betther whin he’s dhrunk nor whin he’s sober; and you’ll never find a good tacher, Sir, but’s fond of it. As for Mat, when he’s half gone, I’d turn him agin the county for deepness in larnin; for it’s thin he rhimes it out of him, that it would do one good to hear him.”

“So,” said I, “you think that a love of drinking poteen is a sign of talent in a schoolmaster.”

 

William_Carleton

William Carleton (20 februari 1794 – 30 januari 1869)

 

De Amerikaanse schrijfster Ellen Gilchrist werd geboren op 20 februari 1935 in Vicksburg, Mississippi. Op 19-jarige leeftijd trouwde zij voor de eerste keer. Drie huwelijken volgden die allemaal uitliepen op een scheiding. In 1967 behaalde zij een „Bachelor of Arts“ in filosofie aan het Millsaps College in Jackson. In 1976 begon zij aan een postgraduate-studie aan de University of Arkansas in Fayetteville en begon zij ook met het schrijven. Na een dichtbundel verschenen in rap tempo romans en verhalen die voor een groot deel in het zuiden spelen. Zij kreeg voor haar werk o.a. de American Book Award (1984) en de O. Henry Short Story Award (1995).

 

Uit: I, Rhoda Manning, Go Hunting with My Daddy

 

„If I was mad about something I never stopped thinking about it and telling my mother it wasn’t fair. My mother didn’t like to live the fast hot life my father lived. She was from the Delta and liked to dress up and have servants and practice French and go to the Episcopal church. She didn’t like to go outside and get her shoes dirty and have any bug bites on her. She was teaching me to make doll clothes and read books and say my catechism and cook and write letters to our relatives and have a dollhouse on the back porch and make doll furniture out of cardboard boxes. She couldn’t understand why I wanted to go hunting but she felt sorry for me for being left out and she told them so.

“She can’t even shoot,” Dudley said.

“We’ll have to show her how,” Daddy said. “Come on, Son. Bring the BB gun and let’s go out back and find a bale of hay.” He could not resist showing someone how to do something they didn’t know how to do and it never occurred to him that we were too young to learn anything. He thought we were perfect, to tell the truth, despite my being “hardheaded” and “a tough nut to crack.” It was Sunday afternoon and they put on my boots and we all went out to the pasture and Dudley pushed a bale of hay into place and pinned an oilcloth target to it.“

ellen-gilchrist

Ellen Gilchrist (Vicksburg, 20 februari 1935)

 

De Franse schrijver Pierre Boulle werd geboren op 20 februari 1912 in Avignon. Na zijn opleiding tot electricien trok hij naar Het Verre Oosten en tijdens WO II vocht hij in het vrije Franse leger in China, Birma en Indonesië. In zijn beroemdste boek De Brug over de Rivier Kwai uit 1952 verwerkte hij zijn ervaringen, vooral zijn krijgsgevangenschap. In 1944 kon hij vluchten. Een ander beroemd boek van hem is De Apenplaneet uit 1957.

Uit: Die Brücke am Kwai  (Vertaald door Gottfried Beutel)


“Nachdem das Oberkommando Befehl gegeben hatte, die Waffen niederzulegen, war von einer Gruppe junger Offiziere seines Regiments ein Plan ausgearbeitet worden, wie man die Küste erreichen, sich einiger Schiffe bemächtigen und in Richtung auf die holländischen Inseln segeln könnte. Doch Oberst Nicholson hatte, bei aller Anerkennung ihrer Begeisterung und ihres Mutes, diesen Plan mit allen ihm noch zur Verfügung stehenden Mitteln bekämpft.
Zuerst versuchte er, sie zu überzeugen. Er setzte ihnen auseinander, daß dieser Versuch in krassem Ge
gensatz zu den erhaltenen Befehlen stehe. Der Oberkommandierende hatte für die gesamten malaiischen Gebiete die Kapitulation unterzeichnet, kein Untertan Seiner Majestät konnte sich ihr entziehen, ohne einen Akt des Ungehorsams zu begehen. Für sich selbst sah der Oberst nur eine mögliche Verhaltensweise: er mußte an Ort und Stelle abwarten, bis ein höherer japanischer Offizier kam, um seine und seiner Truppen Übergabe entgegenzunehmen. „Welch ein Beispiel gäbe man der Truppe”, sagte er, „wenn ihre Vorgesetzten sich pflichtwidrig verhielten!”
Seine Argumente wurden von der Stärke und dem Nachdruck unterstützt, die sein Blick in Stunden schwerer Entscheidungen annahm. Seine Augen hatten die Farbe des Indischen Ozeans bei schönem Wetter, und sein immer ruhiges Gesicht war das Abbild einer Seele, die keine Gewissensqualen kennt. Er trug den rotblonden Schnurrbart friedfertiger Helden, und der rötliche Schimmer seiner Haut zeugte von einem reinen Herzen, das über eine untadelige, kräftige und regelmäßige Blutzirkulation herrschte.“

 

pierre_boulle

Pierre Boulle (20 februari 1912 – 30 januari 1994)

 

De Duitse schrijver Ludwig Steub werd geboren op 20 februari 1812 in Aichach. Hij studeerde filosofie, filologie en rechten. Van 1863 tot 1880 werkte hij als notaris in München. De achtergrond in zijn werk vormde meestal Tirol of het Alpenland. Er valt soms een antiklerikale toon in te bespeuren die zich richt tegen een zelfgenoegzaam katholicisme.

 

Uit: Das Gnadenbild auf dem Weißenstein in Tirol

„In unserm Dörfchen, das sonst nur von der lebhaften Durchfuhr einige Bewegung erhält, herrscht seit längerer Zeit eine eigenthümliche Aufregung. Die Veranlassung hierzu gab ein Gnadenbild, dessen Geschichte wir gerne erzählen wollen:

Vor langen Zeiten also entstand auf einem nahe gelegenen gegen fünftausend Fuß hohen Berge, welcher eine herrliche Aussicht bietet, die Wallfahrt zu unserer lieben Frau auf dem Weißenstein. Ein frommer Bauer hatte nämlich auf höhere Eingebung an einer Stelle, die ihm die heilige Jungfrau selbst bezeichnet, sein Grabscheit eingestochen und ein Marienbild aus weißem Marmor gefunden. Wer dasselbe dorthin vergraben, ist bisher noch nicht erkundet worden, dürfte auch kaum mehr zu erfahren seyn, da seitdem schon dreihundert Jahre vorübergegangen sind. Das Wunder zog das Volk mächtig an, es entstand eine Kirche, die Andacht wuchs mit jedem Tage und die Wallfahrt wurde landberühmt. Das reichliche Opfer, das da zu fallen kam, überzeugte allmälig auch die Priesterschaft, welch’ herrlichen Gnadenschatz der Himmel in dieser windigen Höhe eröffnet; die Anfangs kleinen Gebäude wurden immer vergrößert und endlich im Jahre 1718 ward das neuerbaute stattliche Kloster dem Serviten-Orden übergeben.“

 

ludwig_steub_portrait

Ludwig Steub (20 februari 1812 – 16 maart 1888)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Johann Heinrich Voß werd geboren op 20 februari 1751 in Sommersdorf / Mecklenburg. Nadat hij de stadsschool in Penzlin en de Latijnse school in Neubrandenburg bezocht had moest hij uit armoede werken als huisleraar. De uitgever van de »Göttinger Musenalmanachs« zijn latere zwager Heinrich Christian Boie nodigde hem naar aanleiding van een inzending van gedichten uit om in Göttingen te gaan studeren. Voß studeerde eerst theologie, maar ruilde dat vak al snel in voor filologie. Hij stond in betrekking met veel groten uit zijn tijd: Boie, Hölty, Bürger, Miller, de gebroeders Stolberg, Klopstock, Claudius, Lessing, Campe, Bode en Carl Philipp Emanuel Bach, vanaf 1802 ook met Goethe. Meer nog dan door zijn eigen werk is Voß de Duitse
literatuurgeschiedenis ingegaan als groot vertaler van de klassieke Griekse en Latijnse literatuur

 

Uit: Luise (Fragment)

 

Draußen in luftiger Kühle der zwei breitlaubigen Linden,

Die, von gelblicher Blüthe verschönt, voll Bienengesurres,

Schattend der Mittagsstub’, hinsäuselten über das Moosdach,

Hielt der redliche Pfarrer von Grünau heiter ein Gastmahl,

Seiner Luise zur Lust, hausväterlich prangend im Schlafrock.

Sechs Schilfsessel umstanden den Steintisch, welche der Hausknecht

Heimlich geschnitzt, als Ehrengeschenk, zu der Jungfer Geburtstag,

Gastliche; doch für den Herrn ein wohlansehnlicher Lehnstuhl.

Sorglos saß nach dem Mahle der Greis fort, sich und die Andern

Mit lehrreichem Gespräch zu erfreun und mancher Erzählung.

Küchlein, zahm wie die Mutter, das Perlhuhn, pickten der Jungfrau

Brot aus der Hand; weil ferne der trotzige Hahn mit den Weibern

Harrte des Wurfs, und die Taube vom Dach, und der kollernde Puter.

Nachbarlich dort im Schatten des blüthendoldigen Flieders

Nagte des Festmahls Knochen Packan, und murrete seitwärts

Gegen die lauernde Katz’, und schnappte sich sumsende Fliegen.

Aber Mama, sanftlächelnd der wohlbekannten Erzählung,

Zupfte geheim Luisen, die neben ihr saß, an dem Aermel,

Neigt’ ihr nahe das Haupt und begann mit leisem Geflüster:

 

Voss

Johann Heinrich Voß  (20 februari 1751 – 29 maart 1826)

 

De Duitse dichter en schrijver Johann Friedrich Riederer werd geboren op 20 februari 1678 in Neurenberg. Riederer werkte voornamelijk als koopman, o.a. in Frankrijk en Oostenrijk, maar werd vooral bekend als schrijver onder het pseudoniem IriFloR.

 

Die vierdte Satyra

Von den Liebes-Romanen. (Fragment)

 

O Bruder! säume nicht tritt her, du hast es fug,

Ließ diesen Paragraphum, das ist ein stattlich Buch,

Ich sitz mit tausend Lust den gantzen Tag schon drüber,

Welch eine Zierlichkeit! die Augen geh’n mir über,

Polantho dauret mich, ihm mangelt der Genuß,

Da Er Aspasien vergeblich fällt zu Fuß,

Die sich auf keine Weiß zur Liebe läst bewegen,

Weil er die Kunst nicht kan Ihr Feuer zu erregen,

Da Sylvia doch nicht so vor Pollandern ist,

Den sie bey brennenden und duncklen Kertzen küßt.|<23>

Und ihm Umarmungen und Zärtlichkeiten gönnet,

Darüber Er sich recht von Hertzen glücklich nennet

Sieh doch die Kupffer wohl, besonders den Roman,

Die netten Arien und Poësien an,

Ist der Materie nach im Umkreiß da und dorten

Was nett und artiger auch je geschrieben worden? 

 

nuernberg

Johann Friedrich Riederer (20 februari 1678 – 25 juni 1734)
Neurenberg (geen portert beschikbaar)

 

De Nederlandse dichter, liedtekstschrijver, toneelschrijver en boekhandelaar Cornelis Sweerts werd geboren in Amsterdam op 20 februari 1669. Zie ook mijn blog van 20 februari 2008.

Zielzuchten van een boetvaardige

 

Wanneer ik overweeg

Mijn zwakheen en elendigheden,

Hoe dikwyls heb ik overtreden!

Hoe werd ik t’elkens noch bestreden,

En schijn van alle deugden leeg.

Ik ben een worm helaas! van stof en aard’

En zulk een redelycke ziel onwaard

Als Godt my heeft gegeven,

Om heiliglyk to leeven.

 

Sweerts

Cornelis Sweerts (20 februari 1669 – 23 maart 1749)