Frank Norbert Rieter, Anna Enquist, Laurent Binet, Ghayath Almadhoun, Jean-Pierre Faye, Lucas Malan, Dom Moraes, Gottfried Keller, Dolce far niente

Dolce far niente – Bij de Nijmeegse Vierdaagse

 

Vierdaagse intocht Via Gladiola door Ingrid Claessen, 2013


Geen gedicht

Ik wilde de vierdaagse vangen
het wandelen grijpen in een vers
De ziel beschrijven van de feesten
zonder de woorden bier en blaren
te gebruiken, dat ik kon schrijven
van de mensen, al de dagen en het ritme
van de tocht, zonder herrie of gedruis
dat wat zou blijven, de ervaring
van die tocht naar alle windstreken
en het bewegen door de straten
als het stromen van de Waal
ik kreeg blaren op mijn vingers
door het schrappen en het strepen
vond geen woorden voor de mars,
noch voor het zingen langs de lanen
of het verkoeveren in de luwte van de brug
de zon looide mijn lege hoofd
bier verkoelde mijn ingewanden
de feesten masseerden mijn gemoed
na vier dagen legde ik mijn pen neer
en kocht voor mijzelf een gladiool

 

Frank Norbert Rieter (Nijmegen, 16 juni 1973)
De intocht van de Vierdaagse in Nijmegen


De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Enquist werd geboren op 19 juli 1945 in Amsterdam als Christa Boer. Zie ook alle tags voor Anna Enquist op dit blog.

Uit: Want de avond

“Niets blijft hetzelfde, denkt Jochem terwijl hij langzaam om zijn as draait en zijn blik over het nieuwe atelier laat gaan. Alles verandert, hoe je je ook inspant om de oude situatie in stand te houden. Ik heb ramen, al verberg ik ze achter de elegante lamellen van de modieuze zonwering, zodat ik me in het half ondergrondse hok kan wanen waar ik me thuis voelde. Ik heb witgesausde muren, onbekraste planken, roestvrijstalen werkbladen en keurige kasten met schuifdeuren. Daar vecht ik tegen, gewapend met de troep die ik heb meegenomen: bemorste lijmpannen met aangekoekte strepen, beitels met versleten handgrepen, stokoude mallen en vieze lappen. Om het nieuwe teniet te doen leg ik het oude overal neer. Maar hetzelfde is het niet. De zoldering is hoger, de tl-buizen zijn feller. Boven de werkbank hangt een beweegbare operatielamp. In de lade, die nog net zo moeizaam opengaat als vroeger, liggen de tandartsspiegeltjes en de haken om de f-gaten mee binnen te komen tussen smerige penselen en brokjes hars.
Het atelier heeft een L-vorm en aan het einde van de korte poot lijkt het wel een huisje. Een aanrecht met elektrische plaatjes en een koffiemachine, wc en douche achter een ondoorzichtige glazen wand. Een bank waarop je zou kunnen slapen, een keukentafel met gebruikte kopjes en een suikerpot. Het huiselijke gedeelte is van het atelier gescheiden door een hoge kast. Aan de keukenkant is die volgestouwd met vaatwerk, opgevouwen handdoeken en kleding. Aan de werkzijde zijn de planken gevuld met glazen potten om lak in te bewaren, met tijdschriften over vioolbouw in verschillende talen en met dozen vol noodzakelijke prullen en spullen: sourdines, kammen, snaren, stemknoppen, schoudersteunen. Het ziet er al lekker vol uit, ziet hij met tevredenheid.
Hij knipt de operatielamp aan en kijkt naar een viool die in een wiegje van schuimrubber op de werkbank ligt. Wat is er met je, mag ik even naar je kijken? Hij is een vriendelijke kinderarts. Niet bang zijn, het doet geen pijn en het licht is alleen maar fel om beter te kunnen zien. Voorzichtig tokkelt hij met zijn duim de snaren aan, een voor een. Goed zo. Op de ene schouder van het instrument is de lak weggesleten. De kam staat niet goed recht en ziet eruit of hij zomaar kan omklappen.”

Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)


De Franse schrijver Laurent Binet werd geboren in Parijs op 19 juli 1972. Zie ook alle tags voor Laurent Binet op dit blog.

Uit:De zevende functie van taal (Vertaald door Liesbeth van Nes)

“In de Flore zien ze een blond vrouwtje naast een man zitten die loenst achter dikke brillenglazen en nogal ziekelijk oogt, zijn kikkerhoofd zegt Bayard wel iets, maar voor hem zijn ze niet gekomen. Bayard ontdekt mannen van onder de dertig en spreekt hen aan. Het zijn voor het grootste deel gigolo’s die hier iemand proberen op te pikken. Kenden ze Barthes? Allemaal. Bayard ondervraagt hen een voor een terwijl Simon Herzog Sartre vanuit zijn ooghoeken in de gaten houdt: hij ziet er helemaal niet gezond uit en blijft maar hoesten, terwijl hij trekjes van zijn sigaret neemt. Françoise Sagan klopt hem bezorgd op zijn rug. Een jonge Marokkaan is de laatste die Barthes heeft gezien, op het moment dat de grote criticus in onderhandeling was met een nieuweling, zijn naam kent hij niet, maar ze zijn met zijn tweeën vertrokken, hij weet niet wat ze hebben gedaan, waar ze naartoe zijn gegaan of waar hij woont, maar waar hij die avond te vinden is weet hij wel: in Bains Diderot, een sauna bij het Gare de Lyon. ‘Een sauna?’ zegt Simon Herzog verbaasd, als er een fanaticus met een sjaal binnenkomt en tegen niemand in het bijzonder begint te roepen: ‘Kijk nou toch eens naar die koppen! Die hebben niet lang meer te gaan! Luister goed, een burger moet regeren of sterven, en zo is het! Drink! Drink uw Fernet op de gezondheid van uw maatschappij! Profiteer, profiteer! Verjaag! Takel af! Leve Bokassa!’ Een paar gesprekken vallen stil, de stamgasten bekijken de nieuwkomer met een droefgeestige blik, de toeristen proberen te genieten van de attractie zonder goed te begrijpen wat die precies inhoudt, maar de obers blijven drankjes serveren alsof er niets aan de hand is. Overdreven theatraal met zijn arm zwaaiend richt de profeet met de sjaal zich tot een imaginaire persoon en roept zegevierend uit: ‘Het is niet de moeite om te rennen, kameraad, de oude wereld ligt vlak voor je!’
Bayard vraagt wie dat is, de gigolo zegt dat het Jean-Edern Hallier is, een soort aristocratische schrijver die vaak herrie trapt en beweert dat hij minister wordt als Mitterrand volgend jaar wint. Bayard merkt de omgedraaide v van de mond op, de schitterende blauwe ogen, het voor aristocraten of mensen uit de hogere burgerij typische accent, dat grenst aan een spraakgebrek. Hij gaat verder met de ondervraging: wat is dat voor iemand, die nieuweling? De jonge Marokkaan beschrijft een Arabier met een zuidelijk accent, een oorringetje en haar dat in zijn gezicht hangt. Nog steeds luidkeels geeft Jean-Edern hoog op van de verdiensten van de ecologie, de euthanasie, de piratenzenders en de Metamorphosen van Ovidius, van de hak op de tak. Simon Herzog kijkt naar Sartre die naar Jean-Edern kijkt. Als Jean-Edern merkt dat Sartre daar zit, gaat er een huivering door hem heen. Sartre staart peinzend naar hem. Als een simultaantolk fluistert Françoise Sagan in zijn oor.”

Laurent Binet (Parijs, 19 juli 1972)


De Zweeds – Palestijnse dichter, toneelschrijver, journalist en literair criticus Ghayath Almadhoun werd geboren op 19 juli 1979 in Damascus. Zie ook alle tags voor Ghayath Almadhoun op dit blog.

How I became…

Her grief fell from the balcony and broke into pieces, so she needed a new grief. When I went with her to the market the prices were unreal, so I advised her to buy a used grief. We found one in excellent condition although it was a bit big. As the vendor told us, it belonged to a young poet who had killed himself the previous summer. She liked this grief so we decided to take it. We argued with the vendor over the price and he said he’d give us an angst dating from the sixties as a free gift if we bought the grief. We agreed, and I was happy with this unexpected angst. She sensed this and said ‘It’s yours’. I took it and put it in my bag and we went off. In the evening I remembered it and took it out of the bag and examined it closely. It was high quality and in excellent condition despite half a century of use. The vendor must have been unaware of its value otherwise he wouldn’t have given it to us in exchange for buying a young poet’s low quality grief. The thing that pleased me most about it was that it was existentialist angst, meticulously crafted and containing details of extraordinary subtlety and beauty. It must have belonged to an intellectual with encyclopedic knowledge or a former prisoner. I began to use it and insomnia became my constant companion. I became an enthusiastic supporter of peace negotiations and stopped visiting relatives. There were increasing numbers of memoirs in my bookshelves and I no longer voiced my opinion, except on rare occasions. Human beings became more precious to me than nations and I began to feel a general ennui, but what I noticed most was
that I had become a poet.

Vertaald door Catherine Cobham

Ghayath Almadhoun (Damascus, 19 juli 1979)


De Franse schrijver en filosoof Jean-Pierre Faye werd geboren in Parijs op 19 juli 1925. Zie ook alle tags voor Jean-Pierre Faye op dit blog.

Droit de suite

I
Où monte la crête de montagne
au-dessus des pentes, par
delà l’intervalle
la cassure pleine de son
drainant les échos
vers le soir de fumier et d’insectes et l’odeur de minerai
l’arête de parpaing effritée ou la longue mâchoire de poils
la chaleur lente d’animal le rouge rouillé de la plante
à ce point de soir et de terre, où
convergent les aines et les jambes

où se mêlent sens et son
le goût de fadeur et de fibre
les tiges à hauteur de ventre
le plomb du jour le ton de l’écoute
le gris des mains la mollesse des veines
le sang tombé dans le fond du poignet
la peau fermée et l’impasse des mains
la voix réunie la fonction de fer
le battement de l’artère saignée
le chaud d’aisselle le sel de l’étain
le métal vénéneux à ciel ouvert
la jambe ouverte l’eau de la langue

où ceci est noué et séparé
attaché et tiré

Ghayath Almadhoun (Damascus, 19 juli 1979)

 

De Zuidafrikaanse dichter Lucas Cornelis Malan werd geboren in Nylstroom op 19 juli 1946. Zie ook alle tags voor Lucas Malan op dit blog

Selfportret

Rembrandt van Rijn het hierdie genre vervolmaak.
Hy van die Jodenbreestraat wat só vaardig, keer
op keer vleiende protrette van die rykes kon maak,
het tegelyk sy slag daarmee op homself gekeer.

Soveel keer so het hy dit weergegee: die trotse figuur
van ‘n jonkheer wat swierig geklee staan en pronk;
sy mooi gelaat hooghartig voor dié wat hom begluur
in sy glansende verfgewaad. Skilderagtig jonk.

Vat nou enige van daardie veeltal as eksemplaar
en gaan kyk hoe dit met die laaste twee vergelyk:
Dié gee ons ‘n droewe ou man wat na aan trane lyk.
Daar is niks. Net verdigte verdriet wat na buite staar.

Kyk nou die eie albums deur. Let op die gesig, die lyf.
Hoe meesterlik word jý in die Rembrandt-styl herskryf.

 

Self-portait

This genre was perfected by Rembrandt van Rijn
of Jodenbree Street who so deftly drew
flattering portraits on canvas time and again,
firstly of the wealthy, then his own likeness too.

He painted so often that proud figure there
of a preening nobleman, clothes richly hung
on his haughty frame, eyes holding all who stare
at his lustrously rendered attire. Picturesquely young.

Now, as an example, take the final two,
comparing them with any one of those:
There find a pitiful old man so close
to tears. Just concentrated sorrow confronting you.

Page through your own albums now. Note the face and profile.
How masterfully you are recreated in the Rembrandt style.

 

Vertaald door Charl J.F. Cilliers & Lucas Malan

Lucas Malan (19 juli 1946 – 15 april 2010)


De Indiase dichter en schrijver Dominic Francis Moraes werd geboren op 19 juli 1938 in Bandra. Zie ook alle tags voor Dom Moreas op dit blog.

A Room by the Sea

Will, like the fingers of an empty glove.
A table weighed with silence like a parting.
The sea outside. And a shoe filled with nothing,
Looking for a foot that took its leave.

A fortress of restraint moved by two feet.
Almost books. And a glass without a use.
A bit of old air: two years, perhaps, since it
Refused to go out, and stayed here for always.

And suddenly a seawind feels me
As women feel the cloth in a store;
Is he good, will he wash well in the laundry?

Later I wove a flag of doubt once more.
I hung it up, and looked outside to find
How it clatters, moving in the wind.

 

Architecture

The architecture of an aunt
Made the child dream of cupolas,
Domes, other smoothly rounded shapes.
Geometries troubled his sleep.

The architecture of young women
Mildly obsessed the young man:
Its globosity, firmness, texture,
Lace cobwebs for adornment and support.

Miles from his aunt, the old child
Watched domes and cupolas defaced
In a hundred countries, as time passed.

A thousand kilometres of lace defiled,
And much gleaming and perfect architecture
Flaming in the fields with no visible support.

Dom Moraes (19 juli 1938 – 2 juni 2004)

 

De Zwitserse schrijver Gottfried Keller werd geboren in Zürich op 19 juli 1819. Zie ook alle tags voor Gottfried Keller op dit blog.

Wandl ich in dem Morgentau

Durch die dufterfüllte Au,
Muß ich schämen mich so sehr
Vor den Blümlein ringsumher!

Täublein auf dem Kirchendach,
Fischlein in dem Mühlenbach
Und das Schlänglein still im Kraut,
Alles fühlt und nennt sich Braut.

Apfelblüt im lichten Schein
Dünkt sich stolz ein Mütterlein;
Freudig stirbt so früh im Jahr
Schon das Papillonenpaar.

Gott, was hab ich denn getan,
Daß ich ohne Lenzgespan,
Ohne einen süßen Kuß
Ungeliebet sterben muß?

 

Nachtfalter

Ermattet von des Tages Not und Pein,
Die nur auf Wiedersehen von mir schied,
Sass ich und schrieb bei einer Kerze Schein,
Und schrieb ein wild und gottverleugnend Lied.
Doch draussen lag die klare Sommernacht,
Mild grüsst mein armes Licht der Mondenstrahl,
Und aller Sterne volle goldne Pracht
Schaut hoch herab auf mich vom blauen Saal.

Am offnen Fenster blühen dunkle Nelken
Vielleicht die letzte Nacht vor ihrem Welken.

Und wie ich schreib’ an meinem Höllenpsalter,
Die süsse Nacht im Zorne von mir weisend,
Da schwebt herein zu mir ein grauer Falter,
Mit blinder Hast der Kerze Docht umkreisend;
Wohl wie sein Schicksal flackerte das Licht,
Dann züngelt’ seine Flamme still empor
Und zog wie mit magnetischem Gewicht
Den leichten Vogel in sein Todestor.

Ich schaute lang und in beklommner Ruh,
Mit wunderlich neugierigen Gedanken
Des Falters unheilvollem Treiben zu.
Doch als zu nah der Flamme schon fast sanken
Die Flügel, fasst’ ich ihn mit schneller Hand,
Zu seiner Rettung innerlich gezwungen,
Und trug ihn weg. Hinaus ins dunkle Land
Hat er auf raschem Fittig sich geschwungen.

Ich aber hemmte meines Liedes Lauf
Und hob den Anfang bis auf weitres auf.

Gottfried Keller (19 juli 1819 – 15 juli 1890)
Zürich

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e juli ook mijn blog van 19 juli 2018 en mijn blog van 19 juli 2017 en ook mijn blog van 19 juli 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Anton Korteweg, Hasso Krull, Alfred Kossmann, Anna Blaman, Henk van Straten, Jozef Eijckmans, Marcus Roloff, Norman Mailer, Stefan Beuse

De Nederlands dichter en neerlandicus Anton Korteweg werd geboren in Zevenbergen op 31 januari 1944. Zie ook alle tags voor Anton Korteweg op dit blog.

 

Inwoner

Beschouw hem als je gast,
verzorg hem als was je hemzelf.
Je kamt toch ’s morgens nauwgezet je haar
en scheert je zorgvuldig?

Hij woont al lang bij je in,
in alle kamers nog wel.
Vult hoeken, gaten en kasten,
laatjes en plinten zelfs.

Als ik je ook nog eens een keer
een goede raad mag geven:
trek met hem op,
leef met hem mee.

Begint hij je te pesten
(bril, kaal, reuma, tiaatje),
laat hem zijn gang maar gaan,
bind vooral de strijd niet aan.

Krijgt hij genoeg van je,
heb je dat ook weer gehad.

 

Een vrolijk vooruitzicht

Echte steden hebben
verkeersagenten in werking,
nachttreinen, schoenpoetsers, vrouwen in bont.
Men rookt er en jogt in de parken.

Er zijn ook fonteinen.
Kerken zijn open, bedelaars beenloos.
Langs lanen met schilferige platanen
flaneert men heel mooi.

Hotels ruiken naar boenwas;
je krijgt er badschuim en shampoo
en in je nachtkastje het evangelie.

Nu ben ik nog niet in zo’n stad,
maar volgende week lekker wel.

 

Crematorium

Je gaat er met de bus of tram naar toe
en volgt vandaar de richtingbordjes maar.

Gebeurt het goed, kom je er met een kerst-
gevoel of zoiets moois getroost vandaan.

Het is heel erg naar maar ook weer niet zo erg.

Bedenk bij onweerstaanbaar opkomend verdriet:
Die hebben ze – mij hebben ze nog niet.

 

 
Anton Korteweg (Zevenbergen, 31 januari 1944)

 

De Estse dichter Hasso Krull werd geboren op 31 januari 1964 in Tallinn. Zie ook alle tags voor Hasso Krull op dit blog.

 

Dawn has already broken

Dawn has already broken. Already, dawn has broken.
Branches appear on the trees. Leaves appear on the branches.
Color appears on the leaves. Tone appears in the color.
Depth appears in the tone. Softening into the depth.

A rug appears on the floor. Slippers appear on the rug.
A glass appears on the table. Water appears in the glass.
A tapestry appears on the wall. A pattern appears in the tapestry.
Books appear on the shelves. Letters appear in the books.

Hair appears on the pillow. A face appears in the hair.
Eyes appear on the face. Lids appear on the eyes.
Lashes appear on the lids. A shiver appears on the lashes.
A screen appears in the shiver. Dreams appear on the screen.

Dreams move on the screen of the retina.
You move your elbow. I touch you.
You turn over. Warmth appears under the blanket.
A dream appears in the warmth. The sun appears in the dream.

 

Right now

Right now, right now I would like to change
into something different. Can I? I don’t know. I
listen to the angry blizzard, a train rattles the things
on the table, then is gone. Did I change

now? No. Probably not. I open
the window, snow falls in, this is
change, I drink a glass of orange juice
with grapefruit seed extract

and my face goes red, mottled.
Was that change? I look in the mirror,
now I am really, entirely, another face.
Another person. I don’t want to be like this.

I would like to change. Immediately, now,
to change into something different. The storm goes
quiet. No cars on the roads. Did I
change? I don’t know. Probably not so much.

 

Vertaald door Brandon Lussier

 

Hasso Krull leest het gedicht “Dawn has already broken” tijdens Poetry International

 
Hasso Krull (Tallinn, 31 januari 1964)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Alfred Kossmann werd geboren op 31 januari 1922 in Leiden. Zie ook alle tags voor Alfred Kossmann op dit blog.

Uit: De thuiskomst van Gottfried Keller

“Nog nooit was in Zürich iemand met zoveel hartelijke eer begraven als op 18 juli 1890 Gottfried Keller. De stad zelf organiseerde de plechtigheid. Achter de baar, met ontelbare kransen versierd, liep heel Zwitserland. Vertegenwoordigers van de Bondsraad, alle regeringspersonen van de stad Zürich, vertegenwoordigers van de Kanton- en Stadsraad, van beide universiteiten, van de belangrijke verenigingen, van de academische jeugd uit het hele land, volgden de dode. Een woud van ruisende vaandels omsloot hem. Langs de weg die de stoet volgde stond, het hoofd ontbloot, een zwijgende menigte. In de volle Fraumünsterkerk werd met het spelen van de treurmars uit de ‘Eroica’ de plechtigheid begonnen. Een liturgisch gebed, een professorale rede, het zingen van liederen. Toen werd de kist in een lange optocht door de donkere, regenachtige avond naar het stedelijk kerkhof gebracht. De stadspresident bracht de dode de laatste groet van het dankbare vaderland.
Men kwam bij het crematorium. In de schemerige hal van de kleine tempel werd de witte, met bloemen overdekte dennehouten kist neergezet. Een klok luidde. De kist gleed zacht naar een ijzeren deur. Deze ging open. Een gloed als van de zon lichtte op. Na een ogenblik ging de poort onhoorbaar dicht. Wat aan Gottfried Keller sterfelijk was, werd in een kort bad van vuur vernietigd.
Maar tegen middernacht drong uit alle lichte vensters van de stad het gezang van de jeugd, het klinken van wijnglazen. De studenten herdachten, in hun stijl en in zijn stijl, de grootste Zwitserse schrijver.
De man, die met zoveel plechtigheid uitgeleide werd gedaan, zou zich waarschijnlijk, als hij ertoe bij machte was geweest, aan al dit eerbetoon hebben onttrokken. Toen hij vijftig werd, hadden ze hem met hun feest overvallen en hij had zich aangenaam verrast overgegeven aan een hulde die hij liever was ontlopen. Bij zijn zeventigste verjaardag was hij inderdaad niet thuis. In zijn geest, menen de biografen, was eigenlijk alleen de wijze waarop de studenten hem na zijn dood eerden: met fakkeloptocht en drinkgelag. En hij had tijdens zijn leven de wens uitgesproken, dat die jongelieden zijn as in de Limmat, de rivier van Zürich, zouden strooien. ‘Natuurlijk moesten ze dan met een goed vat wijn worden beloond’ had hij eraan toegevoegd.
Toch is het te gemakkelijk om van Gottfried Keller iemand te maken, die men met de beker wijn in de hand had moeten cremeren of wiens lichaam men naar een stil en beschouwelijk dichtergraf had moeten dragen, zoals hij ook eens heeft gevraagd. Want hij was een gretige drinker, hij was een schrijver van blijmoedige boeken en hij was een romantisch dichter.”

 

 
Alfred Kossmann (31 januari 1922 – 27 juni 1998)
Gottfried Keller. Portret door Leo Reiffenstein, 1890

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Blaman werd geboren op 31 januari 1905 te Rotterdam. Zie ook alle tags voor Anna Blaman op dit blog.

Uit: Vrouw en Vriend

“Door de dood van mijn vader kon ik niet studeren. Ik weet nog goed hoe de familiale wanhoop om dit feit het rouwbeklag bijna ging overstemmen. Zo’n knappe kop. Ik zou de eerste meester in de rechten, of de eerste dokter in de familie Blanka geworden zijn. Wij waren bezig, van arbeiders-tot burgerstand, van burgerstand ‘gegoeden’ te worden. Dat was een sociale terugval, die premature dood van de verdiener. Ik zelf was daar, diep in mijn hart, niet al te rouwig om. Ten eerste leefde ik zo bij de dag, dat toekomstdromen mij opgedrongen leken en ik mij er niet in vermeien kon. En verder had ik, ondanks de knapheid, die mij aangewreven werd, een vage vrees niet aan die hooggestemde verwachtingen te zullen beantwoorden. Het is potsierlijk vanuit een onontwikkeld en klein-burgerlijk gezin naar hogerop in intellectuele zin gestuwd te worden. En nog potsierlijker, wanneer je dan nog zou mislukken. En bovendien, was ik dan een pion, die op het schaakbord van hun levensspel een Pyrrhus-overwinning moest behalen? Want had ik ook geen kwellend langoureus verlangen naar zelfstandigheid? Ik had nog jaren van m’n vader zakgeld moeten krijgen, en van m’n moeder te zijner tijd een zomerpak, een winterjas. Ik had nog jaren kind-van-mijn-ouders moeten blijven en mijn vrijheidszin zou in het duister door een achterdeur z’n rechten hebben laten gelden. Nu kwam die frank de voordeur uit, na werktijden op zondag. En het beviel me dadelijk uitstekend, in de stad, toen ik daar aan De Krant kwam en op kamers woonde; ik had lang geen spijt van graad of titel, die ik misgelopen was. Ik stelde veel belang in letterkunde en ik las, ik las de nacht door, soms wel tot het ochtendgloren en het ontwaken van de vogels; ik leerde Spaans en turnde. Ik wilde leren tekenen, ik deed het. Uit mijn tekenperiode bezit ik nog een map vol schetsen; alle zijn het dwaze karikaturen van mensen om mij heen. Ze hebben niet de minste waarde, dan alleen voor mij. En als ik ze nog eens bekijk, dan is dat nog in hoofdzaak om dat stuntelige, mooie portret ten voeten uit van Jonas, mijn vriend. Hij stond toen in de tuin en keek naar een ontloken magnolia. Hij deed dat, weet ik nu, op een manier die weinig stervelingen met hem gemeen hebben. Hij stond met ingetrokken buik en kromme rug, de handen in de zakken, slungelig, maar met een prachtige, hautaine, dromerige aandacht. Zijn benig, bleek profiel was lang, er viel een sluik stuk haar over zijn mooi voorhoofd.”

 


Anna Blaman (31 januari 1905 – 13 juli 1960)

 

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Henk van Straten werd geboren in Rotterdam op 31 januari 1980. Zie ook alle tags voor Henk van Straten op dit blog.

Uit; Salvador

“Cali me Ishmael. Sinds hij tijdens zijn eerste jaar rechten Moby Dick had gelezen, schoten Hendrie Perenboom op dit soort momenten steeds weer die drie woorden te binnen, steevast gevolgd door een golf van trots omdat hij zich destijds door de originele, Engelstalige versie van dat boek heen had geworsteld, en daarmee dacht de af-stand definitief te hebben aangebracht tussen hem en de achterbuurt waar hij vandaan kwam. Maar na die trots, zoals altijd, de walging. Immers, voor de man die hij was geworden, de zelfgekroonde ‘nieu-we Hendrie’ – intellectueel en beschaafd – was het niet meer dan vanzelfsprekend een klassiek boek als Moby Dick in de originele taal te kunnen lezen en begrijpen. Die nawee van zelfgenoegzaamheid sloeg iedere keer weer het fundament onder zijn pretenties vandaan. Dit soort momenten. Momenten waarop hij het gevoel had met nog maar een paar draadjes te bungelen aan een reeds langgeleden in de steek gelaten wereld, maar tegelijkertijd een odyssee verwijderd te zijn van hetgeen er voor hem in liet verschiet lag. Momenten van eenzaamheid en vervreemding. Momenten waarop hij zich verloren waande in een eindeloos, kaderloon middengebied. Ontworteld. Een niemandskind. Hij was Ishmael, de verloren vreemdeling uit zijn fa-voriete boek, ogen tot spleetjes geknepen in de gure haven van Nan-tucket, klaar om aan boord van een walvisvaarder te gaan en maar te zien waar het schip hem brengen zou, gestuurd en voortgedreven door een kracht waarvan hij de dimensies niet kende. De machisti-sche romantiek van lotsbestemming. Hendrie, halverwege de trap van het strand naar de boulevard en verzwaard door zijn eigen pseudoromantische ijdeltuiterij, voelde de drang zich achterover te laten vallen. Een smak tegen de stenen tre-den zou de teller moeiteloos terugbrengen tot nul.”

 


Henk van Straten (Rotterdam, 31 januari 1980)

 

De Nederlandse dichter Josephus Egidius Eijckmans werd geboren in Gorinchem op 31 januari 1907. Zie ook alle tags voor Jozef Eijckmans op dit blog.

 

Op de grens

met recht alleen zijn
in lange straten
op het eind van de dag
ver van het centrum af

lichten voorbij laten gaan
eerbiedwaardige lichten
van de grote stad

na zoveel jaren
met recht de ruimte hebben
(iemand post een brief
een vrouw staat voor een etalage)

de nacht is zoel
en herhaling doet de doden
niet opstaan
maar begraaft ze dieper
in de vreemdeling

(een kat steekt de weg over)

voor niemand staat daar
die verlichte klok

18 graden
mensen zijn spoken
op dit uur

ik bereik de buurt
ik sta voor mijn huis
ik breek in bij mijn dubbelganger

 


Jozef Eijckmans (31 januari 1907 – 12 november 1996)

 

De Duitse dichter en schrijver Marcus Roloff werd geboren op 31 januari 1973 in Neubrandenburg. Zie ook alle tags voor Marcus Roloff op dit blog.

 

korrespondenzen

der adressat bin ich inzwischen selbst
ich adressiere an mich jede naturbeobachtung
ich weiß nicht ob restlos klar wird was
beobachtung meint (natur z.b. ist nebensächlich)
es kommt (im moment) darauf an dass ich einen
gesehen hab’ (für sekunden) der zweieinhalb wochen
in der hotellobby über sein verlorenes gepäck
nachgedacht hat. der trockenpfirsich im glas
bei der ankunft in o. war natürlich er selbst.

 

dämmerung (schaubude)

beweis dass ich sehe (ich-taste)
ich totes werkzeug stehe

im leeren raum
versagt mir das licht
wie zu boden gefallene milch

die ahnung

klopfenden flimmerns des films
der ununterbrochen beginnt

die leinwand das
gefrorene handtuch in dem ich
verschwand

mein nicht geschnittener
blick (immanenz), wirf mich durch etwas
gegen null gehendes

aus dem raum zurück

 

 
Marcus Roloff (Neubrandenburg, 31 januari 1973)

 

De Amerikaanse schrijver Norman Mailer werd op 31 januari 1923 in Long_Branch, New Jersey geboren. Zie ook alle tags voor Norman Mailer op dit blog.

Uit: Marilyn

“She was born on June 1, 1926 at 9.30 in the morning, an easy birth, easiest of her mother’s three deliveries. As the world knows, it was out of wedlock. At the time of Marilyn’s fi rst marriage to James Dougherty, the name of Norma Jean Baker was put on the marriage license (Baker by way of her mother’s first husband). On the second marriage to Joe DiMaggio, the last name became Mortenson, taken from the second husband. (Even the middle name, Jean, was originally written as Jeane; a quint-essentially prairie spelling like Choreanne for Corinne.) There is no need to look for any purpose behind the use of the names. Uneducated (that familiar woe of a beau-tiful blonde), she was also cultureless — can we guess she would not care to say whether Rococo was three hundred years before the Renaissance, any more than she would be ready to swear the retreat of Napoleon from Moscow didn’t come about because his railroad trains couldn’t run in the cold. Historically empty, she was nonetheless sensi-tive — as sensitive as she was historically empty — and her normal state when not under too much sedation was, by many an account, vibrant to new perception. It is as if she was ready when exhilarated to reach out to the washes of a psychedelic tide. So, talking to one publicity man, it would seem natural in the scheme of things that her last name was Baker — maybe that sounded better as she looked at the man’s nose. Another flack with something fl accid in the look of his muscles from the solar plexus to the gut would inspire Mortenson. Since it was all movie publicity, nobody bothered to check. To what end? Who knew the real legal situation? If the mother, Gladys Monroe Baker, had been married to Edward Mortenson, ‘an itinerant lover,’ he had already disappeared by the time Marilyn was born; some reports even had him dead of a motorcycle accident before Norma Jean was conceived. There may also have been some question whether Gladys Monroe was ever divorced from the fi rst husband, Baker, or merely separated. And the real father, according to Fred Guiles, was C. Stanley Gifford, an employee of Consolidated Film Industries, where Gladys Baker worked. A handsome man. Shown a picture of him by her mother when still a child, Marilyn described him later ‘wearing a slouch hat cocked on one side of his head. He had a little mustache and a smile. He looked kind of like Clark Gable, you know, strong and manly.’ In her early teens, she kept a picture of Gable on her wall and lied to high school friends that Gable was her secret father. Not too long out of the orphanage where she had just spent twenty-one months, then veteran of numerous foster homes, it is obvious she was looking for a sense of self-importance, but we may as well assume some-thing more extravagant: the demand upon a biographer is to explain why she is exceptional.”

 


Norman Mailer (31 januari 1923 – 10 november 2007)
Cover

 

De Duitse schrijver Stefan Beuse werd geboren op 31 januari 1967 in Münster. Zie ook alle tags voor Stefan Beuse op dit blog.

Uit: Das Buch der Wunder

„Die erste Frau der Welt stand lächelnd in einem Kornfeld, das genauso gelb leuchtete wie der Ginster hinter Pennys Kopf. Sie lächelte etwas an, das sich außerhalb des Bildes befand, und Penny hatte immer wissen wollen, was das war.
Adam natürlich, hatte Tom gesagt, ohne einen Witz machen zu wollen. Wer denn sonst.
Ihn selbst hatte immer bloß interessiert, wie das Kornfeld ins Paradies gekommen war. Er glaubte nicht, dass Adam und Eva so viel Getreide brauchten, dass sie gleich ein ganzes Feld anlegen mussten. Und Gott erschuf nur die wichtigen Dinge. Den Himmel. Das Meer. Aber bestimmt
keine Kornfelder.
Ach, die Bibel, hatte ihr Vater erklärt. Die Bibel ist so eine Art Märchenbuch. Man muss das alles nicht immer so wörtlich nehmen.
Das Korn steht für etwas anderes, sagte ihre Mutter.Die Bibel ist voller Bilder, die weit mehr bedeuten als das Offensichtliche.
Dass das Buch voller Bilder war, sah Tom selbst. Aber seine Mutter meinte gar nicht die Zeichnungen. Sie meinte etwas, das überhaupt nichts mit gemalten Bildern zu tun hatte, und Tom fand das anstrengend. Er verstand nicht, warum seine Mutter Dinge sagte, die sie nicht meinte. Er verstand nicht, warum in der Bibel Sachen standen, die eigentlich etwas anderes bedeuteten. Und er verstand auch nicht, wieso er, nur weil seine Schwester vor einem Ginsterbusch hockte, an dieses Bild vom Paradies denken musste.
Immer weiter tanzte das grüne Licht über ihre Haut. Penny blinzelte an dem Glas vorbei in die Sonne und kniff die Augen zusammen.“

 


Stefan Beuse (Münster, 31 januari 1967)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e januari ook mijn blog van 31 januari 2017 en ook mijn blog van 31 januari 2016 deel 2.

Otto Julius Bierbaum, Anna Enquist, Gottfried Keller, Lucas Malan, Miltos Sachtouris, Jean-Pierre Faye

Dolce far niente

 

 
Champ de coquelicots door Claude Monet, 1885

 

Roter Mohn

Wenn im Sommer der rote Mohn
wieder glüht im gelben Korn,
wenn des Finken süßer Ton
wieder lockt im Hagedorn,
wenn es wieder weit und breit
feierklar und fruchtstill ist,
dann erfüllt sich uns die Zeit,
die mit vollen Massen misst.

Dann verebbt, was uns bedroht,
dann verweht, was uns bedrückt,
über dem Schlangenkopf der Not
ist das Sonnenschwert gezückt.
Glaube nur, es wird geschehn!
Wende nicht den Blick zurück!
Wenn die Sommerwinde wehn,
werden wir in Rosen gehn,
und die Sonne lacht uns Glück!

 

 
Otto Julius Bierbaum (28 juni 1865 – 1 februari 1910)
Raadhuis in Grünberg (Nu: Zielona Góra), de geboorteplaats van Otto Bierbaum

Lees verder “Otto Julius Bierbaum, Anna Enquist, Gottfried Keller, Lucas Malan, Miltos Sachtouris, Jean-Pierre Faye”

Dolce far niente, Prosper van Langendonck, Anna Enquist, Gottfried Keller

Dolce far niente

 

 
Mortlake Terrace door J. M. W. Turner, 1827

 

Zomeravond

O zomeravond, smachtend neergevlijd
op ’t gele veld, in ’t Westen goudgetint…
Teerkreunend ruisen van de avondwind,
die langs de vlakte in zware weemoed glijdt…
O melodie uit lang verleden tijd,
waarvan ik zin noch woorden wedervind…

O rust, o stilte, blauwige avonddoom!
Doorzichtig ligt ge op verre velden neer…
Zo schouwt mijn geest de beelden van weleer
door ’t wazig scheemren van een weke droom.
’t Verleden rimpelt, onbepaald en loom,
– verzonken stad in ’t stilgevallen meer.

Verheerlijkt glinstren! onbereikbre trans!
O vloeiend zilverlicht zo hoog verbreid…
De zwoele nacht doortrilt uw majesteit,
de aarde is een matte weerschijn van uw glans;
zacht om mijn slapen vloeit uw stralenkrans;
mijn zwellend harte vult de onmeetlijkheid.

 

 
Prosper van Langendonck (15 maart 1862 – 7 november 1920)
Brussel op een zomeravond. Prosper van Langendonck werd geboren in Brussel

Lees verder “Dolce far niente, Prosper van Langendonck, Anna Enquist, Gottfried Keller”

70 Jaar Anna Enquist, Lucas Malan, Gottfried Keller, Miltos Sachtouris, Jean-Pierre Faye, Hermann Bahr, Robert Pinget

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Enquist werd geboren op 19 juli 1945 in Amsterdam als Christa Boer. Zie ook mijn blog van 19 juli 2010 en eveneens alle tags voor Anna Enquist op dit blog. Anna Enquist viert vandaag haar 70e verjaardag.

 

Parijse daken

Ik kreeg een hotelkamer met openslaande
deuren. Zesde verdieping. Jij, al anderhalf
jaar dood, zat tegenover mij. Ochtend.

Een zeer lange neger bracht ons ontbijt,
hij glimlachte. Tussen ons in schikte ik
kopjes en messen. Ik schoof een croissant

op je bordje, hier, dat vind je lekker, kletste ik.
Gaan we naar warenhuizen, paleizen
of gewoon zitten bij de vijver? Ik dacht

aan de zon op je schouders, nu, gave huid.
goud, en je haar, ongekamd nog, welke
kleur in dit licht – ik keek op. De lucht

was van lood boven de daken, golfde
grijs de kamer in en vrat broodmand
confitures boter benen je stem en je handen.

Weer niet gelukt. Ik sloot de deuren. Naar
beneden, snel, een dag was begonnen.

 

Krimp

Hoe de dagen mij ontkomen, steeds
waait er een nieuwe tegen het raam.

Een somber kind in de keuken eet
niet meer uit mijn pannen. Zeldzaam

is het oude leven dat voelt als immer.

Intussen verwaaien mijn uren, ze zijn
de echte, wat tegen mijn raam slaat

is het echte leven, het huidige,
dat van mij, dat van mij eet.

 

www-gewicht-com

Hoeveel aandeelhouders dansen
op de punt van een naald? Gewichtloos
web voor wie gelooft. Het schittert
op een scherm. Uit de mobiel kwijlt
een ijle Beethoven. Wat je zegt raast
jaren rond de aarde, een pulserende
stroom noodkreetjes. ‘Lekker chatten
met mevrouw Van der Geest in Australië!’

Geen leugen zonder waarheid, zonder
tijd geen verte. Gewicht voelde ik
van strijkstok op snaren; zwaar lag de pen
in mijn hand. Ik had een postbode
om te haten. Over bergen ging ik
op eigen benen. Geen netwerk, echt ijs
onder de voet. Mevrouw van der Geest sterft
aan de achterkant van de wereld, alleen.

 
Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)

Lees verder “70 Jaar Anna Enquist, Lucas Malan, Gottfried Keller, Miltos Sachtouris, Jean-Pierre Faye, Hermann Bahr, Robert Pinget”

Mart Smeets, Anna Enquist, Gottfried Keller, Miltos Sachtouris, Jean-Pierre Faye, Hermann Bahr

Bij de Tour de France

 

 

Team Radio Shack in actie in 2010, in het midden L. A.

 

 

Uit: Onmacht, dat is het… (column)

“Als er iets vervelend is aan de laatste etappe van de Tour…
Nu kreeg het deze lading mee en kreeg het alle aandacht van de wereld.
Met een staartje natuurlijk.
De boete van de grove (??) overtreding van Team Radio Shack zal door de UCI op de rekening van het Zwitserse kankerfonds worden overgemaakt.
Go figure, wat een ontstellende hypocrieten.
Regels dienen soms overtreden te worden om diep bij ons mensen hun weerslag te krijgen. Dit was zo’n moment dat het niemand pijn deed, dat het waardig en ook nog leuk en zonder poeha werd uitgevoerd en wat doet de scheidsrechter?
Hij pakt een donkergele kaart.
Hij weet niet beter. Hij hanteert de regels.
De regels van de ongevoeligen, van de nitwits, van de schoonmakers, van de lege hoofden. Gevoelloze wezens, op sterk water staande medeburgers, dat zijn het.
Dit was nou zo’n moment, dat door de vingers zien een ‘must” was. Voor 102 kilometer lang.
Regelgevers en beschermers daarvan zijn toch soms zo meelijwekkende mensen. Ik kan er niets aan doen, maar ben het van harte met Johan Bruyneel eens.
Die sprak in een tweet over hersenloze wezens.
Dat is niet aardig gesteld, maar dekt de lading volledig.
Maar, dacht ik, L.A. was nu bijna Voltooid Verleden Tijd en dan kon hij, in zijn finale kilometers toch nog even goed gepakt worden.
Dan werd er tenslotte toch duidelijk wie het echt voor het zeggen had.
Een actie, misschien wel schalks en uiteraard onaangekondigd, voor een zeer nobel doel, werd dan toch nog inzet van het moordende machtspel dat zich altijd al in de contouren van de Ronde van Frankrijk afspeelt.
Dat laatste is, als je er goed over nadenkt, zo intens triest.”

 

 

 

Mart Smeets (Arnhem, 11 januari 1947)

Lees verder “Mart Smeets, Anna Enquist, Gottfried Keller, Miltos Sachtouris, Jean-Pierre Faye, Hermann Bahr”

Anna Enquist, Gottfried Keller

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Enquist werd geboren op 19 juli 1945 in Amsterdam als Christa Boer. Zie ook mijn blog van 19 juli 2010 en eveneens alle tags voor Anna Enquist op dit blog.

Stuwmeer

Toen de dam klaar was

begon het water te stijgen.

Kilte ving aan in de berg-

wand. De bomen begrepen

niet hoe zij stikten in wat

hen lief was. Vissen kwamen

te zwemmen in de wijngaard.

Schreeuwend breken mijn kinderen

het gladde watervlak. Ik wil

hen roepen: acht niet de pijn

van tekort, maar vrees de on-

keerbare kracht van teveel, hoor

mij, hoe ik roep, hoe ik keihard zwijg.

Zij maken fonteinen en regenbogen.

Zij lachen en luisteren niet, daar

aan de bovenkant van de diepte,

aan de overkant van de tijd.

Als water ben ik uitgestort

Dom water. Beukt en striemt de

pijlers van de brug die zwijgend

schrap staat tegen overgave. Eeuw

na eeuw is wat hij weet het binden

van twee oevers. Waakzaam, moe.

Weer ga ik door de oude stad, altijd

naar de rivier. Midscheeps posteer ik mij

in machteloze aandacht, blote hand

op steen. Ik brul met doorgesneden keel,

zonder geluid, van woede en verlies:

Al wat wij weten, hoe wij zijn, verdwijnt

als wind over het land. Herinnering

die even spartelt in het water en

verloren gaat. Grijsbruine golven die

hun naam niet zijn. De kamparts Tijd.

Rivier, stroom achterwaarts. Steen,

wordt weer vuur. Lucht om mij heen,

wordt lichaam dat mij draagt en

troost. Geheugen, val uiteen.

 

Ineens

Ineens was ik het vermogen

om warmte vast te houden

verloren. Nu de kinderen

het huis uit zijn, snoof ik,

ja ja. Ik kroop onder steeds

meer dekens. De kachel

loeide. De warmste van ons

tweeen kon mij niet meer

verhitten. Ik rilde en

huiverde alsof ik oog

in oog stond met de dood.

Wat ook zo was. De dood

en ik stonden op een dijk.

Tussen ons was niets dan

een aanzienlijke afstand.

 

Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)

Lees verder “Anna Enquist, Gottfried Keller”

Anna Enquist, Gottfried Keller, Miltos Sachtouris, Jean-Pierre Faye, Hermann Bahr, Robert Pinget, A. J. Cronin, Heinrich Christian Boie, Dominic Moraes, Georg Diefenbach, Ferdinand Brunetière, Jean-Marie Déguignet

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Enquist werd geboren op 19 juli 1945 in Amsterdam als Christa Boer. Zie ook mijn blog van 19 juli 2006 en ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008 en ook mijn blog van 19 juli 2009.

 

Leugens in bessentijd

Welke constructie is steviger, heeft langer
standgehouden. En hoe meer er wonen, hoe
minder je wegkomt. Waarheen. Het verlangen
is een zomerhuis zonder kookplaats en zonder
geschiedenis. Hier ben ik omdat ik hier ben.

Vannacht was ik wakker, het waaide, regen
striemde de kastanje terwijl het al licht werd,
de nacht had geen rust gebracht. Ik wist
wel hoe dat zat, ging slapen en ontwaakte
in een stille morgen wit van verdriet.

Men kan niet blijven zeuren. De pruimen
ploffen rottend van de bomen, in de koude
tuin worden de kleuren snel ouder. Alles er-
varen zonder verdoving, pannen klaarzetten en
suiker, archieven beheren, scherven bewaren.

 

Een kind uit vijfenveertig

Mijn vader had twee levens. Een
kort en vlammend, zonder mij. En een
daarna. Mijn vrijheid was een plicht.

Ik speelde in een pasgeboren luwte;
wat ik voor vol aanzag was innerlijk
ontwricht. Verhalen gingen onvoorspelbaar

dicht en vragen ketsten terug. Ik zweeg.
Als ik aan tafel zat stond er een horde
hol van honger in mijn rug. Ik at.

Hij nam een boot. Geen vijand kan
op open water schuilen. Mijn vader
klemde in zijn vuisten schoot en roer.

Gevangen in een cel van hout dwong
hij de vrede af. Hij vocht met storm.
Opluchting dreigde als een tweede dood.

Mijn vader had twee levens: een
sloeg zijn brandmerk in het ander
en het ander joeg een schaduw over mij.

Ik ging aan land, ik, voel de wind
en in die schaduw ben ik vrij.

 

Alsof

Wij schrijven zo graag over hersens,
wij dichters. We klemmen het brein
in de handen; woorden druppen op tafel.

Het lukt! Een zoemen start in Wernicke,
Broca. Liquor klotst in de ventrikels,
ionen krioelen in synapsspleten.

Dan een toets van beheerst verdriet:
de glorie vergaat als wij uitdoven.
Tevreden lezen, achterover. Alsof

we het geloven. Wisten we hoe
ons geprezen grijs goed in een oogwenk
met kracht door neus en oor –

we zouden de woorden wegvegen,
voor altijd zwijgen, als we konden.

 enquist

 Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)

 

De Zwitserse schrijver Gottfried Keller werd geboren in Zürich op 19 juli 1819. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008 ook mijn blog van 19 juli 2009.

Uit: Der grüne Heinrich

Mein Vater war ein Bauernsohn aus einem uralten Dorfe, welches seinen Namen von dem Alemannen erhalten hat, der zur Zeit der Landteilung seinen Spieß dort in die Erde steckte und einen Hof baute. Nachdem im Verlauf der Jahrhunderte das namengebende Geschlecht im Volke verschwunden, machte ein Lehensmann den Dorfnamen zu seinem Titel und baute ein Schloß, von dem niemand mehr weiß, wo es gestanden hat; ebensowenig ist bekannt, wann der letzte »Edle« jenes Stammes gestorben ist. Aber das Dorf steht noch da, seelenreich und belebter denn je, während ein paar Dutzend Zunamen unverändert geblieben und für die zahlreichen, weitläufigen Geschlechter fort und fort ausreichen müssen. Der kleine Gottesacker, welcher sich rings an die trotz ihres Alters immer weiß geputzte Kirche legt und niemals erweitert worden ist, besteht in seiner Erde buchstäblich aus den aufgelösten Gebeinen der vorübergegangenen Geschlechter; es ist unmöglich, daß bis zur Tiefe von zehn Fuß ein Körnlein sei, welches nicht seine Wanderung durch den menschlichen Organismus gemacht und einst die übrige Erde mit umgraben geholfen hat. Doch ich übertreibe und vergesse die vier Tannenbretter, welche jedesmal mit in die Erde kommen und den ebenso alten Riesengeschlechtern auf den grünen Bergen rings entstammen; ich vergesse ferner die derbe ehrliche Leinwand der Grabhemden, welche auf diesen Fluren wuchs, gesponnen und gebleicht wurde und also so gut zur Familie gehört wie jene Tannenbretter und nicht hindert, daß die Erde unseres Kirchhofes so schön kühl und schwarz sei als irgendeine. Es wächst auch das grünste Gras darauf, und die Rosen nebst dem Jasmin wuchern in göttlicher Unordnung und Überfülle, so daß nicht einzelne Stäudlein auf ein frisches Grab gesetzt, sondern das Grab muß in den Blumenwald hineingehauen werden, und nur der Totengräber kennt genau die Grenze in diesem Wirrsal, wo das frisch umzugrabende Gebiet anfängt.”

 keller

Gottfried Keller (19 juli 1819 – 15 juli 1890)

 

De Griekse dichter Miltos Sachtouris of Miltos Sahtouris werd geboren in Athene op 19 juli 1919. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008 en ook mijn blog van 19 juli 2009.

The Station
In memory of Guillaume Apollinaire

It rains continually in my sleep
my dream fills with mud
the place is dark
and I’m waiting for a train
the station master is picking daisies
that have sprouted on the rails
as it’s been a long time since
any train has arrived at this station
and suddenly the years have passed
I sit behind a window
hair and beard grown long
as if I’m very ill
and just as I’m falling asleep again
slowly she comes
holding a knife in her hand
she comes up to me carefully
and plunges it into my right eye.

 

The Dove

The dove would pass this way
they’d lit torches all round in the streets
others kept watch in the rows of trees
children held flags in their hands
hours passed and it began to rain
then the entire sky grew dark
a lightning flash whispered something in fright
and the cry broke in man’s mouth

then with ferocious teeth the white dove
howled like a dog in the night.
Vertaald door David Connoly

sachtouris

 Miltos Sachtouris (19 juli 1919 – 29 maart 2005)

 

De Franse schrijver en filosoof Jean-Pierre Faye werd geboren in Parijs op 19 juli 1925. Zie ook mijn blog van 19 juli 2009.

Uit: La bulle, le cycle, l’avenir

„Faut-il prendre plus encore de recul ? A la veille de la Seconde Guerre mondiale, en 1938, un économiste autrichien, ancien ministre des finances réfugié à Harvard, Joseph Schumpeter, dessine un plus large tableau narratif. Il découvre un économiste russe, fusillé par les soins de Staline dans les années 30, nommé Nicolas Kondratieff. Celui-ci a décelé, dès le milieu des années 20, de ‘grands cycles’ des prix et de la production – qui rejoignent ceux d’un sociologue français nommé Simiand, touchant le mouvement des salaires. Il va nous conduire jusqu’à la “révolution industrielle” anglaise, qui précédait la Révolution française.

Les grands “cycles de Kondratieff ” de près de cinquante ans, déployés sur deux siècles, Schumpeter aperçoit leur lien avec, chaque fois, l’apparition et le déploiement d’une forte innovation technologique, suivie de sa provisoire saturation. La mécanisation de l’industrie textile du coton venu de l’Inde, pour être traité à Manchester, est cette première “révolution industrielle”, suivie par ce que le même Marx nomme les “crises cotonnières”. Vient ensuite le déploiement de la construction ferroviaire, la railroadization, sous le Second Empire. Puis, nouvelle ‘révolution industrielle’ : l’électrisation du monde, escortée par l’étincelle de l’industrie automobile, pour les premières décennies du XXe siècle. Chacun des trois cycles a sa “Grande Dépression” : 1825, 1873, 1929… A Londres, à Vienne et Berlin, à New York.“

 Faye

Jean-Pierre Faye (Parijs, 19 July 1925)

 

De Oostenrijkse toneelschrijver, romanschrijver, essayist, tijdschriftuitgever, journalist, theaterregisseur, dramaturg en theater-, kunst- en cultuurcriticus Hermann Bahr werd geboren op 19 juli 1863 in Linz. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008 en ook mijn blog van 19 juli 2009.

Uit: O Mensch

 „»O Mensch!« sagte Fräulein Annalis, dem Diener zur Antwort. Aber dann besann sie sich auf die Vorschrift des Magiers, trat ans Fenster, kehrte sich der Sonne zu, gab sich ihr mit offenen Armen völlig hin, und als sie ganz eingesonnt war, wiederholte sie, mit einem scheinheilig feierlichen Gesicht, langsam: »O Mensch!« Der Diener stand unbeweglich an der Tür, bis sie ihm sagte: »Also dann gehns hinauf und richtens dem Herrn Kammersänger aus, daß ich schon wieder ›o Mensch‹ Hab sagen müssen, und wenn er jetzt nicht gleich kommt, fang ich allein zu essen an, es ist dreiviertel zwei!«

Sie sah dem Diener nach und mußte lachen. Vor fünf Jahren war der noch Brauknecht in Henndorf. Das verstand ihr Bruder wirklich, Menschen herzurichten! Nur sich selber nicht. Er hätte so gern dem König Eduard ähnlich gesehen. Es gelang ihm aber nur bei den Dienern.

Sie sah durchs Zimmer, ordnete die Körbe mit den Blumen und trat an den gedeckten Tisch. Wenn der Herr Kammersänger Ignaz Fiechl von den Ferien kam, war er noch strenger. Er zog mit der Ledernen seinen ganzen Übermut aus und mit den weißen Handschuhen alle seine Launen wieder an.

Dann aber setzte sie sich, wie plötzlich von aller Kraft verlassen, in den schweren weiten Stuhl, die Hände hingen über die Lehnen, und ihre großen grauen Augen waren fort, irgendwo draußen in der ruhig reifenden, heimlich herbstelnden Landschaft, die vor dem großen Fenster über Gärten und Wiesen, waldig umschlossen, mit hellen kleinen Häusern allmählich in den Dunst der Stadt sank.“

bahr

Hermann Bahr (19 juli 1863  – 15 januari 1934)

 

De Frans-Zwitserse schrijver Robert Pinget werd geboren op 19 juli 1919 in Genève. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008 en ook mijn blog van 19 juli 2009.

Uit: Pseudo-principes d’esthétique

«  Une fois venu le moment de la rédaction, c’est en toute conscience que je déclenche le mécanisme ou si l’on veut, que j’ouvre le robinet du subconscient, disons de la sensation. Ce travail est on ne peut plus volontaire. Une manière presque d’écriture automatique en pleine conscience, c’est-à-dire avec filtrage immédiat des possibles, de ce qui pourrait être développé, et dont je m’efforce de développer une minime partie malgré mon dégoût de tout développement, et du roman en particulier. Pourquoi cette ascèse ? Pour découvrir, en fin de compte, une vérité tout bêtement morale qui est la mienne, mais si profondément enfouie sous les contradictions que je n’ai que l’art pour ce faire.”

 pinget

 Robert Pinget (19 juli 1919 – 25 augustus 1997)

 

De Schotse schrijver Archibald Joseph Cronin werd geboren op 19 juli 1896 in Cardross, Dunbartonshire. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2009.

Uit: The Citadel

“Outside, a heavy rainstorm came blinding down between the mountains which rose on either side of the single railway track. The mountain tops were hidden in a grey waste of sky but their sides, scarred by ore workings, fell black and desolate, blemished by great heaps of slag on which a few dirty sheep wandered in vain hope of pasture. No bush, no blade of vegetation was visible. The trees, seen in the fading light, were gaunt and stunted spectres. At a bend of the line the red glare of a foundry flashed into sight, illuminating a score of workmen stripped to the waist, their torsos straining, arms upraised to strike. Though the scene was swiftly lost behind the huddled top gear of a mine, a sense of power persisted, tense and vivid. Manson drew a long breath. He felt an answering surge of effort, a sudden overwhelming exhilaration springing from the hope and promise of the future.”

cronin

A.J. Cronin (19 juli 1896 – 6 januari 1981)

 

De Duitse dichter en uitgever Heinrich Christian Boie werd geboren op 19 juli 1744 in Meldorf.  Zie ook mijn blog van 19 juli 2009.

Freundschaft

Von Freundschaft, Chloe, soll ich singen?
Wann gab ein Dichter der sein Lied?
Die um ihr ganzes Recht zu bringen,
Brauchts nur daß man dich lächeln sieht. Bewundrer hat in ihrem Lenze
Die Schönheit, aber Freunde nicht.
Die Scherze flechten Heben Kränze
Sie lacht und hört, was Amor spricht. Noch fühlen wir der Jugend Freuden,
Wir lieben und wir wollen noch
Um seine nicht den Herbst beneiden,
Kömmt er zu früh uns einstens doch!

boie

Heinrich Christian Boie (19 juli 1744 – 3 maart 1806)    

 

De Indiase dichter en schrijver Dominic Francis Moraes werd geboren op 19 juli 1938 in Bandra.  Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008

RENDEZVOUS
For Nathan Altermann

Altermann, sipping wine, reads with a look
Of infinite patience and slight suffering.
When I approach him, he puts down his book,
Waves t the chair beside him like a king,
Then claps his hands, and an awed waiter fetches
Bread, kosher sausage, cake, a chicken’s wing,
More wine, some English cigarettes, and matches.
‘Eat, eat,’ Altermann says, ‘this is good food.’
Through the awning over us the sunlight catches
His aquiline sad head, till it seems hewed
From tombstone marble.  I accept some bread.
I’ve lunched already, but would not seem rude.
When I refuse more, he feeds me instead,
Heaping my plate, clapping for wine, his eyes
–Expressionless inside the marble head—
Appearing not to notice how the flies
Form a black, sticky icing on the cake.
Thinking of my health now, I visualize
The Aryan snow floating, flake upon flake,
Over the ghetto wall where only fleas
Fed well, and they and hunger kept awake
Under sharp stars, those waiting for release.
Birds had their nests, but Jews nowhere to hide
When visited by vans and black police.
The shekinah rose where a people died,
A pillar of flame by night, of smoke by day.
From Europe then the starved and terrified
Flew.  Now their mourner sits in this café.
Telling me how to scan a Hebrew line.
Though my attention has moved far away
His features stay marble and aquiline.
But the eternal gesture of his race
Flowing through the hands that offer bred and wine
Reveals the deep love sealed in the still face.

 moraes

 Dom Moraes (19 juli 1938 – 2 juni 2004)

 

De Duitse dichter en schrijver Georg Anton Lorenz Diefenbach werd geboren op 19 juli 1806 in Ostheim, Hessen. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007

Was frommt des einen Lebens schmale Bahn?

Was frommt es mir, auf einem Strom zu schiffen,
Der, kaum entflohn des engen Ufers Riffen,
Mich untertaucht im ew’gen Ozean?

Es drängt sich eine Welt zu meinem Kahn,
Ich muß nicht angeln erst mit List und Kniffen,
Sie fleht und sehnet sich, von mir ergriffen,
Mein Eigentum zu sein, mir untertan!

Ich darf sie nicht erfassen! Ihre Wucht,
Sie zöge schnell den schwachen Kahn hinab.
Zum ruhigen Genuß winkt keine Bucht,

Zur toten Ruhe nur das Wogengrab.
So schiff ich in tantalischem Entsagen,
Zu schwach, des Lebens reichtum zu ertragen.

diefenbach

Lorenz Diefenbach (19 juli 1806 – 28 maart 1883)

 

De Franse schrijver en criticus Ferdinand Brunetière werd geboren op 19 juli 1849 in Toulon. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007.

Uit: LA POESIE FRANCAISE DU XIX SIECLE

“En realite, c’est l’inspiration de deux grands prosateurs et d’une femme de genie qu’on rencontre quand on remonte aux origines de la poesie francaise au dix-neuvieme siecle: l’auteur des Confessions, Jean-Jacques Rousseau; celui du Genie du Christianisme, Chateaubriand; et l’auteur trop souvent et injustement oublie du livre De l’ Allemagne, Mme de Stael. Le premier avait emancipe le MOI de la longue contrainte ou l’avaient comme emprisonne, deux siecles durant, des habitudes litteraires fondees sur une conception essentielIement sociale de la litterature. Ni les Salons ni la Cour, qui faisaient et qui defaisaient alors les reputations, n’avaient admis, pendant deux cents ans, que l’on ecrivit pour les entretenir de soi-meme, de ses “affaires de coeur,” ou de famille. La permission n’en etait donnee qu’aux auteurs de Memoires ou de Correspondances, et a la condition d’etre prealablement morts. J.-J. Rousseau, dont l’oeuvre entiere n’est qu’une confidence a peine dissimuIee, vint changer tout cela, et ainsi rouvrir, de toutes les sources de la grande poesie, non pas peut-etre la plus abondante, ni toujours, on le verra, la plus pure, mais, en tout cas, l’une des principales et des plus profondement cachees. Chateaubriand fit davantage encore. Voyageur,–il rendit a une litterature doyenne trop mondaine le sentiment de cette nature exterieure, mouvante, vivante et coloree, qu’elIe avait, non pas precisement ignoree ni meconnue, dont elIe avait meme joui a Versailles ou a Fontainebleau, dans ses jardins a la francaise, mais qu’elIe avait systematiquement subordonnee a l’observation de l’homme psychologique et moral.“

brunetiere

Ferdinand Brunetière (19 juli 1849 – 9 december 1906)

 

De Franse schrijver en criticus Jean-Marie Déguignet werd geboren op 19 juli 1834 in Guengat.  Zie ook mijn blog van 19 juli 2007.

Uit: Histoire de ma vie

“ Comme tous les paysans ignorants, je considérais ce monde comme étant l’univers entier, ayant au-dessous de lui l’Enfer et au-dessus le Paradis dont le ciel et les étoiles en formaient le plafond. Et c’était justement ces choses-là qui me tourmentaient le plus l’esprit, des choses que je voyais et que je ne pouvais comprendre. Pour les choses surnaturelles je m’étais déjà formé une idée contraire à toutes les autres. Je ne pouvais guère les admettre puisque je n’en voyais jamais là même où tous les autres prétendaient en voir, moi qui aurait dû être un bon voyant cependant, puisque mon père et ma mère l’étaient tous deux; dans mes maladies, dans mes délires, dans mes rêves j’avais vu bien des choses puisque j’avais été comme Dante en enfer, au purgatoire et au paradis, que j’avais vu l’Ankou au pied de mon lit et que j’avais vu mettre mon corps au cercueil, mais ce n’était là que des images, des choses dont j’avais entendu parler, suscitées à mon esprit en délire. Certes, je ne pouvais rien expliquer de tout ça, mais je ne pouvais pas davantage expliquer les choses naturelles, des choses que je voyais tous les jours. Je me posais bien des questions, des pourquoi, mais comment trouver des parce que. J’avais bien vu dans mon petit livre breton que le monde avait été créé en six jours par un être appelé en breton Doué et que ce Doué, Dieu, était en tout semblable à l’homme. Mais ce créateur ne put créer cet homme que lorsqu’il trouva de la terre pour le fabriquer, comment avait-il fait son propre individu qui était de la même matière avant que cette matière existât et où pouvait-il être avant que rien n’existât ? Rien ne peut se contenir dans rien et ne peut concevoir ni se concevoir. Et quand même que cet être n’eût été qu’un pur esprit, il fallait bien qu’il fut quelque part dans l’étendu, il fallait donc que cet étendu fut avant lui. Et puisque l’écriture dit qu’il était matériel comme nous, il fallait que la matière existât avant.“

deguignet
Jean-Marie Déguignet (19 juli 1834 – 29 augustus 1905)

Gottfried Keller, Adriaan Roland Holst, Maarten Biesheuvel, Mitchell Albom, Lydia Rood

Prettige Pinksterdagen!

 

 

 

ElGreco

El Greco, Uitstorting van de Heilige Geest, 1604-1614

 

Berliner Pfingsten

 

Heute sah ich ein Gesicht,

Wonnevoll zu deuten:

In dem frühen Pfingstenlicht

Und beim Glockenläuten

Schritten Weiber drei einher,

Feierlich im Gange,

Wäscherinnen, fest und schwer!

Jede trug `ne Stange.

 

Mädchensommerkleider drei

Flaggten von den Stangen;

Schönre Fahnen, stolz und frei,

Als je Krieger schwangen,

Blau und weiß und rot gestreift,

Wunderbar beflügelt,

Frisch gewaschen und gesteift,

Tadellos gebügelt.

 

Lustig blies der Wind, der Schuft,

Lenden auf und Büste,

Und von frischer Morgenluft

Blähten sich die Brüste!

Und ich sang, als ich gesehn

Ferne sie entschweben:

Auf und laßt die Fahnen wehn,

Schön ist doch das Leben!

 

 

Gottfried Keller

 

Keller

Gottfried Keller (19 juli 1819 – 15 juli 1890)

Portret door Karl Stauffer-Bern

 

 

 

De Nederlandse dichter Adriaan Roland Holst werd geboren op 23 mei 1888 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 23 mei 2009 en ook mijn blog van 23 mei 2008en ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2006.

 

Ontmoeting

 

Verdwaald voorbij de laatste wegen
kwam ik mijn evenbeeld weer tegen.
Hij hield mij staande en zag mij aan:
wij zijn op aarde al lang vergaan,
over ons wordt voorgoed gezwegen.
Wij staan alleen onder de maan.

 

De maan scheen in zijn heldere ogen
die waren leeg en onbewogen.
Ik voelde mij erin vergaan
en zei: wat hebben wij misdaan,
was dan ons leven maar een logen?
Hij zweeg en liep van mij vandaan.
Ik bleef alleen onder de maan.

 

 

Ontroostbaar

 

Ik ging de duistere sparrenlaan tot aan
de hoek waar achter struikgewas en keien
een man bleef wachten tot hij zou vergaan,
een diep bedroefde maar die niet kon schreien.
Hij dacht aan haar die zijn hart meenam in
haar graf: dat was al vele trage jaren
geleden en al had het dan geen zin
er aan te denken en er naar te staren,
hij dacht er aan en staarde voor zich uit
en fluisterde haar naam en wou niet weten
dat zij er niet meer was en het geluid
van zijn naam in haar stem nu was vergeten
en dat het leven doorging als van ouds
meedogenloos en door zou blijven dreunen
en koud of warm zou zijn, en warm of koud,
en dat geen mens er zich om zou bekreunen
tot het einde der dagen als het nacht
wordt en geen de ander ooit meer kan aanschouwen
en wij, verlorenen van dit geslacht,
teloor gaan in een overweer wantrouwen.

 

 

Naar de kroeg

 

Hield ik maar minder van het volle leven
dat langzaam leegloopt en te sterven ligt.
De afbraak begon, de trots gaat mij begeven,
mijn oude botten kraken en ik zwicht
de drempel over naar mijn bed. De dekens
liggen nog net zo als vanmorgen vroeg
toen ik opstond – zijn dit ook voortekens?
Alles wijst naar de dood als naar een kroeg
waar ieder stombeschonken kan inslapen
en als het voor het laatste is zegt men zacht
fluisterend: goedennacht.
De predikant verklaart: hij is ontslapen.

 

Holst

Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 – 5 augustus 1976)  

Jan Slauerhoff, Adriaan Roland Holst en Eddy du Perron

 

 

De Nederlandse schrijver Maarten Biesheuvel werd geboren in Schiedam op 23 mei 1939. Zie ook mijn blog van 15 december 2006 en ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2008 en ook mijn blog van 23 mei 2009.

 

Uit:Reis door mijn kamer

 

„Ik zal u door mijn kamer laten reizen tot het u duizelt! Ik zal u mijn kamer beschrijven precies zoals hij is, opdat mensen over duizend jaar weten hoe een kamer anno 1983 in Leiden, Nederland, eruitzag. Ik geloof dat iedereen graag wil weten hoe mijn kamer eruitziet, omdat hij of zij dan het arrangement van voorwerpen vergelijken kan met dat in de eigen kamer: ‘Dus daar heeft hij de schemerlamp staan?’ Ik heb trouwens gemerkt dat mensen die mijn huis bezoeken altijd het liefst mijn kamer willen zien. ‘Dus hier zit je nou altijd?’ vragen ze verbaasd alsof het eigenlijk niet mogelijk is. Wat doet het ertoe hoe groot het heelal is als mijn kamer voor mij al zo belangwekkend is?

Ik voer u eerst naar een grote foto achter glas in een zwarte lijst die boven mijn bed hangt. Daarop ziet u de kop van Nabokov die zelf door de leegte van het heelal reist. Hij kan niet meer schrijven, omdat hij dood is. Vladimir Nabokov is mijn grote voorbeeld, iedere dag denk ik aan hem. Een geniale grappenmaker. De foto is geknipt uit het Amerikaanse tijdschrift Life. Het moet in 1965 geweest zijn dat ik het blad met de foto van Nabokov vond en op de foto moet hij dus ongeveer zesenzestig jaar zijn. Hij heeft een kleine glimlach om zijn mond, draagt een gewoon jasje, een gewone das en overhemd. Maar op zijn neus zit de lorgnet van zijn grootmoeder geklemd en daardoor lijkt hij een beetje op een kip. Die foto is misschien het liefste ding dat ik in huis heb. Natuurlijk heb ik van mijn vader en moeder gehouden, maar hun portretten heb ik niet in mijn kamer hangen, ze hangen in de slaapkamer. Van het portret van Nabokov reizen wij met gezwinde spoed (een lunch zal worden gebruikt ter hoogte van de boekenkast en na de middag bent u vrij) naar mijn schrijfmachine. Die machine is een Remington uit 1912 en hij zal wat uiterlijk betreft niet veel verschillen van de Remington uit de ‘Remingtonnaja komnata’ (De Remington-kamer) van Lev Tolstoj die, zoals u weet, Kreutzersonate, Anna Karenina en Vojna i mir heeft geschreven.“

 

Biesheuvel

Maarten Biesheuvel (Schiedam, 23 mei 1939)

 

 

De Amerikaanse schrijver, journalist en radiopresentator  Mitchell David Albom werd geboren op 23 mei 1958 in Passaic, New Jersey. Zie ook mijn blog van 23 mei 2009.

 

Uit: Have a Little Faith

 

„I once asked the Reb that most common of faith questions: why do bad things happen to good people? It had been answered countless times in countless ways; in books, in sermons, on Web sites, in tear-filled hugs. The Lord wanted her with him . . . ​He died doing what he loved . . . ​She was a gift . . . ​This is a test . . . ​

I remember a family friend whose son was struck with a terrible medical affliction. After that, at any religious ceremony—even a wedding—I would see the man out in the hallway, refusing to enter the service. “I just can’t listen to it anymore,” he would say. His faith had been lost.

When I asked the Reb, Why do bad things happen to good people?, he gave none of the standard answers. He quietly said, “No one knows.” I admired that. But when I asked if that ever shook his belief in God, he was firm.

“I cannot waver,” he said.

Well, you could, if you didn’t believe in something all-powerful.

“An atheist,” he said.

Yes.

“And then I could explain why my prayers were not answered.”

Right.

He studied me carefully. He drew in his breath.

“I had a doctor once who was an atheist. Did I ever tell you about him?”

No.

“This doctor, he liked to jab me and my beliefs. He used to schedule my appointments deliberately on Saturdays, so I would have to call the receptionist and explain why, because of my religion, that wouldn’t work.”

Nice guy, I said.

“Anyhow, one day, I read in the paper that his brother had died. So I made a condolence call.”

After the way he treated you?

“In this job,” the Reb said, “you don’t retaliate.”

 I laughed.“

 

mitchell

Mitchell Albom (Passaic, 23 mei 1958)

 

 

De Nederlandse schrijfster en columniste Lydia Rood werd geboren op 23 mei 1957 in Velp. Zie ook mijn blog van 23 mei 2007 en ook mijn blog van 23 mei 2008 en ook mijn blog van 23 mei 2009.

 

Uit: De Kus

 

„De vrouw schudde haar hoofd, sloeg haar omslagdoek dichter om zich heen en porde in het vuur. Het was maar een armzalig vuurtje, veel warmte kwam er niet af.
‘Ik hoop maar dat Grietje het brood niet aan de vogeltjes voert,’ zei ze. ‘Ze heeft zo’n goed hart. En ze houdt van dansen, weet je dat?’
‘Welnee,’ zei de man. Hij slurpte. ‘Dansen, wat een onzin.’
‘Gelukkig heeft ze Hans om op haar te passen. Hans is zo’n slimme jongen. Hij lijkt sprekend op jou.’
‘Waarom zeg je dat?’ vroeg de man wantrouwend.
‘Nou, omdat het zo is. Hans heeft jouw ogen, jouw neus, en jouw voeten. Echt sprekend. En zo moedig, echt een zoon van jou.’
‘Ik heb het altijd een achterbaks joch gevonden,’ zei de man. Hij gooide zijn kom aan de kant en pakte de soeppot om hem uit te slurpen.
‘Bedoel je soms te zeggen dat hij een koekoeksjong is?’ vroeg de vrouw met haar handen op haar heupen. Ze rechtte haar rug en ging pal voor haar man staan. ‘Waar beschuldig jij mij van, man? Heb je hem daarom zo diep het bos in gebracht?’

 

Rood

Lydia Rood (Velp, 23 mei 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Anna Enquist, Gottfried Keller, Miltos Sachtouris, Jean-Pierre Faye, Hermann Bahr, Robert Pinget, A. J. Cronin, Heinrich Christian Boie, Dominic Moraes, Jean-Marie Déguignet, Georg Diefenbach, Ferdinand Vincent-de-Paul Marie Brunetière

De Nederlandse dichteres en schrijfster Anna Enquist werd geboren op 19 juli 1945 in Amsterdam als Christa Boer. Zie ook mijn blog van 19 juli 2006 en ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008.

Uit: Contrapunt

 

“De vrouw met het potlood hing over de tafel en las in een zakpartituur van de Goldbergvariaties. Het potlood was gemaakt van voornaam zwart hout. Er zat een zware zilveren dop op, waarin een puntenslijper verborgen was. Het potlood zweefde boven een leeg schrift. Naast de partituur lagen sigaretten en een aansteker. Een kleine metalen asbak, compact en glimmend geschenk van een vriend, stond op de tafel.

De vrouw heette simpelweg ‘vrouw’, misschien ‘moeder’. Er waren naamgevingsproblemen. Er waren veel problemen. In het bewustzijn van de vrouw lagen geheugenproblemen aan de oppervlakte. De aria die zij bekeek, het thema waarop Bach zijn Goldbergvariaties componeerde, deed de vrouw denken aan de periodes waarin zij deze muziek studeerde. Toen de kinderen klein waren. Daarvóór. Daarna. Op die herinneringen was zij niet uit. Op elk dijbeen een kind, en dan met de armen om de kinderlijven heen dat thema eruit zien te krijgen; de kleine zaal van het Concertgebouw in lopen, de pianist zien opkomen, ademloos wachten op het kale octaaf van de inzet – de elleboog van de dochter voelen: ‘Mama, dat is óns lied!’ Dat hoefde nu niet. Zij wilde louter aan de dochter denken. De dochter als baby, als meisje, als jonge vrouw.

De herinneringen verschrompelden tot grauwe gemeenplaatsen die niemand belangstelling zouden kunnen inboezemen. Zij zou over de dochter niets kunnen vertellen, zij kende de dochter niet. Schrijf dáár dan over, dacht ze woedend. Ook de omtrekkende beweging is beweging; ook het negatief toont een beeld. Of ook de stilte muziek is, wist ze zo net nog niet.”

 

Anna_Enquist

Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)

 

De Zwitserse schrijver Gottfried Keller werd geboren in Zürich op 19 juli 1819. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008.

 

Uit: Die Leute von Seldwyla

 

Seldwyla bedeutet nach der älteren Sprache einen wonnigen und sonnigen Ort, und so ist auch in der Tat die kleine Stadt dieses Namens gelegen irgendwo in der Schweiz. Sie steckt noch in den gleichen alten Ringmauern und Türmen wie vor dreihundert Jahren und ist also immer das gleiche Nest; die ursprüngliche tiefe Absicht dieser Anlage wird durch den Umstand erhärtet, daß die Gründer der Stadt dieselbe eine gute halbe Stunde von einem schiffbaren Flusse angepflanzt, zum deutlichen Zeichen, daß nichts daraus werden solle. Aber schön ist sie gelegen, mitten in grünen Bergen, die nach der Mittagseite zu offen sind, so daß wohl die Sonne hereinkam, aber kein rauhes Lüftchen. Deswegen gedeiht auch ein ziemlich guter Wein rings um die alte Stadtmauer, während höher hinauf an den Bergen unabsehbare Waldungen sich hinziehen, welche das Vermögen der Stadt ausmachen; denn dies ist das Wahrzeichen und sonderbare Schicksal derselben, daß die Gemeinde reich ist und die Bürgerschaft arm, und zwar so, daß kein Mensch zu Seldwyla etwas hat und niemand weiß, wovon sie seit Jahrhunderten eigentlich leben. Und sie leben sehr lustig und guter Dinge, halten die Gemütlichkeit für ihre besondere Kunst, und wenn sie irgendwo hinkommen, wo man anderes Holz brennt, so kritisieren sie zuerst die dortige Gemütlichkeit und meinen, ihnen tue es doch niemand zuvor in dieser Hantierung.

Der Kern und der Glanz des Volkes besteht aus den jungen Leuten von etwa zwanzig bis fünf-, sechsunddreißig Jahren, und diese sind es, welche den Ton angeben, die Stange halten und die Herrlichkeit von Seldwyla darstellen. Denn während dieses Alters üben sie das Geschäft, das Handwerk, den Vorteil oder was sie sonst gelernt haben, das heißt sie lassen, solange es geht, fremde Leute für sich arbeiten und benutzen ihre Profession zur Betreibung eines trefflichen Schuldenverkehrs, der eben die Grundlage der Macht, Herrlichkeit und Gemütlichkeit der Herren von Seldwyl bildet und mit einer ausgezeichneten Gegenseitigkeit und Verständnisinnigkeit gewahrt wird; aber wohlgemerkt, nur unter dieser Aristokratie der Jugend.“

 

gottfried_keller

Gottfried Keller (19 juli 1819 – 15 juli 1890)
Monument in Zürich

 

De Griekse dichter Miltos Sachtouris of Miltos Sahtouris werd geboren in Athene op 19 juli 1919. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008.

The Poet

When they find me on the cross of my death
the sky around will have reddened far beyond
there’ll be a suspicion of sea
and, from above, in a now terrifying darkness
a white bird will recite my songs.

 

Morning And Evening

In the morning
you see death
looking through the window
at the garden
the cruel bird
and the quiet cat
on the branch

passing
on the street outside
is the phantom-car
the supposed driver
the man with the broom
the gold teeth
laughs
and in the evening
at the cinema
you see
what you didn’t see in the morning
the joyful gardener
the real car
the kisses with the real couple

that death is not liked
by the cinema

 

Vertaald door David Connoly

saxtouris

Miltos Sachtouris (19 juli 1919 – 29 maart 2005)

 

De Franse schrijver en filosoof Jean-Pierre Faye werd geboren in Parijs op 19 juli 1925. Zijn bekendste wetenschappelijke werk is Langages totalitaires. Critique de la raison / économie narrative (1972), een analyse van de ideologische processen in het Duitsland van de Republiek van Weimar. Zijn literaire proza omvat voornamelijk verhalen, zoals La Cassure und Battement, die handelen over de Algerijnse oorlog. Voor zijn roman L’Écluse, over de koude oorlog, kreeg hij in 1964 de “Prix Renaudot”.

 

Uit: La bataille de Léda

 

« Il se rappelle : Je voyais Léda manger des oeufs durs, elle les sortait deux par deux d’un petit sac à fermeture éclair.

À ce moment je ne savais pas son nom.

Ses cheveux tombent autour de ses yeux, nattés en tresses légères du côté gauche, libres du côté droit. À sa gauche, c’est-à-dire à droite en la regardant, le tissu des cheveux est tressé et en même temps rebelle, il s’échappe en boucles légères. À sa droite, donc à gauche en la regardant, l’échappée des boucles est plus libre.

Elle me croise dans le couloir d’avion, à la sortie, elle s’excuse au passage auprès d’un homme aux proportions gigantales, qui lui barrait le chemin.

Elle me dit très vite, dans un coup d’oeil : il est toxé, celui-là.

Sa place était là, à côté. »

 

JPFAYE

Jean-Pierre Faye (Parijs, 19 July 1925)

 

De Oostenrijkse toneelschrijver, romanschrijver, essayist, tijdschriftuitgever, journalist, theaterregisseur, dramaturg en theater-, kunst- en cultuurcriticus Hermann Bahr werd geboren op 19 juli 1863 in Linz. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008.

 

Uit: Trost in Goethe

 

Diese Schrift hat sich gewissermaßen selbst geschrieben. Es erging mir seltsam mit ihr. Ich hatte sie nicht vor und staune noch, wie sie mich auf einmal überkam.

Ich spreche seit Jahren gern in Danzig. Diese Menschen sind mir lieb geworden. Sie hören gut zu und bringen dem Redner etwas entgegen, das ihn produktiver macht, als er in gemeinen Stunden ist. Ihre Teilnahme steigert ihn, ihre Gunst holt alle Kraft aus ihm heraus, und indem er sie, so leicht sie sich bewegen, so gern sie sich verlocken lassen, dabei doch kritisch aufmerksam, ja beim ersten Anlaß gleich zum Spott bereit merkt, muß er auf der Hut sein, nimmt sich zusammen und übertrifft sich selbst. Es ist mir dort geschehen, daß ich bei Vorträgen, die mir längst geläufig, ja durch Übung und Gewohnheit schon fast mechanisch geworden waren, Wendungen, Einfälle, Lebendigkeiten fand, die ich mir gar nicht anmaßen durfte, sondern, fast mit Neid, eigentlich diesen Zuhörern und ihrer geheimnisvoll mich belebenden Kraft zusprechen mußte. Darum ist es mir auch, wenn ich einen Vortrag zum erstenmal halten soll, in Danzig am liebsten. Wenn ich nämlich über etwas zum erstenmal spreche, weiß ich zwar ein und aus, ich weiß, woher und wohin, ich weiß, was ich sagen will, und auch ungefähr wie, doch liegt das alles höchst ungewiß im Schatten, es ist noch ganz ungestalt, und gar nicht weiß ich, wieviel sich davon ergreifen, festhalten, gar aber formen lassen wird. Ich bin selber immer sehr neugierig. Wenn ich nämlich nichts sage, als was ich vom Anfang an sagen will, das genügt mir nicht, sondern es muß, indem ich spreche, noch etwas dazu kommen, was mich selber überrascht, ja mir oft im ersten Augenblick gar nicht recht geheuer ist, bis es sich dann auf einmal doch als eben das zu erkennen gibt, worauf ich insgeheim immer schon aus war; in guten Gesprächen geht’s einem ja auch so: bloß dadurch, daß man einen Zuhörer hat, findet man dann, was man immer schon gesucht, aber vergeblich, solang man mit sich allein war. Nur muß der Zuhörer auch danach sein. In Danzig ist er es mir.”

 

Bahr

Hermann Bahr (19 juli 1863 – 15 januari 1934)
Portret door Emil Orlik

 

De Frans-Zwitserse schrijver Robert Pinget werd geboren op 19 juli 1919 in Genève. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007 en ook mijn blog van 19 juli 2008.

 

Uit: Théo ou le temps neuf

 

“Mais tes livres c’est toujours les mêmes ils ont point de fleurs.

Je t’ai dit prends en d’autres, là sur la table tu vois, il y a des tas d’histoires, celle du café des illusions, celle des traîne-misère, celle du château et celle de l’étang aux nénuphars et celle du sentier dans le bois et celles des souterrains qui se creusent et celle du cimetière et celle de la lettre perdue et celle du tribunal et celle du roi déchu et celle du jardin aux orties et celle des innocents en promenade et celle du manuscrit plein de ratures et celle de l’alchimiste et celle de l’ennemi qui nous guette à tous les tournants et celle du vagabond dans les collines grises, des centaines d’histoires, des centaines qui nous rendent heureux quand on les a bien comprises. »

 

Pinget

Robert Pinget (19 juli 1919 – 25 augustus 1997)

 

De Schotse schrijver Archibald Joseph Cronin werd geboren op 19 juli 1896 in Cardross, Dunbartonshire.

 

Uit: The Judas Tree

 

“Now he perceived how illusory his hopes had been, how all his imaginings had been falsely based on a romantic re-creation of the past. Had he actually expected, after thirty years, to find Mary as on the day he had abandoned her, sweet with the freshness of youth, tenderly passionate, still virginal? God knows he would have wished it so. But the miracle had not occurred and now, having heard the history of a woman who wept for him late and long, who married, though not for love, lost an invalid husband, who suffered hardships, ill-fortune, perhaps even poverty, yet sacrificed herself to bring up her daughter to a worthy profession – knowing all this, he had returned to reality, to the calm awareness that the Mary he would find at Markinch would be a middle-aged woman, with work-worn hands and tired, gentle eyes, bruised and defeated by the battle of live…”

 

cronin

A. J. Cronin (19 juli 1896 – 6 januari 1981)

 

De Duitse dichter en uitgever Heinrich Christian Boie werd geboren op 19 juli 1744 in Meldorf. Hij studeerde rechten in Jena en Göttingen. Daar begon hij in 1770samen met Friedrich Wilhelm Gotter de Göttinger Musenalmanach die hij van 1770 tot 1775 alleen uitgaf. In 1772 richtten  Johann Heinrich Voß, Johann Martin Miller, dessen Vetter Gottlieb Dieterich Miller, Ludwig Christoph Heinrich Hölty, Johann Friedrich Hahn und Johann Thomas Ludwig Wehrs de Göttinger Hainbund op. De Göttinger Musenalmanach werd de spreekbuis van deze vereniging.

 

An einen jungen Dichter

 

Verstecke dich und statt zu fliegen krieche!
So sprach mit Recht ein weiser alter Grieche,
Und traun! der Mann sah tief in unser Herz.
Des Bruders Glück ist seinem Bruder Schmerz;
Stets ungerecht, voll Neid ist unsre Seele,
Sie leidet, wenn geehrt ein andrer ist.
Verdiene Ruhm! Doch daß dir Glück nicht fehle,
So werde nicht genannt, eh du gestorben bist.

 

 

Aufrichtiges Geständniß

 

Herr Schlemm verkauft sein Haus, und spricht, er hab es satt.
Natürlich, denn man weiß daß ers gefreßen hat.

 

Boie

Heinrich Christian Boie (19 juli 1744 – 3 maart 1806)
Portret door Heinrich Friedrich Leopold Mathieu, 1773.

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 19 juli 2008.

De Indiase dichter en schrijver Dominic Francis Moraes werd geboren op 19 juli 1938 in Bandra. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007.

De Franse schrijver en criticus Jean-Marie Déguignet werd geboren op 19 juli 1834 in Guengat. Zie ook mijn blog van 19 juli 2007.

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 19 juli 2007.

De Duitse dichter en schrijver Georg Anton Lorenz Diefenbach werd geboren op 19 juli 1806 in Ostheim, Hessen.

De Franse schrijver en criticus Ferdinand Vincent-de-Paul Marie Brunetière werd geboren op 19 juli 1849 in Toulon.