Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Haruki Murakami, Kamiel Verwer, Jakob Michael Reinhold Lenz, Fatos Kongoli

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

 

Filippino Lippi (1459-‑1504) ─ zelfportret

Zijn ogen zijn van stilte overtogen
En uit de open, welgevormde mond
Klinkt niets dat je verrukken kan of schokken ─
Hij lijkt een zwijgend kind van zestien jaar

Zijn zacht gelaat is jongensachtig rond
Voorzichtig springen hier en daar zijn lokken
Iets op uit de gekamde regelmaat
Van zijn in bruine lagen vallend haar

Toch ziet hij je met zijn verstarde ogen
Er broeit iets dat zich slechts beschrijven laat
Als niet onaangedaan en niet verveeld

Je hoort zijn stem in dit verstomde beeld
En proeft de hartstocht die hier onbewogen
Voor eeuwig in de kalk geschilderd staat

 

De kleine waterval

Het water maakt een lange reis
Nu valt het hier van het plateau
Waar even het de hoogte vond
En dan verzinkt als vloeibaar ijs

Ginds komt het wellend uit de grond
Passeert het slot en trapsgewijs
Verandert telkens het niveau

Zo gaat het heel de wereld rond
En keert terug waar het ontstond
En stroomt dan weer van ons vandaan

Ontspringen, zijn, ten ondergaan –
Wij stromen als het water mee
Het spiegelt ons vergeefs bestaan:
We drijven langzaamaan naar zee

 

Katholieke roman
Paul Lemmens S.J.

In ’t oude huis heerst droefenis en schrik
De bleke vader loopt vertwijfeld rond
Eenieder ziet zijn triest omfloerste blik

De zeven zoons, zij houden braaf hun mond
En ook de meisjes, negen in totaal
Ontzien hun lieve vader in deez’ stond

Want in de stille kamer, hoog en kaal
Ligt zij, de moeder van de kinderschaar
Nu opgebaard, haar lichaam koud als staal

Ze ligt, met zoete bloempjes in het haar
Als slapend op het bed dat werd tot baar

 

 
Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)

 

De Britse schrijver David Mitchell werd geboren in Southport op 12 januari 1969. Zie ook alle tags voor David Mitchell op dit blog.

Uit:Black Swan Green

“Do not set foot in my office. That’s Dad’s rule. But the phone’d rung twenty-five times. Normal people give up after ten or eleven, unless it’s a matter of life or death. Don’t they? Dad’s got an answering machine like James Garner’s in The Rockford Files with big reels of tape. But he’s stopped leaving it switched on recently. Thirty rings, the phone got to. Julia couldn’t hear it up in her converted attic ‘cause “Don’t You Want Me?” by Human League was thumping out dead loud. Forty rings. Mum couldn’t hear ‘cause the washing machine was on berserk cycle and she was hoovering the living room. Fifty rings. That’s just not normal. S’pose Dad’d been mangled by a juggernaut on the M5 and the police only had this office number ‘cause all his other I.D.’d got incinerated? We could lose our final chance to see our charred father in the terminal ward.
So I went in, thinking of a bride going into Bluebeard’s chamber after being told not to. (Bluebeard, mind, was waiting for that to happen.) Dad’s office smells of pound notes, papery but metallic too. The blinds were down so it felt like evening, not ten in the morning. There’s a serious clock on the wall, exactly the same make as the serious clocks on the walls at school. There’s a photo of Dad shaking hands with Craig Salt when Dad got made regional sales director for Greenland. (Greenland the supermarket chain, not Greenland the country.) Dad’s IBM computer sits on the steel desk. Thousands of pounds, IBMs cost. The office phone’s red like a nuclear hotline and it’s got buttons you push, not the dial you get on normal phones. So anyway, I took a deep breath, picked up the receiver, and said our number. I can say that without stammering, at least. Usually. But the person on the other end didn’t answer.
“Hello?” I said. “Hello?”
They breathed in like they’d cut themselves on paper.
“Can you hear me? I can’t hear you.”
Very faint, I recognized the Sesame Street music.
“If you can hear me”—I remembered a Children’s Film Foundation film where this happened—”tap the phone, once.”
There was no tap, just more Sesame Street.
“You might have the wrong number,” I said, wondering.
A baby began wailing and the receiver was slammed down.
When people listen they make a listening noise.
I’d heard it, so they’d heard me.
“May as well be hanged for a sheep as hanged for a handkerchief.” Miss Throckmorton taught us that aeons ago. ‘Cause I’d sort of had a reason to have come into the forbidden chamber, I peered through Dad’s razor-sharp blind, over the glebe, past the cockerel tree, over more fields, up to the Malvern Hills”.

 

 
David Mitchell (Southport, 12 januari 1969)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jacques Hamelink werd geboren op 12 januari 1939 in Driewegen, bij Terneuzen. Zie ook alle tags voor Jacques Hamelink op dit blog.

 

Het idee

De magnolia, voorloper,
verspilde zijn bloesems nog. Daarna kwam
in de koude wind de bosduif terug
van verleden jaar. Een nieuwe vestigingspoging –

      het idee
geeft me je geneurie, onafgebroken,
dat niet zingt maar zacht stookt,
aanstuurt op zang.

 

De Moorse tuin

Als kind, je weet het, vond ik troost
bij de vlier die uitliep
langs de slootkant. Zijn verwarrende geur
werd tot chiffre van mijn folklore, hartzeer

dat zich hier hervindt. Voor het gevoel
wieg je, weerleg je mijn aarzeling nog weer
als gisteren, toen in de wrange wind
de oleander in bloei ging.

 

Ansicht

Dorre dag, fijn schuurzand dat ons gesloten heden
door kieren binnendringt; armetierig leven,
dat aan de basis ligt, dat ons slikt; doorgangshuis
voor de wind die hijgt naar de regen, de lathyrus losrukt
van de latten, tot vervelens toe je bloemperken rammeit
terwijl hier, in de tochtloze hemisfeer
van een huurkamer, een kitschpendule onder een stolp
werktuigelijk het museale begrip tijd intakt houdt.

Wat zei je ook weer, dat de wind ging liggen?
De weinige woorden hebben alle bijbetekenissen afgelegd,
hier kan niets meer gebeuren of gebeurt
bij het minste of het geringste alles opnieuw, zodra
een pauze valt onder de lamp, je polshorloge luider gaat tikken,
je je adem inhoudt, buiten
eindelijk de regen begint, een nachtvogel schreeuwt,
je bij vergissing misschien het gebaar vindt
dat aan zijn bedoeling beantwoordt.

 

 
Jacques Hamelink (Terneuzen, 12 januari 1939)

 

De Japanse schrijver en vertaler Haruki Murakami werd geboren op 12 januari 1949 in Kyoto. Zie ook alle tags voor Haruki Murakami op dit blog.

Uit: Colorless Tsukuru Tazaki and His Years of Pilgrimage (Vertaald door Philip Gabriel)

“One Saturday night, Tsukuru and Haida were up talking late as usual when they turned to the subject of death. They talked about the significance of dying, about having to live with the knowledge that you were going to die. They discussed it mainly in theoretical terms. Tsukuru wanted to explain how close to death he had been very recently, and the profound changes that experience had brought about, both physically and mentally. He wanted to tell Haida about the strange things he’d seen. But he knew that if he mentioned it, he’d have to explain the whole sequence of events, from start to finish. So as always, Haida did most of the talking, while Tsukuru sat back and listened.
A little past 11 p.m. their conversation petered out and silence descended on the room. At this point they would normally have called it a night and gotten ready for bed. Both of them tended to wake up early. But Haida remained seated, cross-legged, on the sofa, deep in thought. Then, in a hesitant tone, something unusual for him, he spoke up.
“I have a kind of weird story related to death. Something my father told me. He said it was an actual experience he had when he was in his early twenties. Just the age I am now. I’ve heard the story so many times I can remember every detail. It’s a really strange story—it’s hard even now for me to believe it actually happened— but my father isn’t the type to lie about something like that. Or the type who would concoct such a story. I’m sure you know this, but when you make up a story the details change each time you retell it. You tend to embellish things, and forget what you said before. … But my father’s story, from start to finish, was always exactly the same, each time he told it. So I think it must be something he actually experienced. I’m his son, and I know him really well, so the only thing I can do is believe what he said. But you don’t know my father, Tsukuru, so feel free to believe it or not. Just understand that this is what he told me. You can take it as folklore, or a tale of the supernatural, I don’t mind. It’s a long story, and it’s already late, but do you mind if I tell it?”
Sure, Tsukuru said, that would be fine. I’m not sleepy yet.”

 
Haruki Murakami (Kioto, 12 januari 1949)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Kamiel Verwer werd op 12 januari 1979 in Tilburg geboren. Zie ook alle tags voor Kamiel Verwer op dit blog.

Uit: Plezier met het CJIB

“Maar dat is toch vreemd. Het is al drie maanden geleden.”
– “Het kan soms wel langer duren.”
“Ik bel omdat ik misschien in de niet al te verre toekomst ga emigreren naar een land buiten Europa. Het adres dat ik aan de agenten heb opgegeven is dan niet meer geldig. Wat gebeurt er wanneer de brief de afzender niet kan bereiken?”
– “Dat hangt ervan af.”
“Stel: ik kom over twintig jaar terug naar Nederland om afscheid te nemen van een doodziek familielid. Wat gebeurt er wanneer die boete nog open staat?”
– “Dat zou ik u niet kunnen zeggen.”
“Mooi. Dat is belangrijk voor me om te weten.”
– “Het hangt van de beslissing van de politie over twintig jaar af. U zou bijvoorbeeld kunnen worden aangehouden.”
“Aangehouden? Zou ik in de cel kunnen worden gezet?”
– “Dat behoort eventueel ook tot de mogelijkheden, ja.”
“Goed zo. En in die cel wordt me ook nooit duidelijk gemaakt waar ik precies aan toe ben?”
– “Maakt u zich maar geen zorgen, meneer Verwer.”
“Prachtig. Er zijn nog een paar kleine dingetjes die ik wil weten.”
– “Vraagt u maar. We zijn er om u te helpen.”
“Stel dat ik bij u langskom aan de balie, en dan de boete direct betaal. Dat scheelt u weer een brief en…”
– “Helaas hebben wij geen bezoekadres.”
“Prima! Dat is waar ik stiekem op had gehoopt.”
– “Ik ben blij dat ik u van dienst heb kunnen zijn. Heeft u verder nog vragen?”
“Heeft u enig idee om wat voor boete het gaat?”
– “Daarvoor zou ik u moeten doorverbinden naar een andere afdeling.”
“Dit is schitterend. Dank u wel!”
– “Een prettige middag nog, meneer Verwer.”

 

 
Kamiel Verwer (Tilburg, 12 januari 1979)

 

De Duitse dichter en schrijver Jakob Michael Reinho;d Lenz werd geboren op 12 januari 1751 in Seßwegen. Zie ook alle tags voor Jakob Michael Reinhold Lenz op dit blog.

Das Vertrauen auf Gott

Ich weiß nichts von Angst und Sorgen,
Denn, erwach’ ich jeden Morgen,
Seh’ ich, daß mein Gott noch lebt,
Der die ganze Welt belebt.

Dem hab’ ich mich übergeben,
Er mag auf mich Achtung geben,
Er ist Vater, ich das Kind,
Meinem Vater folg’ ich blind.

Ich bins so gewohnt von Langem,
Unverrückt an ihm zu hangen.
Wo ich bin, da ist auch er,
Wenn es auch bei’m Teufel wär’.

Toben Stürme, Unglücks-Wellen,
Wenn die Feinde noch so bellen,
Bin ich ruhig, denn mein Gott
Half mir noch aus aller Noth.

Und wenn auch die Noth am größten,
Eben recht, so dient’s am besten:
Wenn die Wege wunderlich,
Gehn sie immer seliglich.

Wenn du willst an Ihm verzagen,
Dich mit eitlen Sorgen plagen,
Ei so sag’ nicht, daß du bist
Gotteskind, ein wahrer Christ.[12]

Der aus Nichts die Welten machte
Unser Gott im Himmel sagte:
Ruf’ mich an, so führ’ ich dich,
Helf’ dir, und errette dich.

Gott hat Jesum uns gegeben,
Daß wir möchten durch Ihn leben:
Jesum, Seinen lieben Sohn,
Sandte Er vom Himmelsthron.

Er ist unser Fürst geworden,
Er soll helfen aller Orten,
Denen, die sich Seiner freu’n,
Und ihr Herz der Liebe weih’n.

Wird denn Der dich lassen sterben,
Der dich hat gesetzt zum Erben?
Der für dich geschmeckt den Tod?
Gott bleibt immer Gott, dein Gott!

Hoffe nun, steh’ fest im Glauben,
Laß dir nichts die Hoffnung rauben;
Ließe dich dein Fürst in Noth,
Würd’ Er selbst der Feinde Spott.

 

 
Jakob Michael Reinhold Lenz (12 januari 1751- 24 mei 1792)
Cover

 

De Albanese schrijver Fatos Kongoli werd geboren op 12 januari 1944 in Elbasan. Zie ook alle tags voor Fatos Kongoli op dit blog.

Uit: The Loser (Vertaald door Robert Elsie en Janice Mathie-Heck)

“All of a sudden I turned and bolted. Vilma stood there at the fence with Max. Years later, she reminded me of the scene. ‘You were so strange, the way you stared at me, looking right into my eyes! I went back to the stairs with Max and pretended I was reading, but actually I was waiting for you to come back and stare into my eyes again. No boy had ever looked at me that way and I didn’t understand what it was that made me wait for you. I never stopped believing that you’d reappear at the fence one day, even later when you were going to university and rumours had spread in town that you were having an affair with a widow. But you never turned up. I waited for you, even though you poisoned my Max. I cried for him as I would have for a brother. And yet, I waited for you, though I was convinced you’d never come back.’
From the moment I started to run, I was convinced, too, that I wouldn’t go back. When Vilma picked Max up and started to talk to me, I knew that if I stayed any longer, I wouldn’t be able to take revenge at all. I don’t know how to explain it properly, but I felt that if I hung around near Vilma, listening to her voice, looking into her eyes and watching her pet the dog, I wouldn’t feel up to poisoning Max. And if I didn’t poison Max, Vilma wouldn’t cry. And if Vilma didn’t cry, Xhoda wouldn’t lose his mind.
Max had a painful but quick end. Before we committed the crime, Sherif asked me to find out what food the dog preferred. With some trouble, I found out from a boy who used to visit Vilma quite often – they were cousins – that Max loved fried liver, preferably lamb. I got some. Without his father noticing, Sherif mixed it with the poison used to exterminate wild dogs. We did away with Max one afternoon while Vilma was taking him out for a walk, as she often did, to the edge of town where the fields start.”

 

 
Fatos Kongoli (Elbasan, 12 januari 1944)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e januari ook mijn vorige blog van vandaag.

Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Haruki Murakami, Kamiel Verwer, Jakob Lenz, Fatos Kongoli, Jack London, Ferenc Molnár

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

Castanea sativa

Hij, die als vreemdeling hier binnenkwam
Als gast in dit ons koude Nederland
Uit streken rond de Middellandse Zee –
Die zich gehandhaafd heeft in weer en wind

Die eeuwen overziet – een fiere stam
Zijn rechte rug – hij werpt met gulle hand
Zijn bitterzoete vruchten naar beneê
Een herfstgeschenk voor wie zijn bolsters vindt

Die aangeplant door Kelten en Romeinen
Gekweekt voor hongerige legioenen
Soms stil verlangt naar Griekenland of Spanje –

Hij kwam en bleef om nooit meer te verdwijnen
Een allochtoon met wortels in zijn schoenen
Wel tam, maar trots en trouw; hij heet kastanje

 

De expositie
Sonsbeek 2008

Kijk, een tuinhuis waaruit harken, schoffels, spades, schepjes groeien
En waar binnenin de mooiste roze woekerschimmels bloeien
En wie ligt daar voor de Villa blinkend in het licht te zonnen?
’t Is de vadsig luie koning starend naar wat lome koeien

Als een luchtschip hangt organisch in het bos een tros ballonnen
Oude flessendoppen zijn tot rododendrondek gesponnen
En de Afrikaanse grijsaards zien hoe wij met afval knoeien
Waaruit zij zijn opgetrokken: roestig wijze dorpsbaronnen

Sonsbeek voert ons naar de wortels van ons alledagstheater
Waarin alles wat van waarde is, verzand lijkt in de sleur
Brengt ons weer naar de essentie tussen bomen, gras en water

Sonsbeek trekt in ons verstarde denken, voelen, zien een scheur:
Waar je loopt en om je heenkijkt, tot in elke uithoek staat er
Iets wat aanzet tot gepeinzen, tot verrukking en grandeur

 

Uit: Momenten

1966

Er trouwde iemand met een Duitse man
En in de hoofdstad brak het oproer uit
Een rookbom legde alle vreugde lam

Het was misschien wel zielig voor de bruid
Maar Nieuwe Tijden hè, dat krijg je dan
De hippies bleven slapen op de Dam

We waren hoopvol, opgetogen, blij
De jaren vijftig waren echt voorbij

Het rook naar anarchie, verlossing, mei
Kabouters preekten stoned de revolutie
Van flower power, hasj en popmuziek

Van afbraak van haast elke institutie –
Aquarius breekt aan en maakt ons vrij –
Maar toch werd Van het Reve katholiek


Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)

Lees verder “Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Haruki Murakami, Kamiel Verwer, Jakob Lenz, Fatos Kongoli, Jack London, Ferenc Molnár”

Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Haruki Murakami, Kamiel Verwer, Jakob Lenz, Fatos Kongoli, Jack London, Ferenc Molnár

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

 

Winterpark

Je ademt witte wolken uit
Het park spreidt als een winterbruid
Nog blinkend, haast onaangeraakt

Een wereld van gedempt geluid
Waarin je voetstap knisperkraakt
Waarin je kinderziel ontwaakt

Je weet dat het niet duren zal:
(Als al het ongerepte schoons)
Straks vliedt als water naar het dal
Wat uit de lucht viel als kristal

De wereld kreeg iets ongewoons
De vaders werden weer als zoons
Dit moest de sneeuw zijn van hun jeugd
O winterpark, o kindervreugd…

 

De cederallee

Zo moet het zijn: het tedere geweld
Van ceders in september, kopergroen
Als wachters in gelid, die heel het bos
Behoeden voor wat schuilt en spiedt en dreigt

Maar beuken zijn het: neigend naar het veld
En reikend naar de lucht, een legioen
Van overmoed dat zonder blik of blos
Ons voorhoudt dat het eeuwen overstijgt

En in oktobers late middagzon
Valt stofgoud van de droge bladerdos

November waait de eerste takken los
Het leven wijkt nu met de lichtval mee

Dan wordt voltooid wat eens als feest begon
Verloochend in een herfstige allee

 

Uit: Momenten

1957

Vijfhonderd meter was het hemelsbreed
Een handkar was voldoende voor het huisraad
En jij mocht zittend mee, wat zat je plat

Fijn bonkend op de bodem met je gat
Een kind van drie dat naar een ander huis gaat
En de gemeentegrens zelfs overschreed

’t Was net iets groter; ’t lag er bijna naast
’t Was meer verplaatsen dan verhuizen haast

Maar Barneveld werd Apeldoorn die zomer
Je weet nog dat het warm was: almaar lomer
Werd ieder ritje hotsend uitgezeten

Ook wees men naar de hemel, stomverbaasd
Om wat je later nooit meer zou vergeten:
Zo’n Sputnik was wel kostje voor een dromer…

 

 
Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)

Lees verder “Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Haruki Murakami, Kamiel Verwer, Jakob Lenz, Fatos Kongoli, Jack London, Ferenc Molnár”

Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Kamiel Verwer, Haruki Murakami, Jakob Lenz, Fatos Kongoli

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

 

Uit: Momenten

1960

Je ging er eerst eens met je vader kijken
Naar het gebouw en naar de weg erheen
Je moest per slot maar zien dat je er kwam

Je kreeg een tas, wat geld, een boterham
Je was pas zes, moest haasten, mocht niet wijken
Een hele tippel voor een kind alleen

Je stapte uit de bus en koos je pad
Je wandelde parmantig door de stad

Het leek haast of het vanzelfsprekend was –
Maar eenzaam was het, en een bange reis
De wereld zou nog lang je vijand blijven

Je zou bij juffrouw Broenink leren schrijven
Gekortwiekt keurig zittend in de klas
Voorgoed verdreven uit het paradijs

 

Uit: Portretsonnetten

2
Hij voelt zich als een lang vergeten jas
Die aan een lege kapstok bleef, alleen
Steeds meer alleen en zelden nog eens beet
Bij ’t sluitingsuur van deez’ of gene tent

De jeugd werd almaar jonger om hem heen
En hij steeds meer een afgeleefd karkas

Hij heeft de barricaden nog gekend
Hij stond er bovenop destijds en streed
De goede strijd; er bleef hem bijna geen
Die weet wat vechten voor je rechten was

Hij rolt er nog maar een en kijkt absent
Met lege ogen naar het volle glas

Ze zeggen, op den duur, dat alles went
Zelfs hangen ja, wanneer je dat maar weet

 

4

Hij neemt nog steeds haar foto met zich mee
En telkens weer als hij zijn portemonnee
Gebruikt, kijkt zij hem stralend lachend aan:
Beschermengel en eeuwig goede fee

En thuis ziet hij haar oude spullen staan
Hij heeft er nog niet dát van weggedaan
Nog steeds dezelfde bril op de wc
Dat geeft een warm gevoel bij ’t zitten gaan

Zijn vrienden zeggen: “Zet haar van je af
’t Is ongezond, het leven gaat toch door?”
En dat is waar, maar staat hij bij haar graf
Dan klinkt haar stem weer dwingend in zijn oor:

“Mijn jongen laat zijn moeder niet alleen”
Blijf mij nabij staat smekend op haar steen

 

 
Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)
Hier met Robert Long (links), eind jaren 1990

Lees verder “Cees van der Pluijm, David Mitchell, Jacques Hamelink, Kamiel Verwer, Haruki Murakami, Jakob Lenz, Fatos Kongoli”

Cees van der Pluijm, Jacques Hamelink, Kamiel Verwer, Haruki Murakami, Alain Teister, Jakob Lenz

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

 

PORTRETSONNETTEN 9

Je kunt met hem de humorberg beklimmen
Hij heeft voor iedereen altijd wel iets
Een kleine kwinkslag of een goede witz
Waar hij verschijnt, daar gaan de ogen glimmen

O al die keren dat we om hem lachten
Wat is die man toch vreselijk ad rem
Gebeurt er iets, dan kijken we naar hem
Je hoeft er nog geen oogwenk op te wachten

En heus, hij is nooit een seconde triest
Het lijkt wel alsof alles langs hem afglijdt
Waardoor hij nooit zijn goede zin verliest

Ik denk dat hij nog vrolijk naar zijn graf schrijdt
Waarop de hele stoet nog één keer briest
Om wat zijn laatste geintje wordt: zijn afscheid

 

PORTRETSONNETTEN 13

Ik vond mijn kind, hij waaide tot mij aan
Wat scheelt die vijfendertig jaar verschil?
Wanneer ik honderd word, is hij de spil
Daarna kan ik gerust ter ziele gaan

Nu ben ik nog ten vleze, het bestaan
Laveert weer tussen schreeuwstorm en windstil
Een mengeling van hoop, geloof en wil
Een innig rendez-vous van zon en maan

Twee kamers heeft het hart dat stadig klopt
Twee liefdes zijn het minste voor een man
Totdat de adem stokt, de motor stopt

Twee liefdes – veel voor wie niet veel verwacht
Meer dan waarop een zondaar hopen kan
De wind, de wind heeft mij een kind gebracht

 

Uit: Momenten 

1978

Er was van dreiging helemaal geen sprake
Je kreeg een eigen huis, een flat met hem
Wat later kwam deed toen nog niet ter zake

Nog nergens dood als stimulans of rem
Wel engelen, maar niet nog die der wrake
Je zong je lied met ongebroken stem

Een zoete inval en een bruisend bad:
De tijd dat je nog geen ontvangstangst had

Het leven leek een feest vol zang en dans
Studeren? Ja, dat deed je er wel bij
Wat misging kreeg vanzelf een nieuwe kans

Dat eens het lied verstommen zou, dat jij
Er in zou tuinen als een domme gans –
Je was naïef, je leek maar frank en vrij

 

 
Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)
Hier met Conny Palmen (l)

Lees verder “Cees van der Pluijm, Jacques Hamelink, Kamiel Verwer, Haruki Murakami, Alain Teister, Jakob Lenz”

Cees van der Pluijm, Jacques Hamelink, Kamiel Verwer, Haruki Murakami, Alain Teister, Jakob Lenz

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

 

Sonnet voor Elisabeth Eybers

Er klinken kinderstemmen in ’t portiek
Hun schel geluid weerkaatst aan alle kanten

Geen oude dromen meer; ik ben weer thuis
Bepaalde bomen kan men niet verplanten

Melancholie: herinneringen aan stilte
Voorafgaand aan een storm voorbije vreugd

Verdriet: besef dat elke dag je heugt
Hoe liefde langzaam overging in kilte

En Heimwee: willen ruiken aan het zilte
Van zeewind die je aanwaait uit je jeugd

Ik lees verdoofd de verse ochtendkranten
Met al het vale nieuws, de dood incluis

En zie hem staan, als één dier emigranten
En weet opeens. Mijn droom had geen abuis.

 

Exodus

Er was een droom van duizend mooie jongens
Op witte paarden rijdend door de nacht
Met wapperende zachtfluwelen kleren

Ze hadden heel het leven in hun macht
De aarde draaide door hun galopperen
En waar zij reden, werd het nooit meer licht

Hun schoonheid was alleen nog te bezweren
Door ’t magisch ritueel van een gedicht:
Er was een droom van duizend mooie jongens

Maar niemand kreeg die woorden uit zijn mond
Want wie hen zag, versteende waar hij stond

 

Kennelijk

Hij heeft de mooiste ogen die ik ken
Van diep en prachtig glanzend donkerbruin
Als hij me aankijkt, raakt ik zo bewogen
Dat ik het eerste uur van slag af ben

Soms stoeien wij een beetje in de tuin
Dan komt hij los en wordt hij opgetogen
Vooral als ik hem kietel en hem jen
(Zo rolden wij het rozenperk in puin!)

Wij hebben een apart soort dialogen
Waarvan nog nooit een derde iets verstond:
Verliefden kunnen praten met hun ogen

Mijn moeder vindt de omgang ongezond
(Als het aan haar lag had het niet gemogen)
Maar ja, ik houd nu eenmaal van mijn hond.

 

 
Cees van der Pluijm (Radio Kootwijk, 12 januari 1954)

Lees verder “Cees van der Pluijm, Jacques Hamelink, Kamiel Verwer, Haruki Murakami, Alain Teister, Jakob Lenz”

Cees van der Pluijm, Jacques Hamelink, Kamiel Verwer, Haruki Murakami, Alain Teister, Jakob Lenz, Fatos Kongoli

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

 

WINTER & HET WYLERBERGMEER

II

O Wylerbergmeer: vlies van ijs
Bedekt in tinten zwart en grijs
Je diepte die zo lokken kon –
Je lacht als was je niet goed wijs

En dan opeens: de winterzon
De sneeuw geeft al haar schitt’ring prijs
Ik voel opnieuw: dit is de bron
Van wat mijn hoofd aan lichtheid won

Hier lijkt een boom niet op een kruis
Of op een galg; hier stroomt wat komt
Hier staan de takken zelfs in knop

Hier slikt het water door de sluis
Terwijl die dwaze lach verstomt –
Van hier kan ik de berg weer op

 

1960


Je ging er eerst eens met je vader kijken
Naar het gebouw en naar de weg erheen
Je moest per slot maar zien dat je er kwam

Je kreeg een tas, wat geld, een boterham
Je was pas zes, moest haasten, mocht niet wijken
Een hele tippel voor een kind alleen

Je stapte uit de bus en koos je pad
Je wandelde parmantig door de stad

Het leek haast of het vanzelfsprekend was –
Maar eenzaam was het, en een bange reis
De wereld zou nog lang je vijand blijven

Je zou bij juffrouw Broenink leren schrijven
Gekortwiekt keurig zittend in de klas
Voorgoed verdreven uit het paradijs

 

SOS

De nacht is zonder jou zo onvertrouwd
Dat ik – alleen – de slaap niet vatten kan
Wij hebben ons een veilig nest gebouwd
Als alle vogels doen zo nu en dan

Wij woelden door de jaren van de strijd
Die liefde heet, een lange warme nacht
Nu slapen wij ons gaten in de tijd
En spelen slechts wanneer dat wordt verwacht

Ons spel als echo van een symfonie
Waarvan alleen de paukenslag nog klinkt
Een nagalm die allengs nog sterker slinkt
Van lepeltjes in stille harmonie

De nacht is zonder jou zo onvertrouwd
Wij liggen samen stil, van man tot man
Alleen maar met elkaar, zoals dat kan
Wanneer men droef is maar daar niet om rouwt.

 

Cees van der Pluijm (Radio Kootwijk, 12 januari 1954)
Hier met de Nicaraguaanse dichter Ernesto Cardenal (links)

Lees verder “Cees van der Pluijm, Jacques Hamelink, Kamiel Verwer, Haruki Murakami, Alain Teister, Jakob Lenz, Fatos Kongoli”

Cees van der Pluijm, Jacques Hamelink, Kamiel Verwer, Haruki Murakami, Alain Teister, Jakob Lenz, Fatos Kongoli

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

 

1969

We lagen bij het avondlijke water
We waren 15, 16, en dan gaat er
Geen prikkeling voorbij aan jonge lijven

Wat loos gestoei en dan opeens, dan staat er
Iets strak, een bijna pijnlijk hard verstijven –
Iets wat voorbij moet gaan maar ook moet blijven

De zomeravond valt, je explodeert
Je hebt je teder aan elkaar bezeerd

Apollo daalde zachtjes naar de maan
Diezelfde nacht waarin jij had beslist
Dat jij die dag je zaad niet had verkwist

Wat daar begon, zou nooit meer overgaan
Jij kon de mensen en de toekomst aan
Je was geland en wist nu wat je wist

 

DE DOKTER EN DE DOOD

I

Awater was de naam die Nijhoff hoorde
Bij dokter Koch (de vader) op bezoek
Een naam die zich door diepe lagen boorde –
Als twee maal water was dit woord een bron

Een klein geschenk, uit onverwachte hoek
Awater was de naam, de man was ziek
Het ging niet goed, of dokter komen kon
Maar die had net de dichter bij hem thuis…

“Awater,” dacht de dichter “hoe uniek
Een man met twee maal water in zijn naam
Met twee maal leven toch de dood in huis”

De dichter staarde peinzend uit het raam
En zag in Beek de allereerste geest
Van water dat de aanvang was geweest

 

DE NACHT

De nacht is maanloos, een gerezen kilte
Trekt langs je koude botten naar omhoog
Je stapt door nevelslierten. Hard als steen
Voelt aan je voet de aarde, hard en droog

Het kraakt nu en het krast, je hoort de stilte
Je kijkt met beide oren om je heen
Je proeft beweging, mist het katteoog
Maar tastbaar ben je meer dan niet alleen

Het park geeft zijn geheimen moeizaam prijs
Aan wie het duister niet als taal verstaat –
Toch hangt hier jachtlust, hunker en verlangen

En laat het prooidier zich gewillig vangen
Wanneer de roes het hazehart verslaat –
De nacht wordt dan trofee en eerbewijs.

 

Cees van der Pluijm (Radio Kootwijk, 12 januari 1954)

Lees verder “Cees van der Pluijm, Jacques Hamelink, Kamiel Verwer, Haruki Murakami, Alain Teister, Jakob Lenz, Fatos Kongoli”

Cees van der Pluijm, Jacques Hamelink, Haruki Murakami, Alain Teister, Jakob Lenz

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook mijn blog van 12 januari 2007 en ook mijn blog van 12 januari 2008 en ook mijn blog van 12 januari 2009 en ook mijn blog van 12 januari 2010.

1954

Je was er pas een week of vier
De ouderwetse winterkou
Sloeg bikkelhard de kamer in

Je was de spil van het gezin
De wereld draaide nog om jou
Je leefde, gulzig als een dier

Je moeder in het kraambed lag
Te wachten op de laatste dag

Er werd gebeefd van kou en angst
Je vader was misschien het bangst
Want Oma voerde het gezag

Hij wierp wat plankjes toe naar haar:
Mijn luiers, van de vrieskou zwaar –
Zij brak haar armen bij de vangst

 

 1, JOZEFSSCHOOL

I

Je kunt de bel nog horen als je wilt
Hij staat nog immer in de hoge deur:
Die strenge man, driedelig in het pak

Hij luidt de bel, de kinderschaar verstilt

En schuifelt met een zweem van ongemak
En achting voor hem langs: hij is het Hoofd
Der School (het Hoofd, nog lang geen directeur)
In wiens gezag men moeiteloos gelooft

’t Is winter en de grote kachel brandt
Met af en toe een plof. Je ruikt de geur
Van toen: van ijver, angst en kinderzweet

Zelfs nog in dit verbouwd gebouw; dit pand
Waar werd gezwoegd, gerekend, gedicteet

Men speelt er nu verantwoord interieur

 

LENTE IN ‘T LAAG EN ‘T HOOG 

II

Van bloesem wit de oevers van de beek
Waar pas nog sneeuw de koude grond bedekte;
En waar het uit de bomen constant lekte
Ontsprong het groen terwijl je net niet keek

De specht beukt elke ochtend op de bast
Van oud kastanjehout en alles zingt
Als jij het wakker worden nog bedwingt
En slaperig je ochtendplasje plast

Het kriekend licht komt daag’lijks vroeger binnen
En al wat leeft, is spoorslags buiten zinnen
De morgenstond is ongeremd Bacchantisch

En alles bloeit en lonkt en kwinkeleert
Terwijl jij Morpheus’ armen prefereert
Natuur is onverdragelijk romantisch

 

Cees van der Pluijm (Radio Kootwijk, 12 januari 1954)

 

 

Lees verder “Cees van der Pluijm, Jacques Hamelink, Haruki Murakami, Alain Teister, Jakob Lenz”

Cees van der Pluijm, Jacques Hamelink, Haruki Murakami, Alain Teister, Jakob Lenz

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook mijn blog van 12 januari 2007 en ook mijn blog van 12 januari 2008 en ook mijn blog van 12 januari 2009.

Voorlopige bestemming 8

Er was een lied in jou, pathetisch wel
Maar toch, je zong je groot: je ging door roeien
En door ruiten, tot beide oren tuitten
En tot het glas uit elke sponning sprong

Vanuit de diepten kwam je, hard en fel
Een joch dat zich met alles ging bemoeien
En zich steeds onbewimpelder ging uiten
En diepte zocht in alles wat hij zong

Totdat het deksel haast je neusbeen brak
Jouw wereld bleek opeens de jouwe niet
Niets was van jou waar jij je neus in stak

De ander was je plotseling, je liet
Je overbluffen met het grootst gemak
Verstomd doorproefde je een oud verdriet

 

Uit: Portretsonnetten

17

Hij gaat niet meer naar feestjes of recepties
En als hij gaat, is hij als eerste weg
Bespaart zich hoogtepunten en decepties
Ontloopt vergadering en overleg

Begrafenis, verjaardag, presentatie
Als ’t even kan, dan weigert hij beslist
Bij voorkeur mijdt hij iedere roulatie
Vermoedend dat hij toch niet wordt gemist

Thuis vindt hij wat hij liefheeft op de tast
Zijn vrienden staan geordend in de kast
Hij kent in deze wereld heg en steg

Maar zelden heeft hij zich in hen vergist
Hij deelt zijn zelfgewild isolement
Alleen met hen, slechts aan zichzelf gewend

 

De Apostelenberg

Eens waren het er twaalf naar men beweert
Toen elf. En nu? En morgen? Volgend jaar?
Waar werd de norse Judas om gerooid
Die nu gemist wordt in de stille kring?

De berg, verraden voor de zilverling
Die Belvédère heet en het park nu tooit
Als hoger uitzichtpunt – als middelaar
Die dichter bij het hemelse verkeert –

Zwijgt nu in stille trots en telt zijn linden
Weet dat de Belvédère ook achterhaald
Is door de tijd en door de hoge bomen

Dat wie, met veel gehijg ten top gekomen
En later moeizaam weer ter aarde daalt
Zijn rust bij vrome linden kan hervinden

VanDerPluijm_DrsP

Cees van der Pluijm (Radio Kootwijk, 12 januari 1954)
Hier met Drs P. (rechts)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jacques Hamelink werd geboren op 12 januari 1939 in Driewegen, bij Terneuzen. Zie ook mijn blog van 12 januari 2007  en ook mijn blog van 12 januari 2008 en ook mijn blog van 12 januari 2009.

De Amstel buiten Amsterdam

De vlakke boordevolle breedgespreide vloeirivier
van bleekallure heeft een luider en een stiller zijde.

Bedden met Monetlelies bloeiend eierdooiergeel, langs
de geschoren grasoever rietgaten zonder witvisvissertjes.

In het lichtmidden van de waterweg rugbuigingen der halende
roeiers. Hof Vredelust zal zijn. Minikasteel. 17e-eeuws werk.

Het bric á brac voorbij aldoor het vlakke blinkende dat over
het plein van paardeweidjes, van tuinerijen door Ouderkerk voert.

 

Zintuigen

Na dagreizen slaap komt denken vermurwend
een diep mes langs achter in mijn ruggemerg
en haastig breek ik je binnen

en word geboren genezen gedragen hersteld
in een oogwenk

reuk: een lichtende ingeving
mijn huid wordt bevleugeld met tastzin

smaak komt als bloed in mijn mond staan

gehoor breekt door het netvlies van mijn oren
de morgen

en stijgt naar mijn ogen
tot ik niet meer tot ik bijna zien kan. 

hamelink

Jacques Hamelink (Terneuzen, 12 januari 1939)

 

De Japanse schrijver en vertaler Haruki Murakami werd geboren op 12 januari 1949 in Kioto. Zie ook mijn blog van 1 maart 2007  en ook mijn blog van 12 januari 2008 en ook mijn blog van 12 januari 2009.

 

Uit: Kafka on The Shore

 

“Cash isn’t the only thing I take from my father’s study when I leave home. I take a small, old gold lighter–I like the design and feel of it–and a folding knife with a really sharp blade. Made to skin deer, it has a five-inch blade and a nice heft. Probably something he bought on one of his trips abroad. I also take a sturdy, bright pocket flashlight out of a drawer. Plus sky blue Revo sunglasses to disguise my age.

I think about taking my father’s favorite Sea-Dweller Oyster Rolex. It’s a beautiful watch, but something flashy will only attract attention. My cheap plastic Cas
io watch with an alarm and stopwatch will do just fine, and might actually be more useful. Reluctantly, I return the Rolex to its drawer.

From the back of another drawer I take out a photo of me and my older sister when we were little, the two of us on a beach somewhere with grins plastered across our faces. My sister’s looking off to the side so half her face is in shadow and her smile is neatly cut in half. It’s like one of those Greek tragedy masks in a textbook that’s half one idea and half the opposite. Light and dark. Hope and despair. Laughter and sadness. Trust and loneliness. For my part I’m staring straight ahead, undaunted, at the camera. Nobody else is there at the beach. My sister and I have on swimsuits–hers a red floral-print one-piece, mine some baggy old blue trunks. I’m holding a plastic stick in my hand. White foam is washing over our feet.

Who took this, and where and when, I have no clue. And how could I have looked so happy? And why did my father keep just that one photo? The whole thing is a total mystery. I must have been three, my sister nine. Did we ever really get along that well? I have no memory of ever going to the beach with my family. No memory of going anywhere with them. No matter, though–there is no way I’m going to leave that photo with my father, so I put it in my wallet. I don’t have any photos of my mother. My father had thrown them all away.

After giving it some thought I decide to take the cell phone with me. Once he finds out I’ve taken it, my father will probably get the phone company to cut off service. Still, I toss it into my backpack, along with the adapter. Doesn’t add much weight, so why not. When it doesn’t work anymore I’ll just chuck it.”

 

HarukiMurakami

Haruki Murakami (Kioto, 12 januari 1949)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en schilder Alain Teister (eig. Jacob Martinus Boersma werd geboren in Amsterdam op 12 januari 1932. Zie ook mijn blog van 12 januari 2009.

 

Poëzie

 

Poëzie is, voor mij althans,
niet het vermoeid, roerdompig
droevig geroep om de gemiste kans.
Het is meer iets van op klompen
lopen, knarsen op het grint.
Wie dit vindt zal niet
mee kunnen komen met lome
en oude symbolen:
de bleke maan voor ’t bleke lief
is eerder week dan apocrief.
Meer dan op ’t volkje dat betreurt
en klankrijk zeurt
als grond tussen gelieven splijt
hou ik het op wat bijt,
en wel om ’t hardst.
Poëzie is meer
die barst zien, verifiëren,
en dat dan zeggen. Barst.

 

Teister_zevenluik

Alain Teister (12 januari 1932 – 6 februari 1979)
Zevenluik met bed, door Alain Teister (geen portret beschikbaar)

 

De Duitse dichter en schrijver Jakob Michael Reinhold Lenz werd geboren op 12 januari 1751 in Seßwegen. Zie ook mijn blog van 12 januari 2008 en ook mijn blog van 12 januari 2009.

 

Süße Schmerzen meiner Seele

 

Süße Schmerzen meiner Seele,

Angenehme Pein!

Und doch muß bey dem Gequäle

Diese Seele heiter seyn,

Muß geliebt von allem, was auf Erden

Liebenswerth und heilig ist,

Seiner Sehnsucht Opfer werden

Wie mein Bruder! du es bist.

 

 

Ein Mädele jung

 

Ein Mädele jung ein Würfel ist,

Wohl auf den Tisch gelegen:

Das kleine Rösel aus Hennegau

Wird bald zu Gottes Tisch gehen.

 

Was lächelst so froh mein liebes Kind,

Dein Kreuz wird dir’n schon kommen.

Wenns heißt, das Rösel aus Hennegau

Hab nun einen Mann genommen.

 

O Kindlein mein, wie thuts mir so weh,

Wie dir dein Äugelein lachen,

Und wenn ich die tausend Thränlein seh,

Die werden dein Bäckelein waschen.

 

lenz

Jakob Michael Reinhold Lenz (12 januari 1751- 24 mei 1792)

 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e januari ook mijn vorige blog van vandaag.