Dolce far niente, Richard Eberhart, Alexis de Roode, Thijs Feuth, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, Atticus Lish

 

Dolce far niente

 


Gelée blanche – Été de la Saint-Martin door Alfred Sisley, 1874

 

Indian Summer

I saw my days as passionate integers,
They leaped upon the wind as leaves
Leaping upon the wind; not Spring leaves
Fixed; I see them all as Autumn leaves.

It is the season of my mellowest appetite,
And germane to my soul; cruel times forgot,
Unvexing, the joyful. Plain days unspecified.
The clear enchantment of dry exhalations!

I would speak a word deep and pure,
Pure and deep, deep, deep and pure.
And these Autumnal days speak for me here —
Realization — else what is Autumn for?

I think the Indian Summer’s long regard
Flanks all the days with resonance —
That I shall never be more richly blessed
Than I am breathing in it now.

 

 
Richard Eberhart (5 april 1904 – 9 juni 2005)
Austin, Minnesota, de geboorteplaats van Richard Eberhart, in 1993

 

De Nederlandse dichter Alexis de Roode werd geboren op 8 oktober 1970 in Hulst. Zie ook alle tags voor Alexis de Roode op dit blog.

 

Mechaniek

Een klein metronoom die tikt en draait,
dat is de klok. Neutraal als hekwerkstaal.
Niet wreed zoals het weer, de vrouw, de man..
De klok maakt niemand oud of gek of kaal.

Het koele mechaniek heeft niets met ons
van doen. De wijzers draaien stijfjes door.
Hij komt uit onze hand, maar luistert niet
naar onze nood; hij volgt zijn tandenspoor.

Waarom gehoorzaamt u dat polsgeval?
Waarom zo zweten, janken, al die last?
Wanneer er van je neus een traan in drupt
verliest het ding meteen de maat. Roest vast.

 

Reis

Ik ga niet weg,
maar blijf ook niet hier.
Er kan dus niemand mee.

Ik ga op reis in een kleerkast
zonder hout, met alleen
maar nacht en ruimte.

Een lange reis
over geringe afstand,
steeds verder naar binnen.

Er blinkt iets in de verte,
onbereikbaar
maar zeer nabij.

Het is de robijn
in de ring van Sinterklaas,
gemaakt van 600 jaar oud plastic.

Hij lijkt op de bloemdieren
in de diepzee
die licht geven in de onderstroom.

Dat is de enige plek op de wereld
waar ik heen kan;
die plek is overal.

En als ik aan zal komen,
is iedereen die niet mee kon
al daar.

 

Kraai in winterlandschap

In een gedicht heeft nog nooit
een vogel op een tak gezeten
zoals de kraai die ik daar zie.
Zwart tegen ijskoud blauw,
doodstil in elkaar gedoken.

Later zal ik deze woorden opschrijven,
enals ik ze opschrijf, zal ik liegen.
Wantik loop hier langs het jaagpad
en waar ik loop, daar schrijf ik niet.
En waar u leest, daar ben ik niet.

Dit gedicht is nergens waar wij zijn.
Het is niet bij u en evenmin bij mij.
Alles is zo groot en ver als nodig.
Zo koud en leeg als nodig.

Maar mijn kraai is hier.
Zwart. Warm. Op een tak.
Ik ben de kraai.
Hier zit ik.

 

 
Alexis de Roode (Hulst, 8 oktober 1970)

 

De Nederlandse schrijver en arts Thijs Feuth werd geboren in Nijmegen op 8 oktober 1981. Zie ook alle tags voor Thijs Feuth op dit blog.

Uit: Achter de rug van god

“De bossen zijn groener dan ik me had voorgesteld, groener en voller. Hoe kan een streek als deze, die de helft van het jaar met sneeuw bedekt is, zich in enkele maanden tijd zo volzuigen met vocht, met leven? Leven dat zich dikwijls zo kwetsbaar toont, onderhevig aan verleidingen, vatbaar voor ziekten, bedreigd door de dood.
Duizenden jaren geleden, tijdens de laatste ijstijd, kneedden en vormden gigantische ijsmassieven het land, ze schraapten al het leven van de bodem, groeven meren en wierpen heuvels op. Niet lang nadien vestigden zich hier de eerste mensen. Vissers, nomaden. Zij trokken naar het noorden langs de oevers van het Ancylusmeer, dat later de Oostzee zou worden, en kwamen uit in Lapland, in een streek waarvan de condities onmenselijk aandoen.
Terwijl ik dat overweeg, ontrolt de weg zich als een lange mat, dof en grijs, en aan weerszijden ervan ontvouwt zich een vlakte, een uitgestrekt helderblauw meer. Een smalle landstrook, nauwelijks breder dan de weg, deelt de watervlakte in tweeën. livojärvi, verraadt een bord langs de weg, het Livomeer. Aan de linkerkant van de weg ligt een okergele strook fijn zand van een paar meter breed, daarachter reikt het blauw haast tot aan de einder. Een groepje eenden en twee grote witte zwanen dobberen op een steenworp afstand. De horizon wordt gevormd door verre heuvels en een bosrand. Er is geen mens te zien. Wel een houten huisje, rechts van ons, beschut door een bosje naaldbomen, berken en lijsterbessen.
‘Nog twintig kilometer,’ mompelt Laura. Het is niet ver meer naar Posio.
Ze heeft Finse jukbeenderen, hoog en hoekig, en haar blanke, bijna bleke huid glimt een beetje. Ik wil haar in haar eigen taal antwoorden, twijfel even over de grammatica en dan is het te laat. Meestal schakel ik al gauw over naar het Engels en dan volgt zij. Liever heeft ze dat ik Nederlands spreek, maar dat vind ik ongemakkelijk, alsof ik tegen een kind praat. Engels is neutraal, in die taal zijn we gelijkwaardig.
‘Zullen we toch even…?’
Voordat ik mijn zin kan afmaken parkeert ze de auto langs de kant van de weg. We trekken onze schoenen en sokken uit. Het zand is koel, het water helder en fris. De zon projecteert lichte en donkere krullen op de bodem, op onze voeten, ze kronkelen als een slangennest.”

 

 
Thijs Feuth (Nijmegen, 8 oktober 1981)

 

De Nederlandse schrijver en journalist Martin van Amerongen werd geboren op 8 oktober 1941 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Martin van Amerongen op dit blog.

Uit: Enige Opmerkingen Over De Residentiële Taalschurft

“Onlangs was ik getuige van een deftige discussie in de Amsterdamse Balie waar een drietal specialisten, een jurist, een politicoloog en een rechtstheoreticus, publiekelijk hun ongenoegen uitspraken over de rhetorische machteloosheid van het politieke debat.
Het politieke debat is, zo vat ik de conclusies ruwweg samen, vrijwel versteend. Het is eerder op vermaak dan op oordeelsvorming gericht. Hoewel, vermaak? Het taalgebruik is gewichtigdoenerig en schijndeskundig, exclusief voorbehouden aan diegenen ‘die een cursus hebben gevolgd’. Er wordt gegoocheld met metaforen. De tegensputterende actualiteitenrubrieken zijn voornamelijk een doorgeefluik van verbale ruis. ‘Het Haagse dialect is, net als het Franse patois, slechts begrijpelijk voor intimi.’
Het is een klassieke klacht. Menno ter Braak herkende in de politieke rhetoriek ‘een verleden van studentikoze geestelijkheid en een heden van hompelend opportunisme’. Gerrit Komrij beschuldigt de Nederlandse politici van het gebruik van ‘steno-Hottentots’ en een verslaafdheid aan wezenloze platitudes. ‘De politicus heeft met de souteneur en de architect gemeen dat ze geen van drieën een beschermd beroep uitoefenen. Jan en alleman kan zich aldus noemen. Hetgeen dan ook aan de hoeren, het stadsgezicht en het landsbestuur te merken valt.’ Henry Faas is, zegt hij, als politiek journalist langzamerhand uitgekeken op de naar niets smakende grijze pap, bestaande uit ‘het verpulverde partijwezen, gemengd met verwaterde wijn, wijwater, versuikerde wodka, chocolade en jenever’. Is het erg, vraagt hij, dat wij onze volksvertegenwoordigers niet kunnen verstaan. Om vervolgens zelf het antwoord te geven: ‘Ja, dat is erg.’
Zijn conclusie heeft de charme van de vanzelfsprekendheid. Maar is het erg? Anders gezegd: Is de residentiële kletsmeierij, zoals wij die vrijwel dagelijks moeten ondergaan, een beletsel voor het bevredigend functioneren van de parlementaire democratie?
Het Politiek Woordenboek van Marco Bunge signaleert het bestaan van een soort Binnenhofs. ‘Deze vreemde taal vindt zijn oorsprong in onze volksvertegenwoordiging. Het adres hiervan is Binnenhof 1a, 2513 AA, Den Haag. Het taalgebied is in de loop der jaren aanmerkelijk uitgebreid. Niet alleen op de Haagse, Leidschendamse, Rijswijkse en Zoetermeerse ministeries, maar ook in alle andere plaatsen van ons land met ambtelijke instellingen of politieke organen, zal men u in het Binnenhofs verstaan.’

 

 
Martin van Amerongen (8 oktober 1941 – 11 mei 2002)
Cover: Politiek Woordenboek van Marco Bunge

 

De Amerikaanse schrijver Benjamin Cheever werd geboren op 8 oktober 1948 in New York. Zie ook alle tags voor Benjamin Cheever op dit blog.

Uit:The Good Nanny

“Where do you write?” asked Wallace Stevens, when the party reached the top of the stairs.
“Actually,” said Stuart, “I haven’t written a word since we moved in, but I have picked the spot.”
“I think the places where creative people work are sacred,” the agent said, looking into the faces of the other guests for confirmation. None was forthcoming. But Stuart led the group into a small bedroom off the hallway. This had a dark oak table with one center drawer and a chair with a cane bottom.
Stevens went to the desk. “Do you mind?” he asked, looking back over his shoulder at Stuart.
His host said nothing.
The agent opened the drawer, found it empty, took a card out of his wallet, wrote something on the back, put the card in the drawer, and closed it. Then he backed away from the desk and brought his face close to Stuart’s “That’s my home number,” he said.
“Thanks,” said Stuart, wiping spittle from his cheeks as he turned and went into the hall.
“Instead of the river view,” he said, “we have a master-bedroom-suite-to-die-for. That’s what the realtor was always saying, ‘a master-bedroom-suite-to-die-for.'”
“Die happy,” one of the guests chimed in.
“Somehow I don’t think Joy will die happy,” said Stuart, “but I accept the compliment.”
He led the group down the hall and into the bedroom. This was large and with floor-to-ceiling windows on one wall. An ebony sleigh bed stood in the center of the room. A small, clever wooden desk with pillars, cubbies, and a Hepplewhite chair was set in a corner. “It’s a reproduction,” Stuart said, before moving out of the sleeping area and through the first phase of the bathroom-two sinks, and a long mirror lined with light bulbs, in a style reminiscent of a theatrical dressing room.
“It’s fabulous,” one of the guests enthused. “The dream house for the dream couple.”
“And we dream big these days,” Stuart said. “Five people, four thousand square feet. Lucky Karl Marx has been discredited. Else we’d all be murdered in our beds.”
“Would they murder the nanny?” asked Kick Massberg, a colleague from the city and Stuart’s protégé.
“I think she’d be the one to let them in, while we slept,” said Stuart. “Or that’s my understanding of class war. We’ve got the walk-in closet,” he continued, leading the party deeper into the bathroom, “the Jacuzzi, steam shower …”
“Do you ever really use the steam shower?” asked a cleft-chinned blonde named Heather who worked for the Bathos Literary Agency in Manhattan.”

 


Benjamin Cheever (New York, 8 oktober 1948)
Cover

 

De Duitse schrijver Jakob Arjouni (pseudoniem vanJakob Bothe) werd geboren op 8 oktober 1964 in Frankfurt am Main. Zie ook alle tags voor Jakob Arjouni op dit blog.

Uit: Ein Mann ein Mord

“Herr Kunze war mein Vermieter. Durch den Hörer rechnete er mir vor, weshalb die Miete ab nächsten Monat erhöht werden müßte – um dreißig Prozent – und warum das Leben kein Zuckerschlecken sei. »Frau und Kinder«, stöhnte es aus der Muschel, und ich setzte Sieloff, Mill, Kamps und mich auf die Ersatzbank, Weisweiler auf eine Wolke. Dann unterbrach ich. »Wenn ich Sie richtig verstanden habe, Herr Kunze, bin ich für Sie der beste Mieter auf der Welt, und am liebsten würden Sie mir was draufzahlen, damit ich das Büro behalte. Auf der anderen Seite kann Ihre Frau mit weniger als zehn Pelzen nicht leben, [6] ohne daß sie Migräne bekommt und Ihnen die Hölle heiß macht. Schön, jeder muß sehen, wo er bleibt. Trotzdem finde ich tausend Mark für ein Zimmer mit Waschbecken und regelmäßigem Stromausfall übertrieben.«
»Völlig Ihrer Meinung, mein Lieber, völlig! Ich sage immer, Arbeitsplatzqualität macht fünfzig Prozent Lebensqualität aus, dann die Wohnqualität und das Zwischenmenschliche – das natürlich ganz besonders. Aber nun versetzen Sie sich mal in meine Lage: elf Häuser in Frankfurt, der Reitstall, vier Autos – was das allein an Steuern kostet! Und dann die Reparaturen, und, und, und …«
Ich legte ein Kissen auf den Hörer, kramte zwei Aspirin aus der Schublade, warf sie in ein Glas Wasser und sah, den Kopf in beide Hände gestützt, zu, wie es sprudelte. Herrn Kunzes Stimme kam wie eine gefangene Hummel unter dem Kissen hervor.
Es war der einunddreißigste März neunzehnhundertneunundachtzig, neun Uhr morgens. Ich hatte Schulden und keine Aufträge. Der Wasserhahn tropfte, die Kaffeemaschine war kaputt und ich und ich müde. Mein Büro glich einer Arbeitsbeschaffungsmaßnahme für Anonyme Alkoholiker. Aktenordner und leere Bierflaschen waren über Boden und Regale verteilt, die unbeschriebenen Karteikarten rochen nach verschüttetem Whisky. Einziger Wandschmuck ein vier Jahre alter Chivas-Regal-Kalender und eine Postkarte von den Bahamas.”

 

 
Jakob Arjouni (8 oktober 1964 – 17 januari 2013)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse schrijver Atticus Lish werd geboren in 1972 in New York. Zie ook alle tags voor Atticus Lish op dit blog.

Uit: Preparation For The Next Life

“I didn’t kill it, Skinner said. Another round?
You are crazy.
I’ve got trigger control.
You are strong boy.
He pulled her to him and they stood swaying with his arms locked around her waist and his face against the back of her skull, smelling her hair.
Okay, it’s enough.
The bartender, in her cowboy hat, collected their empty bottles into a tub, bending forward, her maternal breasts hanging in the red light.
Another one, Skinner yelled to her, still trying to hold onto Zou Lei, who was beginning to wrestle him.
Here’s to us!
Here to you!
To getting shitfaced in a strange place!
To America! she cried out. Your country!
They drank.
You’re okay, he told her.
Zou Lei’s face had gotten alcohol-flushed to the point that it looked as if she might be sunburned.
My country is the friend of you country. It’s like one. The brother to one another, we come here to make our life. No matter what happen, we are still brother.
I feel you.
He twined his fingers in her hair again and she let him do it.
When he tried to give his bank card to the bartender, she gave it back and pointed behind him. They journeyed across the bar, wondering what they would find. They found an ATM padlocked to the far wall. Zou Lei went to the bathroom while he paid the bill. She held herself on the sink in the tiny green room. Scratched into the paint on the stall, it said Cholo BCB. Mi Corazon. A pierced heart.
They were outside now, taking reeling steps under the subway tracks and laughing. He did his dance.
Run! she yelled.”

 


Atticus Lish (New York, 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e oktober ook mijn blog van 8 oktober 2017.

Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, John Cowper Powys, Sergei Efron, André Theuriet, Nikolaus Becker, Atticus Lish

De Nederlandse dichter Alexis de Roode werd geboren op 8 oktober 1970 in Hulst. Zie ook alle tags voor Alexis de Roode op dit blog.

 

Winterwende

Verder en verder
de stad uit,
naar de onverlichte landen
wandelt hij,
de oude buitenslaper,
tranen kwijlend in zijn baard.
In het donker moet hij zoeken
naar wat niet
tussen mensen bestaat.
Oorzaakloos
flakkert in de lege kamer
een kaars.
Tijd likt onze handen,
trouwe hond die stinkt
en ouder wordt. Daarom
moeten wij vuren branden,
en alsmaar luisteren naar Bach.

Waar de nacht wit is
en schitterend van vorst,
keert hij om
en strompelt naar de stad terug
als een koning
met sterren bestrooid.
Samen met de ochtend
nadert hij, de ijspegels
aan zijn baard half ontdooid.
Gooi het joelblok in de haard.
Vouw cirkels tot slingers
en kroon de boom
rood wit rood.
Drie vonken stijgen
in de nacht:
een voor jezelf,
een voor je familie,
een voor de wereld.

 

Bosrand

Op een herfst zonder geloof
ging ik naar de hoeders van gene zijde.
Het was toen oktober
en mijn haar kleurde rood.
Ik ging uit de tijd,
dat wil zeggen,
ik ging uit de wereld.
Sprak tot een omgevallen boom
en zong voor één stervend blad.
Ik zag dat het denken
een lelijk huis was:
een vierkante woondoos
die ongenadig oprees uit de polders.
Sloopkogels!
Maar had alleen een BIC M10.

Langs een slootje schrijf ik dit,
bij dalend licht,
met uitzicht op een bosrand.
Tussen de stammen,
waar de nacht al begonnen is,
fluit een vogel de aarde stil.

 

 
Alexis de Roode (Hulst, 8 oktober 1970)

Lees verder “Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, John Cowper Powys, Sergei Efron, André Theuriet, Nikolaus Becker, Atticus Lish”

Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, John Cowper Powys, Sergei Efron, André Theuriet, Nikolaus Becker, Atticus Lish

De Nederlandse dichter Alexis de Roode werd geboren op 8 oktober 1970 in Hulst. Zie ook alle tags voor Alexis de Roode op dit blog.

 

Dag liefje

Dit gedicht is andersom,
want alles is voorbij.
Het wordt al lente en
ik moet weg van hier.

Het mooie van de tijd is
dat hij doorgaat, trouwer dan mensen.
Zo verdwijnt ook alle pijn.
Zing maar met de vogels
die slecht weinig jaren hebben.

Dag liefje,
Sommige dingen heb ik nooit
gezegd, maar wel altijd gedacht.

Ik weet nog dat ik je zag
voor het eerst, in een zweefmolen,
je had een potlood in je haar.

 

Uit: Gratis tijd voor iedereen.

Elf witte gedaanten / in duisternis
Adem en ruis / onder zware gewelven

Diep in de zalen / flakkerend rood
Achter de stilte / één kleine vlam

Stenen plavuizen / glanzend van leegte
Roerloos rechtop / monnik en touw

Dunne witte armen / glijden uit plooien
Traag als gebeden /  omhoog langs het koord

Een knallende slag / wordt ronde galm
Sterft eenzaam uit / in zuigende stilte

De ruimte staat op / dan nogmaals een dag
Tien witte gestalten / schuifelden weg

Alleen blijft de monnik / met dreunend lawaai
In de doodstille kerk / absoluut silhouet

 

 
Alexis de Roode (Hulst, 8 oktober 1970)

Lees verder “Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, John Cowper Powys, Sergei Efron, André Theuriet, Nikolaus Becker, Atticus Lish”

Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, John Cowper Powys, Sergei Efron

De Nederlandse dichter Alexis de Roode werd geboren op 8 oktober 1970 in Hulst. Zie ook alle tags voor Alexis de Roode op dit blog.

 

Een soort hondje

Doe het niet zeiden ze
je bent er niet gewenst
het is gevaarlijk
je verdrinkt in een sluis

maar de vis raakte op
ik geloofde in mezelf
in avontuur
in grachten vol vis

het was een lange tocht
en het was inderdaad gevaarlijk
tussen containerschepen door
rivieren op, kanalen in

maar ik bereikte die stad
en zwom in de gracht
mijn kop hoog boven water
trots als een zeekomkommer

ik zag die tweepoters ademhappen
ze leken ongevaarlijk
ik ging heel even aan land
om die stad wat beter te bekijken

ik werd meteen opgepakt
en afgevoerd in een busje
gevangen gezet in AZC Pieterburen
teruggezet in zee

ik hap in een plastic zak
als ik mijn ogen sluit zie ik ze nog
zilveren zoetwatervisjes
die nooit een zeehond hadden gezien

mijn zusjes draaien om mij heen
ik vertel ze hoe de voorntjes
vanzelf in mijn mond zwommen
ongeloof en hoop in hun ogen

ik weet nu de weg
deze zomer of de volgende
dan gaan we, niet alleen
maar met duizenden.

 

 
Alexis de Roode (Hulst, 8 oktober 1970)

Lees verder “Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, John Cowper Powys, Sergei Efron”

Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, André Theuriet, Nikolaus Becker

De Nederlandse dichter Alexis de Roode werd geboren op 8 oktober 1970 in Hulst. Zie ook alle tags voor Alexis de Roode op dit blog.

 

Een zingen

Naaldboomtakken zwiepen
en de hemel krimpt van eenzaamheid.
Dinges is gelukkig. In uw handen, heer.

Hier gebeurt het ware schrijven niet.
Op de huid en diep in het vlees
kerven messen namen.
Naaldjes krassen
in de lucht

en ik ga schaatsen, kilometers maken.
Wachten tot de tijd komt met zijn wisdoek.
Mensen glijden als zwanen over het water.

Als ik stop om te ademen
hoor ik
het wrijvingloos winterhard zingen
van schaatsen op ijs,

een zingen zo groot als een heideveld.

 

De wind in de nacht

In de nacht hoor ik de bomen fluisteren.
Het huis is tot over de rivier, tot over
het weiland, tot aan de slapende vogels
gevuld met namen van vroeger.
Lies Blom kwam als klein meisje in de klas,
en werd gepest vanaf de eerste dag,
toen ze aan de rand van het schoolplein
bleek te staan als een standbeeld.
Dertig jaar later verscheen ze op Facebook,
getrouwd, twee kinderen. Gelukkig,
dacht ik, het is goedgekomen.
Ik twijfelde over een berichtje,
om alles wat ik niet gedaan had,
maar klikte voorlopig op Like.
Twee weken later postte ze:
GAME OVER. 42, uitbehandeld.
En in juli 2012, toen ik diep in de nacht
zat te googelen om de wind niet te horen,
vond ik een rouwadvertentie uit mei,
namens inwoners en collega’s.
De wind in de bomen in de nacht.
Het bottenmannetje kruipt langs de
takken en ritselt met blaadjes.
Over drie uur moet ik naar het werk.
Alles, o alles. Alles moet anders.

 

In de tuin

Er staat iemand voor jou
te huilen in de tuin,
ga er maar even heen,
hij is nog klein, hij kan
het niet begrijpen.

 

 
Alexis de Roode (Hulst, 8 oktober 1970)

Lees verder “Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, André Theuriet, Nikolaus Becker”

Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, André Theuriet, Nikolaus Becker

De Nederlandse dichter Alexis de Roode werd geboren op 8 oktober 1970 in Hulst. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Alexis de Roode op dit blog.

 

De bergtoppen van de geest

Uitgenodigd door hemzelf om voor te komen lezen
in Watou, zat ik plots aan tafel met de echte Komrij,
een ouderwetse grote geest, laten we wel wezen,
bereid mij alles te onthullen over kunst en poëzij.

Met de Nederlandse poëzij had hij niet veel,
zei hij. Dat ging meteen al goed. Ik hoorde eng’len zingen,
was betoverd, en door Sint Bernardus zag ik alles scheel,
maar trachtte dieper in ‘t mysterie door te dringen.

‘Er is veel ongezien leed,’ zei hij en keek mij in de ogen.
Het werd duisterder om ons heen, ik was een naaktslak
die een haas naliep, een bergpad op. Ergens in den hoge,

ver boven de aarde ging een lichtend landschap open
en ik wist niet of ik ‘s mans mysterie aangeraakt had,
of een soort verliefd was, of eenvoudig straalbezopen.

 

Berceuse

Zie mij aan met zachte ogen.
Bewaar voor later het doffe staren,
de kalme taxatie, de gêne
die wegkijkt en afglijdt.
Kom, leg je oog op mijn oog.

Open de zwarte poort en laat mij
dwalen in het donker, een rondgang
langs de ramen en de muren van je hart.
Dan zal ik zachtjes voor je zingen,
een liedje van de wint en het wezen
van de dingen.

En ik zal je aanzien met zachte ogen.
Daal af in mijn zwarte domein.
Je zult daar veilig zijn.

 

 

Fotografisch geleugen

Ik heb iets tegen snelportretten
de kiekjes van een zoutpilaar
genomen met een direct-klaar.
Te vaak, te vlug, te korte metten

wordt zicht in korrels afgebroken
om te vergelen, eindloos stranden
uit aangedane snuisterlanden
te pasfoto, -getrouwd, -ontloken.

Spontaan door prentenier bestolen
van tere wenken evenwicht
aan welk het eeuwig licht beloofd.

Wie alles klakkeloos gelooft
wordt standaard lachend opgelicht.
Het vogeltje klikt beetgenomen.

 

Alexis de Roode (Hulst, 8 oktober 1970)

Lees verder “Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, André Theuriet, Nikolaus Becker”

Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, André Theuriet, Nikolaus Becker

De Nederlandse dichter Alexis de Roode werd geboren op 8 oktober 1970 in Hulst. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Alexis de Roode op dit blog.

 

Winterslaap

Laat mij koud en schitterend zijn,
en zonder mens. Van steen
wil ik zijn, een beeld in het park,
en niets kan mij raken,
en ik raak niets. Ik sta
en bekijk de seizoenen.

Maar zet mijn hoofd in koele aarde.
Dan kan ik in de loop van jaren
wortelen in het donker,
waar grondwater zachtjes sijpelt
en koele bezoekers geluidloos
voorbijglijden. Heel langzaam

ga ik als boom een winter in.
Het blad heb ik reeds afgeworpen,
de wind waait door mij heen,
kaal tot in de kleinste vertakking
ben ik, maar diep van binnen
stroomt het sap.

 

Gedicht gevonden in een aardewerken pot

We zijn gekomen op voeten van leem
en gestegen op vleugels van rook.
Van oeroude eiken reiken de wortels
inmiddels tot het middelpunt der aarde.

Wat nu?
Nu moet het snel gaan.
Nu moet het gebeuren.

Koninkrijken kwamen en gingen,
de ijstijd is voorbij en ook het Krijt
kunnen we zo langzamerhand
als afgesloten beschouwen.

Ikzelf ben nu al over de dertig
en mijn zus is twee jaar ouder.
Wie kan zich nog heugen
dat vrouwen van ribben en mannen
van modder werden gemaakt?

Het begin is dus voorbij.
Madagaskar ligt op zijn plek
en de Alpen staan. We moeten door.
We kunnen niet langer wachten.
Er is geen tijd meer, geen seconde.

Alexis de Roode (Hulst, 8 oktober 1970)

Lees verder “Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, André Theuriet, Nikolaus Becker”

Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, André Theuriet, Nikolaus Becker

De Nederlandse dichter Alexis de Roode werd geboren op 8 oktober 1970 in Hulst. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2008 en ook mijn blog van 8 oktober 2009.

Brief

Dat ik je liet zitten
toen je in stukken viel
aan het hoofd van de tafel

je beefde ineens en begon
schokkend te huilen, want
je zag het, je zag het,
53 jaar en een oude kraai
maakte een zwart nest in je hoofd

dat ik toen gewoon bleef zitten
en niet naar je toe kwam en je aanraakte,
wat kan ik daar nu eigenlijk nog over zeggen.
(het spijt me, het spijt me zo)

 

Pijnloze metamorfosen

III

Laten we zeggen:
ik ben een moordenaar.
Er is een moment
dat wordt ingeklemd
tussen voor en na, oneindig dun.
Ik heb een mens gedood
en niemand weet het
en ik weet het evenmin.
Er huist in mij een niet-bestaan
dat muren om zich heen verlangt.

Vreemd hoe alles gewoon is:
een halfje bruin bij de bakker,
een wandeling in het park,
niemand is bang voor mij.
Ik aai een kind
met dezelfde hand
en sleep een suizend
vacuüm achter me aan.
Persephone schrijft mij
lange brieven.

 deroode

Alexis de Roode (Hulst, 8 oktober 1970)

 

De Nederlandse schrijver en journalist Martin van Amerongen werd geboren op 8 oktober 1941 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2008 en ook mijn blog van 8 oktober 2009.

Uit: Nooit komen rampen eenzaam als verspieders

„Ik had tot op dat moment weinig verstand van de dood. De eerste (en laatste) dode die ik had gezien was mijn grootmoeder, via een foto in haar kist, die door een glasplaat was afgedekt. Wacht even! Ik vergeet Piet de Schildpad, die plotseling niet meer bewoog, waarna de familie hem een eerlijk zeemansgraf heeft bezorgd vanaf de brug over de Nieuwe Prinsengracht. Dood en verderf hebben mij altijd gefascineerd, exclusief als cultureel fenomeen, van de ongelukkige Violetta Valery tot de macabere graaf Dracula. De daadwerkelijke confrontatie bleef mij echter bespaard. Dus besloot het lot dat ik iets in te halen had. Anneke en ik zaten in een café tegenover het Centre Pompidou, toen zij vertelde dat zij sinds een paar weken van die rare visioenen had. Het waren grote, helderwitte vlakken, met een sereen karakter, of je naar een soort maanlandschap keek. Onaangenaam waren die visioenen eigenlijk niet. Toch leek het ons verstandig om het verschijnsel aan een deskundig iemand voor te leggen.
Er werd een hersenscan gemaakt, die in zo’n klassieke gaatjesenveloppe werd gestoken, waarmee wij ons naar de neuroloog begaven.
«Draag jij het maar», zei Anneke. «Anders heb ik het gevoel dat ik met m’n doodvonnis onder m’n arm loop.»
«Doe niet zo eng!» zei ik.
Gedrieënlijk — zij, de neuroloog en ik — bekeken wij het materiaal. Het was een tumor, een andere conclusie was niet mogelijk. Anneke, die verpleegster was geweest, stelde een paar ter zake doende vragen. Vervolgens pakte de neuroloog de telefoon en begon iets te regelen. Op weg naar de auto zei ik: «Gelukkig maar dat het een tumor is. Ik was even bang dat het kanker zou zijn.»
«Dokter Pipi», zei Anneke, «een tumor ís kanker.»
Daarna begonnen de sterfgevallen zich in mijn omgeving in een tumultueus tempo te ontwikkelen. Ik ging naar de begraafplaats Zorgvlied met de routine waarmee men naar de kapper gaat, de kraaien sloegen mij familiair op de schouders en de begrafenisondernemer was inmiddels een huisvriend geworden.“

amerongen

Martin van Amerongen (8 oktober 1941 – 11 mei 2002)

 

De Amerikaanse schrijver Benjamin Cheever werd geboren op 8 oktober 1948 in New York. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2008 en ook mijn blog van 8 oktober 2009.

Uit: Selling Ben Cheever

„In January of 1997, when I was training to be a car salesman, another man and I used to spend the afternoon coffee break together. “When you want to become a car salesman, does that mean you’ve hit the bottom of the barrel?” he said, finally, without meeting my eye.

“No,” I said, “it depends on what kind of salesman you turn out to be.” I still believe that. There was quality at the auto store, at CompUSA and even at Nobody Beats the Wiz.

There were stinkers, too, of course, but they were also interesting to me. I was a stranger, a foreigner in the service economy. I’ve lived most of my life in Westchester County and on Manhattan Island, which is where I took the jobs for this book, and yet I feel that in researching this book, I have traveled a great distance. I’d always stood on the other side of the counter. I’d always been the one with the money. I’d always been the mark.

I was raised to disdain sales. When I went to work after college in 1970 as a reporter at The Rockland Journal-News in Nyack, N.Y., I looked down on the advertising salesmen, even though they worked upstairs. I started at $100 a week. I believe they started at $115, and earned more if they actually sold advertising.

So why did I finally step through the looking glass? How did I make the transition from Senior Editor at The Reader’s Digest and a corner office in the Pan Am Building (now Met Life) to the all-polyester suit of a Burns Security Officer?

Research? Yes, and no.

I wanted to write. In 1988, I left my job at The Reader’s Digest, set out on my own, published a book of my father’s letters.

I then wrote a novel, and for those of you who think nobody will turn down a book with Cheever at the top of the page, I’m here to tell you they’re out there. By the dozens. Ultimately, I cleared that hurdle, had one novel published, then a second. Three’s the charm. The third would be my “break-out book.”

cheever

Benjamin Cheever (New York, 8 oktober 1948)

 

De Duitse schrijver Jakob Arjouni (pseudoniem van Jakob Bothe) werd geboren op 8 oktober 1964 in Frankfurt am Main.  Zie ook mijn blog van 8 oktober 2006 en ook mijn blog van 8 oktober 2007 en ook mijn blog van 8 oktober 2008 en ook mijn blog van 8 oktober 2009.

Uit: Happy Birthday, Türke!

„Es summte unerträglich. Immer wieder schlug meine Hand zu, doch sie zielte schlecht. Ohr, Nase, Mund – unerbittlich griff sie alles an. Ich drehte mich weg, drehte mich wieder zurück. Keine Chance. Mörderisch.
Endlich schlug ich die Augen auf und ortete die verdammte Fliege. Dick und schwarz sass sie auf der weissen Bettdecke. Ich zielte anständig und stand auf, um mir die Hand zu waschen. Den Spiegel mied ich. Ich ging in die Küche, setzte Wasser auf und suchte Filtertüten. Das lief noch eine Weile so, bis heisser Kaffee vor mir dampfte. Es war der elfte August neunzehnhundertdreiundachtzig, mein Geburtstag.
Die Sonne stand schon weit oben und blinzelte mir zu. Ich trank Kaffee, spuckte Satz auf die Küchenkacheln und versuchte, mich an den letzten Abend zu erinnern. Ich hatte mir eine Flasche Chivas geleistet, um den folgenden Tag in angemessener Weise einzuleiten. Das war sicher, denn die leere Flasche stand vor mir auf dem Tisch. Irgendwann war ich dann losgetrottet, um mir Gesellschaft zu suchen. Schliesslich hatte ich einen Rentner gefunden. Er wohnt zusammen mit seinem Dackel im Stockwerk über mir. Ab und zu spiele ich ein paar Partien Backgammon mit ihm. Ich war ihm im Hausflur begegnet, als er gerade mit seinem Hund pinkeln gehen wollte.”
 

arjouni

Jakob Arjouni (Frankfurt am Main, 8 oktober 1964)

 

De Franse schrijver en dichter André Theuriet werd geboren op 8 oktober 1833 in Marly-le-Roi. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2008 en ook mijn blog van 8 oktober 2009.

La Loire à Langeais

Large et lente, la Loire aux eaux éblouissantes
Se répand dans les prés aux clartés de midi.
Le sol brûle, là-bas les grèves blanchissantes
Sèchent au grand soleil leur limon attiédi.

Et sur les flots moirés dorment les vertes îles,
Ceintes de peupliers, d’aunes et de bouleaux :
Rameaux flottants, feuillée épaisse, frais asiles
Se bercent reflétés dans la splendeur des eaux.

Ouvrant ses bras d’argent, la royale rivière
Sur son sein qui frémit les presse avec amour ;
L’eau vers les saules gris, les saules vers l’eau claire,
Attirés et charmés s’avancent tour à tour.

Des vignes aux blés mûrs tout parle de tendresse.
C’est un murmure sourd, un chant voluptueux ;
La Loire, tout entière à sa muette ivresse,
Baise avec passion les vieux saules noueux…

La nuit vient. Au milieu d’une brume empourprée,
Le soleil s’est plongé dans l’onde qui rougit.
Le feuillage frissonne, et la lune dorée
Au sommet des noyers se montre et resplendit.

Et l’on entend dans l’eau, dans les sombres ramées,
Des rires, des baisers et des éclats de voix,
Comme si des amants avec leurs bien-aimées
S’entretenaient d’amour dans les sentiers des bois.

Et l’on croit voir passer de vagues ombres blanches :
Est-ce un frêle brouillard par le vent emporté,
Ou le jeu d’un rayon de lune sur les branches ?…
L’air exhale de chauds parfums de volupté.

C’est vous qu’on voit errer, ô splendides maîtresses !
Vous qui dans vos tombeaux sommeillez tout le jour,
Diane, Marguerite, ô reines, ô duchesses,
Fantômes des vieux temps et de la vieille cour !

Vous revenez la nuit : vos amants, vos poètes
Marchent à vos côtés. Fiers, souriants et beaux,
Contant de gais propos, chantant des odelettes,
Les couples enlacés glissent sous les bouleaux.

theuriet

André Theuriet (8 oktober 1833 – 23 april 1907)
Standbeeld in Bourg-la-Reine

 

De Duitse schrijver Nikolaus Becker werd geboren op 8 oktober 1809 in Bonn. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2006 en ook mijn blog van 8 oktober 2009.

Die Rose

Es blühte eine Rose,
Wohl ist ihr keine gleich,
So hell und frisch von Farbe,
An süßem Duft so reich.

»War’, Röslein, nicht schon Einer,
Der emsig wartet dein,
Ich möcht’ all meine Tage
Dein treuer Pfleger sein!«

So zog ich in die Weite.
Mit sehnendem Gemüth
Kam ich zur Heimat wieder —
Ob noch die Rose blüht?

Ich trat zum Blumengarten:
In hartem, dürrem Sand,
Die Blätter traurig senkend,
Die schöne Rose stand.

Mag wohl der Thau ihr frommen?
Viel Thränen vielen drauf.
Sie hob die Blüthenkrone,
Die welke, nicht mehr auf.

Da ging ich trüb und schweigend —
Fluch dir, du Gärtnersmann,
Der eine solche Rose
So schmählich pflegen kann!

becker

Nikolaus Becker (8 oktober 1809 – 28 augustus 1845)
Buste in het Stadmuseum, Bonn

Alexis de Roode, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, Jakob Arjouni, André Theuriet, Nikolaus Becker

De Nederlandse dichter Alexis de Roode werd geboren op 8 oktober 1970 in Hulst. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2008.

 

Finish

De atleet stond op het veld
en rekte zijn oude benen
toen de dood langskwam en wenkte:
Dag jongen, loop je even mee?

Een korte steek in de zij,
dat was alles. Hij bukte zich
om zijn veters aan te trekken,
maar de schoenen waren al leeg en
hij rende de lucht in.

Gewichtloos en zonder
ooit buiten adem te raken
zwom hij door een sterrenzee,
fietste de melkweg rond
en liep ten slotte
in de witte tunnel van de zon,
zonder steken, zo licht als een hert.

En bij de finish waren vele gezichten
die hem aankeken met zachte ogen,
en die zich verheugden,
want hij was er.

 

Fontein

Mijn hart spreekt in morsecode
als ik je zie. Geheime berichten
in geheime domeinen, tijding
van mijn binnenste aan mijn binnenste.

Mist, schitteringen in de verte,
cactussen die in bloei schieten,
bloemdieren in de diepzee die
licht geven in de onderstroom,

nee! Ik wil spreken als een fontein,
mijn stem dansend en klaterend
over engelenbillen van Carrarisch marmer!

Dus open ik mijn mond en zeg
(metershoge waterstralen glinsteren in de zon)
Laura Laura Laura Laura Laura Laura Laura

 

_alexis_de_roode

Alexis de Roode (Hulst, 8 oktober 1970)

 

De Nederlandse schrijver en journalist Martin van Amerongen werd geboren op 8 oktober 1941 in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2008.

 

Uit: De buikspreker van God – Richard Wagner

 

“Nee, onomstreden is hij nooit geweest, deze beul van de moderne kunst, deze culturele vandaal, deze dolzinnig geworden gek, deze Don Quichotte, deze fou d’orgueil, deze Gesel gods, deze grote jodenvreter, deze arrogante jodenbengel, deze koninklijk-Beierse speeksellikker, deze Marat van de muziek, Z. M. Richard I von Wahnsing Willa Wallhall Weiha Lawei Wagner.”

(…)

 

“Cosima Wagner moge postuum een aantal negatieve dingen aan te wrijv
en zijn, zij was binnen het culturele leven van de negentiende eeuw een vrouw van niet te onderschatten formaat. Oppervlakkig gezien ooge zij als een leptosome hysterica, die zeker één keer per dag in onmacht viel of in tranen uitbarstte. In de praktijk was zij een hoogst daadkrachtige vrouw, zij wist wat zij wilde, zij besefte dat zij een van de grote genieën van haar tijd onder handbereik had en zij trotseerde daar alles voor: de toorn van haar vader, Franz Liszt, de vertwijfeling van haar eerste echtgenoot, Hans von Bülow, en de giftige roddelpraat van de openbare mening.”

(…)

 

“In discografisch opzicht wordt de in Wagner geïnteresseerde luisteraar ogenschijnlijk rijkelijk bediend. Het valt in de praktijk nogal tegen. Ook de fonografische registratie van een Wagneropera wordt gehandicapt door de extreem hoge eisen die de componist aan zijn executanten stelt. Wagner vond weliswaar een nieuwe muziektaal uit, maar hij vergat helaas de daarbij behorende stembanden te ontwerpen. Wat dat betreft is hij frère en compagnon van Ludwig van Beethoven, wiens uitermate gecompliceerde Fidelio eveneens zelden of nooit aanvaardbaar op de plaats is vastgelegd.”

 

VanAmerongen

Martin van Amerongen (8 oktober 1941 – 11 mei 2002)

 

De Amerikaanse schrijver Benjamin Cheever werd geboren op 8 oktober 1948 in New York. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2008.

 

Uit: The Good Nanny

 

Sotheby’s had placed the ad in the New York Times Magazine section. Joy Gainsborough-Orsini had spread her Gore-Tex parka on the sod, gone down on her belly to shoot the picture. And so the building-large enough in life-seemed to pierce the very skies.

Shown now in the last rays of a watery March sun, the edifice towered amid immature plantings. This was on the Albany Post Road and directly across Scarborough Station Road from the Scarborough Presbyterian Church. Although substantially smaller than the church, the house seemed to vie with that structure as to which was to be the more preposterous demonstration of man’s aspiration to transcend practicality. Both buildings were designed to excite awe. Both were far too large to justify their purposes as shelter.

The church was substantially bigger than its competitor, but the Cross residence had the Gothic windows once reserved for places of worship, and a three-car garage mahal. It outgunned the sanctuary six toilets to one.

Featuring the largest lawn in the development, the wedding cake of a house was bordered on the left by a replica of Washington Irving’s Sunnyside. A miniature of the dome of Jefferson’s Monticello took the right flank. The builder’s motto and slogan: “The Grandeur and Genius of the Past; the Comfort and Convenience of the Future.” The development: Heavenly Mansions.

This was Saint Patrick’s Day in the New Millennium, and Tara’s owners were hosting a party. The invitations had been cardboard shamrocks with “You survived Y2K, now come toast Andie,” and then this line from Housman: “Malt does more than Milton can to justify God’s ways to man.” Although few of the guests were drinking malt. They were drinking Frascati, and a fruity Chardonnay. All purchased at The Art Of Wine in Pleasantville.

The host, Stuart Cross (no relation to the pens, thank you), was heading into the great room with a fresh tray of oysters. The hostess, Andie Wilde (no relation to the famous playwright and pederast, alas) was at the granite-topped island in the kitchen, taking the Saran Wrap from a bowl of guacamole. Stuart was 59. Andie was 32, a small, slender brunette now wearing an ankle-length suede skirt, which snapped up the front, and a black cashmere turtleneck. Andie always gave the impression of having just finished an exhaustive crying jag. Perh
aps it was the too-generous use of mascara; perhaps it was something more fundamental to her character. This melancholy cast had rendered her irresistible to a certain type of male, many of whom were powerful or rich.

She’d grown up bookish in bookless Vandalia, Ohio-Dayton’s airport town. “Raised in a bowling alley, but with the soul of an English maiden,” Stuart had said, casting the first of the honeyed barbs that snagged Andie’s heart. “If I weren’t so old and shrewd, I never would have gaffed her,” he said once when quite drunk. “I paid attention. Pay attention, and you needn’t be kind.”

 

BenCheeverNOW

Benjamin Cheever (New York, 8 oktober 1948)

 

De Duitse schrijver Jakob Arjouni (pseudoniem van Jakob Bothe) werd geboren op 8 oktober 1964 in Frankfurt am Main.  Zie ook mijn blog van 8 oktober 2006 en ook mijn blog van 8 oktober 2007 en ook mijn blog van 8 oktober 2008.

 

Uit: Der heilige Eddy

 

“Eddy saß in der U-Bahn auf dem Weg nach Hause. Zwischen seinen Beinen standen fünf KaDeWe-Tüten. Innerhalb einer Stunde hatte er drei iwc-Portofino-Uhren, einen Rubinring, drei Cashmere-Morgenmäntel, drei Canon-Kameras, zwei Sets Zwölf-Personen-Silberbesteck, zwei Kisten Cohibas Esplen didos und zwei elektrische Zahnbürsten gekau∫. Alles zusammen im Wert von etwa zwölftausend Euro. Bis auf die Zahnbürsten wollte er alles noch am selben Abend zu seinem Hehler in der Pestalozzistraße bringen. Herr Schulz führte vorne raus ein Geschä∫ mit Blechspielzeug und alten Puppen, im Hinterzimmer hatte er für ausgewählte Kunden eine Art Kramladen für Luxusgüter. Wenn sich die Ware verkaufte, bekam Eddy sechzig Prozent vom erzielten Preis.

Kurz vor fünf hatte die Verkäuferin in der Ka- DeWe-Lederwaren-Abteilung zu Eddy gesagt:

»Tut mir leid, Herr Dregerlein, aber Ihre visa-Karte scheint gesperrt zu sein.«

Woraufhin Eddy gutgelaunt »Ui-ui-ui!« erwiderte und einen Tausendzweihundert-Euro-Leder –Koffer  zurück auf den Verkaufstresen gestellt hatte.

»Hab ich’s wohl mal wieder übertrieben! Aber Ihr Kaufhaus ist ja auch so was von verführerisch.

Und eine Auswahl! Ich komme aus Bochum, da haben wir so was nicht. Also bitte: Entschuldigen Sie die Umstände, und einen schönen Tag noch.«

Eddy schaute auf die Tüten vor sich. Wenn die Ware sich wie gewohnt verkaufte, und zusammen mit den dreitausend Euro in bar, die er auf dem Weg ins KaDeWe ungläubig aus Deger- oder Dregerleins Brieftasche gezogen hatte, belief sich sein Verdienst an diesem Tag auf etwa zehntausend Euro.

Zehntausend Euro! Machte vier Monate mit je zweitausendfünfhundert Euro, wie ein richtiges Gehalt. Oder fünf Monate mit je zweitausend. Oder wenn er die Summe mit ein paar Blindennummern oder Sexshop-Erpressungen zwischendurch streckte und eher bescheiden lebte, dann käme er sogar auf sechs Monate. Sechs Monate, in denen er nicht arbeiten musste und sich ganz auf die Musik konzentrieren konnte. Oder mal in echte Ferien fuhr. Nicht in irgendein mondänes Touristenzentrum, um reiche gelangweilte Ehefrauen aufzureißen, sondern in ein kleines Dorf, auf eine Insel oder an einen See, nur Einheimische, ein hübsches Restaurant, schwimmen, spazieren, Gitarre spielen, mal wieder ernstha∫ komponieren

. . . Eddy seufzte, als säße er schon auf der schattigen Restaurantterrasse mit Blick aufs Meer, eine Bohnensuppe und ein Glas kühlen Rotwein vor sich. Mit Deger- oder Dregerlein da hast du Schwein!“

 

jakob_arjouni

Jakob Arjouni (Frankfurt am Main, 8 oktober 1964)

 

De Franse schrijver en dichter André Theuriet werd geboren op 8 oktober 1833 in Marly-le-Roi. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2006.

 

Le chemin des bois

 

Les frais sentiers de l’Idéal,

C’est aux lois qu’on les retrouve,

Près de la source oii, matinal,

Le ramier soupire et couve.

 

Le chant divin de l’Oiseau hleu.

C’est aux lois qu’on croit l’entendre,

Quand le coucou, comme un adieu.

Dit son refrain grave et tendre.

 

La vie emplit les bois profonds :

rieurs, oiseaux, souffles d’air libre,

Cœurs aimants, travailleurs féconds,

Aux bois tout palpite et vibre.

 

Aux bois émus, aux bois baignés

De rosée et de lumière,

J’offre mes vers tout imprégnés

De la senteur forestière.

 

theuriet-1-

André Theuriet (8 oktober 1833 – 23 april 1907)

 

De Duitse schrijver Nikolaus Becker werd geboren op 8 oktober 1809 in Bonn. Zie ook mijn blog van 8 oktober 2006.

 

Die treue Haut

 

Sie haben einen Vetter da,

Dem Gutheit aus den Augen sah.

Ich fragte sie: was thut der hier?

Antworten sie: Den nähren wir

Aus Christenpflicht, um Gottes Lohn,

Er wohnt bei uns seit Langem schon,

Und priesen insgesammt in laut,

Er sei so eine treue Haut.

 

Sie luden Gäst´in großer Zahl,

Sie sagten ihm: Besorg`da Mahl!

Da ist er hin und her gerannt,

Bis Alles auf der Tafel stand.

Sie saßen freudig rings umher,

Am Katzentischchen selber er;

Doch priesen sie zum Schluß ihn laut,

Er sei so eine treue Haut.

 

Und als sie nun gefahren aus,

Sie sagten ihm: Bewach´das Haus,

Die Kinder hüt´, verpfleg´das Vieh

Und halte gute Ordnung hie!

Er hat es fließig so vollbracht.

Sie kehrten heim in später Nacht,

Sein Licht sie nahmen, priesen´s laut,

Er sei so eine treue Haut.

 

Und wenn das Seil am Brunnen brach,

Der Eimer in der Tiefe lag,

Und wenn die Birne und dir Pflaum´

Reif waren auf dem steilsten Baum;

Was sich begab in Ernst und Spaß,

Sie sagten ihm: Thu´Dies und Das!

Und priesen, wenn´s geschehn, ihn laut,

Er sei so eine treue Haut.

 

Sie sagten ihm: Bist du gesund,

So thu´es uns nur eben kund.

Doch hat er´s nicht mehr kund gemacht;

Denn er verschied in selber Nacht.

Da klagten sie´s den Nachbarn laut;

Schad´, daß er starb, die treue Haut!

 

Becker

Nikolaus Becker (8 oktober 1809 – 28 augustus 1845)

Alexis de Roode, Marína Tsvetájeva, Martin van Amerongen, Benjamin Cheever, André Theuriet, Jakob Arjouni, Nikolaus Becker

De Nederlandse dichter Alexis de Roode werd geboren op 8 oktober 1970 in Hulst. Alexis de Roode groeide op in Nijmegen en studeerde geologie in Utrecht. In 2004 begon hij zich te manifesteren als dichter op podia en poetry slams in Nederland. In november 2005 debuteerde hij met de dichtbundel Geef mij een wonder, die verscheen bij de Amsterdamse Uitgeverij Podium. De bundel werd goed ontvangen en werd in 2006 genomineerd voor de C. Buddingh-prijs. In april 2008 verscheen de tweede dichtbundel van Alexis de Roode, Stad en Land.  Inmiddels stond de Roode op de meeste grote poëziepodia van Nederland en Vlaanderen, zoals de Nacht van de Poëzie, Lowlands, Dichter aan Huis, Crossing Border Festival, Het Voorwoord en de Poëziezomer in Watou. Alexis de Roode woont en werkt in Utrecht, waar hij o.a. actief is als medeorganisator van Poëziecircus en het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam. Zie ook mijn blog van 24 maart 2008.

 

 

De lege landen

Ik zit in de trein naar Utrecht
als ik mij plotseling afvraag:
waar is het wonder?
Want alles wat ik zie, bestaat zo ontzettend:
struikjes, koetjes, boerderijen,
er is geen speld tussen te krijgen.

Neem nu die haagbeuk:
die staat daar maar
aan de rand van een weiland.
Beetje groen zijn. Beetje groeien.
Het is allemaal zo van deze wereld!

Geef mij a.u.b. een wonder,
een heel klein krasje
in het diamant van de feiten,
een mirakeltje van niets,
er hoeft heus geen engel bij
of donderstem.

Al is het maar die haagbeuk
die op een mistige ochtend
een beetje is verschoven.
Dan weet ik genoeg.

 

 

Kleine beweging

Zo vaak als nodig is, zeg ik nee.
Zeg ik nee.
Nee.
Het besluit is gevallen,
het valt, het blijft vallen,
en gelijk het valt, zo val ik.

Wij vallen diep, mijn besluit en ik,
maar wij vallen samen.

Wij zoeken het ravijn,
en van klimmen
is voorlopig geen sprake.

Op de bodem van het ravijn
groeien wonderlijke
bloedbloemen.

 

AlexisDeRoode

Alexis de Roode (Hulst, 8 oktober 1970)

 

 

De Russische dichteres en schrijfster Marína Tsvetájeva werd geboren op 8 oktober 1892 in Moskou. Zie ook mijn blog van 9 oktober 2006.

 

Goed dat u niet bezeten bent van mij

Goed dat u niet bezeten bent van mij,
Goed dat ik ook van u niet ben bezeten,
Dat wij op aarde blijven en dat wij
Niet wegzweven naar andere planeten
.
Goed dat ik gek mag doen – losbandig, vrij,
Dat ik mijn woorden niet hoef af te meten,
En dat een aanraking van uw kledij
Geen wild, benauwend vuur in mij ontketent.

Goed dat u in mijn bijzijn ook gerust
Liefkozingen van anderen kunt krijgen,
En dat u, als een ander mí j eens kust,
Mij niet met hel en vagevuur zult dreigen.
Goed dat u steeds, bewust of onbewust,
Mijn lieve naam, o lieve, zult verzwijgen…
Dat nooit in ’t godshuis, in gewijde rust
een halleluja voor ons op zal stijgen.

Ik dank u voor dat alles; ik ben blij
Dat u, zonder er zelf iets van te weten,
Zo van mij houdt: dank voor de zon die wij
Niet samen zien, de niet met u gesleten
Verstilde nacht; dat wij elkander bij
Zonsondergang en maneschijn vergeten,
Dat u niet – ach! – bezeten bent van mij,
En dat ik – ach! – van u niet ben bezeten.

 

Vertaald door Anne Stoffel

 

I stare into the mirrored glass, –

I stare into the mirrored glass, –
All hazy, drowsy and foggy, –
To ascertain where you will pass
And where you’ll stop for lodging.

I look and see: An old ship’s mast.
There, on the deck, you’re standing…
You, by the clouded train… The vast,
Green fields, at night, lamenting…

The evening countryside in dew,
There, ravens soar in flight…
–My dear one, I am blessing you
To go where you decide!

 

 

In Paris

Skyscrapers, and the sky below,
The earth is closer in the grayness.
The same old enigmatic woe
Remains in vast and happy Paris.

The evening boulevards are loud,
Sunset’s final glimmer dies.
And there are couples all around,
With trembling lips and daring eyes.

I’m here alone. It’s nice to rest
One’s head against a chestnut tree!
Just as in Moscow, here, the chest
Cries out with Rostand’s poetry.

Dear are the long gone days of folly,
These nights in Paris are a torture,
I’m walking home to grieving violets
And someone’s kind and tender portrait.

That profile glance, as of a brother,
Is intimate and sad. It seems,
Tonight I’ll see the Reichstadt martyr,
Rostand and Sarah, – in my dreams!

In vast and happy Paris, here,
I dream of grass and cloudy nights,
And laughter’s far and shadows near,
Again, the same deep pain abides.

 

 

Vertaald door Andrey Kneller

 

Tsvetajeva

Marína Tsvetájeva (8 oktober 1892 – 31 augustus 1941)

 

 

 De Nederlandse schrijver en journalist Martin van Amerongen werd geboren op 8 oktober 1941 in Amsterdam. Hij was de zoon van een joodse vader en een christelijk opgevoede Duitse moeder. Die achtergrond heeft zijn belangstelling voor de Duitse cultuur, met name de muziek, maar ook de literatuur, in hoge mate bepaald. Hij was vooral geïnteresseerd in de joodse bijdragen aan die cultuur. Van Amerongen was een autodidact die zich al vroeg voor klassieke muziek interesseerde en daarover een grote kennis zou verwerven. Een vroeg baantje bij de Stichting Jeugd en Muziek verschafte hem toegang tot die wereld van de muziek.

Van Amerongen begon zijn in 1962 loopbaan als journalist bij de provinciale redactie Friesland van Het Vrije Volk, waar hij het plaatselijke nieuws verzorgde, maar ook al vroeg over Mahler publiceerde. In 1965 trad hij toe tot de redactie van Vrij Nederland, waarin hij tot 1 mei 1984 actief was. Hij legde zijn functie neer naar aanleiding van een intern redactieconflict over het Midden-Oosten. In zijn tijd bij Vrij Nederland verscheen een aantal briefwisselingen met bekende publieke persoonlijkheden onder de titel De brieven van Ir. H.A. Schuringa (1981), die geschreven waren door een duidelijk reactionaire auteur. De uitgave bleek een mystificatie waarachter Van Amerongen schuilging. Een bundel fictieve interviews van deze Ir. Schuringa verscheen in 1984 onder de titel De mens centraal. Op 1 januari 1985 werd Van Amerongen hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer.

Van Amerongen besteedde op literair gebied vooral aandacht aan Heinrich Heine. In 1975 verzorgde hij een vertaling van Die Harzreise, waaraan hij een uitvoerig essay onder de titel ‘In het voetspoor van de dichter’ toevoegde (opgenomen in de reeks Privé Domein). In Het matrassengraf (1985, herz. druk 2002) schreef hij over Heines sterfbed. In Heine en Holland (1997) verzamelde hij stukken die hij eerder in De Groene Amsterdammer publiceerde.

Vanuit zijn grote kennis van de muziek schreef Van Amerongen over Bach, Mozart, Schubert en Wagner. Over Bachs Mattheuspassie schreef hij Zijn bliksem, zijn donder (1997), over Mozart een Mozartbrevier (1992). Het meest opzienbarend is toch wel zijn boek over Wagner, met wie na WO II steeds geworsteld is vanwege diens antisemitisme en de nazi-verering die hem ten deel viel. Van Amerongen schreef met De buikspreker van God (Privé Domein, 1983) een essay over Wagner, waarin hij niet alleen de muziek van Wagner analyseert, maar ook de abjecte manier waarop met deze componist is omgesprongen na diens dood.

Martin van Amerongen was tot zijn overlijden in 2002 redacteur van De Muze, een periodiek van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest. Hij droeg ook veelvuldig bij aan dit blad met artikelen en columns. Voorts vertaalde hij enkele zedenkomedies van Schnitzler.

 

Uit: De bende van vijftien

 

“Er is gesproken over een ‘duister stel’ (premier Wim Kok) van ‘landverraders’ (de zanger Gerard Joling), een verzameling ‘angsthazen’ (Algemeen Dagblad) respectievelijk een ‘stel alcoholische lolbroeken dat thuis niets te vertellen heeft’ (De Telegraaf). In werkelijkheid betreft het een initiatief van vijftien nette, sociaal redelijk geslaagde, veelal gestudeerde, niet zelden vanwege hun maatschappelijke verdiensten onderscheiden heren die boven een kopje soep hebben gediscussieerd over de – alleszins legitieme – vraag of de republiek wellicht boven de monarchie te prefereren valt.
Een dergelijk ritueel heeft per definitie, mede gezien de avontuurlijke samenstelling van het gezelschap, het karakter van een bijeenkomst van jongensclub De Zwarte Hand, inclusief de jolige, ironische toonzetting van het gesprek. Het is trefzeker in de notulen gedocumenteerd. Daarin is ook de twijfelachtige opmerking opgenomen over de masculien-autochtone achtergrond van de initiatiefnemers, een opmerking die vanzelfsprekend niet serieus is bedoeld. Alsof er in onberispelijke mannen als prof. L. Koopmans, mr. L. van Vollenhoven, drs. J. Kleiterp of prof. A.J. Dunning ook maar de schaduw van dit soort sentimenten zou leven! Ondertussen heeft Dunning, talent scout op jacht naar verse PvdA-kamerleden, problemen omdat een aantal kandidaat-volksvertegenwoordigers het bange vermoeden heeft dat hij wellicht iets tegen landgenoten met een kleurtje zou hebben.
WANT HOE GAAT het in de publicitaire praktijk? Zo’n mislukte grap wordt door De Telegraaf tot monstrueuze proporties (‘Anti-monarchisten weren allochtonen’) opgeblazen, dezelfde krant die zelf sinds jaar en dag elke Marokkaanse fietsendief pleegt te stigmatiseren, liefst inclusief zijn telefoon- en sofinummer. De beschuldiging is gebaseerd op een brief van de schrijver Harry Mulisch die, na lezing van de notulen, verklaarde zich ‘als zoon van twee allochtonen’ niet langer in het Republikeins Genootschap thuis te voelen. Allemaal onzin en aanstellerij, waarbij moge worden gewezen op het feit dat Mulisch’ eigen Herenclub – nomen est omen – in de twintig jaar van zijn bestaan geen vrouw, geen allochtoon, laat staan een allochtone vrouw in zijn gelederen heeft toegelaten, en dat zeker ook nier van plan is ooit te doen.”

 

amerongen

Martin van Amerongen (8 oktober 1941 – 11 mei 2002)

 

 

De Amerikaanse schrijver Benjamin Cheever werd geboren op 8 oktober 1948 in New York. Hij is een zoon van de beroemde schrijver John Cheever en een broer van de eveneens schrijvende Susan Cheever. Cheever schreef tot nu toe vier romans en enkele non-fictie boeken, waaronder The Plagarist, The Partisan, Famous After Death, and The Good Nanny. Ook is hij verantwoordelijk voor de uitgave van The Letters of John Cheever.

Uit: Famous after death

 

„This is NOT Weight Watchers,” she said, and she said it disdainfully. Disdain is what I get from attractive women. Doctor Santarelli is an attractive woman. She was wearing black cowboy boots with white stitching, and a long suede skirt, suitable for riding sidesaddle. Paint a powder smudge on her pale white cheek and she might have stepped out of a TV western. She had everything but the carbine.

No wedding band. But, then, aren’t they supposed to hide their wedding rings for therapy? That way the patient is free to imagine that the doctor is really his mother. Or his lover. Or both. You’re also supposed to pretend that the psychiatrist would still care about you for no money. Which is way too much heavy lifting for this dwarfish imagination.

Doctor Santarelli does seem to think the journal is a good idea. Especially since I’m having so much trouble with my memory. She wants me to spice the entries with current events. “Place yourself in the exterior world,” she says.

I told her about my memory lapses. “I lose whole days,” I told her.

She wanted to know if I’d seen a “real doctor” (her phrase), an internist or a neurologist. I told her that I had been in an auto-mobile accident once, several years ago, and had hit my head, but that afterwards I’d been thoroughly checked. “I seem to be able to function adequately at my job,” I said. “I do what’s expected of me. It’s just that afterward I can’t always bring it to mind.”

“And what is it about the disability that concerns you the most?”

“The bottom line is that I can’t recall what I’ve eaten. I don’t know if I had one bagel with two foil units of cream cheese, or two bagels with one foil unit of cream cheese.”

“You can write that down, too,” she said. “If you want.”

“I might. If I can remember what to write down.”

“Write down whatever you remember,” she said.

“Do you want me to read my journal here?” I asked. “Or you could read it yourself.”

“If you’d like. Not all of it necessarily,” she added, quickly. Ever notice how loath people are to read anything longer than their own horoscope? Not a good sign for those of us in publishing. In any case, the doctor expects that the very process of keeping a diary will be therapeutic. She expects that I will get to know myself. “Find out what you need from life.”

I told her that was simple. “I know what I need from life.”

“And what do you need from life then?”

“I want to be beloved of women. Beloved of many beautiful women. I don’t want them to get tired of me either. I want the women always to feel the way they do when we’ve just met. Or if she’s married to a brute.”

 

cheever_photo1

Benjamin Cheever (New York, 8 oktober 1948)

 

De Franse schrijver en dichter André Theuriet werd geboren op 8 oktober 1833 in Marly-le-Roi. Hij studeerde rechten in Parijs en kwam te werken op hetministerie van financieën, waar hij het bracht tot chef de bureau, tot hij in 1886 met pensioen ging. In 1867 publiceerde hij de dichtbundel Chemin des bois met gedichten die eerder al verschenen waren in de Revue des Deux Mondes;. Theuriet schreef 228 werken, waaronder vele romans, zoals Le Mariage de Gérard, Le Livre de la Payse, Amour d’áutomne en Villa tranquille.

 

 

La chanson du vannier

 

Brins d’osier, brins d’osier,
Courbez-vous assouplis sous les doigts du vannier.

Brins d’osier, vous serez le lit frêle où la mère
Berce un petit enfant aux sons d’un vieux couplet :
L’enfant, la lèvre encor toute blanche de lait,
S’endort en souriant dans sa couche légère.

Brins d’osier, brins d’osier,
Courbez-vous assouplis sous les doigts du vannier.

Vous serez le panier plein de fraises vermeilles
Que les filles s’en vont cueillir dans les taillis.
Elles rentrent le soir, rieuses, au logis,
Et l’odeur des fruits mûrs s’exhale des corbeilles.

Brins d’osier, brins d’osier,
Courbez-vous assouplis sous les doigts du vannier.

Vous serez le grand van où la fermière alerte
Fait bondir le froment qu’ont battu les fléaux,
Tandis qu’à ses côtés des bandes de moineaux
Se di
sputent les grains dont la terre est couverte.

Brins d’osier, brins d’osier,
Courbez-vous assouplis sous les doigts du vannier.

Lorsque s’empourpreront les vignes à l’automne,
Lorsque les vendangeurs descendront des coteaux,
Brins d’osier, vous lierez les cercles des tonneaux
Où le vin doux rougit les douves et bouillonne.

Brins d’osier, brins d’osier,
Courbez-vous assouplis sous les doigts du vannier.

Brins d’osier, vous serez la cage où l’oiseau chante,
Et la nasse perfide au milieu des roseaux,
Où la truite qui monte et file entre deux eaux,
S’enfonce, et tout à coup se débat frémissante.

Brins d’osier, brins d’osier,
Courbez-vous assouplis sous les doigts du vannier.

Et vous serez aussi, brins d’osier, l’humble claie
Où, quand le vieux vannier tombe et meurt, on l’étend
Tout prêt pour le cercueil. – Son convoi se répand,
Le soir, dans les sentiers où verdit l’oseraie.

Brins d’osier, brins d’osier,
Courbez-vous assouplis sous les doigts du vannier.

Andre-THEURIET

André Theuriet (8 oktober 1833 – 23 april 1907)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 8 oktober 2006.

 

De Duitse schrijver Jakob Arjouni (pseudoniem van Jakob Bothe) werd geboren op 8 oktober 1964 in Frankfurt am Main.

De Duitse schrijver Nikolaus Becker werd geboren op 8 oktober 1809 in Bonn.