Allerzielen (Willem Wilmink), Ilse Aichinger, Kees van den Heuvel

 

 

Day of the Dead door Marta Martonfi-Benke, 2006

 

Allerzielen

Soms loopt er door een drukke straat
ineens een oude kameraad
of reisgenoot.
Je weet zodra je hem begroet:
het kan niet dat ik hem ontmoet,
want hij is dood.

Eerst ben je nog een tijd verbaasd
omdat die levende toch haast
die dode was.
Heb je de zaak dan afgedaan,
dan komt er weer zo’n dode aan,
met flinke pas.

Thuis van het dodencarnaval
zie je de spiegel in de hal,
je schrik is groot:
die man daar in het spiegelglas,
met die bekende regenjas,
was die niet dood?

 

Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)
De Grote kerk in Enschede, de geboorteplaats van Willem Wilmink

 

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Ilse Aichinger werd met haar tweelingzusje Helga geboren op 1 november 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ilse Aichinger op dit blog.

 

FLORESTAN

Nu wil ik jou,
mijn broer,
in de gangen vangen
en onder de sneeuw
drijven.
De overgangen
wil ik je laten zien
en de plaatsen
om kort te rusten.
Ik wil je
van de lichte plekken
wegjagen,
dat je ver omhoogvliegt
en naar mij
op weg gaat,
naar onze krans,
de nacht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ilse Aichinger (1 november 1921 – 11 november 2016)

 

De Nederlandse dichter en vertaler Kees van den Heuvel werd geboren op 2 november 1960 in Mill. Zie ook alle tags voor Kees van den Heuvel op dit blog.

Uit: Medelijden, medeleven, bijna: vriendschap. Hans Werkman en Willem de Mérode (Samen met Cees van der Pluijm)

“Hans Werkman: Ook ik heb een aantal fouten gemaakt, zeker in mijn eerste biografie: daarin was ikzelf te nadrukkelijk aanwezig. Een biograaf moet de feiten geven. De manier waarop hij dat doet, heeft een forse mate van subjectiviteit, maar het gaat toch om controleerbare gegevens. Bovendien was ik te weinig op mijn hoede ten aanzien van briefgetuigenissen. Ik dacht: ‘Als die man aan Jaap Romijn iets in een brief schrijft, dan klopt dat.’ Pas later kwam ik erachter dat hij bij voorbeeld in de zelfde tijd iets heel anders aan Barend de Goede schreef. Dat moet je dan tegen elkaar afwegen. [Jaap Romijn, Barend de Goede en Bert Bakker waren vrienden die De Mérode tijdens de laatste jaren van zijn leven regelmatig bezochten; KvdH/CvdP.] Voor mijn tweede biografie heb ik alle brieven weer doorgelezen en daaruit heb ik dingen opgenomen die ik vroeger als minder belangrijk zag, maar die ik nu goed vond passen. In dat boek ben ik ook minder op de voorgrond getreden. En in De Mérode en de jongens heb ik dingen gepubliceerd die in dat kader weer van belang waren, zoals mijn eigen ervaringen met De Mérodes inmiddels oud geworden vriendjes. Hoe gaan die met zijn nagedachtenis om? Daar zit ook een verhaal in.Ik ben niet van plan nog meer over De Mérode te schrijven, maar als ik ooit weer de geest zou krijgen, zou het een boek worden over 1924, de acht maanden die De Mérode toen in de gevangenis heeft gezeten, met wat daaraan voorafging en wat erop volgde. Hoe is dat voor hem geweest? Ik kan dat enigszins reconstrueren aan de hand van een getuigenis van Ernst Groenevelt [vriend en collegaredacteur van Het Getij; KvdH/CvdP], die in de zelfde periode in de gevangenis zat, en van een aantal gedichten. Ik ben ook in die gevangenis geweest. Maar dat boek kan natuurlijk alleen maar een roman worden en geen biografie, daarvoor zijn er te weinig gegevens beschikbaar.”

 

Kees van den Heuvel (2 november 1960 – 11 januari 2010)

 

Zie voor de schrijvers van de 2e november ook mijn blogs van 2 november 2018.

Allerzielen (Gaston Burssens), Ilse Aichinger, Kees van den Heuvel

 

Bij Allerzielen

 

Allerzielen door Aladár Körösfői-Kriesch, 1910

 

Allerzielen

De rosse blaren van de najaarsbomen
beleggen ’t macadam met gouden zomen.
Er dwaalt een blijde stemming in de stad
van wemelende mensen, weeldezat.
De zon met gouden draden, fijn als rag
spint haar kleed voor allerheiligendag.

Ach kind er hangt
een waas van weemoed over!
zie jij ’t dan niet?

De glans van zon en lover
is niet zo helder als je meisjeslach;
‘t is immers morgen allerzielendag!

Voel jij niet dat in elke vreugde trilt
het leed om ‘t niet bezit van wat je wilt?
Het leed om ’t niet-bezit van je verlangen,

Zo dat de zon half
in de mist blijft hangen.

 

Gaston Burssens (18 februari 1896 – 29 januari 1965)
De Onze-Lieve-Vrouwekerk in Dendermonde, de geboorteplaats van Gaston Burssens

 

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Ilse Aichinger werd met haar tweelingzusje Helga geboren op 1 november 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ilse Aichinger op dit blog.

 

Hooi

Hooi,
hooi in de kinderschuren,
waar te verbranden
of zichzelf voor altijd te verliezen
even gemakkelijk is.
Gebundeld hooi,
hooi op de velden,
hooi als bij de dodelijke verscheidenheid
van de mogelijkheden zomaar
bij elkaar gevoegde letters,
deze richting,
maar geen andere.
Hooi dat in de wind vliegt,
op de droge stoppels achterblijft,
voor altijd gescheiden van de anderen,
dat wacht op de sneeuw,
die de hemel ervan weg zal nemen,
zijn onbeweeglijke, doffe evenbeeld.
De zekerheid dat er geen troost is,
maar het gejubel.
Hooi, sneeuw en einde.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ilse Aichinger (1 november 1921 – 11 november 2016)

 

De Nederlandse dichter en vertaler Kees van den Heuvel werd geboren op 2 november 1960 in Mill. Zie ook alle tags voor Kees van den Heuvel op dit blog.

Uit: Medelijden, medeleven, bijna: vriendschap.  Hans Werkman en Willem de Mérode (Samen met Cees van der Pluijm)

“Hans Werkman: In het begin heb ik De Mérode te eenzijdig positief gezien, qua karakter. Ik kwam bij Meertens [P.J. Meertens, een vriend met wie De Mérode uitvoerig heeft gecorrespondeerd; KvdH/CvdP] en het eerste dat hij vroeg, was: ‘Wat vindt u van hem?’ Ik had me daar nog niet mee beziggehouden, dus ik moest snel wat verzinnen. Ik zei: ‘Ik vind hem een integer man.’ Meertens zei toen: ‘De Mérode was helemaal geen integer man. Hij was een roddelend oud wijf.’ Dat vond ik heel ontluisterend.

Later ontdekte ik dat De Mérode een moeilijke man is geweest. Hij is zo geworden door die rampzalige tijd in 1924, dat heeft hem in zijn schulp gejaagd. Vóor die tijd bewaarde hij de meeste van zijn brieven, daarna niet meer. Hij schreef aan Meertens: ‘Ik verbrand jouw brieven onmiddellijk, doe die van mij alsjeblieft ook weg.’ Gelukkig heeft Meertens dat niet gedaan, maar in De Mérodes archieven heb ik maar weinig brieven gevonden. Dat zegt mij dat hij zeer argwanend is geworden.

U had geen afgerond beeld van De Mérode toen u aan de biografie begon?

Hans Werkman: Je kunt geen afgerond beeld hebben van degene over wie je moet schrijven, want dat leven is voorbij en je kunt het niet van dag tot dag reconstrueren. Wat je probeert, is met de fragmenten die je terugvindt een beeld te bouwen en je moet je daarbij voortdurend afvragen of het wel klopt. Het is te vergelijken met een vaas die gereconstrueerd wordt aan de hand van een aantal scherven. Daaraan wordt een heleboel klei toegevoegd om een idee te krijgen van de waarschijnlijke vorm. Nu moet je daar ook weer niet te pessimistisch over zijn, want de hoofdlijnen worden toch wel duidelijk, maar je moet niet de vaas naboetseren en je al te veel vrijheden veroorloven. Ik wil niet de feitenbiografie gaan verdedigen, want je moet een aantal witte plekken invullen, maar je moet aangeven waar je dat doet. Van der Plas, bij voorbeeld, heeft dat te weinig gedaan in zijn Gezellebiografie. Hij heeft knap werk geleverd, maar het is naar mijn smaak te subjectief. Het is geen wetenschappelijke biografie.”

 

Kees van den Heuvel (2 november 1960 – 11 januari 2010

 

Zie voor de schrijvers van de 2e november ook mijn blogs van 2 november 2018.

Charlotte Mutsaers, E. du Perron, Désanne van Brederode, Hera Lind, Kees van den Heuvel, Odysseas Elytis, Augusta Peaux, Thomas Mallon, Bilal Xhaferri

De Nederlandse dichteres, schrijfster, essayiste en kunstschilderes Charlotte Jacoba Maria Mutsaers werd geboren in Utrecht op 2 november 1942. Zie ook alle tags van Charlotte Mutsaers op dit blog.

 

Zeventig

De zilte struiken hielden mij
voortdurend uit de slaap
de honden naast me
dreven langs voor aap

Koreaanse oesters met Koreaanse baarden
zeepaarden gestuwd door paardenstaarten
dennenstroop met tuiten langs de mastschacht
korenaren wiegend in de zweetnacht

Zo sliep ik in
mijn bed op open zee
alles normaal alleen
mijn leeftijd vreemd

 

Leda Pavlova

Liefst hult zich de hals
van een dansende vrouw
in hagelwit zwanenbont
(indien geen boa van struis
of constrictor voorhanden).

Niet dat de arm van de man
ontoereikend zou zijn
in de kou, maar zie:
wie wil dansen, doet dat
niet op molières.

Het sneeuwt in Rusland van
negentienhonderdentoen:
zwaanziek slingert zich eentje
een zwanennek om de hals.
De lenige stola wil meer.

‘Goed, ga je gang en bedek mij.’

Daar hield zij twee schoentjes
aan over: de kracht van Castor en
Pollux gevat in kuikentjesleer.
Hoog tilden die haar van de grond:
Anna Pavlova, Leda Renata.    

 

Broodje standbeeld etend in de nacht

Is het dakhaar
wat dit brood
zo grauw bedekt
of wat dacht jij
zwaar gemaande
nek?

– Leisteen als je
’t mij zo dodelijk
vraagt.
Maar vraag
me niet
hoe zwaar
zo’n kapsel
draagt.

Eet smakelijk.

– Jij ook.

Kijk, dat bedoel ik:
het genot
alvorens te
verstenen
dat je die
zware hoed
nooit
meer hoeft
af te nemen.

 

 
Charlotte Mutsaers (Utrecht, 2 november 1942)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Charles Edgar (Eddy) du Perron werd geboren op 2 november 1899 in Jatinegara (West Java). Zie ook alle tags voor E. du Perron op dit blog.

 

De Man die lacht

Geen schorre kreet, geen hoge klacht
hebben uit hem God’s oor gewond,
’t is een verdwaasde jonge kwant
die zich gered waant als hij lacht.

En dwazer nog die iets verwacht
van zulk een doodgeboren zon:
dit neerzien op Napoleon
en Christus vanuit bed veracht.

Maar als alles wordt afgedaan,
zal deze staan in ’t laatste licht,
zijn grijns op ’t hospitaalgezicht.

En God zal vragen: ‘Welke waan
bracht zó een tot een eindgericht?’
En hij zal zeggen: ‘Zie mij aan’.

 

Gli Amanti

‘Ook als ‘k je mond niet zie meer, slechts voel wijken,
wanneer mijn mond je rode lippen bindt,
zijn je ogen stralend… – Waarom ooit bezwijken
voordat de dood, die àndre dood, ons vindt.’

De nacht verbleekte; als stappen over ’t grind
hoorden zij iets het knarsend raam bereiken;
dan zwaar de stilte, waarin zij als lijken
bijeen nog lagen, maar verkild en blind.

En niettemin zocht elk voor zich te kerven,
in de eigen wanhoop, naar het eendre kwaad:

‘Zijn laatste liefde zal de mens nog derven,
ook voor wie uitrees, komt ééns de evenmaat.

Zijn wij reeds dood? Want wij, want wij ook, sterven!
Of is het smaad? Worden wij nòg versmaad?’

 

Kolonie

Nu schijnt daarginds misschien een halve maan
tweemaal zo hel als hier een maan in luister.
In ’t kleine soosje heeft iedereen verstaan,
volop: alleen de whisky-soda bruist er –

hoe het de planter dit jaar is vergaan
met zijn tantièmes. Eén vreemdeling huist er
schuin tegenover, maar verkiest ’t gefluister
van zijn waringin boven dàt bestaan.

Hij meent terecht: zo’n dorp is te waarderen
boven ’t nabootsel van een grote stad,
maar om de geur van ’t veld, de lichte kleren,

de kreet van de tonggèrets, ’t daaglijks bad
in de rivier, en haar, wier vreemd erbarmen
in ’t sterfuur krauwt over zijn hoofd en armen.

 

 
E. du Perron (2 november 1899 – 14 mei 1940)

 

De Nederlandse schrijfster Désanne van Brederode werd op 2 november 1970 in Utrecht geboren. Zie ook alle tags voor Désanne van Brederode op dit blog.

 

Kwijt

Er raakte iets onvindbaar. Leek het op licht?
Ik ben het vergeten. Het sloop weg, hoewel het voetloos was.
Het verpulverde, maar zonder stoffelijk te zijn geweest.
Het smolt onder mijn voeten, terwijl ik nog steeds bleef staan,
recht overeind. De lucht bleef lucht, hooguit
verdween het hemelse eruit, het ruisen van veren,
de opspattende glans van gras en planten,
de geurige allure van een nog ongevallen regen.

Voortaan zou ik mijn leven alleen nog herkennen
aan de oneetbaarheid ervan. Er werd mij wel verteld
wanneer het bederf was begonnen. Afremmen kon men het niet.
Wat restte is het besef dat ik nog elke dag minder weet
hoe mensen dat toch doen: huiswaarts keren.
Dalen, landen. Of urenlang op de uitkijk staan,
alvast oefenend op een omhelzing.

 

Solitude

Zelf een gedachte worden.
In vier stappen. Om te beginnen:
in winters leren slapen zonder
deken. In zomers leren
zwemmen zonder water.
In alle regens thuis zijn
als een kind. Rondom
en tussen druppels leren
rennen. Onopgejaagd,
ofschoon doorweekt.
Eigen gelach niet horen.
Niets weten van verschillen
aangaande ziel en geest en
vingertoppen, zonlicht, tenen.

Vervolgens zachtjes zweven.
Op doordeweekse,
alledaagse klachten
meeruisen als een bries of
lage stofwolk, als uitgestoven
stuifzand leren dalen.
Schoonheid in gras
vertalen – van liggend gras
de gloed omvatten. In dauw
een pijn doorzien die op
de jouwe lijkt. Sprekend
de mijne is. Vertrapt zijn.
Niets vertrappen.

 


Désanne van Brederode (Utrecht, 2 november 1970)

 

De Duitse schrijfster Hera Lind werd geboren op 2 november 1957 in Bielefeld als Herlind Wartenberg. Zie ook alle tags voor Hera Lind op dit blog.

Uit:Himmel und Hölle

»Nebenan können Sie sich gleich für die Hochzeit frisieren lassen. Ich meine, wenn es dermaßen eilt …« Die Verkäuferin des piekfeinen Brautmodengeschäftes in Hamburg-Blankenese musterte mich kritisch. »Sie wollen wirklich noch heute heiraten?« »Klar«, sagte ich lässig. »Der Tag ist ja noch lang.« Zufrieden trat ich vor den riesigen Spiegel und betrachtete meine Erscheinung. So ein champagnerfarbenes bodenlanges Traumkleid aus Seide, Taft und Spitze macht wirklich einen schlanken Fuß. Darin sähe vermutlich jede Frau toll aus! Erfreulicherweise war ich unbeschwerte fünfundzwanzig Jahre jung und hatte kein Gramm Übergewicht. Ohne dass ich es wollte, huschte mir ein kleines Lächeln über das Gesicht. Dieses Wahnsinns-Ding, dieses sündhaft teure Designerkleid war wie für mich gemacht! Für mich, Konstanze Haber! Ich war die perfekte Braut. Mein Blick ging suchend zu meiner Mutter, die in ihrem feinen dunkelblauen Kostüm auf einem Brokatstuhl saß. Sie hatte die Beine wie siamesische Zwillinge nebeneinanderstehen und nippte an ihrem Tee. Ihr Verhalten war dermaßen distanziert, damenhaft und vornehm, als ginge sie das Ganze hier gar nichts an.
»Wie findest du’s?« Beifall heischend wippte ich in dem bodenlangen Seidenkleid, das meine Füße keck umspielte, auf und ab. Wie ein kleines Mädchen. Am liebsten wäre ich gehüpft! Mutter nahm einen Schluck Tee und blickte mich prüfend an. Ihr Gesicht verriet keinerlei Regung: weder Stolz noch Rührung, noch Begeisterung, noch Trauer. Von wegen: Brautmutter war die Eule, nahm Abschied mit Geheule! Nein. Gefühle zeigen war nicht angesagt. In diesem Punkt war meine Mutter durch und durch elitär. Ich fand das völlig in Ordnung. Man kann auch gemeinsam schweigen, ganz entspannt. Vor allem mit engen Verwandten. Nonverbale Kommunikation sozusagen. Das zeigte nur, wie gut wir uns verstanden, Mutter und ich. Na ja, natürlich nicht immer. Jetzt, zum Beispiel, gab es schon ein paar Differenzen in Bezug auf meine etwas spontane Lebensplanung. Und auch was die Auswahl meines zukünftigen Gatten betraf, war Mutter vielleicht nicht GANZ so begeistert. Also, sie SCHRIE nicht direkt vor Glück. Oh Gott, Mutter, jetzt sag doch endlich was! Ich WEISS, es ist das teuerste Kleid. Aber eben auch das schönste. Ich bin doch deine einzige Tochter, und ich heirate ganz bestimmt nur einmal! Als wäre ich Luft, wandte sich meine Mutter an die Verkäuferin. »Meine Tochter ist Steinbock«, seufzte sie pikiert.”

 
Hera Lind (Bielefeld, 2 november 1957)

 

De Nederlandse dichter en vertaler Kees van den Heuvel werd geboren op 2 november 1960 in Mill. Zie ook alle tags voor Kees van den Heuvel op dit blog.

 

Assepoester revisited
(voor J.)

Het bal ging juist zoals ik mocht verwachten
Het was gelukt mijn droomprins te bekoren
En samen zwierden we door sprookjeszalen
Tenslotte had ik gauw een schoen verloren

Wat deed het zeer, dat hunkeren, dat smachten!
Wat was hij mooi die neus, die kin, die oren!
Ik bad vol vuur dat hij me snel kwam halen
Tenslotte had ik toch een schoen verloren

Ik hinkte wekenlang op twee gedachten
‘Het lukt hem vast niet om me op te sporen’
‘Natuurlijk wel, ik gaf genoeg signalen’
Tenslotte had ik zelfs een schoen verloren

Ik vul mijn dagen nu met jammerklachten
En loop onafgebroken zwaar te balen
Tenslotte heb ik wel een schoen verloren

 

Jaarwisseling (2)

Saai hoor, die kerstdagen!
Nooit eens een spoedgeval
Waar ik als arts
Enthousiast over word

Aangenaam anders zijn
Oudejaarsavonden
Dan kom ik ogen en
Oren te kort

 

 
Kees van den Heuvel (2 november 1960 – 11 januari 2010)
Mill

 

De Griekse dichter Odysseas Elytis (pseudoniem voor Odysseas Alepoudhelis) werd op 2 november 1911 te Iraklion op Kreta geboren. Zie ook alle tags voor Odysseas Elytis op dit blog.

 

Windows toward the Fifth Season

I

Do you know the hair that wrote the wind? The glances that paralleled the time? The silence that felt itself?

But you are a nocturnal invention that takes pleasure in rainy confidences. That takes pleasure in the three-masted opening of the sea. You are an unachievable case that reigns when it shipwrecks. You are a gaudy catastrophe… .

Ah! I want the elements that know how to grasp to come. The middle of my medi-tation will delight their curving disposition. When expanding rings ascend then the sudden sky will take on the color of my penultimate sin.

While the last sin will still be enchanted by these solitary words!

II

The sound of feet ends at the edge of hearing. A strained tempest pours into the youthful breast that squanders its inexplicable radiance. Desire has a very high stature and in its palms burns absence. Desire gives birth to the road on which it wants to walk. It leaves …

And toward it a people of hands ignites admiration’s fireprey.

III

How lovely! She has taken the form of the thought that feels her when she feels it consecrated to her… .

IV

My summer abandonments have hidden themselves in my ageless vineyards. An un-dulation of dream drew back and left them there and asked nothing. In their deaf nets a swarm of bees turned its buzzing around. Mouths resembled colors and fled the flowers. The waters of early morning stopped their speech nocturnal and un-touched.

It’s as if nothing were known anymore.

And yet there is a feeling behind this ignored little mountain…. It has neither tears nor conscience.

It does not leave it does not return.

 

Vertaald door Jeffrey Carson en Nikos Sarris

 

 
Odysseas Elytis (2 november 1911 – 18 maart 1996)
Portret door Vangelis Andreopoulos, z.j.

 

De Nederlandse dichteres Augusta Guerdina Peaux werd geboren in Simonshaven op 2 november 1859. Zie ook alle tags voor Augusta Peaux op dit blog.

 

In het oerwoud

Liefde’s wezen is zo teer
en ons hart is het ruige bos
en wij weten haar daar in de wildernis
alléén en van alles los,
van alles, van wereld en schone schijn
om enkel te zijn wat zij is:
een vlam, een verlangen, een felle pijn,
een kreet in de duisternis.

Wie ’t spoor in de bossen bijster raakt
is daar aan de dood gewijd,
en liefde zwerft argeloos en naakt
door ons donkere hart en de tijd
en wij kunnen niet redden, het leven is wreed
en het lot een verscheurend dier
en angst om zijn liefde is ’s mensen leed
door al zijn dagen hier.

 

Een avond

De boomen die in dezen avond staan
bewegen alleen hun dunne twijgen,
zij raken den avond niet aan,
die zoo hoog blijft zwijgen.
Een boom vangt een ster in zijn donker loover
en wolken vangen sterren,
de wilde wind danst over
de beek en ’t water lokt maanglans van verre.
Kinderspel is het in een groote zaal
van avondeenzaamheid
en tot den avond dringt niet hun kindertaal
en het gedruisch van hun vroolijkheid.
Deze avond is zoo stil geweest,
van zoo vochtigen dauw bedropen,
zoo eenzaam en zoo verweesd
met zoo wijde oogen open.

 


Augusta Peaux (2 november 1859 – 23 februari 1944)
De kerk van Simonshaven bij avond

 

De Amerikaanse schrijver en criticus Thomas Mallon werd geboren op 2 november 1951 in Glen Cove, New York. Zie ook alle tags voor Thomas Mallon op dit blog.

Uit: Finale

“This has given us a lot of ideas for ours,” said a smiling Ronald Reagan to an unsmiling Rosalynn Carter, as the incumbent president concluded a quick tour of his predecessor’s new library.
“Yes,” agreed Nancy, who was thinking: ideas for what not to do. All these kitsch displays: the “Peanut Brigade” banner from ’76; the kids’ letters—“Please stop people from killing the whales”—and worse, Carter’s replies to them, signed “Jimmy.”
“Good,” said Rosalynn, without adding any words or warmth.
The two presidential couples filed out into the sunshine, toward the speakers’ platform, as the Fort McPherson army band played “Hail to the Chief.” Nancy looked over the four circular pavilions that had just been constructed on this hillside and thought they looked like a monotonous world’s fair.
Still, as much as she tried, it was hard for her to dislike the Carters themselves. No matter how prudish and pickle-pussed the two of them might be, there was no getting away from how much they had done for her and Ronnie—first, by defeating the Fords, whom she had no trouble at all disliking; and then, once in the White House, by screwing up so badly they seemed to have spent their whole four years rolling out a red carpet for the Reagans. Someone on Mike Deaver’s staff used to refer to the thirty-ninth president as “the Mastermind,” insisting that Jimmy Carter was the greatest Republican strategist of all time.
Nancy looked back at the building they’d just exited, as if to pay the design a compliment with some extra attention. She was actually trying to take comfort in the thought of how Carter’s papers were now neatly stored in towering rows of banker’s boxes that ran along a huge curving wall. Even failure could be made to look like accomplishment; something settled, achieved. So maybe there was hope for her and Ronnie if things really did fall apart.
No, things could fall to such smithereens that even an illusion became impossible to construct. Nixon’s library still wasn’t built, and from what she heard it would be a penny arcade of cheap statues and props, while the documents it ought to house remained far away under the government’s lock and key, serving the prison term that Nixon had avoided.
She and Ronnie, along with the Carters, reached the platform. Applause—and jeers—could be heard from the crowd of spectators on the hillside. Nancy for a moment couldn’t tell if the disapproval related to the Sandinistas or South Africa—probably the latter, given that most of Atlanta’s black establishment was here for the dedication.”

 

 
Thomas Mallon (Glen Cove, 2 november 1951)

 

De Albanese dichter en schrijver Bilal Xhaferri werd geboren op 2 november 1935 in Ninat bij Konispol. Zie ook alle tags voor Bilal Xhaferri op dit blog.

 

À Pégase

Du ciel ne descends pas pour moi,
je peux faire à pied mon chemin.
Les espaces infinis je les aime,
mais je veux être au plus près de la terre.
Derrière ton galop céleste,
les poètes composeront des poèmes d’or
moi je suis un piéton de chemins terrestres,
de chemins terrestres, le chanteur.
Du ciel, donc, Pégase, ne descends pas pour moi,
je peux faire à pied mon chemin.
Les espaces infinis je les aime
mais j’ai des vertiges quand je ne sens pas sous mes pieds la terre.

 


Bilal Xhaferri (2 november 1935 – 14 oktober 1986)
Cover

 

Zie voor alle bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 2 november 2017 en eveneens mijn blog van 2 november 2008.

E. du Perron, Désanne van Brederode, Kees van den Heuvel, Charlotte Mutsaers, Odysseas Elytis, Augusta Peaux, Thomas Mallon, Bilal Xhaferri, Leo Perutz

De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Charles Edgar (Eddy) du Perron werd geboren op 2 november 1899 in Jatinegara (West Java). Zie ook mijn blog van 2 november 2010 en eveneens alle tags voor E. du Perron op dit blog.

Sonnet van burgerdeugd

De trammen tuimlen door de lange straten;
Al ’t leven buiten, en de ramen dicht;
Wat thee voor ons en de avond te verpraten.
De lamp streelt rustig ons voornaam gezicht.

Inbrekers, wurgers, rovers en piraten,
En de eerste Zondvloed en het laatst Gericht –
Elke onrust heeft ons deugdzaam hart verlaten.
O thee! o vriendschap! o kalmerend licht!

Straks ’t koesterende donker; morgen lopen
Wij opgefleurd te kopen of verkopen:
Tragedie blijft tragedie, klein of groot.

Genoeg vermoeienis om ’s nachts te slapen;
Alle overgangen tussen lach en gapen;
En aan het eind, de Liefderijke Dood.

 

Een grote stilte

De stilte zwelt uit de ingeslapen nacht
En zuigt ons gans en onweerstaanbaar binnen.
Een hoornstoot gilde alsof een wilde jacht,
losbarstend als een onweer, zou beginnen –

En toen niets meer: de ondragelijke vracht
van tè veel jaren, ’t koele en donkre linnen
van de eeuwge stilte op onze wankle wacht.
De vijand zal ons altijd overwinnen!

Wij kruisen de armen op onze enge borst,
zwelgend het duister met de dikke dorst
van wie om water kreunde eer hij verstomde.

En deze vracht, dit groot benauwen wordt
voorsmaak van het gebeente dat verdort
onder het marmer, in de rèchte tombe.

 

Een mannetje alleen

‘k Sta aan mijn venster. Het is laat.
Ik kijk neer op de stille straat.
In duisternis. Waar niemand gaat.

Van nergens komt meer één geluid.
‘k Sta met mijn hoofd tegen een ruit.
Wanneer gaat die lantaren uit?

Eén lichtkring op wat vunzigheid.
Dat goor is met die gloor in strijd.
Daar gaat zelfs geen verloren meid.

In mij is net zo’n stille straat.
Waar niet één lamp te branden staat.
Waar sedert lang geen mens meer gaat.

 
E. du Perron (2 november 1899 – 14 mei 1940)
In de jaren 1920 in Parijs

Lees verder “E. du Perron, Désanne van Brederode, Kees van den Heuvel, Charlotte Mutsaers, Odysseas Elytis, Augusta Peaux, Thomas Mallon, Bilal Xhaferri, Leo Perutz”

Charlotte Mutsaers, Désanne van Brederode, E. du Perron, Odysseas Elytis, Kees van den Heuvel, Augusta Peaux

De Nederlandse dichteres, schrijfster, essayiste en kunstschilderes Charlotte Jacoba Maria Mutsaers werd geboren in Utrecht op 2 november 1942. Zie ook alle tags van Charlotte Mutsaers op dit blog.

Recept voor Sousa’s kattegraf
(Ljevka tot troost)

Snoes, zit niet in de nesten
maar ga er opuit, ga
snorren naar visafval,
eersteklas muizenvet,
zet dat opzij.

Spit grondig je tuintje om,
hol uit de aarde, graaf
minstens een vierkant
wel in het rond
en ook diep.

Stort dan met graten vol
van pladijzen, vlij
daarop kilo’s van
lippen en keeltjes
en kieuwen.

Stofferen dat fundament
tot allerzaligste nest nu:
mussenbont, pluimen van
pauwen en eigenste
viking-haar.

Vlug aan het metsen met
smijdig zacht muizenvet.
Drenk het grijs paardekleed
kletsnat in tranen en
stollend bloed.

Pak stijve Sousa nu, plak
hem goed vast op de stof.
Doe het keihard dat hij
nooit meer verschuift
uit zijn rust.

Ik neem de trompet en speel voor.
Jij knielt en befluistert zijn oor:
Slaap lieve
schattekop kattekop
verkruip jij je maar
in mijn tuin
tot ik kom
als ik kom
reken maar
snor dan zacht.

Werp aarde op aarde op aarde.

 

When walls come tumbling down

De witte tanden
op
de witte wanden
zo onzichtbaar
nog
behoren Kronos
toe

Pas als die wanden
langzaam
op ons
landen
maakt het blikkeren
van zijn kunstgebit
ons moe

Kronos vrat met smaak
zijn eigen kinders
op
peanuts
naast
de aangevreten
harteklop

 
Charlotte Mutsaers (Utrecht, 2 november 1942)

Lees verder “Charlotte Mutsaers, Désanne van Brederode, E. du Perron, Odysseas Elytis, Kees van den Heuvel, Augusta Peaux”

Charlotte Mutsaers, Désanne van Brederode, E. du Perron, Odysseas Elytis, Kees van den Heuvel, Thomas Mallon

De Nederlandse schrijfster, essayiste en kunstschilderes Charlotte Jacoba Maria Mutsaers werd geboren in Utrecht op 2 november 1942. Zie ook alle tags van Charlotte Mutsaers op dit blog.

Uit: Zeepijn

“Ik wist alles van vogels. In de boekjes stond dat ze alleen maar zongen uit angst of uit baltsaandrift. Dat was niet waar. De meeste vogels, zo had ik ontdekt, zongen puur voor de lol. Ik heb nog meer ontdekt: kippen komen graag bij je op schoot. In Oostende ken ik een man, hij werkt bij de kaartverkoop van het museum, wiens kippen ook altijd op schoot komen. Je moet je er natuurlijk wel voor openstellen maar dat geldt voor alles. In de zomer kwamen de duiven bij ons naar binnen en dan speelden ze boven op de speelgoedkast. En dan de pelikanen. Eén keer per jaar gingen we naar Artis en dan namen we een kilo of vijf wijting voor de pelikanen mee. «Poezenvis» heette dat in de viswinkel maar wij noemden het «pelikanenvis». Reken maar dat al die pelikanen ons na een jaar nog herkenden en meteen hun bek opensperden. Mijn fietsenmaker heeft een papegaai van zestig jaar. Die heeft de oorlog nog meegemaakt en een heel andere visie op het geheel. Hij zegt altijd… Nee, ik zeg niet wat hij zegt. Straks worden zijn woorden nog verkeerd uitgelegd en dan heb ik het gedaan.
Ik vónd ook altijd vogels. Toen ik eenmaal groot was, was dat afgelopen. Je bevindt je dan niet meer zo dicht met je neus bij de grond. Maar daarvoor vond ik er wel vijftig per jaar. Of ze vonden mij. Vooral in de lente kon ik geen voet op straat en in het park zetten of er kroop bij wijze van spreken meteen een vogel onder. Meestal een jonge duif of mus die uit het nest was gevallen — merels en spreeuwen moest je laten zitten — of ternauwernood ontkomen was aan de klauwen van een kat. Ik nam ze dan mee naar huis waar ik ze in een kooi zette en een paar dagen lang goed voedsel gaf. En ziedaar: na vijf dagen vloog het dier van dezelfde hand die hem had vertroeteld en gevoed frank en vrij het luchtruim in. Het frappante was dat ze daarbij altijd even omkeken. Alsof ze zeggen wilden: denk niet dat we voor je op de vlucht zijn gegaan.”

 
Charlotte Mutsaers (Utrecht, 2 november 1942)

Lees verder “Charlotte Mutsaers, Désanne van Brederode, E. du Perron, Odysseas Elytis, Kees van den Heuvel, Thomas Mallon”

Désanne van Brederode, E. du Perron, Odysseas Elytis, Kees van den Heuvel, Thomas Mallon

De Nederlandse schrijfster Désanne van Brederode werd op 2 november 1970 in Utrecht geboren. Zie ook alle tags voor Désanne van Brederode op dit blog.

 

Uit: Stille zaterdag

 

“De straat die Sara had willen oversteken, leidde niet naar de overdekte winkelstraat, waar de bakker zat, de supermarkt, de groentezaak. Bovendien had ze haar grote canvas boodschappentas thuisgelaten. Het kon goed zijn dat ze wat verstrooid was geweest. Ze had in geen jaren meer een viergangendiner bereid.
‘Nerveus?’
‘Dat niet. Ik geloof wel dat ze er zin in had. Maar een perfectioniste als zij… Ze was die ochtend al om half zeven opgestaan, om het zilver te poetsen, dat soort dingen. Noem het een inhaalslag.’ Iedereen wist waar de weduwnaar op doelde. Bijna zeven jaar lang was hij huisman geweest, misschien tegen wil en dank, maar toch in elk geval zonder morren. Zijn Sara moest haar roeping kunnen volgen.
In de schoudertas van het slachtoffer waren sleutels gevonden. Van haar fiets, de auto, van het woonhuis aan de rand van het centrum en het tweede huis in Gelderland. Haar portemonnee en paspoort zaten erin, haar rijbewijs, een blikje anijssnoepjes, een opgevouwen zakdoek, een etui met daarin een lippenstift, een poederdoos, een oogpotlood. Verder de boodschappenlijst voor twee paasdagen, een gidsje over wijnen, en een boek met de titel Navolging van de Duitse theoloog en verzetsman Dietrich Bonhoeffer, in een Nederlandse vertaling.
Let wel: geen afscheidsbrief. Om geruchten dat het hier mogelijk een geslaagde zelfmoordpoging betrof de kop in te drukken, werd een paar dagen later in alle artikelen uitvoerig beschreven wat Sara Mijland ten tijde van het ongeluk op haar lichaam droeg. Niets wees erop dat ze met plannen rondliep. In haar jaszak zat alleen een kassabon van de chocolaterie die ze twee dagen eerder had bezocht. Vierhonderd gram paaseitjes, gemengd, en een ‘Luxe Geschenkhaas, wit, pralinevulling’. Bij elkaar opgeteld nog geen twintig euro. Waarom iemand zulke vertrouwelijke informatie had gelekt, werd in weer andere stukken aan de orde gesteld.”

 

 

Désanne van Brederode (Utrecht, 2 november 1970)

Lees verder “Désanne van Brederode, E. du Perron, Odysseas Elytis, Kees van den Heuvel, Thomas Mallon”

Allerzielen, Frances Bellerby, Désanne van Brederode, E. du Perron, Kees van den Heuvel, Odysseas Elytis

 Bij Allerzielen

 


All Souls’ Day door Jakub Schikaneder, 1888

 

All Souls’ Day

Let’s go our old way
by the stream, and kick the leaves
as we always did, to make
the rhythm of breaking waves.

This day draws no breath –
shows no colour anywhere
except for the leaves – in their death
brilliant as never before.

Yellow of Brimstone Butterfly,
brown of Oak Eggar Moth –
you’d say. And I’d be wondering why
a summer never seems lost

if two have been together
witnessing the variousness of light,
and the same two in lustreless November
enter the year’s night…

The slow-worm stream – how still!
Above that spider’s unguarded door,
look – dull pearls…Time’s full,
brimming, can hold no more.

Next moment (we well know,
my darling, you and I)
what the small day cannot hold
must spill into eternity.

So perhaps we should move cat-soft
meanwhile, and leave everything unsaid,
until no shadow of risk can be left
of disturbing the scatheless dead.

Ah, but you were always leaf-light.
And you so seldom talk
as we go. But there at my side
through the bright leaves you walk.

And yet – touch my hand
that I may be quite without fear,
for it seems as if a mist descends,
and the leaves where you walk do not stir.

 


Frances Bellerby (29 augustus 29 1899 – 1975)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Mary Eirene Frances Bellerby werd geboren op 29 augustus 1899. Zie ook alle tags voor Frances Bellerby op dit blog.

 

Lees verder “Allerzielen, Frances Bellerby, Désanne van Brederode, E. du Perron, Kees van den Heuvel, Odysseas Elytis”

E. du Perron, Odysseas Elytis, Leo Perutz, Kees van den Heuvel, Bilal Xhaferri

De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Charles Edgar (Eddy) du Perron werd geboren op 2 november 1899 in Jatinegara (West Java). Zie ook mijn blog van 2 november 2010 en eveneens alle tags voor E. du Perron op dit blog.

 

Uit: Het Land van Herkomst

„September. – Ik heb het vorige hoofdstuk kort afgebroken om de komst van Wijdenes; het is zelfs of mijn pen vlugger is gegaan sinds ik besloten heb hem deze periode van mijn leven voor te leggen. Het manuskript ligt nu in zijn kamer in de Feuilleraie, maar na zijn pelgrimstocht naar Sils-Maria blijkt hij zelf van vele dingen vervuld. Hij had in de trein Der Antichrist bij zich en het Braunbuch. Dat de nazi’s zich op Nietzsche beroepen, dat ook ditmaal het pruisiese misverstand zijn heros heeft opgeslokt om hem verminkt en als profeet van een zo vulgaire aanmatiging weer uit te braken, tast hem aan in zijn diepste, zijn intellektuele geweten. Drie jaar jonger dan ik en doktor in de wijsbegeerte, afvallig als zodanig of bijna, sinds hij Kant en Hegel heeft afgezworen om het te houden met degeen die aan iedere waarheid slechts een dichterlike waarde toekent en vooropstelt dat de filosoof altijd belangrijker is dan zijn stelsel, heb ik hem in de vier jaren van onze vriendschap zich steeds meer zien ontwikkelen in de richting van een relativisties positivisme; ik heb om hem moeten lachen en hem tegelijk bewonderd om zijn door-en-door polemiese natuur die zichzelf en anderen telkens weer trachtte te overtuigen dat hij aan geen enkele vaste waarde meer geloofde, daaraan zelfs geen behoefte had, alles in twijfel trok buiten het stromen van zijn bloed en het ‘eigen belang’, en dat het laatste bijgeloof dat hij bestreed de ridikule verering was van de geest. Kristelik grootgebracht daarbij, vrijzinnig protestant, sinds hij leerde denken ook daar afvallig, met een protestantse koppigheid vooral verachtend wat zich als vrijzinnig aandient.

Terwijl wij dan, de tuin overziend die er niets aanlokkelik meer uitziet in het grijze licht, met onze rieten stoelen naast elkaar, de koffie drinken waaraan ik te lang vooruit gedacht heb (op de derde stoel ligt weer het Braunbuch), komt hij langzamerhand los – aanvankelik in het soort nuanceloze boutade waarmee hij schijnt te willen verbergen dat hij eigenlik een slecht spreker is. ‘Zijn Hollanders werkelik altijd slechte sprekers?’ heb ik mij dikwels afgevraagd, als ik met hem samen was geweest; het kontrast tussen zijn brieven en zijn konversatie was dan opvallend. Met Gerard Rijckloff, die ongetwijfeld geest bezit, kan men dagen lang samen zijn zonder te raken uit een soort superieure, d.w.z. beter-gestyleerde, mondaine roddelpraat, maar dan opeens vertelt hij een avontuur dat hem overkomen is met een zeer eigen en pakkend meesterschap.“

 

E. du Perron (2 november 1899 – 14 mei 1940)

Lees verder “E. du Perron, Odysseas Elytis, Leo Perutz, Kees van den Heuvel, Bilal Xhaferri”

In Memoriam Kees van den Heuvel

In Memoriam Kees van den Heuvel

In Nijmegen is op 11 januari de Nederlandse dichter Kees van den Heuvel overleden. Kees van den Heuvel werd geboren op 2 november 1960 in Mill. Hij behoorde bij de top van de light-versedichters van Nederland, maar was de laatste jaren weinig in de belangstelling wegens ziekte. Van den Heuvel publiceerde werk in diverse bloemlezingen, in De Tweede Ronde en in Randschrift / Parmentier, het blad waarvan hij redacteur was. De uitgave binnenkort van zijn eerste bundel, bij uitgeverij De Stiel, Wat futen op een kluitje in het riet, mocht hij helaas  niet meer meemaken. Zie ook mijn blog van 2 november 2009. Hieronder volgt zijn afscheidsgedicht:

 

 

Dit neem ik mee het graf in als ik sterf

Een kaart van de planeten (uit een atlas)

Wat kamperfoelie in een plastic zak

Een verrekijker met een lens van matglas

Gewikkeld in een wollen anorak

Wat vliegertouw, een roestvrijstalen knikker


Een goed geprepareerde dennentak

Een zakje drinkbouillon, een flessenlikker

En bovendien een potje gele verf


En straks historici maar stug proberen

Om daar iets zinnigs uit te concluderen

 

 

 

Begraafplaats_Daalseweg_Nijmegen

Kees van den Heuvel (2 november 1960 – 11 januari 2010)
Kees vond zijn laatste rustplaats op begraafplaats Daalseweg te Nijmegen