Connie Palmen, Maarten ’t Hart, Abdelkader Benali, Arturo Pérez-Reverte, Ba Jin, Augusta de Wit

De Nederlandse schrijfster Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg. Zie ook alle tags voor Connie Palmen op dit blog.

Uit: Jij zegt het

“In november — een maand die me aan een verdronken hond doet denken —maakte ik een selectie van veertig gedichten, gaf de verzameling de titel The Hawk in the Rain mee en droeg de bundel op aan mijn vrouw. We liepen samen naar de brievenbus en lieten plechtstatig traag de grote enveloppe met de vereiste zestig bladzijden in de gleuf verdwijnen. Om de kostbare zending persoonlijker te maken had ze hem niet geadresseerd aan het Poëziecentrum te New York, maar schreef voluit de namen van de juryleden op — Mrs. Moore, Mr. Spender en Mr. Auden — in de hoop dat de geste indruk zou maken. Ze had in een visioen gezien dat ik met deze bundel de debutantenprijs voor dichters won, het boek in Engeland en Amerika een bestseller werd, en de zegetocht naar het pantheon begon. Ik moest het allemaal nog zien. Dubbelhartig verborg ik mijn afkeer van het woord ‘bestseller’ en de schaamte die ik moest overwinnen nu ik het heiligste wat ik bezat aan zoiets ordinairs als een competitie veil gaf, me sukkelig liet meeslepen in de jacht op succes, terwijl ik tegelijkertijd wist dat er geen andere manier was om gelezen te worden dan via het pad dat zij volhardend voor mij baande. Ik koesterde het beeld van de dichter als een zielsbezit, diep in mij verankerd, onafhankelijk van de glorie die een buitenwereld eraan zou verlenen. Ik moest vechten tegen het gevoel dat zij met haar mercantiele geest de zuiverheid van mijn liefde voor de poëzie corrumpeerde. Een van de lelijkste erfenissen van mijn afkomst is dat ik altijd te veel met geld bezig ben geweest, voortdurend zon op manieren om een fortuin te verdienen waarmee ik het leven als dichter kon financieren. Maar geld verdienen met poëzie grensde aan het verbodene. Op 23 februari 1957, twee dagen voordat we vierden dat we elkaar een jaar eerder hadden ontmoet, werd op 55 Eltisley een telegram bezorgd. Het Poëziecentrum in New York feliciteerde me met het winnen van de debutantenprijs. Van mijn dubbelhartigheid was niets over, we zongen en sprongen eenduidig door de kamer, zij juichte: ‘Ik wist het, ik wist het,’ en ik kon haar alleen maar bedanken en kussen. Hoewel het aan de overkant van de oceaan midden in de nacht was, holde ze naar de telefoon om haar moeder te bellen.
Bij het vertrek naar Cambridge kreeg ik van mijn leraar Engels, Mr. Fisher —sorry, echt waar, kan het ook niet helpen — het boek dat nu nog, naast de verzamelde Blake en Shakespeare, beduimeld en stukgelezen voor me ligt: The White Goddess van Robert Graves. Het was het begin van de jaren vijftig, en ik herinner me de schok bij het lezen ervan, alsof ik ruw werd beroofd van de geheime wereld waarin ik vanaf mijn dertiende leefde, een waarvan ik tot op dat moment de infantiele fantasie koesterde dat zij zich alleen aan mij openbaarde, en ik, dankzij het lezen van al die mythen en volksverhalen, een volstrekt originele kijk had op haar wonderen en wreedheid.”


Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)

 

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog.

Uit: Stenen voor een Ransuil

“24 december, zondag Nu heb ik al een paar maal mijnheer Brikke bezocht. Hij verwijt me dat ik me heb ingekapseld, geen vrienden heb, geen echte vriend. Hij zegt dat ik naar clubs moet gaan waar mensen zoals hij en ik bij elkaar komen. Maar nooit ga ik naar een dergelijke club, een sociëteit, nooit. Hij praat als mijn moeder en mijn zusje. Zij zeggen: je moet trouwen. Zij weten niet dat ik zo ben, zij mogen het niet weten: vooral mijn vader, die niet over trouwen of vrienden praat, mag het niet weten. Hij zou sterven van verdriet, denk ik. Ja, eenmaal heb ik trouwplannen gehad, nu vijftien jaar geleden. Ik was acht jaar. Voor mij in de klas op school zat een meisje met lang, zwart haar: Lena Stigter. Ze was rooms-katholiek. Alle andere kinderen in de klas waren gereformeerd. Lena Stigter zou naar de hel gaan. Mijn vader en moeder hadden het zo vaak gezegd: alle roomsen gaan naar de hel als ze zich niet bekeren. Als Lena met mij trouwde werd ze ook protestant, dan zou ze niet naar de hel gaan. Het was goed dat roomsen naar de hel gingen, maar niet dit meisje. Ik vroeg haar ernstig: Wil je met mij trouwen?’ Ja,’ zei ze, ‘dat is goed, breng me dan thuis vandaag.’ Ik bracht haar thuis. Ik trachtte te begrijpen wat het zou betekenen dat dit meisje naar de hel zou gaan. Bij de afschuw van en de vrees voor haar voegde zich een verlangen om zo te zijn als zij was. Ik wist niet waarom. Ik wist ook niet hoe ik mij de hel moest voorstellen. Vuur was er, altijd vuur, langzaam verbranden en toch niet doodgaan. Telkens als ik achter Lena zat hield het mij bezig. Ik zag het vuur dat haar verteerde. Ik hoorde haar huilen, gillen, schreeuwen. Vuur, vuur. Het lange, zwarte haar door vuur verbrand. Het was een kwelling. Maar het was mogelijk om haar te redden door haar te trouwen. Een paar maanden na mijn huwelijksaanzoek ontmoette ik een meisje op de haven.
Waar zit jij op school?’ vroeg ik.
`Op de openbare school,’ zei zij.
`Is dat christelijk?’ vroeg ik.
`Ben je gek? Natuurlijk niet.’
`Geloofje dan niet in de Here Jezus?’
Ze keek me verbaasd aan. Wie is dat?’ vroeg zij. Nu was ik verbaasd. Een meisje dat niet wist wie Jezus was. Je moet in de Here Jezus geloven,’ zei ik met nadruk, ‘anders ga je naar de hel.’

 


Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)
Cover

 

De Nederlandse dichter, schrijver en tv-presentator Abdelkader Benali werd geboren in Ighazzazen, Marokko, op 25 november 1975. Zie ook alle tags voor Abdelkader Benali op dit blog.

Uit: Feldman en ik

“Door op mijn eentje rommelmarkten te gaan bezoeken, was ik in de voetsporen van mijn vader getreden. Het kan zijn dat ik ze bezocht omdat ik de illusie koesterde dat ik daar, in die beduimelde wereld van verwaarloosde mensen en dingen, als rook kon vervliegen zonder verplicht identiteitsbewijs.
Alsof de zware sigarenlucht die er hing, de stemmen die overal opklonken, het kakelen van de hooggeblondeerde dames de ideale omstandigheden creëerden voor een geslaagde vlucht uit de barre werkelijkheid. Het was een plek waar mensen zichzelf waren, zonder franje, waar ze geen loze gebaren hoefden te maken en geen last hadden van zichzelf.
Zo doolde ik daar, die bewuste dag, door de hallen, met beide handen in de zakken, totdat, net nadat ik had besloten maar weer eens op huis aan te gaan omdat het tijd werd om iets te gaan eten wat niet druipend van het vet onder een laag ketchup en mayonaise schuilging, mijn oog viel op 88 richtlijnen voor het schrijven van een dagboek, opgesteld door Lavoisier Carmel. Uit het Spaans vertaald met een nawoord van dokter Miguel Marineiro.
‘Ligt daar al een tijdje,’ zei de verkoper, die in de smiezen had naar welk boek mijn belangstelling uitging. ‘Heb ik uit de boedel van een weduwe. De staat had voor haar organen maar een luttel bedrag over. Ze moest haar spullen verkopen, waaronder de boeken die haar man verzameld had.’
Ik reikte met een onbestemde gretigheid naar het boekje en net op het moment dat mijn hand het omklemde, greep ook een andere hand, toebehorend aan een jongeman van ongeveer mijn leeftijd, alleen wat langer en in het bezit van een donkere bos krullend haar en een opvallend bleek gelaat – alsof hij een ziekte onder de leden had die zijn bloedsomloop vertraagde –, het exemplaar vast. Zijn verschijning had mijn medelijden kunnen opwekken, maar dat gebeurde niet. Ik moest en zou het boekje aan deze begerige bleekscheet ontfutselen.
Anders dan mijn vader was het mijn gewoonte altijd iets op een rommelmarkt te kopen. Ik had al eens twintig eierdopjes gekocht. En een verlengsnoer. En een bot slagersmes. Had ik dat verlengsnoer en dat slagersmes bij me gehad, dan zou ik er die jongen mee gedreigd hebben. Ik bemerkte zelfs dat ik er een handgemeen voor zou overhebben, mocht die jongen de zaak op de spits willen drijven, want er was me ineens alles aan gelegen om in het bezit van dit papieren prullarium te komen. Het was niet zozeer dat ik dit boekje wilde hebben, maar eerder dat ik voelde dat het boekje míj wilde hebben.”

 

 
Abdelkader Benali (Ighazzazen, 25 november 1975)

 

De Spaanse schrijver Arturo Pérez-Reverte werd geboren op 25 november 1951 in Cartagena. Zie ook alle tags voor Arturo Pérez-Reverte op dit blog.

Uit: The Club Dumas (Vertaald door Sonia Soto)

“I was pleased, be-cause most visitors paid Sabatini little attention, taking him for an aged relative. I waited for Corso’s reaction. He was half smiling as he sat down—a youthful expression, like that of a cartoon rabbit in a dead-end street. The kind of look that wins over the audience straightaway. In time I found out he could also smile like a cruel, hungry wolf, and that he chose his smiles to suit the circumstances. But that was much later. Now he seemed trustworthy, so I decided to risk a password. `He was born with the gf of laughter,” I quoted, point-ing at the portrait. “… and with a feeling that the world was mad .. .” Corso nodded slowly and deliberately. I felt a friendly com-plicity with him, which, in spite of all that happened later, I still feel. From a hidden packet he brought out an unfiltered cigarette that was as crumpled as his old overcoat and corduroy trousers. He turned it over in his fingers, watching me through steel-rimmed glasses set crookedly on his nose under an untidy fringe of slightly graying hair. As if holding a hidden gun, he kept his other hand in one of his pockets, a pocket huge and deformed by books, catalogues, papers, and, as I also found out later, a hip flask full of Bols gin.
“… and this was his entire inheritance.” He completed the quotation effortlessly, then settled himself in the armchair and smiled again. “But to be honest, I prefer Captain Blood.” With a stern expression I lifted my fountain pen. “You’re mistaken. Scaramouche is to Sabatini what The Three Muske-teers is to Dumas.” I bowed briefly to the portrait. ” ‘He was born with the gift of laughter.. ..’ In the entire history of the adventure serial no two opening lines can compare.” “That may be true,” Corso conceded after a moment’s re-flection. Then he laid the manuscript on the table, in a protec-tive folder with plastic pockets, one for each page. “It’s a coincidence you should mention Dumas.” He pushed the folder toward me, turning it around so I could read its contents. The text was in French, written on one side of the page only. There were two types of paper, both discolored by age: one white, the other pale blue with light squares. The handwriting on each was different—on the white pages it was smaller and more spiky. The handwriting of the blue paper, in black ink, also appeared on the white pages but as annotations only. There were fifteen pages in all, eleven of them blue. “Interesting.” I looked up at Corso. He was watching me, his calm gaze moving from the folder to me, then back again. “Where did you find it?” He scratched an eyebrow, no doubt calculating whether he needed to provide such details in exchange for the information he wanted. The result was a third facial expression, this time an innocent rabbit. Corso was a professional. “Around. Through a client of a client.” “I see.” He paused briefly, cautious. Caution is a sign of prudence and reserve, but also of shrewdness.”

 


Arturo Pérez-Reverte (Cartagena, 25 november 1951)

 

De Chinese schrijver Ba Jin werd op 25 november 1904 geboren in Chengdu. Zie ook alle tags voor Ba Jin op dit blog.

Uit: When the Snow Melted (Vertaald door Tang Sheng)

“My words must have wounded him, for his face darkened further and he bit his lips.
“It’s my fault, of course, I admit that,” he replied wretchedly after a pause. “She is not to blame at all.” This was unexpected, but I was not displeased to hear it. I hoped by following up this advantage to solve that problem of theirs.
“Then why behave the way you do?” I pursued. “Since you know you’re in the wrong, it’s up to you to do something about it.”
Without the slightest sign of gratitude or gladness, he continued to shake his head and muttered hopelessly, “You still don’t understand.”
This puzzled me even more. I could not guess what he meant. Outside, the wind was still moaning. The fire was blazing and its leaping flames turned both our faces crimson, but I found him utterly inscrutable.
“I’m tasting the agonies of love,” he muttered with a sigh. Suddenly he buried his face in his hands and I knew his mental anguish was beyond all I had suspected. Any clumsy probing into it would be useless.
“Believe me, Zisheng, I am telling the truth,” he said at last, raising his head. “I did love Jingfang, I still love her, and I know that she loves me too. But . . .” he paused for a moment in painful thought, putting one hand to his temples, and my eyes were caught by the beads of sweat on his forehead.
“But I don’t want to love her any more.” His hand swept down and he spoke with determination as if love were something he could no longer endure. “Love can be agonizing. She once gave me joy and courage but those days are gone. Now I find that tenderness, that domesticity, unbearable. You see, my outlook has changed . . .”
I merely stared at him in bewilderment. I believed he was speaking the truth though.
“I have new convictions. I cannot go on living as before. I want to take a new road completely different from the old one, which means I must abandon my old life.” He was absolutely in earnest but I still failed to understand. “However, she is incapable of going forward. She must have love, she must live the way we used to. It’s not her fault, and I sometimes think she may be right . . . But she makes it difficult for me to give up the old life. She loves me but she can’t understand what’s in my mind. So she’s making me miserable, making me hesitate.”

 


Ba Jin (25 november 1904 – 17 oktober 2005) 

 

De Nederlandse schrijfster Augusta de Wit werd geboren in Sibolga (Sumatra) op 25 november 1864. Zie ook alle tags voor Augusta de Wit op dit blog.

Uit: Orpheus in de dessa

“Het fluitedeuntje deinde op en neer, al langzamer op en neer, stil als een ademhaling, die nog stiller gaat worden bij het inslapen.
De leguaan lag als bedwelmd.
Behoedzaam, zonder dat hij een blad liet ritselen, stond de Indo op en doodde hem met een lichten stokslag. Het dier bleef roerloos in dezelfde houding waarin het betooverende fluitspel het had doen verstijven; het leek dood-gespeeld.
De Indo die, tevreden, gezien had dat de huid niet gekwetst was door den slag van zijn stok, riep den fluitspeler te voorschijn uit zijn schuilplaats.
‘Si-Bengkok! Kom!’
Uit den rood bloeienden struik zag een donker gezicht te voorschijn, met glanzige, schuchtere oogen. De hand die de twijgen opzij boog hield een bamboe-fluitje.
‘Kom maar hier!’
De glanzige oogen zagen aarzelend naar den Hollander.
‘Nu! kom dan toch! Voor wien ben je bang?’
Het loover deed zich op rondom een half-naakten knaap, die op gekruiste enkels in het groen zat. De avondhemel begloorde zijn gezicht en zijn tengere schouders.
Een oogenblik bleef hij besluiteloos zoo zitten; toen liet hij zich afglijden naar den oever en begon, zittende, voort te schuiven over het gras met een beweging die aan het huppelen van een onbeholpen jongen vogel deed denken.
Bake meende eerst dat hij uit de onderdanige beleefdheid van een Javaan tegenover zijn meerderen zoo kruipend naderde: maar toen de knaap vóor hem stilhield, zag hij dat zijn kruiselings over elkaar liggende schenkels verdord waren. Dat was het zeker wat hem dien naam van Si-Bengkok, ‘de mismaakte’, had doen geven.
Toch was er verder aan hem geen misvorming of teeken van lijden te zien. Zooals hij daar op zijn groene zode zat, geleek de jongen een Boeddha in den lotus-kelk. Het welgevormde jonge lijf rees rank van de heupen omhoog. Het gezicht was zacht in trek en ommelijn, als hadden liefkoozende handpalmen het uit de mollige, bruine boschaarde gevormd. Onder den sierlijk geplooiden hoofddoek, bont van bloemen en vlinder-kleuren, gloorden de oogen met die tinteldonkere klaarheid, die stroomend water heeft in de schaduw.”

 

 
Augusta de Wit (25 november 1864 – 9 februari 1939)
Standdbeeld van Orpheus naar de roman van Augusta de Wit in het Zuiderpark in Den Haag, gemaakt door de beeldhouwster Lidi van Mourik Broekman

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e november ook mijn vorige blog van vandaag.

Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Abdelkader Benali, Arturo Pérez-Reverte, Ba Jin, Augusta de Wit

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog.

Uit: Magdalena

“Dat weet je toch wel, die had dertien kinderen uit zijn eerste huwelijk en elf kinderen uit zijn tweede huwelijk, en van die dertien uit dat eerste huwelijk werden maar liefst de laatste tien, steeds met tussenpozen van een jaar, dood geboren, en nummertje drie heeft ook maar een paar dagen ademgehaald, en na die tien levenloos geboren kindjes is de eerste vrouw van Leen zelf ook door de Heere thuisgehaald, dus toen had je opeens een weduwnaar met twee overgebleven bloedjes, mijn man Arie dus en z’n oudere zusje, en Leen is weer hertrouwd en die tweede vrouw heeft elf kinderen ter wereld gebracht, dus bij elkaar waren het er, als ik het goed optel, wel vierentwintig – stel je toch voor, vierentwintig kinderen, ’t zou wat geweest zijn als ze allemaal waren blijven leven, m’n schoonvader was eendenkooiman op Rozenburg, nou, van wat daarvan overschoot had hij nooit vierentwintig mondjes kunnen voeden, dus ’t was maar goed dat de Heere er zoveel wegnam. Maar de kinderen uit dat tweede huwelijk bleven allemaal wel leven, dus je grootvader had maar liefst elf halfbroers en halfzusjes. En dat in zo’n petieterig dijkhuisje op Rozenburg. Vierentwintig kinderen, het is toch wat, je zult zo’n vurige man hebben, je grootvader vertelde altijd dat zijn vader tussen de middag thuiskwam en dan na het eten opstond en zijn stiefmoeder probeerde te grijpen. Maar die probeerde uit z’n handen te blijven, en dan renden ze achter elkaar aan, om de tafel heen, een rondje of zes, zeven, het kunnen er ook acht zijn geweest, daar wil ik vanaf zijn, en dan had vadertje Leen moeder Betje te pakken, en zagen al die kindertjes hoe hun moeder het laddertje naar het zoldertje werd opgesjord en even later hoorden ze dan van dat zoldertje van die speciale geluiden komen – och, och, ja, ja, je grootvader was wel getekend, die heeft het als kind al vreselijk zwaar gehad, elf broertjes en zusjes dood, moeder dood, en een vader die zijn tweede vrouw elke dag om de tafel heen nazat omdat hij goesting had, altijd maar door goesting. Zijn eerste vrouw zal hij trouwens ook wel om de tafel heen nagezeten hebben, maar dat herinnerde je grootvader zich niet, toen was hij daar nog te klein voor.Toch hebben we hem, al die goesting ten spijt, lang mogen meemaken, want hij was van 1869 en is pas in 1960 gestorven. Maar ja, dat moet je ze wel nageven, die Van der Giessens, als ze niet al in hun wiegjes bezwijken, en daar zijn heel wat voorbeelden van, worden ze doorgaans heel oud.’

 

 
Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

Lees verder “Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Abdelkader Benali, Arturo Pérez-Reverte, Ba Jin, Augusta de Wit”

J.M.A. Biesheuvelprijs voor Maarten ’t Hart

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart heeft de J.M.A. Biesheuvelprijs gewonnen voor de beste bundel korte verhalen. Hij ontvangt de prijs voor ‘De moeder van Ikabod’. Aan de prijs is een geldbedrag verbonden dat volledig door crowdfunding bij elkaar is gebracht. Dit jaar gaat het om 5105 euro en 70 cent. De prijs werd zondag voor de derde keer uitgereikt. In 2015 won Rob van Essen, in 2016 Marente de Moor. Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog en voor M. ’t Hart evenals mijn blogs van 25 november 2010 en eerder.

Uit: De moeder van Ikabod

 ‘En stipt om één minuut over half drie reed onze bakker Stoof Schelvisvanger, psalmzingend de straat in. Hij was van onze kerk. Bij alle gereformeerden bezorgde hij aan huis brood en banket. In onze straat bediende hij nog één ander gereformeerd gezin. Bij ons belde hij het eerst aan en slofte dan neuriënd terug naar zijn kar en haalde daar een melkwit en een vloerbruin. Wij kregen dat aangereikt (‘zaterdag betalen’) en vervolgens reed hij door naar de familie Marchand. Daar leverde hij acht regeringswit af.’
(…)

‘Ik was daar nog net op tijd voor iets wat ik niet graag gemist zou hebben. Op het moment namelijk dat ik de deur opende, greep de transpirerende dominee met beide handen vlak achter haar schouders haar toga op twee plaatsen vast en trok hem toen met één vloeiende beweging over haar hoofd. Ze had het vaker gedaan, dat was duidelijk, want het ging zo snel, zo behendig, ik keek mijn ogen uit. (…) . En toen stond ze daar, die Ilonka de Priester, in een lichtblauw mouwloos hemdje en een zwart kokerrokje, waaronder lange gebruinde, van zweet vochtig glinsterende benen afdaalden naar sandaaltjes die voornamelijk uit dunne riempjes waren opgetrokken.’

 
Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Abdelkader Benali, Arturo Pérez-Reverte, Alexis Wright, Ba Jin, Augusta de Wit

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog.

Uit: Magdalena

“Mijn moeder, Magdalena van der Giessen, werd geboren op 30 mei 1920 in Poeldijk, gemeente Monster. Zij was de eerste dochter van Arie Adriaan van der Giessen, geboren 1 augustus 1893 op Rozenburg en Magdalena de Winter, geboren 15 augustus 1896 in Hoek van Holland. Aan mijn moeder was een jongen voorafgegaan die op 8 augustus 1918 in Poeldijk werd geboren, en na mijn moeder volgden met mooie regelmatige afstanden van ongeveer twee jaar nog vijf jongens en twee meisjes. In een van haar wonderbaarlijke, meanderende monologen die mijn grootmoeder, zodra je in haar gezichtsveld verscheen, tegen je afstak, onthulde zij mij hoe zij voor elkaar had gekregen dat zij het kindertal had weten te beperken tot slechts negen stuks en hoe begrepen moest worden dat die negen elkaar met tussenpozen van twee jaar opvolgden.
‘Ik wou dolgraag kinderen, en liefst meer dan een stuk of vier, maar ik wilde niet elk jaar bevallen, dat was me veel te zwaar, je doet er toch een stevig jasje van uit als je een kindje krijgt, dus hield ik elke baby zo lang mogelijk aan de borst, en zolang je een zuigmondje aan de tepel hebt, kan je man zo vurig zijn als een winterkoninkje in de rui, maar hoef je toch niet bang te zijn dat je weer in verwachting zult raken. Ik had Leen en Lena en Teun en Siem en Cor en Jan en Bep en Jaap nog wel langer aan de borst willen houden dan twee jaar, maar daar kreeg ik de kans niet voor, na twee jaar hielden ze op met drinken, behalve Aad, die heeft het gepresteerd om drie jaar te sabbelen, dus Jan is pas in f31 geboren, terwijl Aad van ’28 was. En na Jaap was het afgelopen, toen kwam er gelukkig niks meer, hoewel ik toen nog maar net achtendertig was geworden. Ja. Mooi was het, alles bij elkaar, Leen van 1918, Lena van 1920, Teun van 1922, Siem van 1924, Cor van 1926, Aad van 1928, en dan opeens een gat van drie jaar, Jan van 1931, Bep van 1933 en Jaap van 1935. Goed gedaan, Lena de Winter, zeg ik dan maar tegen mezelf, want denk maar niet dat een ander mij de hoogte zal in steken, wat ook wel weer goed is, je zou maar groos kunnen worden, maar ik wou niet dezelfde weg op gaan als de twee vrouwen van mijn schoonvader, vadertje Leen van der Giessen.”

 
Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)
Cover

Lees verder “Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Abdelkader Benali, Arturo Pérez-Reverte, Alexis Wright, Ba Jin, Augusta de Wit”

Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Arturo Pérez-Reverte, Alexis Wright, Ba Jin, Augusta de Wit

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog.

Uit:Stenen voor een Ransuil

“Als ik de kerk verlaat, zie ik dat de jongen de deur naar de hal heeft laten openstaan. Hij heeft de lamp in de hal laten branden. Door de deuropening straalt het licht de kerk binnen, een smalle lichtstreep. Ik duw de deur zacht heen en weer. De lichtstreep verschuift over de banken. Aan het uiteinde verbreedt de lichtstreep zich. Ik voel een eigenaardige beklemming bij dit licht. Ik kijk naar de hoge ramen, die van buiten verlicht worden door straatlantaarns. In het glas zijn voorstellingen aangebracht. Hoe goed ken ik die voorstellingen! Ik voel me verdrietig als ik naar de voorstellingen kijk. Hetzelfde verdriet als bij het maken van de preek voor mijn vader. Die voorstellingen en die preek hadden vroeger een bijzondere inhoud, die in de loop der jaren vervaagd is. Ik zou nu andere voorstellingen willen zien en niet over de geboorte van Christus een preek willen maken maar over David en Jonathan, Saul te Endor. Door het verlies van mijn geloof hebben de zo vertrouwde voorstellingen een andere inhoud gekregen. Maar de herinnering aan het vertrouwd zijn met de beelden blijft en door mijn ongeloof voel ik mij ontrouw tegenover mijn herinneringen. Dat besef van ontrouw is pijnlijk.
Ik kijk naar de voorstelling van de wederkomst van Christus. De rivier van het water des levens, helder als kristal, ontspringend uit de troon van het Lam. Het geboomte des levens, dat twaalf maal vrucht draagt. Nog altijd hebben die woorden hun klank niet verloren, hun mysterieuze klank, die mij zulke weidse en vreemde gevoelens gaf. De weemoed omdat de gevoelens geen reële basis hebben. Christus en Paulus serieus nemen is een hoge prijs, te hoge prijs, betalen om het water des levens te doen ontspringen. Ondanks dat blijf ik een soort hoop koesteren dat ergens het water des levens stroomt, vloeit.
Vreemd, dat ik juist dit niet opgeven kan, evenals de geest van God, die over de wateren zweeft, alsof dit altijd het belangrijkste is geweest, belangrijker dan die schimmige Jezus. Maar het water des levens stroomt niet. Ook het geboomte des levens bloeit niet en draagt geen vruchten, want waar Christus verschijnt, verdorren de vijgebomen.”

 

 
Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

Lees verder “Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Arturo Pérez-Reverte, Alexis Wright, Ba Jin, Augusta de Wit”

Maarten ’t Hart 70 jaar, Connie Palmen, Arturo Pérez-Reverte, Alexis Wright, Ba Jin, Augusta de Wit

70 Jaar Maarten ‘t Hart

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog.

Uit: De kroongetuige

Kijk’, zei ik, ‘het is niet één valbijl, maar er zijn vier mesjes, twee die naar beneden scharen en twee die naar boven scharen, een rat wordt vier keer zo snel onthoofd als met een gewone guillotine, het is gebeurd voor hij het zelfs maar gemerkt heeft,’ en ik liet de mesjes speels op en neer bewegen en het zonlicht flikkerde op het glanzende, roestvrije staal. Het was alsof ik een kunstwerk demonstreerde.
Toen ik een stokoud mannetje decapiteerde, wilde hij het graag van dichtbij zien – zoals ik trouwens verwacht had – dat het bloed breeduit over zijn kleding spatte.
(…)

“En ik wist, daar wandelend in die nog ongerepte sneeuw, dat heel mijn wezen naar de enige vergoeding dorstte die alles voor mij in evenwicht zou brengen, iets dat anderen als vanzelfsprekend werd afgewezen, en weer laaide de bittere, onhartstochtelijke haat op tegen de vrouw die zich twee keer had laten aborteren, en die nu zelfs niet eens dood bleek, maar zich, als zij dat wenste, onder een andere naam en in een ander werelddeel, nogmaals kon laten aborteren, en mijn haat strekte zich ook uit naar al die anderen die zich hadden laten aborteren, liep vooruit op dat vervloekte kerstfeest, dat feest dat speciaal uitgevonden leek om mensen te kwellen die met heel hun verstand en al hun kracht naar een geboorte verlangden die nooit komen zou, het feest dat overal zijn uitlopers en vertakkingen kende, want je hoefde maar naar de reclame op de televisie te kijken om vrouwen met baby’s te zien, om spartelende billen waar te nemen waaromheen papieren luiers gevouwen werden, waarna je dan zag hoe zo’n kind, door een godswonder nog niet voortijdig geaborteerd, stralend glimlachte naar haar moeder; Om gezinnen waar te nemen die borrelnootjes gebruikten, of slasaus, of een wasmiddel, en die altijd gezegend waren, als was het afgepast met twee kinderen.”

 

 
Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

Lees verder “Maarten ’t Hart 70 jaar, Connie Palmen, Arturo Pérez-Reverte, Alexis Wright, Ba Jin, Augusta de Wit”

Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte, Ba Jin, Augusta de Wit

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog.

Uit: De som van misverstanden: Theodor Fontane

“De meest bijzondere eigenschap van Fontane’s romans is stellig dat zij van de hand zijn van een schrijver die de zestig al gepasseerd was. Weliswaar had Fontane, toen zijn eerste roman Vor dem Sturm in 1878 (Fontane was toen achtenvijftig jaar) uitkwam, al ruim tien jaar aan dit boek gewerkt en men zou dus kunnen zeggen dat Fontane al voor zijn vijftigste levensjaar als romanschrijver is begonnen. Maar Vor dem Sturm is niet karakteristiek voor Fontane; het heeft, afgezien van de laatste honderdvijftig bladzijden van de in totaal zevenhonderd bladzijden, niet die eigenaardige, jeugdige frisheid die zo kenmerkend is voor het latere werk, het is een te lange, saaie roman van een oud schrijver, een werk waarmee men een schrijversloopbaan afsluit, niet een debuut. Het lijkt het meest op Der Stechlin, Fontane’s laatste werk. Hubert Ohl heeft aangetoond dat in beide romans een vergelijkbaar soort symboliek te vinden is en hij klopt die symboliek op tot iets heel bijzonders maar in feite zijn het twee niet geheel geslaagde pogingen om via een symbool de geschiedenis en het leven van een individu te vervlechten.
De echte Fontane is de Fontane van de in 1882 verschenen novellen L’Adultera en Schach von Wuthenow. Om het eigenaardige verschijnsel te verklaren van een schrijver die na zijn zestigste begint en op zijn vijfenzeventigste zijn meesterwerk schrijft hebben zowel Thomas Mann als Georg Lukács het woord ‘rijping’ gebruikt, Thomas Mann in de zin van persoonlijke rijping, Georg Lukács in de zin van maatschappelijke rijping. Mij kunnen deze twee varianten van de rijpingstheorie niet bekoren; als iemand met het schrijven van romans begint na zijn vijfendertigste zou men kunnen spreken van rijping, van een late bloei juist zoals men in de muziek in het geval van Bruckner van een late bloei spreekt. Maar als iemand begint na zijn zestigste moeten er andere oorzaken zijn. “

 

 
Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

Lees verder “Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte, Ba Jin, Augusta de Wit”

Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte, Ba Jin

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog.

Uit: Vestdijk en Mozart

“Over Mozart kan men moeilijk oordelen, als men niet zo goed als al zijn werken kent. Alfred Einstein zegt in zijn Mozart-boek, naar aanleiding van het Magnificat uit de Vesperae solennes de confessore (KV 339): ‘Iemand die zulke composities niet kent, kent Mozart niet.’ In feite geldt dit voor heel veel werken van Mozart. Wie voor de eerste maal het Münchener Kyrie in d-klein (KV 341) hoort, dit Kyrie waarvoor de eerder genoemde Einstein op de knieën valt, beseft dat zijn kijk op Mozart ingrijpend veranderd is. Na zo’n stuk kun je al het werk van Mozart dat je eerder al kende, weer opnieuw horen, nu wetend dat het voorgoed anders zal klinken. Zoiets geldt ook voor de Thamosmuziek (KV 345) en voor het Adagio en Fuga in c-klein (KV 546) en voor de Maurerische Trauermusik (KV 477). Zulke composities maken het mogelijk een blik in iemand’s innerlijk te werpen die daarvoor vaak zo vrolijk leek, maar zich openbaart als een diepzinnig melancholicus.

Over deze veelzijdigste van alle toondichters heeft Vestdijk herhaaldelijk geschreven. Altijd vol bewondering, maar toch kan ik mij slecht voorstellen dat er ook maar één Mozart-kenner is die Vestdijk in zijn vaak gewaagde conclusies zal willen bijvallen. Mij bekruipt zelfs, als ik lees wat Vestdijk over Mozart schreef, een gevoel van grote ergernis en dat verbaast me. Niet zelden ben ik het met Vestdijk oneens als hij over andere componisten dan Mozart schrijft, maar ergeren doet hij mij nooit.

Behalve dus als hij over Mozart schrijft. Waarom? Omdat hij, zoals ik eerder al eens beweerde, ‘een totaal onjuiste visie op Mozart had’. Toen ook beloofde ik dat ik zou proberen om dat in een apart opstel aan te tonen. Vandaar deze verhandeling.

Zeker is dat Vestdijk’s kennis van het oeuvre van Mozart grote leemten vertoonde. Natuurlijk mag uit het feit dat hij sommige composities nooit noemt niet voetstoots worden afgeleid dat hij ze ook niet kende, maar hij kan nauwelijks in de gelegenheid zijn geweest de hierboven genoemde composities te beluisteren (er waren nog geen plaatopnames) en het lijkt me vrijwel zeker dat hij de jeugdopera’s, en Idomeneo en La Clemenza di Tito ook niet kende.”

 

Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

Lees verder “Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte, Ba Jin”

Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte, Ba Jin

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog.

Uit: Een vlucht regenwulpen

„Ik lig in bed en kan niet slapen. De angst is gekomen. Soms is het zo erg dat ik het klappertanden kan horen als een ratelend geluid. Ik transpireer zo hevig dat het lijkt alsof ik heb gezwommen. Telkens val ik opnieuw omlaag uit de schoorsteen, ik zie mijzelf neerstorten, ik ben ook op andere toppen dan de top van de Oberberghorn en val in de onmetelijke ruimte omlaag in de richting van de Brienzersee. Het zijn beklemmende koortsvisioenen die bijna niet van de werkelijkheid te onderscheiden zijn en toch slaap ik niet, toch ben ik helder wakker maar ik onderga die broedende beelden zeer angstig. Ik zie mezelf bloedend liggen op de rotsen, telkens opnieuw in de diepte storten langs groene hellingen in de richting van naaldbomen die mij zullen spietsen of in de richting van scherpe, puntige rotsen waarop ik zal hangen tot ik sterf van honger en dorst. En altijd opnieuw is er dat verschrikkelijke vallen en ik probeer die beelden te verdrijven met andere beelden, rietlanden in zomerzonlicht, een vlucht regenwulpen, baltsende futen en gedurende een ogenblik kan dat opluchting geven maar het volgende moment val ik, val ik onophoudelijk.

Ik voeg heel bewust een fantasie toe aan de beangstigende droombeelden. Ik stel mij voor dat ik vleugels heb als een engel. Een korte tijd kan dat helpen, val ik niet omlaag maar zweef ik omlaag. Maar als ik zo zweef in brandend scherp zonlicht slaap ik in en onmiddellijk begint het echte vallen en ik schrik wakker uit mijn korte slaap, voel mijn bonzende hoofd waar zich achter het gedeelte boven mijn ogen een helse pijn ophoudt en ik probeer die beelden van het vallen te ontkrachten door mijn ogen wijd open te sperren in de zwarte duisternis maar zodra ik ze sluit begint het neerstorten weer. Ik kan geen adem halen omdat de lucht zo snel langs me schiet, ik hijg in het warme bed, de lakens zijn doornat van zweet en plakken aan mijn lichaam. Ik probeer mij voor te stellen dat ik aan een parachute hang als ik val en dat lukt maar zorgt ook dadelijk voor een dommel met een droom van een pijlsnel naderbij komende Brienzersee.“

 

  Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

Lees verder “Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte, Ba Jin”

Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog.

Uit: De som van misverstanden: De wilde ganzen van Selma Lagerlöf

“Nooit kan ik in voor- of najaar wilde ganzen zien overtrekken zonder aan de wonderbare reis van Niels Holgersson te denken. Maar dat is niet altijd zo geweest. Als kind wilde ik het boek over Niels Holgersson niet lezen. Ik had gehoord dat er sprekende dieren in voorkwamen en daarvan had ik vanaf mijn prilste jeugd een grote afkeer. Hoe ik aan dat ongelukkige en eigenaardige vooroordeel kwam weet ik niet maar ik weet wel dat ook Niels Holgerssons wonderbare reis taboe voor me was om die reden. Maar omdat ik vaak, noodgedwongen, bij gebrek aan boeken die ik echt graag wilde lezen soms moest uitwijken naar boeken die ik graag had dicht gelaten (maar het verlangen om te lezen was altijd sterker dan het slechtste boek) kwam er een zondag waarop ik het boek leende van een neef die niets anders voor me had en wrevelig begon ik te lezen. Het is vreemd dat die wreveligheid op zondag zo merkwaardig harmonieerde met het begin van Niels Holgersson. Daardoor leek het wel alsof ik over mij zelf las en dat gevoel werd nog versterkt toen ik de naam Maarten (zo heet immers de tamme ganzerik) aantrof. Als kind – en ik denk dat dat voor alle kinderen geldt en het is iets omrekening mee te houden als men een kind een boek cadeau geeft – vond ik niets zo heerlijk als het feit dat een persoon uit een boek Maarten heette en ik heb het altijd maar moeilijk kunnen verkroppen dat ik niet één kinderboek kende met een Maarten als hoofdpersoon. Zelfs De Waterman van Van Schendel, later, kon dat niet meer goedmaken.

Lezend in Niels Holgersson bemerkte ik al spoedig dat de dieren zich erin gedroegen zoals zij zich in werkelijkheid, al naar hun aard gedragen. Selma Lagerlöf heeft zich bijzonder precies gehouden aan hetgeen rond 1900 bekend was over het gedrag van dieren. Daar zij uit eigen waarneming en op grond van vrij uitgebreide studies goed op de hoogte was van het gedrag van dieren, is een werk ontstaan waarin maar heel weinig feitelijke onjuistheden voorkomen.”

 

Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

Lees verder “Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte”