Stefan Hertmans, Octavio Paz, Asis Aynan, Martijn Teerlinck, Marga Minco, Enrique Vila-Matas

De Vlaamse dichter, schrijver en essayist Stefan Hertmans werd geboren in Gent op 31 maart 1951. Zie ook alle tags voor Stefan Hertmans op dit blog.

Uit: De bekeerlinge

“Wanneer de twee nog een paar honderd meter dichterbij zijn gekomen, zie ik dat de man met een ruwe houten stok loopt. De vrouw hinkt, het lopen valt haar zichtbaar zwaar. Ze zien er beiden afgepeigerd uit. Heeft de vrouw haar voet verzwikt op een van de ruwe paden op de hoogten of heeft ze pijn door het schuren van haar schoeisel en de lange, zware dagmarsen? Ik stel de verrekijker bij en merk nu ook dat ze hoogzwanger is. De man draagt een ruime boezeroen en hij heeft een primitief soort hoed op zijn hoofd. Soms helpt hij de vrouw over iets heen te stappen door haar bij de elleboog te nemen. Een tweede man met een grote zak op zijn rug doemt achter hen op. Hij volgt in hun voetspoor en leidt een muilezel met zich mee. Hoe vroeg zijn ze opgestaan vanochtend? Zijn ze door de kou gewekt onder een boom? Werden ze wakker in een herberg? In de weidse stilte van de lenteochtend zingen nog de nachtegalen in de struiken bij de rivier. Je kunt ze tot hier horen; ze slaken melodieuze, krankzinnige gilletjes. Wanneer de zon helemaal boven de heuvel staat, zeilt een uil geruisloos over de kromme eiken en verdwijnt tot de volgende avond. Tijdeloze rust; het verre janken van een wolfshond; de koekoek die monotoon roepend over de eenzame bossen bij Saint-Jean fladdert. Het landschap geurt hemels in de vroege uren, het ademt een bovenaardse schoonheid. Op deze lenteochtend staan alle irissen open, de wilde kerselaar bloeit, de rozemarijn staat vol kleine felle bloemen, het aroma van tijm komt op met de warmte van de dauw. Warmte van de dauw, Hamoutal: de Joodse roepnaam van de vrouw schiet mij door het hoofd. Ik weet wie ze zijn. Ik weet voor wie ze op de vlucht zijn.  Ik zou hen beiden hier in huis welkom willen heten, hen vergasten op iets hartverwarmends dat zij wellicht nog niet kennen, bijvoorbeeld een kopje koffie. Waar moeten ze wonen, nu hun huis al duizend jaar niet meer bestaat en het middeleeuwse deel van het dorp onder gras en heesters verdwenen is? Binnen luttele ogenblikken kan de eerste auto hun een hartstilstand bezorgen van schrik, waardoor de jonge vrouw misschien te vroeg gaat bevallen. Het koppel strompelt nu mijn dorp binnen. Ik schiet wakker uit de dagdroom. Ik sluit het raam, ontsteek de haard voor de frisse ochtenduren, ga koffiezetten. Nu en dan voel ik de dwaze drang om aan het raam te kijken. Zonnevlekken schuiven over de oude vloertegels; het is een lege, stille dag. *Dit dorp heette ooit de berg van Jupiter – Mons Jovis. Aansluitend op de neolithische bewoning in de grotten verderop, werden hier lang voor het begin van de jaartelling de eerste ruwe stenen op elkaar gestapeld. Het beeld verliest zich in de nacht van de tijd, maar het blijft voelbaar in de oudste huizen van het tot puin vervallen, hoger gelegen dorp. In de oude kapel op de rand van het ravijn werd ooit een steen met Latijnse inscripties gevonden, gewijd aan Mars Nabelcus, een godheid die de Romeinen in deze streek vereerden.”

 

 
Stefan Hertmans (Gent, 31 maart 1951)

 

De Mexicaanse schrijver, dichter, en diplomaat Octavio Paz werd geboren op 31 maart 1914 in Mixcoac, tegenwoordig een deel van Mexico-stad. Zie ook alle tags voor Octavio Paz op dit blog.

Uit: The Labyrinth of Solitude (Vertaald door Lysander Kemp)

“All of us, at some moment, have had a vision of our existence as something unique, untransferable and very precious. This revelation almost always takes place during adolescence. Self-discovery is above all the realization that we are alone: it is the opening of an impalpable, transparent wall — that of our consciousness — between the world and ourselves. It is true that we sense our aloneness almost as soon as we are bom, but children and adults can transcend their solitude and forget themselves in games or work. The adolescent, however, vacillates between infancy and youth, halting for a moment before the infinite richness of the world. He is astonished at the fact of his being, and this astonishment leads to reflection: as he leans over the river of his consciousness, he asks himself if the face that appears there, disfigured by the water, is his own. The singularity of his being, which is pure sensation in children, becomes a problem and a question.
Much the same thing happens to nations and peoples at a certain critical moment in their development. They ask themselves: What are we., and how can we fulfill our obligations to ourselv as we are? The answers we give to these questi ons are oft enbebed by history, perhaps because wha t is called the “genius of a people” is only a set of reactions to a given stimulus. The answers differ in different situations, and the national character, which was thought to be immutable, changes with them. Despite the often illusory nature of essays on the psychology of a nation, it seems to me there is something revealing in the insistence with which a peop le will qu estion itself during certain periods of its growth. To become aware of our history is to become aware of our singularity. It is a moment of reflective repose before we devote ourselves to. action-again. “When we dream that we are dreaming,” Novalis wrote, “the moment of awaking is at hand.”

 


Octavio Paz (31 maart 1914 – 19 april 1998)
Cover Nederlandse uitgave

 

De Nederlandse schrijver Asis Aynan werd geboren in Haarlem op 31 maart 1980. Zie ook alle tags voor Asis Aynan op dit blog.

Uit: Gebed zonder eind

“De grote tatoeëerder met lange haren zette de inktnaald in mijn vlees. Hij bracht dezelfde tatoeages als die van mijn moeder aan, maar dan op een andere plek. Mijn moeder heeft ze in haar gezicht.
Een paar jaar geleden hoorde ik de tattooman op de radio over de Berbertatoeage spreken. Hij wist er zo veel van af. Ik, Berber, niets. Toen werd ik onrustig. Het was een onrust die ik goed kende.
De tatoeëerder vroeg ik zijn kennis over de Berbertattoo op papier te zetten. Het werd geen kattebelletje, maar een document van tientallen pagina’s.
De man met inktpen was klaar met zijn kunstwerk en lachte zijn zilveren voortanden bloot – die mijn moeder ook ooit had – de glinsterpilaren waar de eigenzinnigheid op steunt. Hij gaf mij een ferme klap op mijn andere schouder. Het vriendschappelijke gebaar dat mij op weg stuurde om mijn eigen pagina’s op te tekenen.
***

Toen de televisie mij een aantal jaar geleden benaderde voor de literaire documentaireserie Nieuwkomers wilde ik een geldbedrag vragen. Maar ik deinsde ervoor terug om ongepaste vragen stellen. Daarom vroeg ik bij wijze van tegenprestatie een kopie van Vpro laat op de avond na een korte wandeling, waarin de Marokkaans-Amerikaanse kunstenaar Paul Bowles twee jaar voor zijn overlijden werd geïnterviewd.
Als er iemand door innerlijke onrust werd gedreven, was het schrijver, dichter, componist, fotograaf, verzamelaar, vertaler, ontdekkingsreiziger en kifroker Paul Bowles wel. In het programma vertelt een broze Bowles, op bed in een dikke kamerjas met servet om zijn hals geknoopt, over zijn ervaringen in de woestijn; de plek waar niets is, behalve de stilte, de ultieme rust.
De Libische schrijver Ibrahim al-Koni beschrijft de zandvlaktes met blauw plafond als de wereld waar de echte vrijheid zich bevindt, namelijk: de dood. Wie de dood wil ontmoeten en die dag nog veilig naar huis wil, gaat naar de Sahara. Maar wie te lang in de onbewoonbare landstreek blijft, loopt volgens Paul Bowles de kans op le baptême de la solitude, het doopsel van de eenzaamheid. Een proces dat je blijvend verandert. Iets wat de Marokkaanse-Amerikaan is overkomen.
Het is eenvoudig om erachter te komen wat de gevolgen zijn van Bowles’ woestijndoop. Hij schreef eerst breed opgezette romans, maar naarmate de tijd verstreek goot hij zijn literaire hersenspinsels in korte verhalen. Het ging van de gaffel in de greep, want op een gegeven moment waren er geen verhalen meer, de woorden waren opgedroogd en het werd stil, net zo leeg, droog en verstild als de woestijnvlaktes.”

 

 
Asis Aynan (Haarlem, 31 maart 1980)
Cover

 

De Vlaamse dichter en muzikant MartijnTeerlinck werd geboren op 31 maart 1987 in Lendelede. Zie ook alle tags voor Martijn Teerlinck op dit blog.

 

Vanuit de mozeswolk

vanuit de mozeswolk
bereikte mij
het toevluchts-
woord

ochtend

daarin hervond ik jou

ontvelde
gespletene

borstkas-
achtige

in jouw lijn van witte as
druk ik mijn vinger af

zo bezaai ik
mijn verdoofde

niethuid

en het hartland
klopt mij toe

nacht nacht nacht

 

 
Martijn Teerlinck (31 maart 1987 – 10 december 2013)

 

De Nederlandse schrijfster en journaliste Marga Minco, pseudoniem van Sara Minco, werd geboren in Ginneken op 31 maart 1920. Zie ook alle tags voor Marga Minco op dit blog.

Uit: Het bittere kruid. Zes fragmenten uit een kleine kroniek

“Vanuit het raam van mijn kamer zag ik in de verte mijn vader aankomen. Sinds enige weken was ik uit het ziekenhuis. Wel moest ik nog een paar uur per dag rusten, maar ik was geheel hersteld.
Meer dan deze straat kende ik van Amersfoort nog niet. Het was een stille buitenwijk met nieuwe, twee aan twee gebouwde huizen, omringd door tuinen. Mijn vader liep met korte, stevige passen en nam met een zwierig gebaar zijn hoed af voor een vrouw, die in haar voortuin bloemen stond te plukken. Zij scheen iets tegen hem te zeggen, want hij hield even zijn pas in. Toen hij al vlak bij huis was zag ik dat hij een pakje in zijn hand hield. Een bruin pakje. Ik ging naar beneden, stak mijn hoofd om de huiskamerdeur en riep:
‘Daar komt vader met een pakje’.
‘Wat zit er in?’ vroeg ik bij de voordeur.
‘Waarin?’, vroeg mijn vader, die rustig jas en hoed ophing. Hij had het pakje even op de kapstok gelegd.
‘Nou’, zei ik ongeduldig, ‘in dat pakje, dat je bij je hebt?’.
‘Je zult het wel zien’, zei hij. ‘Kom maar’.
Ik volgde hem naar binnen. Daar legde hij het pakje op tafel, terwijl iedereen er nieuwsgierig naar keek. Er zat een touwtje omheen, waarvan hij eerst geduldig de knopen lospeuterde. Daarna vouwde hij het papier open. Het waren de sterren.
‘Ik heb er voor ons allemaal wat meegebracht’, zei hij, ‘dan kunnen jullie ze op al je jassen naaien’.
Mijn moeder nam er een uit het pakje en bekeek die aandachtig. ‘Ik zal eens zien of ik gele zij in huis heb’, zei ze. ‘’t Is oranje’, zei ik, ‘je moet er oranje garen voor gebruiken’.
‘Het lijkt mij beter’, zei Lotte, de vrouw van mijn broer, ‘om garen in de kleur van je mantel te nemen’.

 

 
Marga Minco (Ginneken, 31 maart 1920)
Ginneken (Breda)

 

De Spaanse schrijver Enrique Vila-Matas werd geboren in Barcelona op 31 maart 1948. Zie ook alle tags voor Enrique Vila-Matas op dit blog.

Uit: Because She Never Asked (Vertaald door Valerie Miles)

“She was an attractive girl, after all, if slightly lumbering. She seemed a little uncomfortable in her body, considering herself overly tall, especially when compared with Sophie Calle. As a result, she tended to slouch, trying to adjust her height to something closer to that of her beloved artist. Slouching was a silly thing to do though, and in fact eventually it became detrimental. Honestly, how ridiculous to create such a problem out of being tall. Rita could be seen talking to the young people in the neighborhood, slouching something dreadful, but she began receding further into herself and her once-secret (now conspicuous) adoration of Sophie Calle. The whole neighborhood loved Rita, and she loved the whole neighborhood and no one in particular. Yet slowly but surely, she grew more aloof and ever more quiet. She overcame her reticence only on certain occasions when she was at home alone or with some suitor. Then she’d whisper in a slightly urbane, well-mannered fashion: “What a bore,” before returning to her melancholy state.
The day Rita turned thirty rolled around almost without her noticing, and she realized that she had become the best Sophie Calle imitator in the world. Her devotion had started early on. One day, completely by coincidence, she had come across the first newspaper article ever to mention Sophie Calle. She was immediately enthralled, certainly more than anyone else was. She took note of how much they resembled each other and was captivated by the strange work of this artist who had been born in Paris, just like her, and Rita made up her mind right then and there to begin imitating her, and perhaps in this humble way, to also fill the void in her own life. By the time she turned thirty-five, Rita had secretly become the very picture of Sophie Calle. Rita hadn’t found a boyfriend, and had rejected all her suitors. The day she turned forty, she could be seen in her living room next to a large bouquet of flowers. “Look,” she said with an expression of utter chagrin, “I still have suitors.” A few months later, she moved out of her place on Rue de Marseille, returning only to exhibit her wall novels. She had three more shows, and the last was a series of photographs telling the story of a woman holding a camera and trailing a series of strangers, unnoticed by them. Turning down one suitor after another, Rita could be heard saying, “What a bore,” over and over again.”

 

 
Enrique Vila-Matas (Barcelona, 31 maart 1948)

 

Zie voor de schrijvers van de 31e maart ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

P. C. Hooftprijs 2019 voor Marga Minco

De Nederlandse schrijfster Marga Minco krijgt de P.C. Hooftprijs 2019. De 98-jarige Minco had onder meer succes met haar boek “Het bittere kruid”, dat in meerdere talen is verschenen. Gezien de leeftijd en gezondheid van Minco zal de prijs bij haar thuis uitgereikt worden. Dit gebeurt in januari. De prijs is toegekend op voordracht van een jury die bestaat uit Gustaaf Peek, Mathijs Sanders, Daniëlle Serdijn, Vamba Sherif en Franca Treur. Marga Minco ontving in 2005 al een andere, belangrijke onderscheiding voor haar oeuvre: de Constantijn Huygensprijs. Marga Minco, pseudoniem van Sara Minco, werd geboren in Ginneken op 31 maart 1920. Zie ook alle tags voor Marga Minco op dit blog.

Uit: Het bittere kruid. Zes fragmenten uit een kleine kroniek

“Vanuit het raam van mijn kamer zag ik in de verte mijn vader aankomen. Sinds enige weken was ik uit het ziekenhuis. Wel moest ik nog een paar uur per dag rusten, maar ik was geheel hersteld.
Meer dan deze straat kende ik van Amersfoort nog niet. Het was een stille buitenwijk met nieuwe, twee aan twee gebouwde huizen, omringd door tuinen. Mijn vader liep met korte, stevige passen en nam met een zwierig gebaar zijn hoed af voor een vrouw, die in haar voortuin bloemen stond te plukken. Zij scheen iets tegen hem te zeggen, want hij hield even zijn pas in. Toen hij al vlak bij huis was zag ik dat hij een pakje in zijn hand hield. Een bruin pakje. Ik ging naar beneden, stak mijn hoofd om de huiskamerdeur en riep:
‘Daar komt vader met een pakje’.
‘Wat zit er in?’ vroeg ik bij de voordeur.
‘Waarin?’, vroeg mijn vader, die rustig jas en hoed ophing. Hij had het pakje even op de kapstok gelegd.
‘Nou’, zei ik ongeduldig, ‘in dat pakje, dat je bij je hebt?’.
‘Je zult het wel zien’, zei hij. ‘Kom maar’.
Ik volgde hem naar binnen. Daar legde hij het pakje op tafel, terwijl iedereen er nieuwsgierig naar keek. Er zat een touwtje omheen, waarvan hij eerst geduldig de knopen lospeuterde. Daarna vouwde hij het papier open. Het waren de sterren.
‘Ik heb er voor ons allemaal wat meegebracht’, zei hij, ‘dan kunnen jullie ze op al je jassen naaien’.
Mijn moeder nam er een uit het pakje en bekeek die aandachtig. ‘Ik zal eens zien of ik gele zij in huis heb’, zei ze. ‘’t Is oranje’, zei ik, ‘je moet er oranje garen voor gebruiken’.
‘Het lijkt mij beter’, zei Lotte, de vrouw van mijn broer, ‘om garen in de kleur van je mantel te nemen’.
‘Het zal afschuwelijk staan op mijn rode jasje’, zei Bettie. Ze was uit Amsterdam overgekomen en bleef een paar dagen logeren.
‘Zien jullie maar hoe je het doet’, zei mijn vader. ‘Als je er maar aan denkt dat ze aan de linkerkant op borsthoogte moeten zitten’.
‘Hoe weet je dat?’, vroeg mijn moeder.
‘Het stond toch in de krant?’, zei mijn vader. ‘Heb je dat niet gelezen? Ze moeten duidelijk zichtbaar zijn’
‘Wat heb je er veel meegebracht’, zei mijn moeder, die aan ieder van ons een paar sterren uitdeelde. ‘Kon je er zoveel krijgen?’
‘O ja’, zei mijn vader, ‘zoveel ik maar wou’
‘Het is wel gemakkelijk’, zei ze. ‘Nu kunnen we er wat in reserve houden voor het zomergoed’.
We haalden de jassen van de kapstok en gingen de sterren er op naaien. Bettie deed het heel nauwkeurig, met kleine onzichtbare steken. ‘Je moet ze zomen’, zei ze tegen mij, toen ze zag hoe ik de ster met grote, slordige steken op mijn mantel zette, ‘dat staat veel netter’.

 
Marga Minco (Ginneken, 31 maart 1920)

Stefan Hertmans, Octavio Paz, Asis Aynan, Martijn Teerlinck, Marga Minco, Enrique Vila-Matas

De Vlaamse dichter, schrijver en essayist Stefan Hertmans werd geboren in Gent op 31 maart 1951. Zie ook alle tags voor Stefan Hertmans op dit blog.

Uit:De bekeerlinge

“Het is vroeg in de ochtend, de eerste zonnestralen komen net boven de heuvelkam uit. Van bi) het raam waar ik uitkijk over de vallei, zie ik In de verte twee mensen naderen. Ik denk dat ze van de hoogten van Saint-Hubert komen, vanwaar je zowel de top van de Mont Ventoux als de vallei van Monteur kan zien; daarna moeten ze een tijd door het schrale eikenbos op de hoogvlakte lopen, waar de wolven zwerven. De befaamde Rocher du Cire – de steile, monumentale rots waar hoog en onbereikbaar de bijen zwermen en de steen in de zomerzon glimt van de honing die letterlijk van de rotswand druipt, staat er ongenaakbaar en desolaat bij, massief verzonken in de ochtendnevel. Dat alles hebben de twee mensen gezien en ze zijn er zwijgend aan voorbij gegaan.
Het licht valt zijdelings op de nog minieme gestalten. Ze dalen moeizaam af van het punt waar tegenwoordig het landgoed La Plane als een waakhond boven de vallei ligt, langs de S-vormige weg die naar de linkeroever van de rivier leidt – voor hen is dat de rechterkant, want ze lopen stroomopwaarts. Ze verschijnen en verdwijnen naargelang ze tussen de bomen opdoemen of erachter schuilgaan. Daarna komen ze in open hellend grasland en dalen iets sneller at Daar kunnen ze de half afgewerkte toren zien opdoemen op de hoge rotsmuur, als een vertrouwenwekkend baken. Nu de zon nog iets hoger rijst en de lagere vallei beschijnt, zien zij het dorp oplichten; omdat alle huizen gebouwd werden met natuursteen en in de schemer bijna niet te ontwaren zijn, lijkt het alsof het dorp zich als bij wonder losmaakt uit de rots-wand en vorm krijgt door het licht. Alsof iemand een groot gordijn wegtrekt en een slapend landschap zichtbaar wordt.
Het schemerblauw vervluchtigt snel. Geelgrijze tinten nemen de overhand. De laatste wolken worden door de warmte geföhnd tot reusachtige, ijle keien in een paarse hemel; over de loop van de rivier ligt een witte sluier die zienderogen verdampt.”

 
Stefan Hertmans (Gent, 31 maart 1951)
Cover

Lees verder “Stefan Hertmans, Octavio Paz, Asis Aynan, Martijn Teerlinck, Marga Minco, Enrique Vila-Matas”

Stefan Hertmans, Octavio Paz, Asis Aynan, Martijn Teerlinck, Marga Minco, Enrique Vila-Matas, Rob Boudestein, Kornej Tsjoekovski, Andrew Lang

De Vlaamse dichter, schrijver en essayist Stefan Hertmans werd geboren in Gent op 31 maart 1951. Zie ook alle tags voor Stefan Hertmans op dit blog.

Uit: Oorlog en terpentijn

“Ik had me voorgenomen dat ik zijn memoires pas zou gaan lezen wanneer ik er ten volle de tijd voor had, ervan uitgaande dat de lectuur ervan me zo zou overweldigen dat ik meteen zijn levensverhaal zou willen schrijven, dat ik met andere woorden vrij zou moeten zijn, niets meer omhanden moest hebben dan dit, om hem ten dienste te staan. Maar de jaren gleden voorbij, en de dagen naderden waarin er, omwille van de onvermijdelijke honderdjarige herdenking van het rampjaar 1914, een stortvloed aan boeken zou gaan verschijnen die aan de schier onoverzichtelijke berg reeds bestaand historisch materiaal nog een dam van boeken zou toevoegen, boeken even talloos als de zandzakken in de IJzervlakte, ijverig gedocumenteerde, historische, verzonnen romans en verhalen, terwijl ik, die over het privilege van zijn memoires beschikte, deze schriften angstvallig gesloten hield, zelfs de eerste bladzijde niet durfde op te slaan, wetend dat dit mijn afrekening zou worden met een stuk van mijn eigen kinderjaren, een verhaal dat, als ik er geen spoed achter zette, zou verschijnen op het ogenblik dat de lezer zich geeuwend zou afkeren van weer een boek over die vervloekte Groote Oorlog. Ik hield de schriften gesloten, ondanks het feit dat ik wist dat ze, aangezien het om een uitzonderlijk goed gedocumenteerd verslag gaat, thuishoren in het archief van de Eerste Wereldoorlog – dat ik met andere woorden met mijn schandelijke indolentie ook nog een sprekende getuigenis uit de eerste hand achterhield, die openbaar domein had moeten zijn. Daardoor kwam er ook nog een soort faalangst over me, die me nog verder blokkeerde. En toen ik me een aantal van zijn verhalen voor de geest riep zoals ik ze hem vroeger had horen vertellen en ik van vele dingen pas op dat moment de ware toedracht en achtergrond begon te begrijpen, overviel me een gevoel van machteloosheid en schuld. Weer verspeelde ik kostbare jaren, bleef ijverig met talloze andere zaken bezig en liep met een boog om de schriften heen, deze geduldig zwijgende getuigen waarin zijn zorgvuldige, sierlijke, vooroorlogse handschrift lag opgeslagen als in een nederig schrijn.”

 
Stefan Hertmans (Gent, 31 maart 1951)

Lees verder “Stefan Hertmans, Octavio Paz, Asis Aynan, Martijn Teerlinck, Marga Minco, Enrique Vila-Matas, Rob Boudestein, Kornej Tsjoekovski, Andrew Lang”

Stefan Hertmans, Octavio Paz, Asis Aynan, Martijn Teerlinck, Marga Minco, Enrique Vila-Matas, Rob Boudestein, Kornej Tsjoekovski

De Vlaamse dichter, schrijver en essayist Stefan Hertmans werd geboren in Gent op 31 maart 1951. Zie ook alle tags voor Stefan Hertmans op dit blog.

 

De overtocht

Het zijn die ogen in de schaduw
die dood gelezen zijn.
Waarheid is een woord met wapens.
Het gaat om angst in de woestijn,
gevleugeld beest uit lang vervlogen eeuwen,
wreedheden flitsend op een zinkend scherm.

Je moet niet met je vinger wijzen,
het was haar moeder die het zei.
Ze stak hem in haar keel,
de boot schokte zich door een storm
die de wereld overspoelde.

Haar vonnis onverstaanbaar,
iets dat zich niet liet schrijven,
een vinger in een bloedend oog,
en naamloos door de jaren drijven.

 

Hoe een omelet te bakken zonder het ei te breken

Leg eerst de schalen in een geur –
Aarde en wind, dat wat je bij kinderen vindt
Het dood konijntje bij de achterdeur.

Sluit dan bokaaltjes af,
Adem niet langer
Wees je eigen ruime graf.

Wacht nog een dag of twee.
Je eieren broeden met je mee.

Open de ramen op de derde dag.
Lees psalmen; onthaal je
Weggelopen liefde op en
Zorgeloze lach.

Breek open, vingernagels,
Ruk de ongedachte
Dooier uit je dichtgeknepen palm.

Warm de aarde met je hand.
Wacht nu het bakken af,
en roer, roer, roer

Tot diep in je schaalomhulde nacht.

 

 
Stefan Hertmans (Gent, 31 maart 1951)

Lees verder “Stefan Hertmans, Octavio Paz, Asis Aynan, Martijn Teerlinck, Marga Minco, Enrique Vila-Matas, Rob Boudestein, Kornej Tsjoekovski”

Stefan Hertmans, Octavio Paz, Asis Aynan, Martijn Teerlinck, Marga Minco, Enrique Vila-Matas, Rob Boudestein, Nichita Stănescu

De Vlaamse dichter, schrijver en essayist Stefan Hertmans werd geboren in Gent op 31 maart 1951. Zie ook alle tags voor Stefan Hertmans op dit blog.

Zijn troost

Men maakt een dier dood
in de nacht; iets kleins en
wilds wordt in de struiken
omgebracht.

Omdat hij stemmen hoorde,
dacht hij dat het volstond
als men geloofde;

maar even later huilt verschrikking
in een gracht.

Men heeft je niets beloofd bij
de geboorte;
maar overlast, het roken en het
drinken tot in de ochtend,
de volle maan die van de lucht afglijdt

en scherven in je armen –

je hebt die dingen zelf bedacht,
verwacht dus ook maar
geen erbarmen.

 

Zoals je thuis tikt

Dat het niet aanklinkt
maar er is, als regen,
waaiend over de toetsen
die tegen je spreken.

Lichte hagel, scherp
als nagels, klinkt er nu
en dan in mee.

Geduld, als je op snelheid
komt, een hoger ritme
dat het hart kalmeert

en alles – bomen groeien
door het raam, de glasgordijnen
ademen als een dier –
wordt daarin opgenomen:

je handen, snel als wolken
in september, tikkend
op een zwart klavier.

 

Verwensing van geluk

Je hebt het hart niet
om de stenen te begeren;
maar stenen dauwen
als je loopt.

Het huis heeft licht gedronken.
Wankelend komen stemmen
in de oren, de messen
zwellen scherp op snee.

Plots helt je lichaam iets te ver.
Ik ben dit niet gewend,
dit snikken van je harde
armen, dit warme klauwen

in mijn hals
De bloemen gillen roze.
We slapen ons voorbij.

 
Stefan Hertmans (Gent, 31 maart 1951)

Lees verder “Stefan Hertmans, Octavio Paz, Asis Aynan, Martijn Teerlinck, Marga Minco, Enrique Vila-Matas, Rob Boudestein, Nichita Stănescu”

Octavio Paz, Asis Aynan, Martijn Teerlinck, Marga Minco, Enrique Vila-Matas, Rob Boudestein

De Mexicaanse schrijver, dichter, en diplomaat Octavio Paz werd geboren op 31 maart 1914 in Mixcoac, tegenwoordig een deel van Mexico-stad. Zie ook alle tags voor Octavio Paz op dit blog.

Summit And Gravity

There’s a motionless tree
And another one coming forward
A river of trees
Hits my chest
The green surge
Is good fortune
You are dressed in red
You are
The seal of the scorched year
The carnal firebrand
The star fruit
In you like sun
The hour rests
Above an abyss of clarities
The height is clouded by birds
Their beaks construct the night
Their wings carry the day
Planted in the crest of light
Between firmness and vertigo
You are
Transparent balance

 

The Bridge

Between now and now,
between I am and you are,
the word bridge.

Entering it
you enter yourself:
the world connects
adn closes like a ring.

From one bank to another,
there is always
a body stretched:
a rainbow.
I’ll sleep beneath its arches.

 

Counterparts

In my body you search the mountain
for the sun buried in its forest.
In your body I search for the boat
adrift in the middle of the night.

 
Octavio Paz (31 maart 1914 – 19 april 1998)

Lees verder “Octavio Paz, Asis Aynan, Martijn Teerlinck, Marga Minco, Enrique Vila-Matas, Rob Boudestein”

Marga Minco, Octavio Paz, Nichita Stănescu, Enrique Vila-Matas, Hartmut Lange

De Nederlandse schrijfster en journaliste Marga Minco, pseudoniem van Sara Minco, werd geboren in Ginneken op 31 maart 1920. Zie ook alle tags voor Marga Minco op dit blog.

Uit: ‘Het Bittere Onkruid’

“De sterren

Van het raam van mijn kamer uit zag ik in de verte mijn vader aankomen. Sinds enige weken was ik uit het ziekenhuis. Wel moest ik nog een paar uur per dag rusten, maar ik was geheel hersteld.

Meer dan deze straat kende ik van Amersfoort nog niet. Het was een stille buitenwijk met nieuwe, twee aan twee gebouwde huizen, omringd door tuinen.

Mijn vader liep met korte, stevige passen en nam met een zwierig gebaar zijn hoed af voor een vrouw, die in haar voortuin bloemen stond te plukken. Zij scheen iets tegen hem te zeggen, want hij hield even zijn pas in. Toen hij vlak bij het huis was, zag ik dat hij een pakje in zijn hand hield. Een bruin pakje. Ik ging naar beneden, stak mijn hoofd om de huiskamerdeur en kondigde aan:

‘Daar komt vader met een pakje.’

‘Wat zit er in?’ vroeg ik bij de voordeur.

‘Waarin?’ vroeg mijn vader, die rustig jas en hoed ophing. Hij had het pakje op de kapstok gelegd.

‘Nou,’ zei ik ongeduldig, ‘in dat pakje, dat je bij je hebt.’

‘Je zult het wel zien,’ zei hij. ‘Kom maar.’

Ik volgde hem naar binnen. Daar legde hij het op tafel, terwijl iedereen er nieuwsgierig naar keek. Er zat een touwtje omheen, waarvan hij eerst geduldig de knopen lospeuterde. Daarna vouwde hij het papier open. Het waren de sterren.

‘Ik heb er voor allemaal wat meegebracht,’ zei hij, ‘dan kunnen jullie ze op al je jassen naaien.’ Mijn moeder nam er een uit het pakje en bekeek die aandachtig. ‘Ik zal eens zien of ik gele zij in huis heb,’ zei ze.

‘’t Is oranje,’ zei ik, ‘je moet er oranje garen voor gebruiken.’

‘Het lijkt mij beter,’ zei Lotte, de vrouw van mijn broer, ‘om garen in de kleur van je mantel te nemen.’

Marga Minco (Ginneken, 31 maart 1920)

Cover

Lees verder “Marga Minco, Octavio Paz, Nichita Stănescu, Enrique Vila-Matas, Hartmut Lange”

Marga Minco, Octavio Paz, Nichita Stănescu, Enrique Vila-Matas, Hartmut Lange

De Nederlandse schrijfster en journaliste Marga Minco, pseudoniem van Sara Minco, werd geboren in Ginneken op 31 maart 1920. Zie ook alle tags voor Marga Minco op dit blog.

Uit: Kampeerbekers

„In de winter van 1942-1943 zeiden ze tegen ons: ‘Jullie hadden al lang weg moeten zijn’. Maar we haalden onze schouders op. We bleven. Ik mocht nu ook iedere dag langer op. Het was maanden geleden dat ik buiten gewandeld had. Ik ging achter ons huis om, de landweg in, die op het bos uitkwam. Omdat we tijdens mijn kuur in een andere plaats waren gaan wonen, was ik hier nog niet eerder geweest. Het was er heel stil. Af en toe kwam een boer voorbij met melkkannen. Hij groette schuw, maar dat zou hij iedereen gedaan hebben. Een magere hond wandelde met me mee. De schelle roep van een vrouw klonk in de verte. Vliegtuigen vlogen zacht zoemend over.

Op een dag kwam ik van een wandeling thuis en vond drie brieven in de bus. Het waren lange, gele enveloppen. Onze namen stonden er voluit op en ook de datum van onze geboorte. Het waren de oproepen.

‘We moeten ons melden’, zei mijn broer.

‘Ik voel er weinig voor’, zei zijn vrouw. Ze waren pas getrouwd en alles was nog erg nieuw in het huis.

‘We zullen iets van de wereld zien, het lijkt me wel avontuurlijk’, zei mijn broer.

‘Het zal een enorme reis zijn’, zei ik, ‘ik ben nog nooit over de grens geweest’.

We kochten rugzakken en voerden onze kleren met bont en flanel. We stopten overal doosjes vitaminen in. Ze hadden ons gezegd dat we dat doen moesten. Op de oproep stond ook nog dat we kampeerbekers moesten meenemen. Mijn broer ging ze in de stad kopen. Toen hij al bijna de straat uit was, kwam ik hem snel achterop.

‘Ik ga even mee’, zei ik, ‘ze zullen niet gemakkelijk te krijgen zijn’.

‘Denk je?’ vroeg mijn broer, ‘we zullen zien’.

In een bazar, waar we eerst voorbij kwamen, zagen we alleen maar stenen bekers. ‘Die breken te gauw onderweg’, zei mijn broer. In een volgende winkel hadden ze wel kampeerbekers, maar die vond mijn broer te klein. ‘Daar kan niks in’, zei hij.“

Marga Minco (Ginneken, 31 maart 1920)

Lees verder “Marga Minco, Octavio Paz, Nichita Stănescu, Enrique Vila-Matas, Hartmut Lange”

Marga Minco, Octavio Paz, Nichita Stănescu, Enrique Vila-Matas, Hartmut Lange

De Nederlandse schrijfster en journaliste Marga Minco, pseudoniem van Sara Minco, werd geboren in Ginneken op 31 maart 1920. Zie ook mijn blog van 31 maart 2007 en ook mijn blog van 31 maart 2008. en ook mijn blog van 31 maart 2009 en ook mijn blog van 31 maart 2010.

 

Uit: Rose schuimpjes

 

‘Mag ik een ons schuimpjes?’ vroeg hij.

‘Hebt u een vergunning?’ vroeg het meisje achter de toonbank.

‘Nee,’ zei hij.

‘Dan gaat ’t niet, dat weet u.’

‘Wilt u ze mij niet zó verkopen?’ Hij bracht zijn gezicht iets dichter bij het hare.

‘Ik kijk wel uit. Mij te riskant. Mag ’t niet iets anders wezen? Ik heb verse boterbiesjes, kletskoppen, kano’s, spritsen, macarons…’

‘Het klinkt heel smakelijk allemaal, maar ik kom voor schuimpjes.’

‘Meneer, ik mag ’t niet doen.’ Ze keek over zijn schouder alsof ze de volgende klant wilde helpen. Maar er was verder niemand in de winkel.

Hij bleef staan en boog zich nog wat meer naar haar toe. ‘Wilt u voor deze keer niet eens over uw hart strijken?’

‘Ik heb alleen rose schuimpjes,’ zei ze.

‘Dat komt goed uit. Die wou ik net hebben.’ Hij zette zijn tas voor haar neer, deed hem open en liet haar een koffieblik zien, waarvan hij het deksel afnam. ‘Als u ze hier in doet, kraait er geen haan naar.’

‘Vooruit dan maar.’ Het meisje zuchtte. ‘Voor deze ene keer wil ik ze u wel klandestien verkopen. Maar zegt u in godsnaam nooit tegen iemand dat u ze van mij hebt.’ Ze bukte zich achter de toonbank, zodat hij alleen nog haar rug zag met de gekruiste witte schortbanden.

Hij hoorde haar in een trommel scharrelen en hield zijn tas alvast zo ver mogelijk open. Toen ze weer recht stond, deed ze snel het zakje in het blik.

‘Dat is dan tweevijftig,’ zei ze.

‘Pardon?’ Hij schrok. ‘Kost een ons schuimpjes tweevijftig?’

‘Wat wilt u? Zonder vergunning. Denkt u eens aan het risiko dat ik loop.’

Hij knikte. ‘Het is goed,’ zei hij, legde een biljet van een rijksdaalder voor haar neer en verliet de winkel.

Toen hij de tramhalte aan de overkant van de straat had bereikt zag hij een agent langzaam op zich af komen. Gelukkig schoof op dat moment net een lijn 14 langs de vluchtheuvel. Hij holde er naar toe en wist in het gedrang met moeite een plaats te vinden op het achterbalkon. Aan de hand waarmee hij de lus vasthield hing ook zijn tas. Een vrouw vroeg of hij er soms eieren in had zitten, maar hij deed of hij haar niet hoorde. Hij neuriede wat en keek naar buiten. Bij de volgende halte stapte een kontroleur in. Dat beviel hem niet. ‘Nu moeten we onze tassen openmaken,’ dacht hij en terwijl de tram optrok sprong hij er af en holde een zijstraat in, waar hij bedaard verder liep nadat hij had vastgesteld dat niemand hem volgde. Even overwoog hij of hij een taxi naar Francien zou nemen, maar hij zag er van af. De schuimpjes waren al duur genoeg geweest.“

 

 

 

Marga Minco (Ginneken, 31 maart 1920)

Lees verder “Marga Minco, Octavio Paz, Nichita Stănescu, Enrique Vila-Matas, Hartmut Lange”