Moeder (Martinus Nijhoff), Hagar Peeters, Cecilia Quílez

 

 

Mijn moeder door Helene Schjerfbeck, 1909

 

Moeder

We liepen samen dikwijls langs de stranden
Als ’t avond werd. Dan zong ze naast de zee –
Ik, kleine jongen, die haar stem zoo kende,
Ik hield haar hand en zong de liedjes mee.

Een klein wit vrouwtje, met nerveuse handen
En steeds bewegend, steeds bewegend hart –
Wij wisten dat in haar geleden werd,
Dat zij het leven kende, en ’t voelde branden.

Ze ligt in ’t graf met het gelaat naar boven.
Donkere moeder, wieg haar lichaam warm,
Zie, als een kind ligt zij naakt in uw schoot –

Zachter dan ’t leven zij haar de eeuw’ge dood,
Die menschen eenzaam maakt en stil en arm –
Maar die het witte zonlicht niet kan dooven.

 

Martinus Nijhoff (20 april 1894 – 26 januari 1953)
De Grote of Sint-Jacobskerk in Den Haag, de geboorteplaats van Martinus Nijhoff

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Hagar Peeters werd geboren in Amsterdam op 12 mei 1972. Zie ook alle tags voor Hagar Peeters op dit blog.

 

Je bewoont al jaren

Je bewoont al jaren
alle kamers in mijn hoofd.
Het lukt maar niet
je te verdrijven.

Ik heb er andere namen
in gestopt, maar geen
wil zo beklijven
als die van jou.

Ik vind hem terug in het
merk kleren dat ik koop,
je speelt mee in alle
films die ik zie

en zo vaak roept iemand je
op straat dat ik
me afvraag hoe het kan
dat je uniek bent
en toch zo gangbaar.

Je speelt denk ik niet
in films, en mijn hoofd
bewonen doe je zeker niet.
Was het maar waar. Je woont

ergens in een huisje aan zee
en tuurt daar uit het raam.
Je wacht. Op mij. Maar
je vergat mijn naam.

 

Verklaring

Het is hier buitenwereld wit.
Zo licht en ondoordringbaar niks is dit,
als dichte mist.
Als wat ik dagelijks begaan moet
aan dichte onbegaanbaarheid.
Het is mijn ingedikte ik.
Het is de wereld die ik openrijt met woorden.
Ziet u hoe het zwart sneeuwt voor uw ogen,
hoe ik verbeten letters zet.
Ik doe op het papier
wat ik vergeefs steeds in het echte leven deed;
het witte lichte niks verstoren.
Ik schrijf mijn geboortekreet.

 

Zelfportret aan tafel

In de rook van je sigaret kringelen alle gestalten
die je niet geworden bent maar wel bent
naar het plafond en op muren
werpen zij schaduwen, multipel,
de talenten waarmee
je nooit naar buiten trad.

Die sluier van rook, dat is ook
de aaneenschakeling van schouders
van alle voorouders die zichzelf
aan je doorgaven. Je ging gebukt onder hun donatie.

Wij brengen een toast uit aan tafel
op alles dat ons ontglipt. Rook omsluit ons
volledig. Nu is de wereld verstikt.

De rook, dat zijn de handen
die je naar hoogten dragen vanwaar
bijna alles verdraaglijk is.
Kijk maar naar me:
er zijn vele schakeringen Hagar.

 

Hagar Peeters (Amsterdam, 12 mei 1972)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Spaanse dichteres Cecilia Quílez Lucas werd geboren in Algeciras in 1965. Zie ook alle tags voor Cecilia Quílez op dit blog.

 

HET WONDER VAN DE VISSEN

Je komt in de slaapkamer binnen, niet in de schaduw.
De schaduw ben jij.
Ik projecteer je in mijn vlees zoals toen,
in die schelp die een andere omhelzing leek.
Je naderde mij met op je tong een testament
en een harpoen in je borst.

Onder de opgebrande kaarsen hebben we gebeden
bij de ochtendklaarte waar je de wonderen waarneemt
en alles uit de som van het niets ontstaat.
Wij waren, jij en ik, delirium van de onbetwistbare dagdroom
in een andere wereld met twee woeste meren
en twee vissen klaar om elkaar te vernietigen.

Ik denk nu aan die nachten
waarin de uilen op de vensterbank
van deze schaduwen in zwijm vallen.
Schreeuw en herhaal voor mij gelijk een litanie
dat je je dit alles naar waarheid
herinnert.

 

Vertaald door Fa Claes

 

Cecilia Quílez (Algeciras, 1965)

 

Zie ook alle tags voor Moederdag op dit blog.

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e mei ook mijn blog van 12 mei 2020 en eveneens mijn blog van 12 mei 2019.

Ida Gerhardt, Cecilia Quílez

De Nederlandse dichteres Ida Gerhardt werd geboren in Gorinchem op 11 mei 1905. Zie ook alle tags voor Ida Gerhardt op dit blog.

 

Voor dag en dauw

In memoriam M. Nijhoff

Wel elke ochtend ligt de dauw
over uw verzen, als dien dag
dat morgenlijk uw hand hen schiep.
De donkere wereld merkt het nauw,
maar wie niet tot de morgen sliep
leest tussen maan en dageraad
de bladzij die hij eenmaal zag
en sedert leest met de ogen dicht.

Er staat geschreven wat er staat’.

En wat uw hand heeft aangeraakt,
thans is het aan uzelf verricht:
de dag, die uit de nacht ontwaakt,
de dauw, het ongerepte licht.

 

Stem van de Herfstregen

Wees niet bevreesd wanneer de vlagen gaan
rondom uw huis-het is uw aards verblijf.
Wees niet bevreesd als ziekte u komt slaan-
uw lichaam was altijd een aards verblijf.
Zonder bekommernis laat u ontgaan
roem, eer en staat; zij zijn een aards bedrijf.
Maar wees bevreesd wanneer de tranen gaan,
de bevende, om wat is aangedaan
door u.
De liefde is uw eeuwige verblijf.

 

Het vers dat in het zonlicht kan bestaan

Het vers van Gorter heeft de geur van graan
dat bloeit en stuift: die reuk van hemels zoet
met erdoorheen het aardse evengoed:
dat zegt de tarwe en het brood al aan.

En koren geurt weer uit het brood vandaan.
Hij schreef vanuit die kringloop overvloed
– het waait ons uit de woorden tegemoet –
het vers dat in het zonlicht kan bestaan,

de volle dag trotseert. Het voedt als brood
en bloeit als koren, stuifmeelovertrild.
Het vers van Gorter: franke gulheid noodt

dat wie hier nadert toch de honger stilt
die hij verborg of nimmer uit kon spreken.
Brood met de geur van graan. Gij moogt het breken.

 

Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Spaanse dichteres Cecilia Quílez Lucas werd geboren in Algeciras in 1965. Zie ook alle tags voor Cecilia Quílez op dit blog.

 

DIT ZURE KWAAD

Nachten zijn dagen en nachten
zonder ophouden, zonder uitstel.
Ik ben een volstrekt kwaad,
een onderaardse gang in mijn gefnuikte gaven,
een bittere kramp van opdrachten
die mijn buik kwetst van binnenuit.

Ik leg mijn ingewanden op mijn schrijftafel
en bekijk ze zonder achting.
En ik wacht.
Ik wacht om te zien of iemand langskomt
die ze zeeft zoals de linzen
die op het marmer alle hoop opgeven.

Met een beetje geluk
wordt
het overige een waar festijn.

 

Vertaald door Fa Claes

 

Cecilia Quílez (Algeciras, 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e mei ook mijn blog van 11 mei 2023  en ook mijn blog van 11 mei 2020 en eveneens mijn blog van 11 mei 2019 en ook mijn blog van 11 mei 2018.

Martinus Nijhoff, Manuel Bandeira

De Nederlandse dichter, toneelschrijver en essayist Martinus Nijhoff werd geboren in Den Haag op 20 april 1894. Zie ook alle tags voor Martinus Nijhoff op dit blog.

 

Het uur U (Fragment)

Schoon niet verbouwereerd,
lieten ze elkaar niet los.
Als Klein Duimpjes in het bos,
stond nu het viertal daar
met de handen in elkaar
naar de steentjes omlaag te zien.
Het duurde een minuut misschien,
maar die een eeuwigheid was.
Toen deed de man een pas.
Met zijn vreemde, gestrekte gang
zag men – dit duurde niet lang –
hem spoedig de hoek omslaan.

Terstond ging ieder raam
wijd open, en wel zo wijd
als maar mooglijk was. ’t Was tijd.
Want wat ontwaarde men daar?
De tafels stonden klaar.
Waar was dat aan te zien?
Aan de dampende soepterrien
midden op tafel geplaatst,
en aan de bordjes waarnaast
het zilver lepeltje lag.
Door open voordeuren zag
men moeders naar buiten gaan
roepend een kindernaam
en klappende in de hand.
Er kwam van andere kant
nog een klappend gerucht.
Het kwam van hoog uit de lucht.
Het waren de mus, de spreeuw,
de merel weer en de meeuw.
Zij streken neer uit de goot.
Het sloeg, het tjilpte en floot
met trillende borst, luidkeels,
tot midden op straat, op de rails,
waarlangs thans kwam opgedaagd
de tram, een tijdlang vertraagd
door storing in het net,
en die, stampvol bezet,
rijdende wat hij kon
de verloren tijd herwon.

 

Martinus Nijhoff (20 april 1894 – 26 januari 1953)

 

De Braziliaanse dichter, schrijver en vertaler Manuel Carneiro de Souza Bandeira Filho werd geboren op 19 april 1886 in Recife. Zie ook alle tags voor Manuel Bandeira op dit blog.

 

Ars poetica

Ik heb genoeg van fatsoenlijk lyrisme
Van welopgevoed lyrisme
Van ambtenaarslyrisme met prikklok protokol en blijken van
waardering voor meneer de direkteur.

Ik heb genoeg van lyrisme dat plotseling stokt en in de dictionnaire
de eigenlijke betekenis van een woord opzoekt.

Weg met de puristen.

Alle woorden vooral de universele barbarismen
Alle konstrukties vooral de uitzonderingen op de regel
Alle ritmen vooral de onnavolgbare.

Ik heb genoeg van verliefd lyrisme
Van politisch
Rachitisch
Sifilitisch
Van elk lyrisme dat kapituleert voor wat dan ook buiten zichzelf.

Trouwens dat is geen lyrisme
Waarschijnlijk boekhouding co-sinus tabellen handleiding voor de
volmaakte minnaar met honderd standaardbrieven en de
verschillende manieren om de vrouwen te behagen, enz.

Ik wil het lyrisme van de dwazen
Het lyrisme van de dronkenen
Het moeilijke en schrijnende lyrisme van de dronkenen
Het lyrisme van de narren van Shakespeare.

Ik wil niets meer te maken hebben met lyrisme dat geen
bevrijding is.

 

Vertaald door August Willemsen

 

Manuel Bandeira (19 april 1886 – 13 oktober 1968)
Standbeeld in Recife, Brazilië.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e april ook mijn blog van 20 april 2020 en eveneens mijn blog van 20 april 2019 deel 2 en ook deel 3.

Golo Mann, Alfred de Vigny

De Duitse schrijver en historicus Golo Mann werd geboren in München op 27 maart 1909. Zie ook alle tags voor Golo Mann op dit blog.

Uit: Wallenstein

„Er kam also aus Italien, und zwar aus Padua. Dort, so sagen ungefähr zeitgenössische Berichte, soll er Politik, ferner Mathematik, Astronomie und Astrologie studiert haben, welch letztere in seinem späteren Leben eine Rolle spielte. Wir glauben, daß er in Padua war, weil alle frühen Quellen darin übereinstimmen. Aber Weiteres ist schon unsicher. In den Matrikeln der Universität hat sich sein Name, dort wo er stehen müßte, unter der Natio Germanica, nicht gefunden. Da steht ein Zdenko von Waldstein im Jahre i600, ein Georg und ein Christian von Waldstein im Jahre 161o, aber kein Albrecht. Studierte er also wirklich in Padua, so wäre er ein irregulärer Hörer gewesen, der Art, wie die Professoren sie nicht gern haben; die unseren Albrecht auch vorher und anderswo nicht gern gehabt hatten. Ferner heißt es, er habe bei dem Astro-nomen Argoli studiert. Nur leider kam Argoli erst im Jahre 1632 nach Padua, so daß an dieser Überlieferung kein wahres Wort sein kann; der Astronom, der im Jahre i6oz in Padua lehrte, hieß Galilei.
Begleitet wurde Wallenstein auf seiner Bildungsreise von dem deutschen Mathematicus Paul Virdung. Das wird allgemein angenommen, auch von solchen Geschichtsschreibern, auf die wir sonst setzen, profunden Kennern dieser einen Sache. Worauf gründet die Annahme? Sie gründet auf einem einzigen Brief, den Virdung am 13. August 1603 an den großen Kepler schrieb, in dem er sich vor- stellt, von seinen Studien und Plänen erzählt, und auch, warum diese unliebsam unterbrochen wurden. Er sei einige Jahre mit dem edlen Baron von Waldstein durch Frankreich und Italien gereist. Cum illustri Barone a Waldstein. Illustris bedeutet hier nicht berühmt, berühmt war der junge Baron keinesfalls, sondern eben nur edel; und edel war auch jener Zdenko, der in Padua sich zur gleichen Zeit wenigstens immatrikuliert hatte. Warum also sollte Vir-dung nicht Zdenkos Begleiter gewesen sein? Wie kam Albrecht zu ihm? Warum schreibt Virdung von aliquot annorum, einigen Jahren, da Wallensteins Reise insgesamt nur zwei Jahre dauerte? —Wir lassen diese Fragen offen. Es kann so sein, wie die Historiker sagen, oder auch nicht, und kommt für unsere Zwecke nicht viel darauf an. Gualdo Priorato, ein Offizier, der eine Zeitlang unter dem Feldherrn diente und später sich auf das Schreiben von Biographien verlegte, erzählt, es habe der junge Wallenstein so manche Stadt und Provinz gesehen, die Befestigungen studiert, die Künste und Werke bewundert, die glücklichen Regierungsweisen von Fürsten und Potentaten begeistert vermerkt, am wohlsten aber sei es ihm im Garten Europas gewesen, in Italien; da habe er die süße Ritterlichkeit der Cavaliere von Neapel erlernt, die Höflichkeit der Genuesen, die florentinische Kunst des Wirtschaftens, die reife Staatsklugheit der Venezianer und so weiter und so weiter, bis er endlich im Athen Europas, in Padua, zu langem Studienaufenthalt verweilt habe.“

 

Golo Mann (27 maart 1909 – 7 april 1994)

 

De Franse dichter en schrijver Alfred de Vigny werd geboren op 27 maart 1797 te Loches (departement Indre-et-Loire). Zie ook alle tags voor Alfred de Vigny op dit blog.

 

De dood van den wolf (Fragment)

I
De wolken snelden door het schelle licht der maan
gelijk men uit een brand de rook omhoog ziet slaan
en tot de horizon was zwart de zoom van ’t bos. –
Wij liepen zwijgend verder over ’t natte mos,
door stugge hei, door struiken, tot de knieën reikend,
toen wij, bij dennen, op die van de kuststreek lijkend,
het lange klauwenspoor in ’t zand werden gewaar
van wolven opgejaagd door onze drijversschaar.
Wij hielden onze schreden en onze adem in,
en luisterden. – Door bos noch open vlakte ging
ook maar het minste zuchtje: alleen, hoog in de lucht,
maakte een roestige weerhaan een piepend gerucht.
Want de wind, spoedend zich hoog over de aarde heen,
beroerde met zijn voet de torenspits alleen,
terwijl, beneden, eiken, aan de rotswand leunend,
sliepen als slapers op de elleboog zich steunend. –
Volstrekte stilte dus. Inmiddels werd aanstonds
nader verkend; heeft de oudste jager onder ons,
zich bukkend, zich neerleggend, ’t zand bezien; en hij
die nimmer enig woord of ’t werd bewaarheid zei,
heeft fluisterend verklaard, dat dit verse spoor poten
gang en geduchte klauw verried van twee zeer grote
prairiewolven en van twee welpen bovendien.
Wij staken allen toen het mes onder de riem,
omhulden der geweren glinsterende lopen,
en, takken wegbuigend, werd langzaam voortgeslopen.
Drie houden halt, en ik – wat zien ze? denk ik – ik
zie eensklaps van twee ogen de vlammende blik,
en, daar voorbij, ga ‘k vier gestalten onderscheiden
die stoeiend dansten in het maanlicht op de heide,
zoals het immer, gaande blij en luid tekeer,
mijn hazewinden doen, wanneer ik huisw
aarts keer.

 

Vertaald door Martinus Nijhoff

 

Alfred de Vigny (27 maart 1797 – 17 september 1863)
Standbeeld in Loches

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e maart ook mijn blog van 27 maart 2020 en eveneens mijn blog van 27 maart 2019 en ook mijn blog van 27 maart 2017 en ook mijn blog van 27 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Bart Chabot, T. S. Eliot

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

Uit: Ome Jules

“Ik ontmoette hem voor het eerst tijdens de jaarwisseling. In de catacomben van het hoofdstedelijke Paradiso. Oudejaarsavond 1979. Ik had nog nooit van hem gehoord.
‘Het wordt tijd,’ had de in ons land niet geheel onbekende rock & roll-zanger Herman Brood enkele dagen eerder gezegd, ‘dat je Jules leert kennen. Deelder. Die gozer is te gek.’
Zoals wel vaker gebeurde, vertrouwde ik op Hermans oordeel. Ik werd niet teleurgesteld. Het was na middernacht, het nieuwe jaar was nog krakend vers, toen Herman me aan Jules voorstelde.
‘Jules, dit is Bart. Bart – Jules. Ook een dichter. Jullie redden je wel hè, jongens. Ik moet…’ Deelder droeg een lang vallende zwarte, glimmende jas. Zijn ogen gingen, ondanks het vergevorderde uur, schuil achter een zonnebril. Het klikte meteen. We hoefden geen moeite te doen om het met elkaar te kunnen vinden.
Jules praatte de eerste tweeënhalve uur na onze kennismaking geheel eigenhandig vol. Op zich misschien niet eens zo bijzonder, ik kende wel meer mensen die ‘gebruikten’ en je moeiteloos een dag of wat aan de praat hielden, maar Jules’ woordenstroom verveelde me geen seconde: wat mij betreft bleef hij nog geruime tijd aan het woord. Pas tegen het ochtendgloren verloor ik hem uit het oog en belandde met Evelien, een meisje dat bij Herman die nacht een blauwtje had gelopen, in een twijfelaar in Hotel Torenzicht, maar daar gaat het nu even niet om.
Toen ik de volgende ochtend beneden bij de balie zat te wachten op een taxi die nooit komen zou, dacht ik terug aan de ontmoeting met Deelder. Boven de gracht zwenkte traag een verdwaalde meeuw. Het water verroerde zich niet, kwam op zijn manier bij van het feestgewoel tijdens de afgelopen nacht. Iemand die voor mij onzichtbaar bleef, schopte een blikje over straat. Boven sliep Evelien nog. Ik moest denken aan Deelder: aan zijn verschijning en aan wat hij te vertellen had. Ik was van één ding overtuigd: die Deelder was een fenomeen.”

 

Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

TANTE HELEN

Mijn tante Helen Slingsby is nooit getrouwd.
Ze woonde in een klein huis bij een chic plein
Onder de hoede van een viertal knechten.
Toen zij stierf, werd het stil in de hemel
En stil aan haar eind van de straat.
De blinden gingen dicht en de lijkbezorger veegde zijn voeten –
Hij had zoiets al eerder meegemaakt.
Er werd naar behoren gezorgd voor de honden,
Maar kort daarop stierf ook de papegaai.
De Saksische klok op de schouw tikte door
En de huisknecht zat op de eettafel
Met op zijn knieën de tweede dienstmeid –
Die zo oppassend was geweest toen haar meesteres nog leefde.

 

Vertaald door Martinus Nijhoff

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2021 en ook mijn blog van 26 september 2018 en ook mijn blog van 26 september 2017 en eveneens mijn blog van 26 september 2015 deel 2.

Martinus Nijhoff, Manuel Bandeira

De Nederlandse dichter, toneelschrijver en essayist Martinus Nijhoff werd geboren in Den Haag op 20 april 1894. Zie ook alle tags voor Martinus Nijhoff op dit blog.

 

Het uur U (Fragment)

Nu is er een zeker spel,
door kinderen, heb ik het wel,
‘schaduwlopen’ gedoopt.
Er loopt een man en men loopt
op zijn schaduw trappend mee.
Gewoonlijk doet men twee
passen, tegen hij één.
Het ging door merg en been,
het was hartverscheurend, de groep
in een rijtje over de stoep
achter de vreemdeling aan
huppelend mee te zien gaan.
Het sneed, sneed door de ziel.
Plusfour en matrozenkiel
dansten, als een jong paar,
arm in arm naast elkaar,
houdende aan weerskant
de twee anderen aan de hand:
de matroos hielp het badpakje, dat
een schoentje verloren had
en straks het tweede verloor,
terwijl naast de plusfour
voortholde de eigenaar
van de haastig langs het trottoir
neergezette autoped. –
Tijd, meer dan tijd werd het
dat dit een einde nam.
Uit alle huizen kwam
het driftige geluid
van tikken tegen de ruit
als riep een nijdige hen
kuikens terug naar de ren.
De kinderen luisterden niet.
Want juist was iets geschied
al hun aandacht waard.
De schaduw hield halt. Onvervaard
sloegen zij de ogen op
en namen de vreemdeling op
die stil was blijven staan.
Nu zag hij hen ernstig aan,
het hoofd ten halve
gekeerd.

 

Martinus Nijhoff (20 april 1894 – 26 januari 1953)

 

De Braziliaanse dichter, schrijver en vertaler Manuel Carneiro de Souza Bandeira Filho werd geboren op 19 april 1886 in Recife. Zie ook alle tags voor Manuel Bandeira op dit blog.

 

Het laatste gedicht

Zo wenste ik mij mijn laatste gedicht
Dat het teder was en sprak van de eenvoudigste en minst nadrukkelijke dingen
Dat het verzengend was als een snik zonder tranen
Dat het de schoonheid had van bloemen bijna zonder geur
De puurheid van de vlam die de meest transparante diamant verteert

De hartstocht van hen die zich zonder uitleg doden.

 

Vertaald door August Willemsen

 

Manuel Bandeira (19 april 1886 – 13 oktober 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e april ook mijn blog van 20 april 2020 en eveneens mijn blog van 20 april 2019 deel 2 en ook deel 3.

Bart Chabot, T. S. Eliot

De Nederlandse dichter en schrijver Bart Chabot werd geboren in Den Haag op 26 september 1954. Zie ook alle tags voor Bart Chabot op dit blog.

 

Hoe Remco Campert honderdtachtig werd

midden in een zonnige zondagmiddag
haalde ik remco op van huis:
we moesten op de foto
en zouden in de loop van de dag
worden vereeuwigd
er dreigde een tournee, samen met jan mulder
het land diende opnieuw veroverd,
voor de zoveelste keer-
de dichter droeg geen jas

remco stapte in
en trok de deur dicht-
nu zat-ie in de auto
en extra voorzichtig laveerde ik
remco’s straat uit:
de dichter mocht niets overkomen
en moest aan het einde van de dag heelhuids
worden thuisgebracht

de studio bevond zich in een steeg,
hartje jordaan,
waar het verboden was te parkeren
op de gracht kon dat wel:
ik stopte ver van de grachtrand af
remco stapte uit
zonder te water te raken
en ging op de hoek staan wachten
tot ik mijn wagen had weggezet-
dat duurde even;
zo goed achteruit insteken kan ik niet

hoewel de zon scheen
was het tamelijk guur
om niet te zeggen: bitter koud als je,
zoals remco, op straat te wachten stond
zonder veel beschutting
toch deerde de kilte remco niet

zoals de dichter stond te wachten
had-ie wat weg van een standbeeld;
een beeld dat ademde
en waarin het bloed kroop waar het gaan
en niet gaan kon-
ook had remco iets van een oude eik:
onomzaagbaar
ja, remco was nu een man van alle tijden

toen zag ik, op gindse brug,
een gestalte staan-
het was de dood die zijn ronde deed
hij keek naar remco
of eigenlijk: naar remco’s rug
(remco keek naar mijn auto
en zag hém niet)
moest ik ingrijpen of niet?
ik lustte hem rauw, de dood

maar die moeite bleef me bespaard
want de dood keek weliswaar even onze kant op
(zou hij het wagen
één vinger uit te steken?)
maar liep toen door
en verdween achter de huizenrij
in een doorgaande straat-
voortaan lag de weg voor remco open

het was een wijs besluit, doorlopen
een heel wijs besluit-

want van remco blijf je af

 

Bart Chabot (Den Haag, 26 september 1954)

 

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

Hoe onbehagelijk het is Mr Eliot te ontmoeten

Een ontmoeting met Mr Eliot valt niet mee.
Hij ziet er uit als een blikken dominee.
Zijn gezicht heeft iets stuurs,
zijn mond iets zoet-zuurs,
zijn minzame antwoorden, negen keer van de tien,
beperken zich tot: Misschien, of Indien,
of Dat staat te bezien.
Nee,
een ontmoeting met Mr Eliot valt niet mee.
Hij heeft een gekortstaarte hond,
een jas met bont,
een stok met een knop
en een bolhoed op.
Kort en goed,
Mr Eliot valt niet mee als men hem ontmoet.
(Ook als hij zijn mond niet opendoet.)

 

Vertaald door Martinus Nijhoff

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2021 en ook mijn blog van 26 september 2018 en ook mijn blog van 26 september 2017 en eveneens mijn blog van 26 september 2015 deel 2.

Martinus Nijhoff, n. c. kaser

De Nederlandse dichter, toneelschrijver en essayist Martinus Nijhoff werd geboren in Den Haag op 20 april 1894. Zie ook alle tags voor Martinus Nijhoff op dit blog.

 

Het uur U (Fragment)

De man had de kleine groep
kinderen die op de stoep
aan ’t spelen waren bereikt. –

Het is vaak niet wat het lijkt,
hun spel: soms staan ze maar
en praten wat met elkaar,
de woorden zelf zijn pleizier.
Dat van dit groepje van vier
er één een meisje was,
men ontdekte het pas
wanneer het oog er op viel
dat haar witte matrozenkiel
naar onder overliep tot
een plooirokje, als bij een Schot.

Eén der jongens stond met
zijn voet op een autoped

waarvan hij aantoonde dat
het richtingaanwijzers had.
‘Daar wordt het geen auto door’,
zei de grootste in een plusfour.
‘Van auto’s gesproken’, zei
hij er medelijdend bij,
‘hebben jullie er geen?’ –
Het meisje zwaaide haar been
over het nikkelen stuur,
– alles aan haar was natuur:
het neusje iets opgewipt,

het haar als een jongen geknipt,
te argeloos nog voor fatsoen, –
‘dat kan je bij de onze niet doen’,
zei ze, en zwaaide ’t terug.
Met zijn handen op zijn rug
– waar kon hij ze hebben gedaan
met niets dan een badpakje aan? –
riep de kleinste: ‘Belt die bel?’
De bel belde. En hij: ‘Zie je wel,
bellen doen auto’s niet.’
De bezitter, inmiddels, liet
met strak geworden gezicht
aldoor de vleugeltjes dicht
en klappend open slaan.
Een wonder is niet te weerstaan.
Niemand meer die iets zei.
Toen kwam de man voorbij.

 

Martinus Nijhoff (20 april 1894 – 26 januari 1953)

 

De Zuidtiroolse dichter norbert c. kaser werd geboren op 19 april 1947 in Brixen. Zie ook alle tags voor norbert c. kaser op dit blog.

 

de haan

wanneer de haan opstaat
elke morgen
zijn kam weer opzet
rood vol bloed en vlees
gooi ik stenen naar hem
elke morgen
naar de haan
zijn veren

wanneer de haan opstaat
elke avond
nog steeds zijn kam opzet
terwijl hij zou moeten slapen
gooi ik zand in de ogen
elke avond
van de haan zodat
hij gaat slapen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

n. c. kaser (19 april 1947 – 21 augustus 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e april ook mijn blog van 20 april 2020 en eveneens mijn blog van 20 april 2019 deel 2 en ook deel 3.

T. S. Eliot

De Engels-Amerikaanse dichter en schrijver T. S. Eliot werd op 26 september 1888 geboren in St.Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor T. S. Eliot op dit blog.

 

The Naming of Cats

The Naming of Cats is a difficult matter,
It isn’t just one of your holiday games;
You may think at first I’m as mad as a hatter
When I tell you, a cat must have THREE DIFFERENT NAMES.
First of all, there’s the name that the family use daily,
Such as Peter, Augustus, Alonzo, or James,
Such as Victor or Jonathan, George or Bill Bailey —
All of them sensible everyday names.
There are fancier names if you think they sound sweeter,
Some for the gentlemen, some for the dames:
Such as Plato, Admetus, Electra, Demeter —
But all of them sensible everyday names.
But I tell you, a cat needs a name that’s particular,
A name that’s peculiar, and more dignified,
Else how can he keep up his tail perpendicular,
Or spread out his whiskers, or cherish his pride?
Of names of this kind, I can give you a quorum,
Such as Munkstrap, Quaxo, or Coricopat,
Such as Bombalurina, or else Jellylorum —
Names that never belong to more than one cat.
But above and beyond there’s still one name left over,
And that is the name that you never will guess;
The name that no human research can discover —
But THE CAT HIMSELF KNOWS, and will never confess.
When you notice a cat in profound meditation,
The reason, I tell you, is always the same:
His mind is engaged in a rapt contemplation
Of the thought, of the thought, of the thought of his name:
His ineffable effable
Effanineffable
Deep and inscrutable singular Name.

 

La Figlia che Piange

O quam te memorem virgo …

Stand on the highest pavement of the stair—
Lean on a garden urn—
Weave, weave the sunlight in your hair—
Clasp your flowers to you with a pained surprise—
Fling them to the ground and turn
With a fugitive resentment in your eyes:
But weave, weave the sunlight in your hair.

So I would have had him leave,
So I would have had her stand and grieve,
So he would have left

As the soul leaves the body torn and bruised,
As the mind deserts the body it has used.
I should find
Some way incomparably light and deft,
Some way we both should understand,
Simple and faithless as a smile and shake of the hand.

She turned away, but with the autumn weather
Compelled my imagination many days,
Many days and many hours:
Her hair over her arms and her arms full of flowers.
And I wonder how they should have been together!
I should have lost a gesture and a pose.
Sometimes these cogitations still amaze
The troubled midnight and the noon’s repose.

 

De hippopotamus

De hippopotamus ligt languit
log in de modderige vloed;
al ziet hij er onverwoestbaar uit,
hij is enkel vlees en bloed.

Vlees en bloed zijn bederfelijk
omdat het leven ze verteert;
maar de Ware Kerk is onsterfelijk
want ze is op een rots gefundeerd.

De hippo’ misstap op misstap doet
voor zijn nooddruft en onderhoud,
maar de Ware Kerk verzet geen voet
voor het inhalen van haar goud.

De ‘potamus ziet een broodboom staan
en is tot plukken niet in staat,
maar er keert geen schip uit de oceaan
of de Kerk krijgt rijst en muskaat.

De hippo’ wordt in de paringstijd
onwelluidend en gedraagt zich zot;
maar elke week, vol zaligheid,
huwt de zingende Kerk met God.

De hippopotamus slaapt overdag
omdat hij ’s nachts uit jagen moet;
de Kerk, die God vertrouwen mag,
kan slapen terwijl zij zich voedt.

Ik zag eensklaps de ‘potamus
wegvliegen uit zijn nat moeras.
Engelen zongen Laudamus
hem begroetend op hun terras.

Bloed des Lams wast hem aanstonds rein,
hij wordt als hemelzoon erkend
en zal een van de heiligen zijn
met een gouden snaarinstrument.

Maagden, martelaressen, al
wat kuis is kust hem vrij van schuld,
maar de Ware Kerk blijft in het dal
in schadelijke damp gehuld.

 

Vertaald door Martinus Nijhoff

 

T. S. Eliot (26 september 1888 – 4 januari 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e september ook mijn blog van 26 september 2018 en ook mijn blog van 26 september 2017 en eveneens mijn blog van 26 september 2015 deel 2.

Martinus Nijhoff, Sarah Kirsch

De Nederlandse dichter, toneelschrijver en essayist Martinus Nijhoff werd geboren in Den Haag op 20 april 1894. Zie ook alle tags voor Martinus Nijhoff op dit blog.

 

Het uur U (Fragment)

Deze echter, uit stil verweer,
legde de pen zelfs niet neer,
schoof geen stoel bij, keek niet op. –
Er zat voor de geest niets op,
dan dat hij weer ontsteeg
naar zijn ballingsoord, blauw en leeg
tussen aarde en zon.
Even keek de compagnon
de gewillige na op zijn vlucht,
peinsde, zag in de lucht
een wolkje, en zag dat daar ging
nog steeds die vreemdeling,
nog steeds die man door de straat.

Maar, naar zich horen laat,
– want langzaam kwam men bij
uit de diepe mijmerij
en de man liep betrekkelijk vlug –
men zag hem nu op de rug.
Men had hem niet bepaald
feestelijk ingehaald;
daar was ook geen reden voor;
maar gelukkig liep hij door,
en toen de waarschijnlijkheid
dat men hem weldra kwijt
en voorgoed kwijt zou zijn,
bij elke stap terrein
en aan waarschijnlijkheid won,
gaf heel de straat, kortom
ieder en iedereen
– met uitzondering van één,
en wie aandachtig las
weet dat het de rechter was, –
gaf, behalve de rechter dan,
geheel de straat den man
– sit verbo venia –
het heilig kruis achterna.

Maar voor de zoveelste keer
prees men de dag aleer
de avond was gedaald.
Men heeft leergeld betaald,
de man was de straat nog niet uit.
Plat tegen de vensterruit,
met het vitrage-net
bloedrood in het voorhoofd geplet,
kon men hem nog zien gaan.
Toen heeft zich iets voorgedaan
dat alle beschrijving tart.
De schrik sloeg de straat om het hart.
Kokend van woede, doodsbleek,
de vuisten gebald, bekeek
men het ontzettende dat
beneden voortgang had.

 

Martinus Nijhoff (20 april 1894 – 26 januari 1953)
Herdenkingspostzegel uit 1954

 

De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.

 

In de zomer

Dunbevolkt is het land.
Ondanks enorme velden en machines
Liggen de dorpen slaperig
In buxustuinen; de katten
Raakt zelden een steenworp.

In augustus vallen sterren.
In september wordt de jacht aangeblazen.
De grijze gans vliegt nog, de ooievaar stapt nog
Door ongerepte weilanden. Oh, de wolken
Als bergen vliegen ze over de bossen.

Als je hier geen krant bijhoudt
Is de wereld in orde.
In pruimenjamketels
Wordt je eigen gezicht prachtig weerspiegeld en
Vurig rood gloeien de velden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sarah Kirsch (16 april 1935 – 5 mei 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e april ook mijn blog van 20 april 2020 en eveneens mijn blog van 20 april 2019 deel 2 en ook deel 3.