Een vader (Hester Knibbe), Silke Scheuermann, Olivier Guez

 

Bij Vaderdag

 


Vader en zoon door Amalya Nane Tumanian, 2024

 

Een vader

Beland op zoiets als een eiland alleen
zoekt ze zich iemand. Neemt dan

bijvoorbeeld de man die van zee komt,
ontvangt en bedient hem en als hij dan

gaat, richt ze een hier voor hem in voor
als hij terugkeert, als ze weer wil. Wachten

maakt deel van haar lijf uit voortaan en
denken hoe was hij, wier aan zijn voeten
in zijn handen een net – Hij is het! Zo

worden goden gevonden door vrouwen, zij
bouwen een altaar, brengen hun zonen,
dochters erheen en zeggen: je vader.

 


Hester Knibbe (Harderwijk, 6 januari 1946)
Vischmarkt en Vischpoort, Harderwijk

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

Die Namen der Sünde

Ob Eva, als sie ihren Körper streckte,
um nach der verbotenen Frucht
zu langen, sie ergriff, ansah,
ob sie da wohl schon zu eingenommen war
von der Süße, zu beschäftigt,
alle Früchte zu benennen —
Cox Orange, Alkmene,
Summerred, Discovery —,
um ein schlechtes Gewissen zu haben?
Als ob sie die Früchte ernten könnte
und den Garten vergessen?

 

Buchstabieren wir
Unschuld noch einmal neu

Manchmal frage ich mich, ob Eva 
gerne gewusst hätte, was wir
aus ihren Äpfeln alles machen,
nachdem wir uns das Pflücken trauen,
weil der Schaden ja ohnedies schon
angerichtet ist: Wir schälen
sie und kochen sie ein.
Wir machen Mus und Kuchen.
Wir verarbeiten sie zu Kompott.
Wir wachsen, polieren sie und lassen sie
glänzen wie einen Planeten. Jeder
unversehrte Apfel ein
Traum von der Unschuld,
den wir mit der Realität wecken.

 

Apfelmadonna

Leichte Mädchen
mit Glitzer im Haar an
der Hauptausfallstraße,

eine isst einen Apfel, gierig,
nicht lasziv, als könne sie sich
bei Weltlichem gar nicht stoppen.

Ich nenne sie in
Gedanken Maria, esse
beim Fahren auch einen Apfel

und wünsche uns beiden,
wir könnten in einem
mittelalterlichen

Tableau zu Hause sein.
Man würde uns dort
als Apfelmadonnen verehren,

Schutzmadonnen, in deren Händen
die Frucht des Bösen zum Sinnbild des Guten
wird — dass Christus die Sünden

der Menschen auf sich nimmt,
versprechen die Apfelmadonnen.
Sie versprechen Erlösung.

 

HET WAS WELLICHT OPHELIA’S LIEVELINGSKWAL

Hij kwam door de oostenwind aangespoeld
Vormeloos Niet veel meer dan de vraag
naar wat er was voordat de zee naar hem trapte
en wij haar bondgenoten
hem met onze tenen kietelden

Ophelia’s liefde bijvoorbeeld Al die wilde
spelletjes met de zee Het gewaagde
heen en weer geduw van zwemmers
als straf omdat ze
zo slecht waren in het zich voorstellen
wie er verder nog leefde en spartelde
Niet zo gekunsteld als de watervrouw
in de vitrines zat

En wij: geen zeegezicht waaraan wij ons herinnerden
geen rokrand bezet met blauwe schelpenkettingen en toch –
zijn wij hier Nu Zo zeker als op papier
en niet op een of ander eiland ergens waar
niemand ons kent of verwacht en serieus wil nemen
de beide vreemdelingen die naar de grond staren
de kwal bekijken en denken De wereld

 

Vertaald door Monique de Waal

 


Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

De Franse schrijver,  essayist en journalist Olivier Guez werd geboren op 15 juni 1974 in Straatsburg. Zie ook alle tags voor Olivier Guez op dit blog.

Uit: Grand Tour Europa (Vertaald door Katelijne de Vuyst)

“Hij zou het hebben over de renaissance en het humanisme, over de reformatie, de barok, de verlichting, over de strijd tussen de geestelijke en de wereldlijke macht, over de romantiek en het liberalisme, over het langzame gevecht voor vrouwenemancipatie, over de moderniteit en over de donkere perioden in onze lange geschiedenis, de broederoorlogen, de massamoorden. Europa, kasteel van Blauwbaard, achtervolgd door zijn fascistische, communistische en imperialistische misdaden.
Over al die zaken wordt niet gerept in de aanhef van het grondwettelijk verdrag dat sinds zowat vijftien jaar ons leven bepaalt. De staatshoofden hebben maandenlang gekibbeld om tot een laf compromis te komen: geen enkel erfgoed wordt vermeld, alsof wij Europeanen afkomstig zijn van een buitenaardse planeet. Alsof we mensen zijn zonder verleden, alsof het een belediging zou zijn voor de recent geïmmigreerde bevolkingsgroepen, voor de andere beschavingen en werelddelen als we de fragmenten zouden opsommen waaruit onze bonte identiteit is samengesteld. Dat is gevaarlijk. Zo bieden we uiterst rechts al decennialang de kans om onze identiteit in hokjes op te sluiten. Het is een vreselijke puinhoop. Het Europese avontuur kan niet beperkt blijven tot een algoritmisch, door bureaucratische technocraten aangestuurd verspreidingsproject, dat onder supervisie staat van een intergouvernementele, parlementaire superstructuur. Attractiviteit, rigueur, competitiviteit, oké, we leven nu eenmaal niet van de hemelse dauw. Maar we zijn geen werelddeel van robots en kruideniers. We willen geestdrift. Het Europese project heeft bezieling nodig, kleur en vlees: oneffenheden. Al in de jaren 1930 sprak Stefan Zweig de wens uit dat er een culturele pijler zou worden toegevoegd aan Europa’s economische en politieke grondvesten, opdat er een samenleving van burgers zou ontstaan die de nationale compartimenteringen overstijgt en zo aan de basis ligt van een collectieve identiteit, een Europa van kunsten en wetenschappen.”

 


Olivier Guez (Straatsburg, 15 juni  1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juni ook mijn blog van 15 juni 2021 en eveneens mijn blog van 15 juni 2019 en ook mijn blog van 15 juni 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

A June Day (John Todhunter), Alex Boogers, Silke Scheuermann

 

Dolce far niente

 


Hete junidag stilleven door Kiselyova Yuliya, 2012

 

 

A June Day

The very spirit of summer breathes to-day,
Here where I sun me in a dreamy mood,
And laps the sultry leas, and seems to brood
Tenderly o’er those hazed hills far away.
The air is fragrant with the new-mown hay,
And drowsed with hum of myriad flies pursued
By twittering martins. All yon hillside wood
Is drowned in sunshine till its green looks grey.
No scrap of cloud is in the still blue sky,
Vaporous with heat, from which the foreground trees
Stand out—each leaf cut sharp. The whetted scythe
Makes rustic music for me as I lie,
Watching the gambols of the children blythe,
Drinking the season’s sweetness to the lees.

 


John Todhunter (30 december 1839 – 25 oktober 1916)
Dublin, de geboorteplaats van John Todhunter, in de zomer

 

De Nederlandse schrijver Alex Boogers werd geboren op 14 juni 1970 in Vlaardingen. Zie ook alle tags voor Alex Boogers op dit blog.

Uit: Over Otis

“Jack leefde met zijn mensen in Rotterdam-Zuid, in de wijk Charlois. Toen hij nog jong was nam Herman hem weleens mee in de Range Rover naar een naamloze stad, tegen de rand van een recreatiegebied, waar hij achter eenden aan kon jagen, en achter allerlei andere watervogels, die er voor hem allemaal even curieus uitzagen met hun lange snavels, dunne, stokachtige poten, die hij maar wat graag zou willen grijpen. Herman en Natalie woonden boven een vrouw die al verschillende keren in een inrichting was opgenomen, maar telkens weer thuiskwam. Ze noemde Jack steeds ‘het monster’. ‘Daar loopt-ie weer met dat monster!’ brulde ze als hij voorbijkwam. De eerste zes maanden droeg Herman Jack steeds naar boven, maar daarna werd hij te zwaar en moest hij de trappen zelf beklimmen. Dat vereiste wat behendigheid, want de treden dwongen zijn voor- en achterpoten om zowel voorwaartse als draaiende bewegingen te maken. Voorwaartse stappen met zijn voorpoten en draaiende bewegingen met zijn achterpoten, waardoor hij op weg naar beneden steeds wiebelde met zijn kont. Het eerste halfjaar leek hij toch al niets goed te kunnen doen. De flatwoning was te groot voor hem, want hij was nog maar een pup, dus het leek hem beter om zijn grenzen in huis te markeren, zodat hij wist waar hij leefde, en zodat hij zijn mensen binnen die grenzen in de gaten kon houden. Vooral Herman dacht daar anders over, want Natalie greep alleen maar haar buik vast en riep hysterisch uit: ‘Hij plast weer, Herman! Herman!’ Steeds kreeg hij een wijsvinger tegen zijn neus gedrukt en riep Herman heel hard ‘Nee, Jack!’ Nee? Maar hoe moest hij zich anders veilig voelen? Die afgebakende grenzen gaven hem een beschermd gevoel. Herman droeg hem elke keer naar beneden om hem in een nabijgelegen veld, tussen de bierblikjes, gebruikte naalden en plastic, te laten plassen. ‘Hier moet je pissen, Jack,’ zei hij. ‘Op het gras.’ Herman zag er vooral ’s avonds eigenaardig uit, in zijn korte broek, op zijn slippers, met een regenjas aan, buiten in de kou. Nu had Jack het ondanks zijn kortharige grijze vacht niet snel koud, maar zo warmbloedig als Herman leek te zijn was hij nog niet. Hij hield van Herman, want hij moedigde hem aan om  stappen te maken in het hoge, natte gras. De sprieten kietelden zijn kale buik en prikkelden zijn blaas om steeds korte plasjes te doen, zodat Herman in elk geval wist waar hij was. Na een paar weken begreep Jack dat Herman zijn woning zag als het hol waarin iedereen sliep, en daar hoefde Jack zijn geurvlag niet te plaatsen. Herman liet zien dat de wereld veel groter was dan het huis waarin Jack leefde. De gouden stralen waarmee Jack zijn omgeving kon afbakenen hoorden in die buitenwereld.”

 


Alex Boogers (Vlaardingen, 14 juni 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

DE TATOEËERDER

Alles in huid gekerfd
Donker omlijnd
Zelfs de plotseling in het schouderblad
staande zon beweegt
met zwarte rand

Geen van zijn klanten
weet hoelang hij
naar de beste maker van
vloeibaar zwart moest zoeken
Soms stond hij er heel alleen voor
met zijn waanzin en lievelingsgedierte

De zaak bleef open
maar er kwam niemand
Ze misten
de zeeslang met reuzenogen die
zich boven de pees aftekent

de trol die met
het scheenbeen aanpapt
de kleine christus aan het kruis
Al die adelaars zwaluwen initialen
tatoeëerders woorden terwijl

hij de schetsen toont
Kijk zegt hij Zie die pracht
Ben een zwak man
eentje die zielen
stempelt op lui zoals jij

Maar wat is leven anders
dan omgevormde verwonding
jarenlang bladeren in ontwerpen
en dan tipt een andere vinger
op het beste Het doodsmotief

 

Vertaald door Monique de Waal

 


Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juni ook mijn blog van 13 juni 2021 en ook mijn blog van 13 juni 2020 en eveneens mijn blog van 13 juni 2019 en ook mijn blog van 13 juni 2017 en mijn blog van 13 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

June Twilight (John Masefield), Thomas Heerma van Voss, Silke Scheuermann

 

Dolce far niente

 


Twilight in June door Edwin Headley Holgate,1950

 

June Twilight

The twilight comes;
the sun dips down and sets,
The boys have done
play at the nets.

In a warm golden glow
The woods are steeped.
The shadows grow;
The bat has cheeped.

Sweet smells the new-mown hay;
The mowers pass
Home, each his way,
through the grass.

The night-wind stirs the fern,
A night-jar spins;
The windows burn
In the inns.

Dusky it grows. The moon! The dews descend.
Love, can this beauty in our hearts end?

 


John Masefield (1 juni 1878 – 12 mei 1967)
Ledbury, Herefordshire, de geboorteplaats van John Masefield

 

De Nederlandse schrijver Thomas Heerma van Voss werd geboren in Amsterdam op 13 juni 1990. Zie ook alle tags voor Thomas Heerma van Voss op dit blog.

Uit: Het archief

“Mijn vader vertrouwde spullen meer dan mensen. De torens van papier rondom zijn bureau, de tijdschriften en notulen, de poppenhuizen, tasjes, pennen en paperclips, dvd’s, videobanden: mijn moeder beschouwde het vooral als rommel, hij zag voorwerpen die hij door en door kende en die altijd nog eens van pas konden komen. ‘Je moet voorbereid zijn,’ zei hij op mijn zesde of zevende, de ruit van zijn Opel Vectra was ingetikt en het bleek dat hij mijn cassettebandjes preventief thuis had verstopt. Bedrog kon overal opduiken. Wisselgeld in de supermarkt diende nageteld te worden. Achter iedere goedlachse collectant kon een oplichter schuilgaan.
Vanaf zijn twaalfde had hij al zijn agenda’s bewaard. Daarin legde hij zijn dagen zorgvuldig vast, onvoorziene ontmoetingen en voetbaluitslagen noteerde hij ook. Op de laatste pagina’s stonden, steevast gecodeerd, de gegevens die nooit mochten kwijtraken. Het wachtwoord van zijn mailaccount duidde hij aan met ‘kluisbeveiliging bv Gerard Oegel’. Toen ik mijn eerste bankrekening opende, schreef hij in zijn agenda iets over het Italiaanse restaurant Pierre Rabopinni, gelegen aan de Via nog wat op nummer 1098.
Na een van mijn eerste biologielessen vroeg ik tijdens het avondeten wanneer ik verwekt was.
‘Gadverdamme,’ zei mijn broer.
Mijn moeder begon opgetogen over een broeierige avond in een hotelletje in Saint-Valery-sur-Somme, een badplaatsje met meer bootjes dan inwoners, later een vaste uitvalbasis halverwege onze zomerse autorit naar Bretagne.
‘Onmogelijk,’ zei mijn vader meteen. ‘Dan zou Pierre na dertien maanden geboren moeten zijn.’
Hij schudde zijn hoofd, verliet met vlugge passen de tafel, opende de glas-in-loodschuifdeuren die toegang gaven tot zijn werkkamer – ik zie hem nog lopen. Moeiteloos trok hij tussen het mikado van boeken en papieren het geschrift tevoorschijn dat hij zocht: zijn beduimelde Parker-agenda uit 1990. Hij bladerde, wees tevreden naar een decemberdag die in zijn keurige handschrift was volgeschreven. Afspraken met mensen die ik niet kende, een rits tijdstippen en cafés. Onderaan stond iets over een verjaardagsetentje bij Centra. ‘Daarna is het gebeurd,’ zei hij met gespeelde nadruk tegen mijn moeder, als een advocaat die een verdachte heeft klemgezet. ‘Zo jammer trouwens dat dat restaurant weg is.’

 


Thomas Heerma van Voss (Amsterdam, 13 juni 1990)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

DISTANTIE EN EEN ZEKER LICHT

We stonden tussen de kaars en de sterren
hadden tot overmaat van liefde besloten dat de
nacht niet alles zou krijgen Niet vandaag
Slaap zou ons in zijn handen draaien
alleen En daarvoor hoorden we hetzelfde concert
Maar dan rechts en links van de recorder
staarden versteld een donkerte in zo volmaakt
dat onze polsslag elk moment zou kunnen stijgen
en wij zouden vliegen
Werkelijk en waarachtig
een spiegel binnen vliegen
die niet splinterde

 

Vertaald door Monique de Waal

 


Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juni ook mijn blog van 13 juni 2021 en ook mijn blog van 13 juni 2020 en eveneens mijn blog van 13 juni 2019 en ook mijn blog van 13 juni 2017 en mijn blog van 13 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

David Vann, Jan Wagner, Kristine Bilkau

De Amerikaanse schrijver David Vann werd geboren op 19 oktober 1966 op Adak Island, Alaska. Zie ook alle tags voor David Vann op dit blog.

Uit: Legende van een zelfmoord (Vertaald door Arjaan van Nimwegen)

”Mijn moeder beviel op het eiland Adak, een kleine homp steen en sneeuw ergens ver op de Aleoeten, aan de rand van de Beringzee. Mijn vader diende twee jaar bij de marine als tandarts. Hij had voor Alaska gekozen omdat hij van jagen en vissen hield, maar toen hij zijn verzoek indiende wist hij kennelijk niets van Adak af. Als mijn moeder het had geweten, zou ze persoonlijk het verzoek geschrapt hebben. Als ze genoeg informatie had, heeft mijn moeder nooit een foute keus gemaakt. En dus weigerde ze ook om haar koortsige, geel aangelopen baby uit het ondergrondse marinehospitaal van Adak te laten wegrukken en in het vliegtuig te laten smijten dat al langer dan zes uur op de startbaan stond te wachten. Omdat ik een temperatuur van 40,5 graden had die nog steeds steeg, raadden de artsen en mijn vader aan om me naar het vasteland over te vliegen, naar een echt ziekenhuis (niemand op Adak had ooit ook maar een lichte hartaanval overleefd zolang hij daar zat, niemand), maar mijn moeder weigerde. Ze was ervan overtuigd, met wat mijn vader altijd omschreef als een dierlijke, instinctieve angst, dat ik dood zou gaan zodra ik was opgestegen. Ze legde me in een gewone witte badkuip met koud water en zo overleefde ik. Ik bloeide zelfs op. Mijn oranje, vlekkerige huid kalmeerde geleidelijk tot een gezond babyroze, mijn ledematen ontspanden, en ik trappelde met mijn beentjes in het water tot ze me eruit tilde en we samen insliepen. Toen mijn vader zijn tijd bij de marine had uitgezeten, verhuisden we naar Ketchikan, een eiland
voor de kust van Zuidoost-Alaska, waar hij een tandartsenpraktijk kocht en drie jaar later een vissersboot. De boot was een nieuwe Uniflite-kajuitkruiser van glasvezel, zes meter negentig lang. Op een vrijdag, laat in de middag, liet hij de boot te water, met zijn tandartsjas nog aan onder zijn jack, terwijl wij aan de wal stonden te juichen. Hij schoof hem op zijn ligplaats aan de steiger, en de volgende morgen stond hij op de rand van die steiger tien meter diep in helder, ijzig Alaskaans water te turen, waar de Snow Goose op de ronde, grijze stenen lag als een witte schim. Mijn vader had hem de Snow Goose gedoopt, omdat hij vol zat met dromen waarin die witte romp over de golven zweefde, maar hij was vergeten de hoosgaten dicht te stoppen op de dag van de tewaterlating. In tegenstelling tot mijn moeder had hij oor noch oog voor zaken onder de oppervlakte. Als we die zomer terugzweefden over de golven na een dag vissen (mijn vader had de Snow Goose laten lichten en schoonmaken, het bewijs dat volharding gebrek aan visie soms kan goedmaken), stond ik vaak op het open, maar hoog opgebouwde achterdek met de dagvangst aan heilbot, en werd tegelijk ermee de lucht in geslingerd telkens als mijn vader over een golf voer en in de volgende dook. De heilbotten lagen plat, als grijsgroene honden op het witte scheepsdek, hun grote bruine ogen keken hoopvol naar me op tot ik ze een klap met een hamer gaf. Het was mijn taak te zorgen dat ze niet uit de boot sprongen.”

 

David Vann (Adak Island, 19 oktober 1966)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Jan Wagner werd geboren op 18 oktober 1971 in Hamburg. Zie ook alle tags voor Jan Wagner op dit blog.

 

de veteranentuin

„Again he fighting with his foe, counts o’er his scars,
Tho’ Chelsea’s now the seat of all his wars,
And fondly hanging on the lengthening tale,
Reslays his thousands o’er a mug of ale.”
– Sir John Soane, inscriptie in het summerhouse

van het Royal Hospital, London –
de veteranen groeien uit het gras
omhoog in hun ere-uniformen;
zware messingknopen knipogen mat
in laat licht van de namiddag terug.
ze groeien uit het gras zoals in mythen
het leger van gezaaide drakentanden.

de veteranen laten hun tanden
zien op foto’s die zo bruin als oud gras
zijn geworden – vergeelder nog dan mythen.
het begin, aldus die griek, van alle vormen
is de strijd, daarin komt alles terug.
de veteranen klimmen op de mat-

terhorn van hun herinnering, die mat
in het tegenlicht straalt, de valse tanden,
die diep in het dal al jaren terug
achter zijn gebleven. stil in het gras
de kleinkinderen, blij met minste vormen
van spel – de veteranen echter niet en

minder nog hun streven, bij het met mythen
omweven spel der koningen mat
te gaan staan. (zij die witte stukken vormen
gebruiken ivoor en walrustanden.)
in de veteranentuin groeit het gras.
de slak glijdt in zijn huis terug.

de veteranen denken vaak terug
en amper vooruit. zo ontstaan mythen.
de kleinkinderen spelen in het gras
waar de kameraden in beten, mat
van het gevecht. leven is: op je tanden
bijten en het lot daarbij zelf vormen.

de zusters dragen witte uniformen
en zijn toch warm. ze rijden hen terug
naar binnen als eerste sterren hun tanden
tonen en een heel leger van mythen
volgt hen op hun kamers. waar het mat
was door gewicht herrijst nu het gras.

donkere vormen dwalen over het gras –
aan tanden valt te denken, of aan mythen.
de koning staat terug in zijn mat.

 

Vertaald door Monique de Waal

 

Jan Wagner (Hamburg, 18 oktober 1971)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Duitse schrijfster en journaliste Kristine Bilkau werd geboren in Hamburg in 1974 en groeide op  in Sleeswijk-Holstein. zie ook alle tags voor Kristine Bilkau op dit blog.

Uit: Eine Liebe, in Gedanken

„Wer hat mich gefunden? Wie sah ich aus?« Meine Mutter sitzt vor mir auf der Küchenbank, sie bestreicht sich ein Stück Baguette mit zerschmolzenem Camembert, sie sitzt, wie immer, wenn sie uns besuchte, auf dieser alten Holzbank, die Florian und ich, als Studenten, vor über zwanzig Jahren auf einer Reise durch Polen gekauft hatten, sie nippt an ihrem Darjeeling und will alles über ihren eigenen Tod wissen. »War mein Anblick eine Zumutung für dich?«, fragt sie. »Ich hätte dich gern beschützt«, sagt sie und klingt wie früher, wenn sie etwas von mir hatte fernhalten wollen; Nachrichten mit grausamen Bildern im Fernsehen, die ich nicht hätte sehen sollen, eine Todesgeschichte aus der Nachbarschaft, von der ich nichts hätte hören sollen. Eine Zumutung war ihr Anblick nicht. Sie wirkte schmaler als sonst, vor allem das. Sie lag im Bett, auf dem Rücken, zugedeckt bis zu den Schultern, das Gesicht leicht dem Fenster zugewandt, die Augen geschlossen, die Lippen geschlossen, mit einer Spur von Anspannung. Ich sah auch den Hauch eines Lächelns, ein wenig ironisch, wie ich es von ihr kannte. Die Situation hat dich nicht entblößt. Du bist gut davongekommen. Das würde ich ihr sagen. »Und? Was machen wir denn jetzt?« Sie klingt nicht betrübt, sondern auf trotzige Art belustigt. Als könnte sie ihren Tod mit einem »Och, nöö«, wie ich es oft von ihr gehört hatte, auf später verschieben, rückgängig machen oder wieder vergessen, wie ein schnell behobenes Problem. Ich war zwölf oder dreizehn Jahre alt, einige Tage vor Weihnachten, meine Mutter hatte ihr restliches Geld für Geschenke und Lebensmittel für die Festtage abgehoben, dann stahl ihr jemand das Portemonnaie, sie war für diesen Monat pleite, ich sah ihr an, wie enttäuscht und erstaunt sie war, dass ihr das jemand hatte antun können, dann lächelte sie, Och, nöö. Sie rief Freunde an, lieh sich etwas Geld, und es ging weiter. »Ich hatte meine Haare am Mittag gewaschen. Immerhin das. Waren sie in Ordnung? Oder sah ich bemitleidenswert aus?«
Auch als es ihr miserabel ging, sie kaum eine Treppe mehr schaffte, überhaupt ihre Wohnung nur noch selten verließ, um sich selbst nicht damit zu konfrontieren, wie schwach ihr Herz war, kümmerte sie sich um ihre Frisur. Ihr akkurat geschnittenes, ohrläppchenkurzes Haar, ein Leben lang kaum verändert, dunkelbraun, dann dunkelbraun gefärbt, alle acht Wochen kam ein Friseur zu ihr nach Hause. Ich hatte gedacht, sie wäre unverwundbar. Doch dann saß ich an ihrem Bett, betrachtete ihr leicht gebräuntes, dahinter eindeutig blasses Gesicht, und zupfte an den Seiten ihr Haar zurecht, so, wie sie es gemocht hätte. »Weißt du, was frappierend ist?« Sie benutzte gern das Wort frappierend.“

 

Kristine Bilkau (Hamburg, 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e oktober ook mijn blog van 19 oktober 2018 en ook mijn blog van 19 oktober 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Silke Scheuermann, Olivier Guez

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

VERWANDELTE WEIDE

Mein Halt im Boden war beinah
vergessen Ich beugte
mich tief Spöttisch
inspizierte der Sturm
den Widerstand meiner Zweige
begann dann ernsthaft
den Kampf

Es war etwas am Wind das Gedanken freisetzte
hindurch strich sie ausdünnte
und etwas das mich ans Sterben erinnerte
mir singend verriet das hier sei keine
Welt im Gleichgewicht
Es werde mal dieser Mal jener
Platz nach nicht genauer bekannten Befehlen
geräumt – leisen Befehlen
gegeben in Stille Wo

ich stand fand
ich meine Angst wieder
Sie leistete allen erdenklichen Widerstand
Wollte sich nicht
auf ein Anderswo richten Noch
war sie Kontrolleur
Lange noch? Letztlich
war sie doch nur
Anfängerin
machte in Wolken

Ich sah überall um mich Wagen
mit schwarzen Scheiben als gäbe es
nicht weit von mir
ein unheimliches
Unternehmen das
ständig wuchs
wie Holzhandel wachsen und
Fäulnis Was genau

würde es sein das ich
als erstes losließ? Den Schmerz
der mich weniger brauchte als ich ihn?

Ich würde so leicht werden
als schwebte ich über den Jahren
ein schwarzes Zeichen
so hoch gewachsen dass es
nicht mehr lesbar war

 

ES WAR WOMÖGLICH OPHELIAS LIEBLINGSQUALLE

Sie kam vom Ostwind angeschwemmt
Formlos Wenig mehr als die Frage
nach dem was da war bevor das Meer nach ihr trat
und wir seine Verbündeten
sie mit den Fußspitzen kitzelten

Ophelias Liebe zum Beispiel All die wilden
Spiele mit der See Das gewagte
Herumgeschubse von Schwimmern
als Strafe dass sie
dermaßen schlecht im Sichvorstellen warn
wer sonst noch lebte und zuckte
Nicht so nachgemacht wie die Wasserfrau
in den Schaukästen saß

Wir etwa: Kein Seestück an das wir uns erinnerten
kein Rocksaum mit blauen Muschelketten besetzt und doch –
gibt es uns hier Heute So sicher wie auf Papier
und nicht auf irgendeiner Insel draußen auf der
niemand uns kennt oder erwartet und ernst nehmen will
die beiden Fremden die auf den Boden starren
die Qualle ansehn und denken Die Welt

 

VAN DE WILG DIE VERANDERDE

Mijn houvast in de grond was bijna
vergeten Ik boog
diep voorover Spottend
inspecteerde de storm
de weerstand van mijn takken
ging vervolgens serieus
de strijd aan

Er was iets in de wind wat gedachten losmaakte
er doorheen streek ze uitdunde
en iets wat me aan sterven herinnerde
mij zingend verried dat dat hier geen
wereld in evenwicht is
dat nu deze dan die
plek op niet nader bekende bevelen
ontruimd wordt – gedempte bevelen
gegeven in stilte Waar

ik stond vond
ik mijn angst terug
Die verzette zich uit alle macht
Wilde zich niet
op een elders richten Nu
was hij nog controleur
Nog lang? Tenslotte
was hij toch maar
beginneling
deed in wolken

Ik zag overal om mij heen wagens
met zwarte ruiten alsof er
niet ver van mij vandaan
een onheilspellende
onderneming was die
gestaag groeide
zoals houthandels groeien en
verrotting Wat precies

zou het zijn wat ik
als eerste losliet? De pijn
die mij minder nodig had dan ik hem?

Ik zou zo licht worden
alsof ik boven de jaren zweefde
een zwart teken
zo in de hoogte geschoten dat het
niet meer leesbaar was

 

Vertaald door Monique de Waal

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

De Franse schrijver,  essayist en journalist Olivier Guez werd geboren op 15 juni 1974 in Straatsburg. Zie ook alle tags voor Olivier Guez op dit blog.

Uit: Grand Tour Europa (Vertaald door Katelijne de Vuyst)

“Het is absurd, suïcidaal haast. Sinds de jaren 1950 bouwen we aan een monumentale constructie, maar we vergeten de fundamenten ervan te verstevigen. We bouwen om beurten, zonder de bewoners met elkaar in contact te brengen; we zien het cement over het hoofd, de verstandhouding die ervoor moet zorgen dat we samen kunnen leven en dromen: de cultuur. En we voorzien niet in de middelen om ons te identificeren met het spannende avontuur van de Europese integratie. Alsof we opzettelijk vanaf de zijlijn blijven toekijken. De wijken van de Europese instellingen in Brussel, Luxemburg en Straatsburg zien er glad, functioneel en luguber uit. Niemand gaat er op zondag wandelen. In de Brusselse Wetstraat werd een beeldhouwwerk opgericht, Stepping Forward. Vanaf zijn voetstuk zet een slaapwandelaar een stap in het ijle: bloedstollende symboliek. En onze bankbriefjes… In plaats van het gezicht van Dante, Goethe, Mozart of Victor Hugo, in plaats van Toscaanse of Beierse landschappen of een Griekse tempel heeft men er kunstmatige computerbeelden van bruggen en bogen op gezet. Zijn we dan bang van onszelf, onze geschiedenis, onze identiteit? Of zijn we te lui om die te definiëren en ervoor uit te komen? Een Chinees die een reis maakt in onze contreien zou dat niettemin moeiteloos kunnen doen. Zelfs een Amerikaan uit het Middenwesten zou erin slagen het Europese erfgoed in grote lijnen te herkennen. Als de toeristen in het zuiden van Europa rondkuieren, kunnen ze met hun eigen ogen de Grieks-Romeinse invloeden vaststellen, of het Saraceense stempel in Andalusië en de Balkan. Overal, van het noorden tot het zuiden en van het oosten tot het westen, kunnen ze kerken en kloosters, kathedralen en basilieken bewonderen. In het jaar i000 was Europa christelijk en hadden alle Europese vorsten, met uitzondering van de Litouwse heersers, zich tot het christendom bekeerd. Een gids zou vertellen dat Europa tot aan de grote slachtpartijen van de toste eeuw het uitverkoren land was van de Joden, en dat het continent vorm heeft gekregen op basis van supranationale ideeën.”

 

Olivier Guez (Straatsburg, 15 juni  1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juni ook mijn blog van 15 juni 2021 en eveneens mijn blog van 15 juni 2019 en ook mijn blog van 15 juni 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Kees Fens, Jan Wagner

De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook alle tags voor Kees Fens op dit blog.

Uit: Kanttekeningen bij Van het Reves Brieven

De vorming van een zeer eigen wereld met name in de laatste brieven van Nader tot U wordt heel scherp zichtbaar in de wijze van hantering van religieuze elementen. Wanneer de auteur in het begin van de ‘Brief uit Edinburgh’ een passage afsluit met tussen haakjes de aanroeping ‘Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm u over ons’, dan gebruikt hij een uit de katholieke liturgie bekend gebed wel op een eigen wijze – niet binnen de vaste context – en zeker niet ongeestig, gezien de voorgaande passage over de lelijke wandschilderingen in een bedevaartskapel, het gebed wordt evenwel niet op een eigen werkelijkheid toegepast; de woorden blijven die uit de katholieke liturgie; het gebruik ervan verwijst naar een bepaalde instelling bij de auteur; gezien de context kan het ‘Lam Gods’ naar niemand anders dan naar Christus verwijzen. Ik citeer nu de slotalinea van de ‘Brief door tranen uitgewist’: ‘Waar was de Meedogenloze Jongen op dit ogenblik? Ik bleef staan. Opeens zag ik hem liggen, en dat was het wonderlijke: in een kleine kaki tent, in de tuin van zijn paleis. Ik zag verder niemand. Eén van de helften van de voorhang van het tentje was opgeslagen, en daardoor kwam het, dat ik hem duidelijk kon zien liggen, in zijn deken gerold, op het grondzeiltje, en zonder matras. Er was een teer, roerloos licht van een stormlampje, dat heel laag brandde. Eén van zijn armen was bloot, en zijn hoofd was iets opzij gezakt, half weggegleden van de opgerolde trui die hem tot kussen diende. Zijn wimpers waren neergeslagen en hij sliep, zijn mond iets geopend. Wat kon het betekenen dat hij, de Meedogenloze Jongen, nu zelf even weerloos was als iedere jongen, die hij onderwierp en bezat? Zijn tent was onder de mensen. Het liet zich niet bevatten, want het was het Misterie aller misteriën, woordloos, maar toch zou ik het aan alle koningen, tongen en natiën moeten verkondigen, zo lang als ik nog adem had en leefde.’ Het zinnetje ‘Zijn tent was onder de mensen’ is een referentie aan het eerste hoofdstuk van het Johannes-evangelie: ‘het woord is vlees geworden en heeft (letterlijk) zijn tent onder ons opgeslagen.’ Hier nu wordt een bepaalde gebonden tekst niet alleen op eigen wijze gebruikt, maar ook toegepast binnen een zelf-opgeroepen werkelijkheid; bij het geval van het ‘Lam Gods’ heeft de auteur zich het gebruik in een bepaalde situatie toegeëigend; in de boven geciteerde passage heeft hij zich van de tekst zelf meester gemaakt; hij roept er een eigen religieuze of mythologische werkelijkheid mee op. Duidelijkheidshalve: de gebruikte tekst is geen beeldspraak; er wordt geen nieuwe werkelijkheid met verwijzing naar een gelijksoortige bekende opgeroepen, zoals dat bijvoorbeeld het geval is aan het slot van de ‘Brief uit Camden Town’. Een Stem heeft de auteur aangezegd, dat hij moet bewerkstelligen, dat Wim klassiek gitaar leert spelen. Hij schrijft op die influistering verder, vindt de raad om meerdere reden acceptabel; een ervan is: ‘Ook zou hij, telkens als een boze geest der godheid op mij zou zijn, door zijn spel mijn ziel weer kunnen genezen en tot kalmte brengen -.’ Hier denkt men direct aan de harpspelende David voor koning Saul. Niet alleen denkt men eraan; in de door de tekst opgeroepen tweede werkelijkheid krijgt de nieuwe pas zijn werkelijke gestalte en betekenis. Dat laatste nu kan van ‘Zijn tent was onder de mensen’ niet gezegd worden.”

 

Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Jan Wagner werd geboren op 18 oktober 1971 in Hamburg. Zie ook alle tags voor Jan Wagner op dit blog.

 

botanische tuin

bezig de woorden aan jou te overwegen –
de paren zwijgend op geharkte wegen,
de perken bladbedekt, de bomen kaal,
de hekkenbloesem smeedijzer koel,
het licht als was aristokratisch bleek –
zag ik op de heuvel glazig de kweek-
kas, zijn witte ribben, fin de siècle,
en dacht prompt aan die walvisskeletten,
waarvoor je als kind je nek verdraaide
in de musea, aan onzichtbare draden,
zodat ze leken te zweven, opgeheven,
aan die gedrochten, aangedreven
uit oertijddiepten in een kustgebied,
gestikt door hun eigen gewicht.

 

Vertaald door Monique de Waal

 

Jan Wagner (Hamburg, 18 oktober 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e oktober ook mijn blog van 18 oktober 2020 en ook mijn blog van 18 oktober 2018 en ook mijn blog van 18 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 18 oktober 2015 deel 2.

Simon Vestdijk, Jan Wagner

De Nederlandse dichter en schrijver Simon Vestdijk werd geboren in Harlingen op 17 oktober 1898. Zie ook alle tags voor Simon Vestdijk op dit blog.

 

Kale Takken op Muur

Met fijne zorg op ’t witte vlak gebracht
Betreden zij den kruisweg der dendrieten,
Gearmd met haar’ ge vogelspinnen sprieten
De twijgen, knoopig als een monniksdracht,

En diep vallen bij mieren en termieten
Hun bruine schubjes, – als een Juraschacht,
Waarin reptielen wiss’len van geslacht,
Laat hen de kalkmuur langs zijn schilfers schieten.

Zij breken, knikken, knielen; bij het raam
Vormen ze klauwen, worden vogelvrij,
Maar keeren weer terug tot bes en braam.

En van de stronk tot aan hun Golgotha
(Bespijkerd latwerk wacht hen reeds opzij)
Bootsen zij sluw de meeste dieren na.

 

De dood van Judas

Uit wroeging smolt hij al zijn zilverlingen
Om tot een kruisbeeld, dat hij met zich droeg
Ter woestenij, waar hij de lend’nen sloeg
In haren boetepij bij ’t handenwringen.

Eerst eeuwen lang bij Thebaï gezwoegd,
Geknield voor ’t beeld, in sluwe folteringen, –
Kerkvader dan, of prior, – onder ’t zingen
Van een Te Deum nimmer leeds genoeg

In zijn rouwmoed’ge keel tezamenschrapend, –
Dan kluiz’naar weer, of milde Franciscaan, –
En nooit één stap van ’t zilv’ren beeld vandaan! –

Totdat hij voor zijn dood weer Judas wordt
En ’t beeld verkoopt dat hem heeft uitgedord,
Zijn zilverlingen dankbaar samenrapend.

 

Leda en de zwaan

De vijver had hij zelf gekozen, maar
De snit van hals en vleugels liet hij over
Aan ’t toeval van de zoete liefdestover.
Aan de bevreemdheid van een zwanenpaar,

Dat met hem meegleed, aarzelend, tot waar
Hij op de oever klom als vrouwenrover,
Zag hij maar al te goed: zij waren grover,
Veel grover dan de witte wandelaar.

Zo schoon was hij als zwaan, zo vreemd vervoerend,
Dat zij, hem op haar legerstee beloerend,
Een zwaan wenste te zijn die hem ontving.

Als bronstig manslijf lag hij in haar armen,
Ongodd’lijk zwetend, en zonder erbarmen
De droom vermoordend die zij onderging.

 

Simon Vestdijk (17 oktober 1898 – 23 maart 1971)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Jan Wagner werd geboren op 18 oktober 1971 in Hamburg. Zie ook alle tags voor Jan Wagner op dit blog.

 

störtebeker

Ik ben de negende, een slechte plaats.
maar nog steeds loopt hij.
(Günter Eich)

nog steeds loopt hij, ziet het hoofd het lichaam aan
bij zijn tuimelen vooruit. maar waar
is hij, hijzelf? in deze laatste blikken
vanuit de mand of in het blinde hinken?
ik ben de negende en het is oktober;
de kou en het touw van hennep snijden dieper
in het vlees. wij knielen, op een rij, in plukken
wit de wolken boven ons, als plukte
men pluimvee daarboven – zoals voor feesten
de vrouwen. vader, die met bleke vuisten
de steel vasthield, en de glimmende bijl,
die knipperde in het licht. de kip onderwijl
liep bloedig, fladderend, zijn weg te vinden
tussen twee werelden, langs ons jolende kinderen.

 

Vertaald door Monique de Waal

 

Jan Wagner (Hamburg, 18 oktober 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e oktober ook mijn blog van 17 oktober 2018 en ook mijn blog van 17 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 17 oktober 2015 deel 2.

Jan van Nijlen, Hans Magnus Enzensberger

De Vlaamse dichter en schrijver Jan van Nijlen werd geboren op 10 november 1884 in Antwerpen. Zie ook alle tags voor Jan van Nijlen op dit blog.

 

De laatste droom

Ik ga naar bed nog enkel om te dromen,
niet van een hemeltuin dien ik niet ken,
maar van de tijd dat ik gelukkig ben
geweest in ’t huis onder de notebomen.

Dan gaat voor mij de ware wereld open,
waar alles echt is, alles licht van toon,
geen paradijs met pauwe’ en antilopen,
maar, klein en doodeenvoudig en gewoon,

een tuin, zoals De Braekeleer heeft geschilderd,
met sneeuw van lelies en papavervuur,
en lilastruiken druipend en verwilderd
tegen de lentewolken en ’t azuur.

 

De laatste dagen

Een blauwe schotel bleef met enkle vruchten,
vannacht in het prieel op tafel staan,
en daarop schijnt, door winde en wilde wingerd,
een laatste straal van de verdoofde maan.

Geen wind beweegt de donkre notelaren,
rond zonnebloem en volle dahlia
gonst geen insekt: ’t is de volmaakte vrede
die eeuwig lijkt, als kwam niets meer daarna.

0 laatste, warme dagen van september,
de weemoed van uw licht gloeit ook in mij,
ik laat, als gij, mij met een glimlach glijden
naar dood en vrede, beiden zo nabij.

 

De bruid

Wie roept er in de nacht? Welk aards gefluister
groeit uit de diepten tot gejuich of klacht,
welk is die stem slechts hoorbaar in het duister?
Wie roept er in de nacht?

Het zwelt, het stijgt; dan wordt het fijn en teder
en kaatst als zeepbel op een effen plas;
het zweeft, zo licht als een verwaaide veder,
over het donker gras.

’t Is het uur dat levens- en liefdedronken,
de aarde het hart heeft ener jongen bruid,
en nachtegaal in bottende eikenstronken
voor ’t eerst van liefde fluit.

Wie roept er in de nacht? De stem der aarde
die juicht in hartstocht en in weelde weent!
Er springen bloesems open als de gaarde
de klacht der bruid verneemt!

De nacht verheelt het wonderlijk gebeuren,
de schone pijn van haar ontvangenis,
maar als des morgens, door oranje deuren,
wijkt koelte en duisternis,

dan trillen duizend blanke silhouetten,
over de bruid die bloost, maar helder lacht
onder ’t gewelf der bomen, bruidsboeketten
ontloken in één nacht!

 

Jan van Nijlen (10 november 1884 – 14 augustus 1965)

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

Mooie Zondag

De oude baas met bakkebaard,
met breekbare botten,
hoe hij daar op het bankje zit
voor de bunker,
voor zijn eigen bunker.

Hoe hij erbij zit in de ochtendzon
en breit en mompelt.
Wat zei hij?
Wat zei hij?
Mooie zondag vandaag,
Mooie zondag vandaag.

Hoe hij het breiwerk laat zakken,
hoe hij spiedt,
hoe hij hoort,
hoe hij oppast
of iemand de hoek omkomt
om hem dood te slaan.

Hoe hij verder breit,
hoe hij kwinkeleert:
Niemand te zien.
Niemand te zien.
Mooie zondag vandaag.

 

Vertaald door Monique de Waal

 

Hans Magnus Enzensberger (Kaufbeuren, 11 november 1929)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e november ook mijn blog van 10 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Kees Fens, Jan Wagner

De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook alle tags voor Kees Fens op dit blog.

Uit: De hemel is naar beneden gekomen (Straat op maat)

“Vanaf Piccadilly Circus doet Regent Street zich voor als een visioen: vanuit de absolute lelijkheid ontwaar je het allermooiste stuk winkelstraat: de westelijke bocht, die naar later blijkt, zijn echo heeft in de overzijde. Vanuit een allegaartje zie je de harmonie zelf, zodat je eerst je ogen echt niet gelooft: de bocht van Regent Street, waarin de gebouwen zich terugbuigen om de straat zo breed mogelijk te maken, is haast te mooi om waar te zijn. Eenmaal de bocht voorbij ligt een haast eindeloze straat voor je, zeer fraai maar vooral lang genoeg om van de aanblik van de bocht bij te komen.
Regent Street mag een van de beroemdste winkelstraten van Europa zijn, de eerste keer dien je de straat alleen als monument te ervaren. Pas de tweede maal mag je etalages kijken en je laten meevoeren door de onrust die ontstaat als begeerte je aangeraakt heeft.
Regent Street is genoemd naar koning George iv, die van 1810 tot 1820 als prins-regent voor zijn krankzinnig geworden vader waarnam. Priestly gaf hem in zijn biografie de titel ‘Prince of Pleasure’ — hij heeft in elk geval de mensheid een blijvend plezier bezorgd door een straat op zijn maat te laten maken. Als prins-regent woonde hij in Carlton House op Waterloo Place. Hij was nog maar net regent, of wat toen Marylebone Park heette en nu ook al naar hem genoemd is, kwam aan de kroon terug. De verbinding tussen huis en nieuw bezit was ongelukkig en zo kreeg Georges gunsteling, de architect John Nash — gezegend zij zijn vrouw, want zij gaf haar gunsten aan de regent en zo kan de straat wel eens uit die verhouding ontstaan zijn — de opdracht tussen huis en hofpark een verbindingsweg te maken.
Nash was zowel de planoloog als van veel huizen de architect. In het midden van de jaren twintig was Regent Street voltooid, zodat de straat nu anderhalve eeuw bestaat, daarmee een van de weinige oude straten in wereldsteden die niet gegroeid is maar in heel korte tijd in zijn geheel is uitgezet en neergezet. Ook in ander opzicht is Regent Street dus een maat-straat.
Uit de historie van een belangrijke straat kunnen vele geschiedenissen geschreven worden: economische, maatschappelijke, architectonische, culturele, politieke, soms. Je moet dan wel tot op de bodem van het onderzoek gaan. Hermione Hobhouse kon niet anders dan aan de oppervlakte blijven in haar net verschenen A History of Regent Street, want zij doet zo van alles wat: wat begint als een situatieschets van het oude Londen eindigt als een geschiedenis van de neringdoenden in de beschreven straat. En daartussen wordt van alles verteld.
Hoofdaandacht krijgt wel de architectonische opzet van de straat en uiteraard ook van de omliggende buurt, want je bouwt geen straat zonder consequenties voor de omringende straten. Zo krijg je een boeiend soort historie van Haymarket, van Regent Park en van de architectonische wanhoop die Piccadilly Circus heet.”

 

Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Jan Wagner werd geboren op 18 oktober 1971 in Hamburg. Zie ook alle tags voor Jan Wagner op dit blog.

 

haute coiffure

de gouden bankschroef van de spiegel hield het zicht:
zij met rode nagels, ik met witte
doek als een museumstuk bedekt.

vlak boven mijn oren tjilpte
de schaar. o geurende dienarengarde
van crèmes en flacons! water kabbelde mild,

maar onder schoolden op gladde tegels
de pluizen samen tegen ons,
een stille meute die wist van verleden.

buiten huilden honden, fris geknipt
richtte zich mijn nekhaar op,
en in mij rukte de wolf aan zijn ketting.

 

Vertaald door Monique de Waal

 

Jan Wagner (Hamburg, 18 oktober 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e oktober ook mijn blog van 18 oktober 2020 en ook mijn blog van 18 oktober 2018 en ook mijn blog van 18 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 18 oktober 2015 deel 2.

Simon Vestdijk, Uwe Kolbe, Jan Wagner

De Nederlandse dichter en schrijver Simon Vestdijk werd geboren in Harlingen op 17 oktober 1898. Zie ook alle tags voor Simon Vestdijk op dit blog.

 

Amsterdam

Gevoegd tot wallen steen, en krom verdronken,
Staan de kantoren in hun lang plantsoen.
Te lang, te smal… Op bruggeranden ronken
Tramwagens dwars door ’t stoffig dubbelgroen.

Nog stroomt een rest van ’t kruislingsch labyrinth
Waar men ’t verleden moeizaam in kan halen
Als spook’ge achterstevens, vluchtend bint
Van schepen die de reeders lieten dwalen.

Maar in die duizeldun vertakte haven
Zijn zelfs de geesten zoo misteekend, dat
Het laatste toplicht, wezenloos hoogdravend,
Zweeft als een lichtreclame op de binnenstad.

 

Het lied der sirenen

Men heeft ons vaak belasterd, maar wij zijn
’t Binnenste lied van uzelf, o zeeman.
Doe ons maar op uw vloten in de ban:
Uw angst is schijn en uw vloeken is schijn.

Vergeefs bondt gij uw grootste kapitein
Die, de ooren toe, ons niet vergeten kan.
Wanneer wij zingen weet gij ervan,
Wanneer wij zwijgen zal uw hart het zijn

Dat verderzingt: en wilt gij het niet hooren,
Dan vallen wij in wéer met ’t zelfde lied,
Niet met een gebaar van: versmaad ons niet,

Maar uit speelsch en moederlijk medelijden
Met elk die zijn eigen ziel wil bestrijden,
En zich miskent, en dom blijft als tevoren.

 

Vleermuis

Ik ben heel zwart, ik ben de bange held
Van zoveel mug-doorgonsde schemeruren.
Maar overdag dan hang ik aan de schuren,
Lijkbleek, in al mijn lijkkleren gespeld.

Lang slaap ik zo, tegen de kilste muren,
de kop omlaag, de tenen kromgekneld;
Door alles, zelfs door het bazuingeweld
Van ’t laatste oordeel zal mijn slaap heenduren.

Toch, ’s avonds weer, met klapperde huid,
dans ik de kringen van een duivelbanner,
ik dans de polka en de wals van Lanner,

Inktvlekken dans ik, heel een schoolschrift uit,-
En alles onder ’t treurige gepiep
Dat hij verstaat die kleumend naast mij sliep.

 

Simon Vestdijk (17 oktober 1898 – 23 maart 1971)
Beeld van Simon Vestdijk voor de hervormde kerk van Doorn

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Uwe Kolbe werd geboren op 17 oktober 1957 in Oost-Berlijn. Zie ook alle tags voor Uwe Kolbe op dit blog.

 

Nirgendwo mehr hin

Werden auf der Brücke bleiben,
eines in des andern Armen,
küssen sich, weit offne Augen
werden in den Mond sehn.

Haben Vater, Mutter wohl,
haben sie vergessen.
Sind so jung und schon so schwer,
wenn sie sich im Kreis drehn.

Werden Himmeln und Laternen
Liebe und den Ausbruch schwören.
Doch die Lichter, Straßen bleiben
stumm, es wird nur Wind wehn.

Werden von der Brücke nicht mehr,
nicht für Eltern, für die Katz,
nur noch sich und sich gehören,
nirgendwo mehr hin gehn.

 

Sailor’s Missing

Ich habe ihn Jahre gesucht.
Ich wusste, er wohnt in der Flasche,
das war leicht festzustellen,
doch wo beginnen zu suchen?
Die Welt eine Flasche, die Flasche die Welt,
bauchig, schön, und innen drinnen,
da hat sie sich gewaschen.
Lübecker Rotspon
oder schwerer Argentinier?
Sherry vom Schwarzen Mann
oder Chardonnay vom Tafelberg?
Ich wusste etwas über sein Aussehen,
den Bauch.
Ich wusste um seine Meinung:
Prost auf die Welt!
Und ich wusste, ich halte zu ihm.
In Casablanca verlor sich die Spur,
dann auf dem blauen Nil,
in Schanghai,
in den Tränen des Mädchens,
dem er die Raddampferfahrt
von Dresden nach Pirna versprochen hatte,
der Luftikus, der gottverdammte
Luftikus,
da tauchte er wieder auf,
sein Buddelschiff Made in China.

 

Uwe Kolbe (Oost-Berlijn, 17 oktober 1957)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Jan Wagner werd geboren op 18 oktober 1971 in Hamburg. Zie ook alle tags voor Jan Wagner op dit blog.

 

het westen

de rivier denkt in vissen. wat was het dus
wat sergeant henley hem als eerste
ontnam, de ogen geel en star, de baarddraden
twee porijzers rondom de asgrauwe bek
die zelfs de honden deed janken?

de stroomversnellingen en hun kolkende
grammatica, die wij richting bron volgen.
de nevelgebergtes in de verte,
de vlaktes van gras en af en toe
een inboorling die vermaakt
naar ons kijkt en daarna
het bos in verdwijnt: dat alles noteren we
op adams oude kaart, benoemen
soorten en oorden. koorts in de spieren
en wekenlang het dieet van wortels
en godsvertrouwen. onder het hemd de teken
als spelden op de huid: zo neemt
de wildernis ons de maat.

vreemd gevoel: de grens
te zijn, het punt waar het eindigt en
begint. bij het vuur `s nachts cirkelt ons bloed
in wolken van muskieten boven ons,
terwijl wij met harde graten
de vachten aan elkaar naaien, schoenen
voor ons doel en dekens voor onze dromen.
vóór het ongerepte, achter ons
de zwermende kolonisten, hun handvest
van hekken en rasters; achter ons
de huifkarren van de handelaars,
de grote steden, vol lawaai en toekomst.

 

Vertaald door Monique de Waal

 

Jan Wagner (Hamburg, 18 oktober 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e oktober ook mijn blog van 17 oktober 2018 en ook mijn blog van 17 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 17 oktober 2015 deel 2.