Patrick Rambaud, n. c. kaser

De Franse schrijver Patrick Rambaud werd geboren op 21 april 1946 in Parijs. Zie ook alle tags voor Patrick Rambaud op dit blog.

Uit: The Retreat (Vertaald door Will Hobson)

“Captain d’Herbigny felt ridiculous. Swathed in a pale cloak that floated on his shoulders, one could make out a dragoon of the Guard by the helmet enturbanned in navy calfskin, with a black horsetail on its brass crest, but astride a miniature horse he had bought in Lithuania, this strap¬ping fellow had to dress his stirrups too short to stop his boots dragging along the ground – except that then his knees stuck up. “What in Heaven’s name do I look like?” he grumbled. “What sort of a sight must I be?”
The captain missed his mare and his right hand. The hand had been hit by a Bashkir horseman’s poisoned arrow during a skirmish: the surgeon had amputated it, stopped the bleeding with birch cotton because there was a shortage of lint, and dressed the wound with paper from the archives for lack of bandages.
As for his mare, she had bloated after eating rain-soaked green rye; the poor thing had started trembling and soon she was hardly able to stand upright; when she stumbled into a gully, d”Herbigny had resigned himself to destroying her with a bullet behind the ear; it had brought him to tears.
His batman Paulin limped behind him, sighing, dressed in a black coat covered with leather patches and a crumpled hat, and with a cloth bag slung over his shoulder filled with grain he’d gathered along the way; he was leading by a string a donkey with a portmanteau strapped to its back.
These two fine fellows were not alone in railing against their ill fortune. Lined with a double row of huge trees similar to willows, the new Smolensk road they were trudging along ran through flat, sandy country. It was so broad that ten barouches could drive down it abreast, but on that grey, cold September Monday, as the mist lifted it revealed an unmoving crush of vehicles following the Guard and Davout’s army. There were goods wagons in their thousands, a mass of conveyances for transporting the baggage, ambulance carts, masons’, cobblers’, and tailors’ caravans; they carried handmills and forges and tools; on their long wooden handles, scythe blades poked out of one dray. The most exhausted, victims of fever, let themselves be carried, sitting on the ammunition wagons drawn by scrawny horses; long-haired dogs chased in and out, trying to bite each other. Soldiers of all arms of the army escorted this throng. They were marching to Moscow. They had been marching for three months.
Ah yes, the captain remembered, they’d been a mighty fine sight in June when they’d crossed the Niemen to violate Russian territory. The procession of troops across the pontoon bridges had lasted for three days. Just imagine: cannon by the hundred, over five hundred thousand fresh, alert fighting men, French a good third of them, with the grey-coated infantry rubbing shoulders with Illyrians, Croats, Spanish volunteers and Prince Eug”ne’s Italians.”

 

Patrick Rambaud (Parijs, 21 april 1946)

 

De Zuidtiroolse dichter norbert c. kaser werd geboren op 19 april 1947 in Brixen. Zie ook alle tags voor norbert c. kaser op dit blog.

 

klooster (I)
uit de klankgaten

van de ursulinen
klinkt het voor de
veertigurige
aanbidding
een vrouw

die in de lippen
snel bladert
een betere film

voor oude vrouwen met doek
enorme zonde buiten
in de carnavalsstegen
wierook

harmonium
stinkgas
sissen rond kerkbanken
in dubbele rij

zweven de kloosterzusters
door het schip
ingeslikte hoest
een vrouw

die in de lippen
snelle rozenkrans
bladert
het pensioen daalt

koffie stijgt
het bedplassende neefje
de geliefde
rot weg als onkruid
de haarspeld steekt
& die daar die daar
is een slang
voor mij
licht geven aan de missie
& de heidenen
& geld
bij de laatste bel

fladdert
kortademig
de dienstdoende
kapucijner naar binnen
om het lichaam van de HEER

te onthullen
& met zachte woorden
de ziel te vullen
amen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

n. c. kaser (19 april 1947 – 21 augustus 1978)
Standbeeld van norbert c. kaser op de Rathausplatz in Bruneck.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e april ook mijn blog van 21 april 2020 en eveneens mijn blog van 21 april 2019 deel 2 en eveneens deel 3.

Martinus Nijhoff, n. c. kaser

De Nederlandse dichter, toneelschrijver en essayist Martinus Nijhoff werd geboren in Den Haag op 20 april 1894. Zie ook alle tags voor Martinus Nijhoff op dit blog.

 

Het uur U (Fragment)

De man had de kleine groep
kinderen die op de stoep
aan ’t spelen waren bereikt. –

Het is vaak niet wat het lijkt,
hun spel: soms staan ze maar
en praten wat met elkaar,
de woorden zelf zijn pleizier.
Dat van dit groepje van vier
er één een meisje was,
men ontdekte het pas
wanneer het oog er op viel
dat haar witte matrozenkiel
naar onder overliep tot
een plooirokje, als bij een Schot.

Eén der jongens stond met
zijn voet op een autoped

waarvan hij aantoonde dat
het richtingaanwijzers had.
‘Daar wordt het geen auto door’,
zei de grootste in een plusfour.
‘Van auto’s gesproken’, zei
hij er medelijdend bij,
‘hebben jullie er geen?’ –
Het meisje zwaaide haar been
over het nikkelen stuur,
– alles aan haar was natuur:
het neusje iets opgewipt,

het haar als een jongen geknipt,
te argeloos nog voor fatsoen, –
‘dat kan je bij de onze niet doen’,
zei ze, en zwaaide ’t terug.
Met zijn handen op zijn rug
– waar kon hij ze hebben gedaan
met niets dan een badpakje aan? –
riep de kleinste: ‘Belt die bel?’
De bel belde. En hij: ‘Zie je wel,
bellen doen auto’s niet.’
De bezitter, inmiddels, liet
met strak geworden gezicht
aldoor de vleugeltjes dicht
en klappend open slaan.
Een wonder is niet te weerstaan.
Niemand meer die iets zei.
Toen kwam de man voorbij.

 

Martinus Nijhoff (20 april 1894 – 26 januari 1953)

 

De Zuidtiroolse dichter norbert c. kaser werd geboren op 19 april 1947 in Brixen. Zie ook alle tags voor norbert c. kaser op dit blog.

 

de haan

wanneer de haan opstaat
elke morgen
zijn kam weer opzet
rood vol bloed en vlees
gooi ik stenen naar hem
elke morgen
naar de haan
zijn veren

wanneer de haan opstaat
elke avond
nog steeds zijn kam opzet
terwijl hij zou moeten slapen
gooi ik zand in de ogen
elke avond
van de haan zodat
hij gaat slapen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

n. c. kaser (19 april 1947 – 21 augustus 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e april ook mijn blog van 20 april 2020 en eveneens mijn blog van 20 april 2019 deel 2 en ook deel 3.

Marjoleine de Vos, n. c. kaser

De Nederlandse dichteres en schrijfster Marjoleine de Vos werd geboren in Oosterbeek op 19 april 1957. Zie ook alle tags voor Marjoleine de Vos op dit blog.

 

Najaarsmuziek

Is de cello een engel gevallen ter aarde
om in het najaar voor weemoed te zorgen
klaagt hij, want huilt niet om zoete verrotting.

Wij verdwalen aandachtig in druipende bossen
plukken boleten vol maden en inktzwarte
zwammen en koken daar soep van.

Stervende wereld hoe moeten we leven
in deze maanden vol herfsthouten strijkers
die als engelen zingen dat wij vergaan.

 

Mevrouw Despina ziet een neushoorn

Nu ze hem beslopen heeft van ver
stokt haar adem om zijn hoorn.
Blijkt hij een moeder.
Grijs en ver kijkt het oog
uit een oudheid van leven
het lijf is gekleid door grond
zo onbekend, dat zij zichzelf
verloren voelt, zonder leidraad
verdwaald op de aardbol.
Wil ze het kalf zijn, wil ze
bestaan en zwaar zijn als zij –
gehuld in dik leer kalm draven
naar struiken, al eeuwen bekend.

 

Mevrouw Despina knielt niet

‘Ik riep u, hoorde u mij niet?’
fluistert mevrouw Despina of zwijgt
tegen de wolken in hun hartstochtelijk
verlaten blauw. Ze riep of hoopte
te roepen boog soms het hoofd knielde niet
nooit opende haar hand naar de toekomst.
‘Mijn hart verlangt,’ zong ze ‘naar u?’

Iemand lopen leren het zachte beschermen
in ijzeren armen koekjes kneden
‘In mij vloeit het over’ schrijft mevrouw Despina
in slecht geadresseerde brieven. Trekt dagelijks
de deur achter zich dicht neuriënd
over vrede valt ze uit bed tikt angstig
haar mening in de krant – ‘Ik riep u’ –
of huilt haar hart – ‘Waar was u’ – om
ontferming belachelijk hardnekkig tegen
wie horen wil. Zo het niet langer
nee niet kan en kijk het lichtgroen
op de vensterbank gloeit op ‘als het gras’
denkt mevrouw Despina, ‘in de morgenstond bloeit het.’

 

Marjoleine de Vos (Oosterbeek, 19 april 1957)

 

De Zuidtiroolse dichter norbert c. kaser werd geboren op 19 april 1947 in Brixen. Zie ook alle tags voor norbert c. kaser op dit blog.

 

fragment van een tante

allemaal aan de katten gegeven
mijn elan het vlees een leven
kruid staat in de tuin
& daartussen een boze hond die mijn vrienden
wegjaagt & berooft van wat ik met liefde & zure hand-
arbeid voor hen uit het raam wierp

weer zal ze jongen krijgen
het is tijd
het oudje
de laatste keer kreeg ze er zes – een – de grijze de mooiste
lag in de houten hut
dood

niet te vergeten de duiven —
geen boer zaait meer voor ze, er valt geen brood op
de straat harteloos zijn ze allemaal

weer krijgt ze jongen & de duiven eisen hun
recht op & zien er slecht uit zoals ik en oud

allemaal aan de katten gegeven
mijn elan het pensioen

………………………………& vrijgezel gebleven…

 

Vertaald door Frans Roumen

 

n. c. kaser (19 april 1947 – 21 augustus 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e april ook mijn blog van 19 april 2020 en eveneens mijn blog van 19 april 2019 en ook mijn blog van 19 april 2018 en ook mijn blog van 19 april 2015 deel 2.

Marjoleine de Vos, n. c. kaser

De Nederlandse dichteres en schrijfster Marjoleine de Vos werd geboren in Oosterbeek op 19 april 1957. Zie ook alle tags voor Marjoleine de Vos op dit blog.

 

Februari

De keuze, zegt hij, is niet groot, er is verdriet
om bij te blijven, of kies je voor het leven.
Zo makkelijk klinkt hij, lacht moeilijk
en wenst geloof ik alle dingen nieuw.
Achter het raam zit het huiselijk leven
onder de lamp bij de hagelslag
luistert slordig naar elkaar en de muziek;
vier jaargetijden, eerste deel. Hoor de lente.
Wat al ruikbaar is moet nog te voorschijn komen
het kan eenvoudig toegevroren, februari,
verijsde rietpluimen aan metalen water.
Toch doet een reeds vergeten geur geloven
dat het komen zal. De dolle pimpelmees
weet er al van, net als de vlier aan het diepje
dat zich een weg slingert door modderig gras.

Het is zo ver weg, wij zijn zo stram vertederd
het huiverig oog stuit op de kerktoren
in de verte tussen onzichtbaar bezige bomen.
Gehoorzaam halen wij onze adem in en
als koolzuur in de Spa zo onbedwingbaar
groeit alles zich een weg naar boven
feestelijk bereid tot bijna niets.

 

Mevrouw Despina wil afscheid nemen

Ik teken ervoor, zegt de man in de trein
zo weg, zegt hij, het hart, geen pijn. Maar
zijn vrouw, gilt mevrouw Despina die zwijgend
uit het raam springt boven haar krant
waarin plotseling is overleden zonder een woord
een kus geen wuiven. Deed zij de deur achter hem
dicht lachte ze tot de hoek om zijn kruin
die zo bloot, zijn stappen al te haastig
van angst om vertrek zei ze dag.

Nu niet, weet mevrouw Despina, in schril protest
het lot vloeken: buigen, denk aan de wijze
onverdrinkbaar in de stroom aan de levenskunstige
fuut op zijn nest van vuilnis, men moet
een achteloos vangnet bij de hand terugveren
als een bal op een racket bereid zijn
voor het valluik, de neersuizende dakpan
de revolutie van eigen organen.

Van rechtvaardigheid nu geen woord gevraagd wordt
vast te houden steeds weer de liefste dagelijks
zwaaien, het liegende lot te geloven als het lacht
van altijd voor eeuwig met thee aan de tafel
en nooit een bericht ondertekend door wie
zonder een blik – Mevrouw Despina verklaart
zich bereid te betalen als niet in stilte
ongewaarschuwd knalt nog haar vloek tegen
zomaar verdwijnen en zwaait ze gedag
naar langsvliegende sloten, zwanen, de zon.

 

Marjoleine de Vos (Oosterbeek, 19 april 1957)

 

De Zuidtiroolse dichter norbert c. kaser werd geboren op 19 april 1947 in Brixen. Zie ook alle tags voor norbert c. kaser op dit blog.

 

lied van het gebrek aan fantasie

geliefd land
opgebouwd uit koebellen &
vechtpartijen in cafés

kind van het weer
moeder van de druiven

het blazen van de wind
alpine gloed
langs groene rivieren
& aan de voet
een gedode worm
bekende straatjes
burgerschap, trotse boerenstand
vijand van de Franstaligen en erger
dan die

kind van het weer
moeder van de druiven

intieme dorpjes
blauw schort & stieren
autonoom
heidenen in de rok van de schutters
brandweer muziek
snijplanken citers
jodelen kan niemand

samenzwerend met het hart van god

& overal boven zweeft de roodkopgier

 

Vertaald door Frans Roumen

 

n. c. kaser (19 april 1947 – 21 augustus 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e april ook mijn blog van 19 april 2020 en eveneens mijn blog van 19 april 2019 en ook mijn blog van 19 april 2018 en ook mijn blog van 19 april 2015 deel 2.

Marjoleine de Vos, Martin Michael Driessen, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Louis Amédée Achard, Pierre-Jean de Béranger, Hans Böhm, Werner Rohner

De Nederlandse dichteres en schrijfster Marjoleine de Vos werd geboren in Oosterbeek op 19 april 1957. Zie ook alle tags voor Marjoleine de Vos op dit blog.

 

Al-afwezige

Dat u er altijd was en zult zijn, die eeuwen
der eeuwen waarin wij als gras en broodkruimels
roepen maar geen antwoord, smeken maar stilte
geen taal misschien een teken voor wie wil.
Tegen u is praten gemompel van gekken
steeds luider in leegte die u bent of niet.
Ik kom eraan in mijn huurauto en ik zeg:
je wereld is prachtig, de vlaktes van de Kaap
de platte bergen aan de horizon, ’s avonds
gloeien de steden van het oude Europa
’s morgens rijst Naxos blozend uit zee
men zingt over vroeger, je dalen weerklinken
maar waar ben jij? Wat ik zie is je kleed
geborduurd met vogels, golven, kantwerk
van kale bomen – als dat je kleed is. Je weet
hoe wij leven, kent onze sauzen, bruggen, musea
we dansen heel prachtig, beschieten elkaar
en sterven aan ziektes, we huilen om doden
vanwaar zal onze hulp komen niet uit die bergen
van je die zwijgen, niet van jou die maar afwacht.
We zingen u half tevoorschijn, we schreeuwen
om ontferming beloven ons wonderen en soms
buigen we ons neder en zeggen: niet zoals wij.
U bent maar vorm, een wijze van zeggen, hoopvol
wil ik bedanken vervloeken beklagen.
Mocht u mij horen ik ben hier op aarde
tot in de eeuwen der eeuwen ben ik hier.

 

Geen ongeloof

Dat in haar iemand schuilen zou die anders
leven wou maar door haar geen kans geboden
kwijnt in een verdrukt bestaan. Een vrouw
die van geduld een tuin zou maken, dagelijks
en zonder haast haar hand toestond te doen
wat hij te doen maar vond, die rondging
en sereen het bloeien komen liet dat komen wou.
Zij zou niet ongeduldig dromen vullen
haar geest zou dieper zijn en meer verstaan
mystiek staarde haar aan uit roos en tulp
en aan de appelboom het leven zelf.
Ook zou ze soms de hovenier zien gaan,
raakte niet aan want wist wie hij kon zijn.
Geen ongeloof of veinzerij maar alles echt.

 

Spreeuwenzang

Geloof in waarheid kwijt, is uitzicht al genoeg.
Zonlicht, wind, de mensen met hun levend lijf.
Wat wil ik dat ik schrijf? Dat welbehagen
als vanzelf de dagen vult, zou wel iets zijn.
Zie toch de spreeuw die, sleutel in zijn rug,
voor lente in zijn vleugels klapt, spikkels
luidkeels op zijn borst. Zo ik. Een spreeuw
die uit het nest naar buiten kijkt en zucht.
Om liefde. Om lucht.

 

 
Marjoleine de Vos (Oosterbeek, 19 april 1957)

 

De Nederlandse schrijver, vertaler en regisseur Martin Michael Driessen werd geboren op 19 april 1954 in Bloemendaal. Zie ook alle tags voor Martin Michael Driessen op dit blog.

Uit: De pelikaan

“De kleine stad aan de Adriatische kust had ooit deel uitgemaakt van het Ottomaanse en toen van het Habsburgse rijk en behoorde nu tot Joegoslavië. Er was nooit veel veranderd en als de postbode Andrej zijn ronde honderd jaar eerder had gemaakt zou het door vrijwel dezelfde stad zijn geweest als nu. Vervallen huizen waren vervangen door eendere, in dezelfde bouwstijl; alleen hoger op de grijze hellingen lagen nieuwbouwwijken met betonnen flats, die echter buiten zijn revier vielen want Andrej bezorgde de post in het oude gedeelte van de stad, de wirwar van stegen en gangetjes boven de havenboulevard die, stedenbouwkundig gezien, hoogstens interessant was vanwege het na de oorlog aangelegde Plein van het Volk en de voormalige aartshertogelijke residentie.
De boulevard werd door een lange rij palmen opgesierd die ooit ter ere van een bezoek van Tito waren geplant. Het parkeerverbod was bij ontstentenis van veel toerisme eigenlijk geheel overbodig, en werd dan ook sinds jaar en dag genegeerd.
De vissershaven was pittoresk, de blauwe kustlijn ten noorden en ten zuiden van de baai eveneens; er was een kabelspoorweg, en het stadje kon op een klokkenmuseum zonder weerga bogen. Ondanks deze bijzondere kwaliteiten was het een muurbloempje van de Europese geschiedenis. Hier gebeurde niets, het stadje had de ene generatie na de andere voortgebracht en begraven, zonder dat één van zijn kinderen naam had gemaakt in de wereld.
Misschien waren juist de ogenschijnlijke attracties hem fataal geworden: fraai, maar te klein en ook weer niet mooi genoeg om met steden als Zadar en Dubrovnik te concurreren.
Al honderd jaar in reisgidsen aangeprezen, werd het stadje nooit echt populair. En het had nog steeds geen industrie, nauwelijks handel, en de kuststrook was agrarisch gezien vrijwel onbeduidend.
Andrej speelde in zijn jonge jaren in het eerste voetbalelftal, eerst als spits en later als keeper.
Afgezien van het klokkenmuseum waren het vooral de pelikanen die het stadje allure gaven. Het waren roze pelikanen, die elk jaar terugkeerden en bezit namen van de boulevard; onwaarschijnlijke creaturen, haast messiaans in hun verschijning, die zich een paar maanden lieten voederen eer ze naar Afrika terugkeerden.
De huizen hadden allemaal hoge plafonds en ramen met luiken ervoor, van zwaar hout, met kleine spleten tussen de lamellen, die alleen in de koele avond. en ochtenduren met haken tot een kier werden geopend. Alle trappenhuizen waren als met opzet smal en bedompt; het ging er niet om ergens heen te gaan of ergens vandaan te komen; men bleef bij voorkeur waar men was. Het elektriciteitsnet was voorwereldlijk. Het bestond uit een bedrading die noch afdoende geisoleerd, noch planmatig aangelegd was, en dateerde van zo lang geleden dat de bewoners van het stadje het als een soort atavistisch wortelwerk beschouwden, dat ze liever ongemoeid lieten. Dat gold ook voor waterleiding en riolering.”

 


Martin Michael Driessen (Bloemendaal, 19 april 1954)

 

De Braziliaanse dichter, schrijver en vertaler Manuel Carneiro de Souza Bandeira Filho werd geboren op 19 april 1886 in Recife. Zie ook alle tags voor Manuel Bandeira op dit blog.

 

De cactus

Die cactus herinnerde aan de wanhoopsgestes der sculptuur:
Laocoön omstrengeld door de slangen,
Ugolino met zijn uitgevaste zoons,
en ook aan ’t droog Noordoosten, wildernissen en savanna’s.

Hij was wel enorm, zelfs voor dit land
van zo uitzonderlijke vruchtbaarheid.

Op een dag heeft hem een wervelende rukwind
met zijn wortels uitgewoeld.
De cactus viel dwars over straat,
brak de dakrand van de gevels langs de weg,
stremde het verkeer van bussen, trams, automobielen,
haalde neer ’t elektrisch net en roofde een etmaal lang
de stad van energie en licht:

– Hij was prachtig, hard, onhandelbaar.

 

Vertaald door Albert Helman

 

Pneumothorax

Koorts, bloedspuwing, ademnood en nachtzweet.
Een heel leven dat had kunnen zijn en dat niet was.
Uche, uche, uche.

Liet de dokter komen:
– Zeg eens drie en dertig.
– Drie en dertig… drie en dertig… drie en dertig…
– Diep ademen.

– U hebt een gat in de linker long en de rechter is al aangetast.
– Wat denkt u dokter, kunnen we geen pneumothorax proberen?
– Nee. Het enige wat u kunt doen is een Argentijnse tango spelen.

 

Vertaald door August Willemsen

 

The Road

This road, where I live, between two turns of the way
Is more interesting than a city avenue
In the cities everybody looks alike
Everybody is everybody
Not here: you feel that here everyone carries his own soul
Each being is himself
Even the dogs
These country dogs look like business men
Go around always worried
How many people coming and going!
Everything has an impressive air that leads to meditation
Burial on foot or the milk cart pulled by a fuzy goat
Not even water whispers are lacking,
Suggesting with the voice of symbols
That life goes on, goes on!
And youth shall end
.

 

Vertaald door A. B. M. Cadaxa

 

 
Manuel Bandeira (19 april 1886 – 13 oktober 1968)
Cover bloemlezing

 

De Zuidtiroolse dichter norbert c. kaser werd geboren op 19 april 1947 in Brixen. Zie ook alle tags voor norbert c. kaser op dit blog.

 

alto adige

alto adige
alto fragile

reiseland
durchgangsland
niemandsland

zu lange das requiem
als daß die tote erstuende
aber die grabreden
geben die leiche nicht preis

andreas hofer
laeßt sich
nicht ver(d)erben
aber der sarg ist
noch offen

ha-ha-hai-
heimatland

 

sehnsucht

mit roter nase klappernd die spuren
des fruehlings erwarten
mit roter nase ueber pfingsten
gekommen
muehsam schlagen die baeume aus
aus dem kraeutergarten
jammern die salatpflaenzchen
die katzen noch im maerzgeplaerr
jussuff auf befehl in sommeruniform
auf befehl die oefen kalt
klappernd die spuren
des fruehlings
wir trinken
wein

 

 
n. c. kaser (19 april 1947 – 21 augustus 1978)

 

De Russische schrijver Veniamin Kaverin werd geboren op 19 april 1902 in Pskov. Zie ook alle tags voor Veniamin Kaverin op dit blog.

Uit: Two captains (Vertaald door Bernard Isaacs)

“But Father wasn’t there any more, and, besides, it was doubtful whether the trip would have helped her now. She stood in the passage, bareheaded and barefooted, and did not even turn her head when somebody came into the house. She was silent all the time, except when she uttered two or three words in a distracted manner. What’s more, she seemed to be afraid of me, somehow. When I started to “speak”, she stopped up her ears with a tortured expression. She passed a hand over her eyes and forehead as if trying to recollect something. She was so queer that even Aunt Dasha crossed herself furtively when Mother, in answer to her pleadings, turned and fixed her with a dreadful stare. It must have been a fortnight before she came round. She still had fits of absent-mindedness, but little by little she began to talk, go outside into the yard and work. Ever more often now the word “petition” was on her lips. The first to utter it was old Skovorodnikov, then Aunt Dasha picked it up, and after her the whole yard. A petition must be lodged! That (Lay Mother went out and took us with her-me and my sister. We were going to the “Chambers” to hand in a petition. The “Chambers” were a dark building behind tall iron railings in Market Square. My sister and I waited for a long time, sitting on an iron seat in the dimly lit high-ceilinged corridor. Messengers hurried to and fro with papers, doors slammed. Then Mother came back, seized my sister’s hand, and we all started off at a run. The room we went into was barriered off, and I couldn’t see the person to whom Mother was speaking and bowing humbly. But I heard a cold indifferent voice, and this voice, to my horror, was saying something which I alone in all the world could disprove. “Ivan Grigoriev…” I heard the rustle of pages being turned over. “Article 1454 of the Criminal Code. Premeditated murder. What do you want, my dear woman?” “Your Honour,” my mother said in a tense unfamiliar voice, “he’s not guilty. He never killed anyone.” “The court will go into that.” I had been standing all the time on tiptoes, my head thrown back so far that it bade fair to drop off, but all I could see across the barrier was a hand with long dry fingers, in which a pair of spectacles was being slowly dangled.”

 


Veniamin Kaverin (19 april 1902 – 4 mei 1989)
DVD Cover voor de Russische verfilming door Vladimir Vengerov uit 1955

 

De Franse schrijver Louis Amédée Achard werd geboren op 19 april 1814 in Marseille Zie ook alle tags voor Louis Amédée Achard op dit blog.

Uit: Belle-Rose

« M. Dufailly était devenu progressivement et par une suite de transformations habiles, d’abord M. du Failly, puis M. du Failly de Malzonvilliers, puis enfin M. de Malzonvilliers tout court. Maintenant, il n’attendait plus que l’occasion favorable de se donner un titre, baron ou chevalier. À l’époque où ses affaires nécessitaient de fréquents voyages dans la province, et souvent même jusqu’à Paris, M. de Malzonvilliers avait maintes fois confié la gestion de ses biens à Guillaume Grinedal, qui passait pour le plus honnête artisan de Saint-Omer. Cette confiance, dont M. de Malzonvilliers s’était toujours bien trouvé, avait établi entre le fauconnier et le traitant des relations intimes et journalières, qui profitèrent aux trois enfants, Jacques, Claudine et Pierre. Suzanne, qui était à peu près de l’âge de Claudine, avait des maîtres de toute espèce, et les leçons servaient à tout le monde, si bien que les fils du père Guillaume en surent bientôt plus long que la moitié des petits bourgeois de Saint-Omer.
Jacques profitait surtout de cet enseignement ; comme il avait l’esprit juste et persévérant, il s’acharnait aux choses jusqu’à ce qu’il les eût comprises. On le rencontrait souvent par les champs, la tête nue, les pieds dans des sabots et un livre à la main, et il ne le lâchait pas qu’il ne se le fût bien mis dans la tête. Une seule chose pouvait le détourner de cette occupation, c’était le plaisir qu’il goûtait à voir son père manier les vieilles armes qu’on lui apportait des quatre coins de la ville et des châteaux du voisinage pour les remettre en état. Guillaume Grinedal était le meilleur arquebusier du canton ; c’était un art qu’il avait appris au temps où il était maître de fauconnerie chez M. d’Assonville, et qui lui aurait rapporté beaucoup d’argent s’il avait voulu l’exercer dans l’espoir du gain. Mais, dans sa condition, il agissait en artiste, ne voulant pas autre chose que le juste salaire de son travail, qu’il estimait toujours moins qu’il ne valait. Jacques s’amusait souvent à l’aider, et lorsqu’il avait fourbi un haubert ou quelque épée, il s’estimait le plus heureux garçon du pays, pourvu toutefois que Mlle de Malzonvilliers lui donnât au point du jour son sourire quotidien. Lorsque Suzanne se promenait dans le jardin du fauconnier en compagnie des enfants et des animaux domestiques qui vivaient par là en bonne intelligence, elle offrait, avec Jacques, le plus étrange contraste qui se pût voir.”

 


Louis Amédée Achard (19 april 1814 – 24 maart 1875)
Cover

 

De Franse dichter en schrijver van liedteksten Pierre-Jean de Béranger werd geboren op 19 april 1780 in Parijs. Zie ook alle tags voor Pierre-Jean de Béranger op dit blog.

 

Le grenier

Je viens revoir l’asile où ma jeunesse
De la misère a subi les leçons.
J’avais vingt-ans, une folle maîtresse,
De francs amis et l’amour des chansons.
Bravant le monde et les sots et les sages,
Sans avenir, riche de mon printemps,
Leste et joyeux je montais six étages.
Dans un grenier qu’on est bien à vingt ans !

C’est un grenier, point ne veux qu’on l’ignore.
Là fut mon lit bien chétif et bien dur ;
Là fut ma table ; et je retrouve encore
Trois pieds d’un vers charbonnés sur le mur.
Apparaissez, plaisirs de mon bel âge,
Que d’un coup d’aile a fustigés le Temps.
Vingt fois pour vous j’ai mis ma montre en gage.
Dans un grenier qu’on est bien à vingt ans !

Lisette ici doit surtout apparaître,
Vive, jolie, avec un frais chapeau
Déjà sa main à l’étroite fenêtre
Suspend son schall en guise de rideau.
Sa robe aussi va parer ma couchette ;
Respecte, Amour, ses plis longs et flottants.
J’ai su depuis qui payait sa toilette.
Dans un grenier qu’on est bien à vingt ans !

À table un jour, jour de grande richesse,
De mes amis les voix brillaient en choeur,
Quand jusqu’ici monte un cri d’allégresse.
À Marengo Bonaparte est vainqueur !
Le canon gronde ; un autre chant commence ;
Nous célébrons tant de faits éclatants.
Les rois jamais n’envahiront la France.
Dans un grenier qu’on est bien à vingt ans !

Quittons ce toit où ma raison s’enivre.
Oh ! qu’ils sont loin ces jours si regrettés !
J’échangerais ce qu’il me reste à vivre
Contre un des mois qu’ici Dieu m’a comptés.
Pour rêver gloire, amour, plaisir, folie,
Pour dépenser sa vie en peu d’instants,
D’un long espoir pour la voir embellie,
Dans un grenier qu’on est bien à vingt ans !

 


Pierre-Jean de Béranger (19 april 1780 – 16 juli 1857)
Portret door Edouard Cibot, 1853

 

De Duitse dichter, schrijver en letterkundige Hans Böhm werd geboren op 18 april 1876 in Keulen. Zie ook alle tags voor Hans Böhm op dit blog.

 

Glaube

Welches Wunder welch ein tiefer Sinn
Daß ich schon dein Eigen bin
Und noch weiß ich kaum dein Wesen.
Muß dich lieben dir vertraun
All mein Leben auf dich baun
Eh ich ganz in dir gelesen.

Schwerer Ernst im schönsten Spiel!
Wie nun unsre Karte fiel
Sehn wir nur allmählich.
Ist Gewinn es, ist es Wahn?
Dennoch seis gewagt getan!
Denn der Preis ist selig.

Lieb ist Hoffen Lieb ist Ahnen.
In den himmlisch hohen Bahnen
Rollen ruhig unsre Sterne.
Hold und treu ist die Natur;
Was ich Schlimmstes auch erfuhr.

 

Maria

Leise falt ich meine Hände
Um den Leib den Er begnadet:
Seligkeit so mich umbadet
Sink in diese süßen Wände!

Daß allein von Himmelswonne
Sich mein reiner Knabe nähre –
Bis in Demut ich gebäre
Aller Erden Heil und Sonne.

 

 
Hans Böhm (18 april 1876 – 12 december 1946)
Keulen, Alter Markt door Carl Rüdell, 19e eeuw
(Geen portret beschikbaar)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Zwitserse schrijver Werner Rohner werd in 1975 geboren in Zürich. Zie ook alle tags voor Werner Rohner op dit blog.

Uit: Das Ende der Schonzeit

„Obwohl die beiden sich da erst vier Monate kannten, umarmte Rebekka sie zu jeder Begrüssung, brachte ihr Blumen mit, die sie aus der Cafeteria für sie geklaut hatte, und fragte, als ob es das Normalste auf der Welt wäre, wie es ihr gehe. Zwar antwortete Mutter auch ihr nur mit einem nichtssagenden Nicken, und ich war froh darüber, dass sie sich zu verstehen schienen; manchmal aber befremdete mich diese Nähe zwischen den beiden.

Doch nicht nur Mutters Hände fielen mir auf. Ich ertappte mich dabei, dass ich versuchte, mir andere Details zu merken, innerlich Fotos von Mutter machte im Wissen, dass später doch immer etwas fehlen würde. Manchmal führte ich gar tonlose Selbstgespräche: blaue Augen – gräulich blaue Augen, korrigierte ich mich –, eine sehr gerade Nase, altersblonde Haare und dieser Geruch, vermischt mit parfümiertem Tabak, so vertraut, dass ich nicht sagen konnte, ob es überhaupt einer war. Manches wiederholte ich, als ob ich Vokabeln büffelte; und während ich mir einprägte, wie sich Mutter im Rollstuhl an ihre Zigarette klammerte, hatte ich gleichzeitig Angst davor, dieses Bild nie mehr aus dem Kopf zu kriegen.
WIE FAST ALLE KINDER von Eltern, die rauchen, hatte auch ich mir, aber vor allem Mutter geschworen, nie damit anzufangen – tatsächlich rauchte ich, seit ich dreizehn war. Ich hatte aber geschafft, das vor ihr zu verbergen, bis ich an meiner Maturafeier ohne nachzudenken vor ihren Augen eine Zigarette zwischen die Lippen steckte. Doch anstatt mich zu tadeln, anstatt überhaupt etwas zu sagen, griff sie in ihre Handtasche und zog eines von mindestens fünf Feuerzeugen heraus, die sie immer dabeihatte. Sie streckte es mir entgegen – auch damals waren die Nägel lackiert – und zündete meine Camel ohne Filter an. Dabei schaute sie mich an, lange, schweigend, mit diesem Blick, den man vielleicht stolz nennen könnte. Ich wusste, wenn sie mich so anschaute, dann war das einerseits Liebe, andererseits ein Versöhntsein mit sich und der Welt; es musste etwas mit Schöpfertum zu tun haben, und es war mir unangenehm.“

 


Werner Rohner (Zürich, 1975)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e april ook mijn blog van 19 april 2018 en ook mijn blog van 19 april 2015 deel 2.

Martin Michael Driessen, Marjoleine de Vos, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Louis Amédée Achard, Pierre-Jean de Béranger, Gudrun Reinboth, Werner Rohner

De Nederlandse schrijver, vertaler en regisseur Martin Michael Driessen werd geboren op 19 april 1954 in Bloemendaal. Zie ook alle tags voor Martin Michael Driessen op dit blog.

Uit: Vader van God

“In den beginne was alles en het universum was statisch en ondoordringbaar; tot God zijn marlpriem nam en de tijd ontvlocht.
Hij richtte zijn blik op de plaats die later Stonehenge zou gaan heten, om te zien wat er gebeurde. Voorlopig was het enig opmerkelijke aan de plek, dat er heinde en verre geen kei te bekennen viel.
Onberekenbare valwinden doorkamden het steppegras dat het toenmalige Europa bedekte, of drukten het plat tot kruinen en tonsuren; de volksverhuizingen vonden plaats in de luchten, waar vogels en zwevende zaadjes van het ene continent naar het andere werden geblazen.
Het was een lege en onrustige wereld. De aarde was nog geen schijf. Heuvelruggen kromden zich, eilanden doken op of gingen onder, en niemand kon er zeker van zijn dat een nieuwe dag niet ook een nieuwe aarde zou betekenen.
Diffuse wolken kolkten door het zwerk, gelaagd als de schillen van een ui, en de twee zonnen die aan de hemel stonden deden de aarde dampen. Nevelslierten wervelden over de monocultuur van gras en nog eens gras.
Toen naderden er vijf druïden met wapperende gewaden uit het oosten.
‘Hier dan maar,’ sprak de oudste, en hij stak zijn staf in het gras. De overige vier tuurden elk in een andere windrichting, hoewel dit begrip nog niet bestond in hun vormeloze wereld, die geen polen kende en waarin de wind alomtegenwoordig was.
‘Dit is het Begin,’ sprak de oude druïde en ging op zijn hurken zitten, omhoogturend langs zijn opgerichte staf.
De vier jongere druïden hurkten en tuurden eveneens omhoog. De tweevoudige schaduw die de staf wierp werd langer en langer; na elkander zonken de zonnen onder de hellende horizon. De aarde zwabberde als een pannenkoek die nog in zijn pan moet terugvallen, en geen mens wist of zij haar laatste wenteling reeds had volvoerd, of dat de kiem van het leven weer zou worden verpletterd in het sissende Braadvet.
Nadat zij lang gehurkt hadden zonder enige regelmaat te hebben ontdekt in de schots en scheve dans der planeten rond de top van de staf, waagde de jongste van hen de vraag: ‘Het begin waarvan?” 

 


Martin Michael Driessen (Bloemendaal, 19 april 1954)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Marjoleine de Vos werd geboren in Oosterbeek op 19 april 1957. Zie ook alle tags voor Marjoleine de Vos op dit blog.

 

Hoop en Vlijt

De onmetelijkheid van het heelal is te verdragen
op een mooie lentedag in de Beemster,
thuis op deze eenzame planeet vol tulpen
en stolpen ‘Gladde akker’, ‘Hoop en Vlijt’.
Geen zwarte ruimte maar stralende zon
langs de vaart een grutto zonder weet
van leegte tussen manen, sterren, stelsels.
Een zwaan broedt plechtig het leven uit,
bestaat, weet niet wat de vraag is, vreest niet
dat geen oog, geen vaderhand haar nu nog leidt
dat zij en de dotters, kikkers linden
er alleen staan voor de onverschillige kosmos.
Ook wij, doelloos op weg naar Graft
geloven nergens in en vertrouwen toch
op aankomst, desnoods door niemand behouden.
Zorgeloos DNA, op pootjes vol levenslust.

 

Midden in het leven

In duinpan en weiland regent het beloftes
van lucht en gras, water weet dat je bent
als de melk uit de kan en als de schenkster.
Op de fiets wil je de wereld inademen
landschap verslinden, volhouden:
dit ben ik, kastanje, wilgen, koe en dijk
mijn lichaam een appel aan de boom
mijn ziel een zilvermeeuw boven het wad.

En niet denken, weer middag, hoe lang nog
houdt de zon halt boven de bungalows
gaat niets voorbij in de tuin met vetplanten
staat de straat vol onvermurwbaar licht.
In het museum van Madame Tussaud zit ik
voor altijd achter het raam, uitzicht op dahlia’s.

 

 
Marjoleine de Vos (Oosterbeek, 19 april 1957)

 

De Braziliaanse dichter, schrijver en vertaler Manuel Carneiro de Souza Bandeira Filho werd geboren op 19 april 1886 in Recife. Zie ook alle tags voor Manuel Bandeira op dit blog.

 

Theme and Return

But why is there
so much suffering
if in the sky,
is the slow glide of the night?

But why is there
so much suffering
if the wind
is a song in the night?

But why is there
so much suffering
if now with the dew,
the flower gives fragrance to night?

But why is there
so much suffering,
if my thoughts
are free in the night?

 

Vertaald door Peteskid

 

Dead Bull

I feel half drowned
Among the wreckage of the present
Divided, subdivided
As if in muddy flood waters
Where the dead bull rolls, huge
Dead bull, dead bull, dead bull
Trees of the quiet landscape
With you — tall, so marginal! —
The soul remains, the startled soul
Startled for evermore
While the body goes with the dead bull
Dead bull, dead bull, dead bull
Dead bull, immoderately big
Bull astoundingly bull
Dead, without form or sense
Or meaning. No one knows
What you were. Now a dead bull
Dead Bull, dead bull, dead bull

 

Fact and Image

The skyscraper rises in the pure air
Washed by the rain
To come down reflected in the muddy
Pool of the yard
Between fact and image
On the immediate dry ground
Four pigeons are walking

 

Vertaald door A. B. M. Cadaxa

 

 
Manuel Bandeira (19 april 1886 – 13 oktober 1968)
Cover

 

De Zuidtiroolse dichter norbert c. kaser werd geboren op 19 april 1947 in Brixen. Zie ook alle tags voor norbert c. kaser op dit blog.

 

feld bei rimini

feld bei rimini am morgen weckten mich
kaelte, nebel und naesse
es war finster ein die sich ueber das feld
bißchen ging wind hergemacht hatten da
haeuser zogen zum erhob sich fuenf schritt
meer hin muecken von mir die melonen
landeinwaerts das große sonne aus dem klee
licht meiner lampe ich stand auf hinterließ
bot den insekten ein rechteck zerdrueckten
freude und glueck klees im feld und ging
und halt bis ich davon mit einem gesicht
im feuchten klee das den huegeln von san
meinen schlafsack marino glich weil die
ausbreitete mich muecken um meine lampe
verkroch das licht gewußt hatten
loeschte da wußten
sie mich
genießbar

mein atem verlor
sich ueber dem feld
der klee schlug ueber
meinem schlaf zusammen
ein bißchen wind ein
bißchen angst weil
die haeuser alle zum
meer hin traumgewan
delt waren einmal
schrak ich auf weil ich ging aus dem feld
ich glaubte zu hause ein bißchen ging wind
zu sein ich ging

 

 
n. c. kaser (19 april 1947 – 21 augustus 1978)
Cover

 

De Russische schrijver Veniamin Kaverin werd geboren op 19 april 1902 in Pskov. Zie ook alle tags voor Veniamin Kaverin op dit blog.

Uit: Two captains (Vertaald door Bernard Isaacs)

“The children are upset too,” Aunt Dasha said with a sigh when I had stopped, thinking I had made myself clear, and looked at Mother.
“It isn’t that. He wants to tell me something. Is there something you know, Sanya?”
Oh, if only I could speak! I started again, describing what I had seen.
Mother understood me better than anyone else, but this time I saw with despair that she did not understand a word. How could she? How far removed from that scene on the pontoon bridge were the attempts of that thin, dark little boy to describe it, as he flung himself about the room, clad in nothing but his shirt. At one moment he threw himself upon the bed to show how soundly his father had slept that night, the next he jumped on to a chair and raised tightly clenched fists over a puzzled-looking Aunt Dasha.
After a while she made the sign of the cross over me. “The boys must have been beating him.”
I shook my head vigorously.
“He’s telling how they arrested his father,” said Mother. “How the policeman threatened him. Isn’t that right, Sanya?”
I started to cry, my face buried in her lap. She carried me to the bed and I lay there for a long time, listening to them talking and thinking how to communicate to them my amazing secret.
I am sure that in the long run I would have managed it somehow, if Mother hadn’t taken ill the next morning. She had always seemed a bit queer to me, but I had never seen her so queer before.
Previously, when she would suddenly start standing at the window for hours on end, or jumping up in the middle of the night and sitting at the table in her nightdress until the morning. Father would take her back to the home village for a few days, and she would come back recovered.”

 

           
Veniamin Kaverin (19 april 1902 – 4 mei 1989)
Cover Russische uitgave

 

De Franse schrijver Louis Amédée Achard werd geboren op 19 april 1814 in Marseille Zie ook alle tags voor Louis Amédée Achard op dit blog.

Uit: Récits d’un soldat

“Au moment oů nous allions quitter Paris, nous avions eu la nouvelle de ces défaites, sitôt suivies d’irréparables désastres. Maintenant j’avais sous les yeux le témoignage sanglant et mutilé de ces chocs terribles au-devant desquels on avait couru d’un cour si léger. Mon ardeur n’en était pas diminuée ; mais la pitié me prenait à la gorge à la vue de ces malheureux, dont plusieurs attendaient encore un premier pansement. Quoi ! tant de misčres et si peu de secours !
Le chemin de fer établi pour le service du camp emmena les mobiles au Petit-Mourmelon, d’oů une première étape les conduisit à leur campement, le sac au dos. Pour un garçon qui, la veille encore, voyageait à Paris en voiture et n’avait fatigué ses pieds que sur l’asphalte du boulevard, la transition était brusque. Ce ne fut donc pas sans un certain sentiment de bonheur que j’aperçus la tente dans laquelle je devais prendre gîte, moi seizičme. L’espace n’était pas immense, et quelques vents coulis, qui avaient, quoique au cour de l’été, des fraîcheurs de novembre, passaient bien par les fentes de la toile et les interstices laissés au ras du sol ; mais il y avait de la paille, et, serrés les uns contre les autres, se servant mutuellement de calorifčres, les mobiles, la fatigue aidant, dormirent comme des soldats.
Aux premičres lueurs du jour, un coup de canon retentit : c’était le réveil. Comme des abeilles sortent des ruches, des milliers de mobiles s’échappaient des tentes, en s’étirant. L’un avait le bras endolori, l’autre la jambe engourdie. Le concert des plaintes commença. L’élément comique s’y męlait à haute dose ; quelques-uns s’étonnčrent qu’on les eűt réveillés si tôt, d’autres se plaignirent de n’avoir pas de café à la crème. Au nombre de ces conscrits de quelques jours si méticuleux sur la question du confortable, j’en avais remarqué un qui, la veille au soir, avait paru surpris de ne point trouver de souper dressé sous la tente.
A quoi songe-t-on ? s’était-il écrié.
Les yeux ouverts, sa surprise devint de l’indignation. Le déjeuner n’arrivait pas.
Si c’est comme cela qu’on nous traite, murmura-t-il, que sera-ce en campagne?”

 

 
Louis Amédée Achard (19 april 1814 – 24 maart 1875)
Cover

 

De Franse dichter en schrijver van liedteksten Pierre-Jean de Béranger werd geboren op 19 april 1780 in Parijs. Zie ook alle tags voor Pierre-Jean de Béranger op dit blog.

 

Le petit homme gris

Il est un petit homme,
Tout habillé de gris,
Dans Paris ;
Joufflu comme une pomme,
Qui, sans un sou comptant,
Vit content,
Et dit : Moi, je m’en…
Et dit : Moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en ris !
Oh ! qu’il est gai (bis),
Le petit homme gris !

A courir les fillettes,
A boire sans compter,
A chanter,
Il s’est couvert de dettes ;
Mais quant aux créanciers,
Aux huissiers,
Il dit : Moi, je m’en…
Il dit : Moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en ris !
Oh ! qu’il est gai [bis),
Le petit homme gris !

Qu’il pleuve dans sa chambre,
Qu’il s’y couche le soir
Sans y voir ;
Qu’il lui faille en décembre
Souffler, faute de bois,
Dans ses doigts ;
Il dit : Moi, je m’en…
Il dit : Moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en ris !
Oh ! qu’il est gai (bis),
Le petit homme gris !

Sa femme, assez gentille,
Fait payer ses atours
Aux amours :
Aussi plus elle brille,
Plus on le montre du doigt.
Il le voit,
Et dit : Moi, je m’en…
Et dit : Moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en ris !
Oh ! qu’il est gai (bis),
Le petit homme gris !

Quand la goutte l’accable
Sur un lit délabré,
Le curé,
De la mort et du diable
Parle à ce moribond,
Qui répond :
Ma foi, moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en ris !
Oh ! qu’il est gai (bis),
Le petit homme gris !

 

 
Pierre-Jean de Béranger (19 april 1780 – 16 juli 1857)
Borstbeeld naar David d’Angers, 1834

 

De Duitse schrijfster en dichteres Gudrun Reinboth werd geboren op 19 april 1943 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Gudrun Reinboth op dit blog.

 

stiller fluss

in sanften mäandern
träumt sich
der fluss durchs land
umarmt die brücken
leckt die wurzeln
der trauerweiden
löscht an den ufern
die spuren der rehe
vorm auge des jägers
kreist still um netz und kahn
leiht seinen spiegel
rot segelnden wolken
trägt fernhin sein gold
in den brennenden abend
sehnt sich nach endlichkeit
nach meer und schlaf
das meer liegt still
es wartet

 

brave bürger

als zeugen gerufen
tauchen sie ab
sehen nicht hören nicht
haben das alles
doch nicht gewusst gewollt

wenn es vorbei ist
legen sie die augenbinde ab
ordentlich gefaltet

 

 
Gudrun Reinboth (Berlijn, 19 april 1943)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Zwitserse schrijver Werner Rohner werd in 1975 geboren in Zürich. Zie ook alle tags voor Werner Rohner op dit blog.

Uit: Lektionen im Größenwahn

„Andererseits, gäbe es wirklich mehrere Jesus (im Zeitalter des Klonens und der großen Anzahl gut erhaltener Jesushaare ist das gar nicht so unwahrscheinlich), so wäre es nicht auszuschließen, dass sie sich bloß gegenseitig taub predigen, die Schuld aus den Schuhen schieben oder gar bekriegen würden, wie man das von anderen Größenwahnsinnigen kennt. Aber genau um diesen Größenwahn geht es: Er ist unabdingbar fürs Schreiben. Man muss sich schon selbst Flügel verleihen, wenn man fliegen will. (Und wenn sie gegen innen wachsen, legt man sich einfach auf die Erdstrahlung, denn auch die trägt – das habe ich letzthin geträumt – und man muss nicht mehr albern mit den Armen flattern.) Den einen oder anderen Absturz wird man zwar nicht überleben (zum Beispiel, wenn man plötzlich nicht mehr unterscheiden kann zwischen dem Geschriebenen und der Erinnerung; oder wenn man Jahre an einem Manuskript arbeitet, um es am Ende nicht einmal mehr gut genug für die Schublade zu finden), aber für Kinder Gottes sollte das mit der Auferstehung kein allzu großes Problem darstellen. (Und es ist ja kein Geheimnis, dass Gott die Welt nach Jesus’ Tod den Schriftstellern überlassen hat, seinen eigentlichen Söhnen und Töchtern.) Und auch Jesus ist doch nur so bekannt, weil er sich nach der Krise am Kreuz wieder aufgerappelt hat. Weil er glaubte, es würde ihm sein Leiden erleichtern, wenn er es teilen, mitteilen könnte, damit die Menschen begreifen, wie schwer er wirklich trägt; er war einfach sehr einsam. Einsamkeit und Größenwahn. Und vielleicht noch die Welt (mit der eigenen Erfindung) verändern wollen und glauben, man richte damit nicht nur Schaden an. Das sind nicht die schlechtesten Voraussetzungen zum Schreiben.Wenn man sich nicht selbst zum Gott erklärt, tut es niemand.“

 

 
Werner Rohner (Zürich, 1975)
Zürich

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e april ook mijn blog van 19 april 2015 deel 2.

Martin Michael Driessen, Marjoleine de Vos, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Louis Amédée Achard, Pierre-Jean de Béranger, Gudrun Reinboth, Werner Rohner

De Nederlandse schrijver, vertaler en regisseur Martin Michael Driessen werd geboren op 19 april 1954 in Bloemendaal. Zie ook alle tags voor Martin Michael Driessen op dit blog.

Uit: Rivieren

“De kade stond onder water en er was maar nauwelijks genoeg ruimte om onder de eerste brug door te varen. Hij duwde af. Op deze zondagochtend was Sainte-Menehould even slaperig als hij. Er was niemand te bekennen. Hij stuurde de kano naar het midden van de stroom en bukte onder de middelste boog van de brug. Toen hij aan de andere kant het licht in voer en zich weer oprichtte, gingen er in een huis aan de linkeroever roestige vensterluiken open. Drie donkere, kroesharige kleine meisjes doken op en wuifden hem opgewonden toe. Hij zwaaide terug.
De kano stuurde goed, alleen stak de punt te veel omhoog, hoewel hij alle bagage voorin had gestouwd. Het was een lange aluminium Canadees, eigenlijk te groot voor een man alleen. Hij had hem aan zijn zoon cadeau gedaan op diens zestiende verjaardag. Ze waren er die zomer samen de Loire mee afgevaren, een groot stuk althans, langs Chambord en de andere beroemde kastelen. Dat was na de veelbelovende beginrepetities voor Don Carlos geweest. Later was hij zijn rol kwijtgeraakt omdat hij de regieassistente had geslagen. Waar hij tot op de dag van vandaag geen spijt van kon hebben. Wie geen respect heeft, begrijpt niets van theater. De rivier stroomde nu tussen overhangende bomen en struiken, zoals het nog tientallen kilometers zou doorgaan, althans volgens de vooroorlogse kanogids die hij de avond tevoren had geraadpleegd. ‘De Aisne,’ had hij gelezen, ‘is een gemoedelijke rivier, die zich in tallooze meanders door het lieflijke Noord-Fransche landschap slingert. Behalve incidenteele boomhindernissen zijn er tot aan de groote barrage van Autry generlei bijzondere problemen te verwachten.’ Des te beter, dacht hij, bijzondere problemen heb ik al genoeg aan boord.
Het was stil. De bomen met hun bollen van maretakken staken af tegen de parelgrijze morgenhemel. Bisamratten plonsden in het water en doken onder, als ze door het verschijnen van zijn kano verrast werden. Zwaluwen stortten zich uit hun nestgaten in de hoge, afgekalfde lemen oevers in de buitenbochten van de stroom en zochten een veilig heenkomen. La France Profonde, dacht hij terwijl hij met rustige peddelslagen koers hield, wat wil je meer.”

 

 
Martin Michael Driessen (Bloemendaal, 19 april 1954)

Lees verder “Martin Michael Driessen, Marjoleine de Vos, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Louis Amédée Achard, Pierre-Jean de Béranger, Gudrun Reinboth, Werner Rohner”

Marjoleine de Vos, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Louis Amédée Achard, Werner Rohner

De Nederlandse dichteres en schrijfster Marjoleine de Vos werd geboren in Oosterbeek op 19 april 1957. Zie ook alle tags voor Marjoleine de Vos op dit blog.

 

Ruimtevrees

Achter eilanden, daar weer achter
dijken, zee en Zweden. Waar zou je heen?
De blik verliest je met zichzelf in ruimte
waar aankomst ver en ver te zoeken is.
Niet voor de woerd die plotseling en onbedaarlijk
groen het zonlicht en je oog inzwemt.
Kijk bij je voet, maant hij, waar speenkruid
bloeit, de lucht gespiegeld blauw is in het diep.
Voel warmte op je neus, zie ’t vroege blad
van vlier. Je keek te ver. Wat je zoekt is hier.

 

Kooklust

Met gretige borsten staat begeerte aan het aanrecht
zoent het zaad uit tomaten, kijkt naar het zwellen
van beslag onder vochtige doek. Haar hand liefkoost
de haas van een jonge stier, zijn zoekende tong
is gemaakt voor de hare, verzaligd streelt ze
zijn ballen de pan in. Hartstocht
is een keukenprinses met aanraakbare huid,
donzig als deeg, geurig als boter, een weerloze
van bot bevrijde eend die naakt wil zijn
als een olijf in olie, een perzik op sap.
Ze wil zich ontleden op het hakblok, betast worden
door gulzige vingers en gloeiend verslonden.
Een vis zijn, zwemmend in roomsaus
gewiegd, gekend, begeerd, genoten.

 

 
Marjoleine de Vos (Oosterbeek, 19 april 1957)

Lees verder “Marjoleine de Vos, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Louis Amédée Achard, Werner Rohner”

Marjoleine de Vos, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin

De Nederlandse dichteres en schrijfster Marjoleine de Vos werd geboren in Oosterbeek op 19 april 1957. Zie ook alle tags voor Marjoleine de Vos op dit blog.

 

Heimwee naar de toekomst

Het is al lang geleden maar ze weet nog
hoe, niet op een dag maar sluipend,
haar dromen zijn ontvreemd. Of gaf ze zelf
verlangen mee aan morgenster en vuilnisman?
Hoe ook – het meubilair verdween van wat
toekomstig huis wou zijn in haar: geen
kamer meer met zon en zang, geen
schaapjes die op het behang een kindje
tellen zou, geen toegekend belang aan elk
gebaar tot aan de afwas toe die neuriënd
van simpel stil geluk en liefde voor elkaar,
ach laat ook maar, die aandacht voor elk ding.

 

Wer jetzt kein Haus hat

Begraven worden ergens, nu vooruit
ik weet wel waar het fluitekruid met luchtig kant
het voorjaar vult. Maar hoe te sterven eerst
hoe weten waar het oog graag rust
waar alles zo dat je besluiten kunt
om weg te gaan.

Is dat je leven fout geleefd werd
af te zien aan geen vertrouwde plaats
die voorbestemd lijkt voor vaarwel?
Als je een huis gebouwd had, dan wist je ’t wel.

 

 
Marjoleine de Vos (Oosterbeek, 19 april 1957)

Lees verder “Marjoleine de Vos, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin”

Marjoleine de Vos, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin

De Nederlandse dichteres en schrijfster Marjoleine de Vos werd geboren in Oosterbeek op 19 april 1957. Zie ook alle tags voor Marjoleine de Vos op dit blog.

 

Zie de Lente

Barst plots in de sneeuw de helleborus open
trompettert leven en knalt geel forsythia.
Guur waait de lente weg de stille winter
dun hoog licht verdrijft behaaglijk vuur.
Ineens moet alles uit zijn grond of tak
in bermen joelen paardebloemen
de kromme wilg rilt in zijn lichte groen.
Daar staan wij ook, naakt en koud met bloesem
in grijzig haar en willen warm en wild
en dat we houden van die schrille kleuren
van elkaar.

 

De ziel, een kudde schapen

Brave witten, zoet klingelen, lief eten.
Paar zwarten, tuintje leeg vreten
rennen waar geen schaap nog ging.
En die slome die niet merkt dat
brroemmm! de jonge herder op zijn brommer.

Leuke ziel met krullen wol en suffe kop,
veelstemmig omlaag stromend naar zee.
Dan weer verplicht de bergen op.
Valt het onze jongens niet mee
in het doel van hun missie te geloven.

 

 
Marjoleine de Vos (Oosterbeek, 19 april 1957)

Lees verder “Marjoleine de Vos, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin”