Pinksteren (Nel Benschop)

Prettige Pinksterdagen!

 

De nederdaling van de Heilige Geest door Anton Raphael Mengs, 1751

 

Pinksteren

Het is een vreemd, ongrijpbaar feest:
de nederdaling van de Geest.

Wat vlammen en geruis van wind,
een taal, die nieuwe woorden vindt.

Nu dalen er geen eng’len neer,
ver lijkt de opgestane Heer.

Er is een wonder voor ons oog:
uit sintels rijst een vlam omhoog.

Er is een wonder voor ons oor:
Gods Geest vindt bij de mens gehoor.

Wie Hem verried getuigt van Hem,
wie Hem verliet spreekt met Zijn stem.

Het is een vreemd, onzegbaar feest:
de woord-geboorte van de Geest.

En in de Geest daalt onze Heer
voor eeuwig in ons midden neer!

 

Nel Benschop
(16 januari 1918 – 31 januari 2005)
De abdijkerk van Loosduinen in Den Haag,
de geboorteplaats van Nel Benschop

.

Zie voor de schrijvers van de 9e juni ook mijn vorige blog van vandaag.

Thomas (Nel Benschop)

Bij Beloken Pasen

 


De ongelovige Thomas door Gerrit van Honthorst, 1620

 

Thomas

Ik was er niet, toen Jezus bij hen kwam
en hun de tekens toonde in Zijn handen,
toen Hij hun uitgedoofde vuur deed branden
en ieder uit Zijn handen ’t brood aannam.

Ik wilde niet, zo volgzaam als een lam
mij bij de kudde trouwe schapen voegen
die van de herder alles maar verdroegen;
ik wilde zelf bepalen of ik kwam.

Ik wilde zien en voelen of ik niet
met dromen mij in slaap zou laten wiegen,
of mij door schone schijn laten bedriegen;
dat konden zij misschien doen, maar ik niet.

Toen zag ik Hem – en ik had geen verweer
maar kon slechts stamelen: “Mijn God, mijn Heer!”

 

 
Nel Benschop (16 januari 1918 – 31 januari 2005)
De Nieuwe Kerk in Den Haag. Nel Benschop werd in Den Haag geboren.

 

Zie voor de schrijvers van de 23e april ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Stille Zaterdag (Nel Benschop)

Bij Stille zaterdag

 

 
De kruisafneming door Jacopo Tintoretto, ca.1518-1594

 

Stille Zaterdag

’t Is morgen Pasen – God, maar overal is dood;
en zou ik dan van leven moeten spreken?
Mijn denken blijft bij Goede Vrijdag steken,
want daar leed Jezus onze diepste nood.

’t Is morgen Pasen – maar waar blijft de zon
die onze zieke wereld kan genezen?
Ik sta met Uw discipelen in angst en vrezen
bij ’t lege graf, waar ‘k U niet vinden kon.

’t Is morgen Pasen – feest van het gericht
dat U gevoerd hebt tegen dood en lijden,
feest van voorbijgaan van de dood, feest van bevrijden;
Heer, doe ons opstaan in Uw levenslicht!

 

 
Nel Benschop (16 januari 1918 – 31 januari 2005)
De Grote Kerk in Den Haag. Nel Benschop werd in Den Haag geboren.

 

Zie voor de schrijvers van de 15e april ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

Kálmán Mikszáth, Nel Benschop, Franz Tumler, Jules Supervielle, Saint-Simon

 De Hongaarse schrijver en journalist Kálmán Mikszáth werd op 16 januari 1847 in Szklabonya (tegenwoordig Slowakije) geboren. Zie ook alle tags voor Kálmán Mikszáth op dit blog.

Uit: St. Peter’s Umbrella (Vertaald door B. W. Worswick)

“There was not quite enough money collected to defray the expenses, so they had to sell the goat to make up the sum; but the goose was left,though there was nothing for it to feed on, so it gradually got thinner and thinner, till it was its original size again; and instead of waddling about in the awkward, ungainly way it had done on account of its enormous size, it began to move in a more stately manner; in fact, its life had been saved by the loss of another. God in His wisdom by taking one life often saves another, for, believe me, senseless beings are entered in His book as well as sensible ones, and He takes as much care of them as of kings and princes.
The wisdom of God is great, but that of the judge of Haláp was not trifling either. He ordered that after the funeral the little girl (Veronica was her name) was to spend one day at every house in the village in turns, and was to be looked after as one of the family.
“And how long is that to last?” asked one of the villagers.
“Until I deign to give orders to the contrary,” answered the judge shortly. And so things went on for ten days, until Máté Billeghi decided to take his wheat to Besztercebánya to sell, for he had heard that the
Jews down that way were not yet so sharp as in the neighborhood of Haláp. This was a good chance for the judge.
“Well,” he said, “if you take your wheat there, you may as well take the child to her brother. Glogova must be somewhere that way.”
“Not a bit of it,” was the answer, “it is in a totally different direction.”

 

 
Kálmán Mikszáth (16 januari 1847 – 28 mei 1910)
Portret door Gyula Benczúr, 1910

Lees verder “Kálmán Mikszáth, Nel Benschop, Franz Tumler, Jules Supervielle, Saint-Simon”

Jules Supervielle, Robert W. Service, Kálmán Mikszáth, Saint-Simon, Nel Benschop

De Franstalige dichter en schrijver Jules Supervielle werd geboren op 16 januari 1884 in Montevideo, Uruguay. Zie ook mijn blog van 16 januari 2009 en ook mijn blog van 16 januari 2010. 

 

C’est vous quand vous êtes partie

 

C’est vous quand vous êtes partie,
L’air peu à peu qui se referme
Mais toujours prêt à se rouvrir
Dans sa tremblante cicatrice
Et c’est mon âme à contre-jour
Si profondément étourdie
De ce brusque manque d’amour
Qu’elle n’en trouve plus sa forme
Entre la douleur et l’oubli.
Et c’est mon cœur mal protégé
Par un peu de chair et tant d’ombre
Qui se fait au goût de la tombe
Dans ce rien de jour étouffé
Tombant des autres, goutte à goutte,
Miel secret de ce qui n’est plus
Qu’un peu de rêve révolu.

 

 

Jules Supervielle (16 januari 1884 – 17 mei 1960)

 

 

Lees verder “Jules Supervielle, Robert W. Service, Kálmán Mikszáth, Saint-Simon, Nel Benschop”

Franz Tumler, Jules Supervielle, Robert W. Service, Kálmán Mikszáth, Saint-Simon, Nel Benschop

De Oostenrijkse dichter en schrijver Franz Tumler werd geboren op 16 januari 1912 in Gries bij Bozen. Zie ook mijn blog van 16 januari 2009.

 

Uit: Volterra

 

Die Sonne ist noch am Himmel, aber man sieht sie nicht mehr, sie geht am Himmel schon unter in der Zone aus Staub, die sich über der winterlichen Erdhälfte nicht mehr löst; – gestern noch über dem Meer: auf seinen Horizont, der als Berg aufstieg, setzte die Sonne einen weichen Fuß auf sank langsam ein; und das grüne Leuchtfeuer auf dem Vorgebirge war zu erkennen, und das rote Leuchtfeuer vor dem Hafen, das wegweisende und das hemmende Feuer, sie blitzten schon lange herüber; und jetzt male ich es dir auf die Scheibe: grün, rot, und dazwischen die Stadt, über die du gegangen bist, eine ebene Tafel: Ansedonia auf dem Hügel von Cosa; Mauerwerk, Pflaster, Rinnsal, die hochgehobene Stadt, verlassen, ausgegraben, der Stein an den Tag gelegt, von wem bewohnt –

Ansedonia: ich war zuerst allein oben. Ich ging zu Mittag in die Höhe zwischen Geröll und Gestrüpp, die Zikaden schnellten mir auf die Haut und sprangen ins Laub ab; Dornenstrauch, Heidekraut, rote Erde; Kirschenfrüchte, orangenfarben, stachlig; Paradiesesbaum; ein Dornenwall versperrte mir den Einstieg in die kyklopische Mauer. An ihrem Fuß fauliger Müll, der Meerhorizont aus Kreide, eine Rauchfahne, ein Inselrücken wie ein Schlammhaufen, die Rauchfahne rückt vor, und nun erinnere ich mich: so weit draußen gehen die Schiffe vorrüber –

Volterra: Es war Sonntagnachmittag und Herbst. Wenig Fremde im Land, da bekommt es sein eigenes Leben zurück. Erde und Himmel trocken, das Laub gelichtet, von Dürre geschrumpft, auch die Äcker abgeräumt, die Früchte geerntet. Vor dem Bauernhof liegen die Maiskolben auf den Steinen; ein Nest fauliger Feigen in dem geschlitzten Weidenkorb auf dem flachen Dach zieht die Wespen an. Die struppigen Hunde zittern an der lang gelassenen Kette. Gefaserte Rindenhaut der Zypresse über dem Grabhügel, dann kommt der Ginster und die Asche aus zwei Jahrtausenden, eingeäscherte Zeit, Mondbahn, die schräg ziehenden schwefligen Rauchfahnen aus Erdspalten, und weit draußen der rotgoldenen Glanzstrich des Meeres. Davor die Stadt Volterra auf der Erdkralle, die dunkle Halskrausse ihrer Festung, die ein Zuchthaus ist: eisern geschmiedeter Reif, gelbe Erde, blaue Straßen, ungetauft, Vorhölle, Limbo; der Ort, zu dem Christus hinabstieg. Deutlich sind in dem Land nur die Gräber: schwerer Grabdeckel mit dem weißen Engel, vor dem die rote Magdalena erschrickt – ihr Gewand in der Farbe der Liebe, dasselbe Rot wie auf den Flügeln der Engel, die als gefiederte Geschosse das Sterbelager Mariae umschwirren. Volterra – eine Stadt, die lebt: mit Häusern, Sontagsruhe, aufgehängter Wäsche zwischen den etruskischen Mauern. Das etruskische Tor, breit genug für das Postauto, das in Richtung auf das Meer zu fährt. Dort weit draußen die andere Stadt, unbewohnte Klippe, Weideplatz zwischen den Mauern. Der Unterschied ist nicht groß – „

 

tumler

Franz Tumler (16 januari 1912 – 20 oktober 1998)

 

De Franstalige dichter en schrijver Jules Supervielle werd geboren op 16 januari 1884 in Montevideo, Uruguay. Zie ook mijn blog van 16 januari 2009.

 

L’orage

 

Chaque arbre est immobile, attentif à tout bruit.

Même le peuplier tremblant retient son souffle

L’air pèse sur le dos des collines, il luit

Comme un métal incandescent et l’heure essouffle.

 

Les moineaux buissonniers se sont tous dispersés

Avec le vol aigu et les cris d’hirondelles,

Et des mouettes vont, traînant leurs larges ailes,

Dans l’air lourd à gravir et lourd à traverser.

 

L’éclair qui brille au loin semble une brusque entaille

Et, tandis que hennit un cheval de labour,

Les nuages vaillants qui vont à la bataille

Escaladent l’azur âpre comme une tour.

 

Mais soudain, l’arc-en-ciel luit comme une victoire

Chaque arbre est un archer qui lance des oiseaux,

Et les nuages noirs qu’un soleil jeune moire,

Enivrés, sont partis pour des combats nouveaux.

 

supervielle_bis

Jules Supervielle (16 januari 1884 – 17 mei 1960)

 

 

De Canadese dichter en schrijver Robert William Service werd geboren op 16 januari 1874 in Preston, Engeland. Zie ook mijn blog van 16 januari 2009.

 

To the Man of the High North

 

My rhymes are rough, and often in my rhyming

I’ve drifted, silver-sailed, on seas of dream,

Hearing afar the bells of Elfland chiming,

Seeing the groves of Arcadie agleam.

 

I was the thrall of Beauty that rejoices

From peak snow-diademed to regal star;

Yet to mine aerie ever pierced the voices,

The pregnant voices of the Things That Are.

 

The Here, the Now, the vast Forlorn around us;

The gold-delirium, the ferine strife;

The lusts that lure us on, the hates that hound us;

Our red rags in the patch-work quilt of Life.

 

The nameless men who nameless rivers travel,

And in strange valleys greet strange deaths alone;

The grim, intrepid ones who would unravel

The mysteries that shroud the Polar Zone.

 

These will I sing, and if one of you linger

Over my pages in the Long, Long Night,

And on some lone line lay a calloused finger,

Saying: “It’s human-true–it hits me right”;

Then will I count this loving toil well spent;

Then will I dream awhile–content, content.

 

robertservice

Robert W. Service (16 januari 1874 – 11 september 1958)

 

De Hongaarse schrijver en journalist Kálmán Mikszáth werd op 16 januari 1847 in Szklabonya (tegenwoordig Slowakije) geboren. Zie ook mijn blog van 16 januari 2009.

 

Uit: Annie Bede’s Debt (Vertaald door W. B. Worswick)

 

„It was a thick, foggy morning; the fog seemed densest in the precincts of the Court House. It had enveloped completely this gloomy building, making it look more repellent than ever. It had settled there as if with a fixed determination to remain.

The very air in the hall smelt of this damp fog, and even the whisky whose odour permeated the entire place was giving way to it. The circular ventilator in the highest window-pane was choked by it, and revolved but slowly.

The judges leaned wearily back in their comfortable chairs; one closed his eyes, and sleepily listened to the scratching of the clerk’s pen; another yawningly drummed with his pencil on the green table, whilst the president, balancing his glasses on the tip of his nose, was mopping his perspiring brow with his handkerchief. In the interval of rest this noble gentleman perspired freely he scrutinized fixedly the door, through which but a few moments previous those people interested in the case just tried had passed.

There is a silence in the court, which is broken by his harsh and bored voice demanding “If there is any one still there?”

“Only a girl,” was the reply.

“Show that girl in, then.”

The door slowly opening, she entered. It seemed as if all of a sudden the fog had partially cleared; the faces of the judges appeared to have emerged from the gloom, whilst their eyes were no longer shut. Surely a ray of sunshine had brightened up the scene. She was a pretty creature, this girl. She had an erect and well-proportioned figure, dressed simply in a flower-embroidered bodice; her eyes modestly cast down hid for the time their beauteous colour, whilst the perfect roundness of her forehead was slightly marred by the furrows which played thereon. Her appearance revealed a charm, her very movement grace, and in the rustling of her skirt lurked witchcraft.

The indifferent voice of the Chief Justice is heard saying,

“What can I do for you?” (Creatures of his like have no feeling.)

The poor child murmurs sadly,

“I have great trouble, very great sorrow, my kind sir.”

Her voice is mellow and mournful. It touches the heart like the music which, even when it dies away, seems to be still hovering in the air, changing everybody, everything!“

 

Mikszath

Kálmán Mikszáth (16 januari 1847 – 28 mei 1910)

 

 

De Franse schrijver Louis de Rouvroy, hertog van Saint-Simon werd geboren op 16 januari 1675 in Versailles. Zie ook mijn blog van 16 januari 2009.

 

Uit: Mémoires de Saint-Simon

 

En même temps, elle s’appliquait à m’élever le courage, et à m’exciter de me rendre tel que je pusse réparer par moi-même des vides aussi difficiles à surmonter. Elle réussit à m’en donner un grand désir. Mon goût pour l’étude et les sciences ne le seconda pas, mais celui qui est comme né avec moi pour la lecture et pour l’histoire, et conséquemment de faire et de devenir quelque chose par l’émulation et les exemples que j’y trouvais, suppléa à cette froideur pour les lettres; et j’ai toujours pensé que si on m’avait fait moins perdre de temps à celles-ci, et qu’on m’eût fait faire une étude sérieuse de celle-là, j’aurais pu y devenir quelque chose.

Cette lecture de l’histoire et surtout des Mémoires particuliers de la nôtre, des derniers temps depuis François Ier, que je faisais de moi-même, me firent naître l’envie d’écrire aussi ceux de ce que je verrais, dans le désir et dans l’espérance d’être de quelque chose et de savoir le mieux que je pourrais les affaires de mon temps. Les inconvénients ne laissèrent pas de se présenter à mon esprit; mais la résolution bien ferme d’en garder le secret à moi tout seul me lut remédier à tout. Je les commençai donc en juillet 1694, étant mestre de camp d’un régiment de cavalerie de mon nom, dans le camp de Guinsheim sur le Vieux-Rhin, en l’armée commandée par le maréchal-duc de Lorges.

En 1691, j’étais en philosophie et commençais à monter à cheval à l’académie des sieurs de Mémon et Rochefort, et je commençais aussi à m’ennuyer beaucoup des maîtres et de l’étude, et à désirer fort d’entrer dans le service. Le siège de Mons, formé par le roi en personne, à la première pointe du printemps, y avait attiré presque tous les jeunes gens de mon âge pour leur première campagne; et ce qui me piquait le plus, M. le duc de Chartres y faisait la sienne.“

 

saint-simon

Saint-Simon (16 januari 1675- 2 maart 1755)

 

De Nederlandse dichteres Nel Benschop werd geboren op 16 januari 1918 te Den Haag. Zie ook mijn blog van 16 januari 2007 en mijn blog van 16 januari 2008 en ook mijn blog van 16 januari 2009.

 

Verlangen naar de lente

 

God, ik verlang zo naar een straaltje zon

en naar de eerste warme lentedagen,

naar witte wolken, die door ’t blauw heen jagen

op weg naar iets, dat ik niet vinden kon.

 

Ik wil de tulpen ruiken als ‘k ze pluk,

ik wil de kersenbloesem weer zien zweven,

magnolia ‘s, de kelken opgeheven

of ze een dronk uitbrengen op ’t geluk.

 

Ik wil de knoppen weer zien opengaan

van berken, mooiste onder alle bomen;

ik wil, nu ‘k aan de winter ben ontkomen,

met nieuwe ogen in Uw schepping staan.

 

benschop

Nel Benschop (16 januari 1918 – 31 januari 2005)

Inger Christensen, Susan Sontag, Reinhard Jirgl, Brian Castro, José Soares, Anthony Hecht, Aleksandar Tišma, Franz Tumler, Jules Supervielle, Robert W. Service, Kálmán Mikszáth, Saint-Simon, Nel Benschop

De Deense dichteres, schrijfster en essayiste Inger Christensen werd geboren op 16 januari 1935 in de stad Vejle aan de oostkust van Jutland. Inger Christensen overleed op 2 januari jongstleden. Zie ook mijn blog van 16 januari 2008.

 

Up they soar

 

Up they soar, the planet’s butterflies,

pigments from the warm body of the earth,

cinnabar, ochre, phosphor yellow, gold

a swarm of basic elements aloft.

 

Is this flickering of wings only a shoal

of light particles, a quirk of perception?

Is it the dreamed summer hour of my childhood

shattered as by lightning lost in time?

 

No, this is the angel of light, who can paint

himself as dark mnemosyne Apollo,

as copper, hawkmoth, swallowtail.

 

I see them with my blurred understanding

as feathers in the coverlet of haze

in Brajcino Valley’s noon-hot air.

 

 

Uit: Alphabet (fragment)

 

7

given limits exist, streets, oblivion

 

and grass and gourds and goats and gorse,

eagerness exists, given limits

 

branches exist, wind lifting them exists,

and the lone drawing made by the branches

 

of the tree called an oak tree exists,

of the tree called an ash tree, a birch tree,

a cedar tree, the drawing repeated

 

in the gravel garden path; weeping

exists as well, fireweed and mugwort,

hostages, greylag geese, greylags and their young;

 

and guns exist, an enigmatic back yard;

overgrown, sere, gemmed just with red currants,

guns exist; in the midst of the lit-up

chemical ghetto guns exist

with their old-fashioned, peaceable precision

 

guns and wailing women, full as

greedy owls exist; the scene of the crime exists;

the scene of the crime, drowsy, normal, abstract,

bathed in a whitewashed, godforsaken light,

this poisonous, white, crumbling poem

 

Vertaald door Susanna Nied

 

christensen

Inger Christensen (16 januari 1935 – 2 januari 2009)

 

De Amerikaanse schrijfster en essayiste Susan Sontag werd geboren op 16 januari 1933 in New York. Zie ook mijn blog van 16 januari 2007  en ook mijn blog van 16 januari 2008.

 

Uit: In America

 

“ It felt like, an escapade; like leaving home; like telling lies — and she would tell many lies. She was beginning again; she was rejoining her destiny, which conferred on her the rich sensation that she had never gone astray. 

Maryna arrived in the city in late June. Her skin had forgotten San Francisco’s brisk maritime climate, she had let slip from her mind the noble bay and ocean views, fog permitting, from the top of the steep streets in the heart of the insouciantly pla
nned city, but she recalled every detail of the wide, pillared entrance to the building below Nob Hill on which all her desires were trained. 

Bogdan had arranged for Maryna to stay with old Captain Znaniecki and his wife. A respectable woman temporarily severed from her family would hardly want to live on her own. The Znanieckis had been chosen because they were kindly and protective, and because the Captain had married an American, so Maryna would not be speaking Polish all the time. Further, Znaniecki, a senior surveyor and title searcher with the Land Office, apparently knew everybody from members of the Bohemian Club to the governor of the state – and it would take concerted lobbying to secure an audition with the formidable Angus Barton, the California Theatre’s manager in charge of the stage. The morning after her arrival, Maryna had walked over to Bush Street and slipped into the theatre. Like a gladiator whom bravado and fear have lured to the last row of the empty stadium the day before the game, high above the arena’s neatly raked, un-bloodied sand, Maryna entered one of the boxes for a view of the red velvet curtain and the width of the peacefully darkened stage. But the stage was not dark: a rehearsal was under way. A tall, stooped man dressed in black had bounded from his seat in the tenth row and was rushing down the aisle: she wondered if he could be Barton. “Don’t tell me you’ll be ‘all right’ this evening,” he shouted at one of the actors. “If there’s anything I hate, it’s that. If you’re ever going to be ‘all right,’ you can be ‘all right’ now.” Yes, that must be Barton. 

 

Sontag

Susan Sontag (16 januari 1933 – 28 december 2004)

 

De Duitse schrijver Reinhard Jirgl werd op 16 januari 1953 in Oost-Berlijn geboren. Zie ook mijn blog van 16 januari 2007  en ook mijn blog van 16 januari 2008.

 

Uit: Hundsnächte

 

„Als diese Dörfler nicht abließen, sondern in ihrem Gefuchtel & Gebrüll eher noch sich steigerten – wollten sie uns ?warnen -, stellte ein Fahrer nach dem andern schließlich den Motor seines Fahrzeugs ab, stieg aus & ging langsam auf den wirren Haufen Leute zu, die, schien es, nichts anderes zu tun hatten, als in dieser 1öde aufgeregt durcheinander zu laufen, die Stille mit ihrem Geschrei zu vergiften & dazu mit Armen & Händen zu fuchteln wie ein riesiges auf den Rücken gefallenes Insekt. -:?Warnung, doch Warnung ?wovor: ?Was soll denn sein mit der Hand voll Ruinen, ehemaliger Stallungen Schuppen Wohnhäuser, viele schon Damals bei der Zwangsevakuierung dieser Ortschaft bis zur Unkenntlichkeit geschliffen, 1 Ort, wie es hieß, den sowohl der Dreißigjährige, der napoleonische Krieg wie auch die Rote Armee nur aus dem 1fachen Grund verschonten, weil all=die Armeen ihn, diesen Ort, eingesunken schon damals in Buschwerk & von Wald wie von großen Armen schützend umhegt, nicht gefunden hatten – , und erst mit dem Aufrücken von Heerscharen östlicher Bürokratie, die 2 Mal ihr Grenzgebiet Deutschland gegen Deutschland neu gezogen – Aktionen von Ungeziefer bis Kornblume -, hatten schließlich auch diesen Ort & besser als in acht Jahrhunderten jeder Söldnerhaufen, innerhalb von 8 Jahren zum Verschwinden gebracht; Ruinen, zu Ruinen verfallen -, Restegemäuer von einem vor Jahrzehnten evakuierten Dorf inmitten der 1öde, von Schlingpflanzen Baumwerk Weinranken & Büschen im Griff wie unter einer unendlich langsam sich schließenden Faust, Holunderblüten im Dunkel, fahle Nägel & Krallen an den Klauen pflanzlicher Wesen, die mit der unfassbaren Geduld aller Pflanzen auf das Verschwinden von Zeit lauern, Zeit, die sie, die Pflanzen, seit Anbeginn in Bann geschlagen hält, um dann im Augenblick des Lösens von dieser Fessel in 1 Explosion von Wachstum vorschnellend über die schäbigen Gemäuerreste u die gesamte Landschaft herzufallen, der Menschen u der übrigen Albträume sich bemächtigend, dies=Alles wie Knüllpapier von-sich schleudern würden, um an anderer Stelle, wo solcherart Leben dann hingeworfen wäre, Alles schon Getilgte, Weggeworfne & Zerstörte mit der den Pflanzen eigenen, chlorophyllhaften Geduld noch 1 Mal von-vorn beginne zu lassen – :?“

 

jirgl

Reinhard Jirgl (Oost-Berlijn, 16 januari 1953)

 

De Australische schrijver en essayist Brian Castro werd geboren op 16 januari 1950 in Hongkong. Hij is van gemengde Portugese, Chinese en Engelse komaf.  Van 1968 tot 1976 studeerde hij aan de universiteit van Sydney, waar hij in 1970 een prijs won in een verhalenwedstrijd. Castro werkte in Hongkong, Australië en Frankrijk als leraar en schreef enkele jaren voor Asiaweek. Hij debuteerde in 1982 met Birds of Passage.

 

Uit: Shanghai Dancing

 

„So my father looks out across the Whangpoo and the Soochow and it is already midday, 1932. He bathes in tepid water, rinsing and wincing at a pain in his genitals and donning his cream linen suit and knitted tie, repairs for brunch in the hotel restaurant. He plans his trip next season, on the President Line, to Vancouver, maybe the Great Lakes and home via Japan. Calls for the candlestick telephone and rings his friends. Waves for a car and he’s on his way to the Cercle Sportif where he meets Joao and Meme and Carlinho da Silva and two French girls and they play tennis and swim for an hour or so. Tiffin at three at the American Club and then a few rounds of ten-pin along polished alleys tingling with wax and the layered air of ripe cigars. Then a siesta in the Reading Room with the day’s paper upon his face, stuttered breath calibrating the hard canons of perfect billiard shots until the Boy wakes him at six for a shave, massage and then back to the Cathay to change for a tea-dance the Sassoons are holding; a casual slow-waltzing affair before cocktails out on dappled verandahs marking dates for future business. By nine it’s drinks on board his launch, jokes rippling across the water while they snack on crisp Peking duck folded into crepes, Meme tossing his Moet over the transom on account of his cirrhosis. But death, too, passes by ten when the cabarets are starting to jump. So onto the Ambassador, then the Canidrome, or perhaps the Venus Cafe and then by rickshaw convoy to back-street speak-easies, the high class, low class and no class at all, each boasting of hostesses at a dollar a dance for taxi-dancing. The wheedling voice of the Maitre’D: Take your choice; that wide-eyed one, Small-bird, her name, she pines for you. So he lavished upon her ten books of tickets. Early next morning, he rolls home to the Cathay smelling of perfume and women and orders from the lingerie shop a boxed set of silken underwear and a bouquet of roses to be sent up to the Avenue Joffre. Then it all begins again. Midday; the opera glasses; all this work. Shanghai-dancing.“

 

castro

Brian Castro (Hongkong, 16 januari 1950)

 

De Braziliaanse schrijver, theaterproducent, talk show host, acteur, schilder en musicus Jô Soares werd geboren op 16 januari 1938 in Rio de Janeiro. Hij kreeg zijn opleiding in Zwitserland en in de VS en ging daarna terug naar Brazilië waar hij voor Rio TV ging werken. Van 1988 tot 1999 had hij een talkshow bij SBT. In 2000 nam hij zijn format (te vergelijken met David Letterman) mee naar Rede Globo. Zijn eerste roman O Xangô de Baker Street schreef hij in 1995. In 2000 werd hij verfilmd.

 

Uit: Twelve Fingers: Biography of an Anarchist

 

Dimitri senses that the two are nervous. Parts of the conversation among the trio were later written down by Mohammed and extracted from his Notebook of a Muslim Anarchist, discovered in a drawer upon his death, in 1940, in the house where he worked as a gardener:

“So, where’ve you been keeping yourself?” asked Cubrilovic, sitting down beside him.

I noticed immediately that the youth was bothered by our presence. He was almost a boy. He couldn’t be any older than Vaso, who was seventeen.

“Oh, around,” he answered, changing the subject.

I felt a certain apprehension in him. I pulled up a chair and sat down directly opposite him. Vaso introduced me:

“This is Mohammed Mehmedbasic. Mohammed, I’d like you to meet my friend Dimitri Borja Korozec. We’re both students at the Gymnasium, and I can guarantee you he’s the clumsiest person in the

world,” said Cubrilovic, laughing nervously, without hiding his agitation over what was about to happen.

Every few minutes he would glance at the door and check his watch. He wouldn’t be able to keep the plan secret much longer. I tried to get him away from there, but it was too late. He told everything, looking Dimitri in the eye.“

 

jo_soares

José Soares (Rio de Janeiro, 16 januari 1938)

 

De Amerikaanse dichter Anthony Hecht werd geboren op 16 januari 1923 in New York. Hecht studeerde Engels maar moest zijn studie onderbreken toen hij in 1944 werd opgeroepen om te dienen in het leger. Een van zijn opdrachten was om in 1945, bij de bevrijding van het kamp Flossenbürg, gevangenen te interviewen. Deze opdracht heeft veel invloed gehad op zijn werk, mede doordat hij zelf joods was. Dichter Hecht debuteerde in 1954 met de bundel ‘A Summoning of Stones’. In de loop van zijn leven ontving hij vele prijzen waaronder de Pulitzer Prize voor poezie in 1968 voor zijn bundel ‘The Hard Hours’.

 

Curriculum Vitae

 

  As though it were reluctant to be day,

…….Morning deploys a scale

…….Of rarities in gray,

And winter settles down in its chain-mail,

 

Victorious over legions of gold and red.

……The smokey souls of stones,

……Blunt pencillings of lead,

Pare down the world to glintless monotones

 

Of graveyard weather, vapors of a fen

…….We reckon through our pores.

…….Save for the garbage men,

Our children are the first ones out of doors.

 

Book-bagged and padded out, at mouth and nose

…….They manufacture ghosts,

…….George Washington’s and Poe’s,

Banquo’s, the Union and Confederate hosts’,

 

And are themselves the ghosts, file cabinet gray,

…….Of some departed us,

…….Signing our lives away

On ferned and parslied windows of a bus.

 

 

Saul And David

  

  It was a villainous spirit, snub-nosed, foul

Of breath, thick-taloned and malevolent,

That squatted within him wheresoever he went

…….And possessed the soul of Saul.

 

There was no peace on pillow or on throne.

In dreams the toothless, dwarfed, and squinny-eyed

Started a joyful rumor that he had died

…….Unfriended and alone.

 

The doctors were confounded. In his distress, he

Put aside arrogant ways and condescended

To seek among the flocks where they were tended

…….By the youngest son of Jesse,

 

A shepherd boy, but goodly to look upon,

Unnoticed but God-favored, sturdy of limb

As Michelangelo later imagined him,

…….Comely even in his frown.

 

Shall a mere shepherd provide the cure of kings?

Heaven itself delights in ironies such

As this, in which a boy’s fingers would touch

…….Pythagorean strings

 

And by a modal artistry assemble

The very Sons of Morning, the ranked and choired

Heavens in sweet laudation of the Lord,

…….And make Saul cease to tremble.

 

AnthonyHechtPanel

Anthony Hecht (16 januari 1923 – 20 oktober 2004)

 

De Servische schrijver Aleksandar Tišma werd op 16 januari 1924 geboren in Vojvodina. Na zijn eindexamen in 1942 vestigde Aleksandar Tišma zich in Boedapest. Toen de Duitsers in 1944 Hongarije binnentrokken en begonnen met de uitroeiing van de joden werd Aleksandar Tišma opgepakt en te werk gesteld als dwangarbeider. Hij vluchtte aan het einde van de oorlog en sloot zich aan bij de verzetsbeweging van Tito. Na de Tweede Wereldoorlog studeerde Aleksandar Tišma Duits, Frans en Engels in Belgrado. Na zijn studietijd werkte hij bij een uitgever. In 1974 werd Tišma journalist. Hij woonde en werkte zijn hele verdere leven in Novi Sad. De enige uitzondering hierop was zijn verblijf in Parijs tijdens de burgeroorlog (1991-1995). Zijn eerste gedichtenbundel “De bewoonde wereld” verscheen in 1956. Vanaf de jaren zestig verschenen enkele verhalenbundels en romans. De vaste thema’s van hem waren de Tweede Wereldoorlog en de jodenvervolging.

 

Uit: Ohne einen Schrei (Vertaald door Barbara Antkowiak)

 

„Die Wirtin erwachte von einem ungewohnten, gedehnten Ton; als sie lauschte, brach er ab, dann zerriß er wieder die schläfrige Stille des morgendlich dämmerigen Zimmers. Sie wußte, daß ihr Mann bereits zur Arbeit gegangen war – sie erinnerte sich, ihn über die Waschschüssel gebeugt und später mit der Mütze auf dem Kopf an der Tür gesehen zu haben – und daß das Kind neben ihr lag, sie spürte sein Gewicht und seinen Atem. In der Wohnung war also niemand sonst; dennoch wollte dieser gedehnte Ton, der wie ein Wimmern klang, nicht verstummen. In der Sekunde, als ihr bewußt wurde
, daß es wirklich ein Wimmern war – vermutlich von einem Menschen -, war sie wach genug, um zu begreifen, daß es aus dem Mädchenzimmer kam, wo die Untermieterin wohnte.
Sie richtete sich im Bett auf, zog vorsichtig den Arm unter dem Kopf des Kleinen hervor, setzte die Füße auf den Boden und ging im Unterkleid, wie sie immer schlief – ohne in die Schuhe zu schlüpfen, die sie im Dunkeln nicht finden konnte -, auf Zehenspitzen zwischen Bett und Tisch hindurch zur Küche, in die das Licht des kalten Wintermorgens drang. Vor der Tür des Mädchenzimmers blieb sie stehen. Es war still gewesen, als sie über den kalten glatten Betonboden tapste, und für einen Moment hatte sie gedacht, das Geräusch zuvor sei ein Irrtum gewesen; nun machte sie zögernd an der Tür halt und hörte einen Schmerzenslaut, viel deutlicher als das schwer bestimmbare Wimmern, das sie im Zimmer vernommen hatte. Ohne Bedenken öffnete sie die Tür. Das Mädchenzimmer war hell wie die Küche, denn die Gardine war nicht zugezogen; die Wirtin erblickte mitten im Raum wie auf einer Bühne ihre Untermieterin Branka. Sie stand weit vorgebeugt, die Schuhe hatte sie von den Füßen gestreift, hielt die Knie gebeugt, der Kopf mit dem langen blonden Haar war kraftlos herabgesunken. Sie klammerte sich mit den Händen ans Bettgestell, als fürchte sie, jeden Augenblick zusammenzubrechen. Als die Tür knarrte, wandte sie erschrocken den Kopf und sah die Wirtin aus großen, grünen, weitstehenden Augen an; sie erkannte sie und begann zu weinen.

 

Tisma

Aleksandar Tišma (16 januari 1924 – 16 februari 2003)

 

De Oostenrijkse schrijver Franz Tumler werd geboren op 16 januari 1912 in Gries bij Bozen. Tot 1938 werkte hij als leraar. Tot 1944 was hij met zijn tradionele manier van schrijven (hij werd vergeleken met Adelbert Stifter) een van de succesvolste schrijvers van zijn generatie. Na WO II richtte hij zich meer het autobiografische en psychologische vertellen. In nog latere teksten problematiseerde hij de mogelijkheden van het vertellen (“Aufschreibung aus Trient“, 1965). Vanaf 1950 tot aan zijn dood leefde hij in Berlijn.

 

Uit: Der Mantel

 

„Die Geschichte von dem Mantel, der ihm verlorengegangen ist, habe ich Herrn Huemer in unserer Gesellschaft ein paar Mal erzählen hören, und merkwürdigerweise hat sie uns jedesmal Eindruck gemacht, darüber war er selber erstaunt. Für ihn sei die Geschichte nurärgerlich gewesen, sagte er beim ersten Mal; ein reiner Verlust,wenn er ihn auch nicht so empfunden habe,weil etwas dabei ihn sorgloser, freier, großzügiger gemacht habe,was früher nicht seine Stärke gewesen sei. Wir alle

kannten Huemer ganz gut. Eine gewisse Kleinlichkeit und Ängstlichkeit gehörte zu seinen Eigenschaften. Offenbar wollte er sagen, daß er sie damals verloren habe, ähnlich wie de nMantel. Manchmal schien er uns mit seiner Erzählung bedeuten zu wollen, der Verlust des Mantels, und was damit zusammenhing, habe in ihm noch viel mehr bewirkt; es hörte sich an, als ziele er auf die

Behauptung, er habe sich damals geändert.  Aber dann wieder, ein andermal, zog er aus der Erzählung entschieden das Gegenteil: niemand könne sich ändern, und das wisse er seither! Bei einem dritten Mal sagte er, die Sache wäre ihm als ein Zeichen begegnet. Jedesmal, wenn

er die Geschichte von dem Mantel erzählte, erwähnte er etwas dergleichen, worauf einmal einer der Zuhörer sagte: Aber Sie wollen doch nicht behaupten, daß dies einewahre Geschichte ist, das haben Sie doch nicht wirklich erlebt, so etwas erlebt man doch nicht! Huemer erwiderte: So geht es mir, ich erzähle alles getreu, aber die Leute sagen, es sei eine erfundene Geschichte. Einmal

sagte jemand: Das ist ja ein Traum, solche Dinge können einem in der Wirklichkeit nicht begegnen, die träumt man bloß!”

 

tumler

Franz Tumler (16 januari 1912 – 20 oktober 1998)

 

De Franstalige dichter en schrijver Jules Supervielle werd geboren op 16 januari 1884 in Montevideo, Uruguay, waar zijn Baskische ouders naartoe waren geëmigreerd. Zij stierven allebei door een opgelopen vergiftiging acht maanden na zijn geboorte. Een eerste bundel “Comme des voiliers” verscheen al in 1910, maar de eerste echt belangrijke bundel Débarcadères. publiceerde hij in 1922. Jules Supervielle correspondeerde o.a. met Rainer Maria Rilke en maakte ook kennis met de gebroeders Mann. Paul Celan heeft 36 van zijn gedichten vertaald. In Frankrijk werd hij goed ontvangen door schrijvers als von André Gide und Paul Valéry en Jacques Rivière.

 

Soyez bon pour le Poète

 

Soyez bon pour le Poète,
Le plus doux des animaux.
Nous prêtant son coeur, sa tête,
Incorporant tous nos maux,
Il se fait notre jumeau;
Au désert de l’épithète,
Il précède les prophètes
Sur son douloureux chameau;
Il fréquente très honnête,
La misère et ses tombeaux,
Donnant pour nous, bonne bête,
Son pauvre corps aux corbeaux;
Il traduit en langue nette
Nos infinitésimaux.
Ah! donnons-lui, pour sa fête,
La casquette d’interprète !

 

 

Nocturne en plein jour

 

Quand dorment les soleils sous nos humbles manteaux
Dans l’univers obscur qui forme notre corps,
Les nerfs qui voient en nous ce que nos yeux ignorent
Nous précèdent au fond de notre chair plus lente,
Ils peuplent nos lointains de leurs herbes luisantes
Arrachant à la chair de tremblantes aurores.

 

C’est le monde où l’espace est fait de notre sang.
Des oiseaux teints de rouge et toujours renaissants
Ont du mal à voler près du coeur qui les mène
Et ne peuvent s’en éloigner qu’en périssant
Car c’est en nous que sont les plus cruelles plaines
Où l’on périt de soif près de fausses fontaines.

 

Et nous allons ainsi, parmi les autres hommes,
Les uns parlant parfois à l’oreille des autres.

 

supervielle

Jules Supervielle (16 januari 1884 – 17 mei 1960)

 

De Canadese dichter en schrijver Robert William Service werd geboren op 16 januari 1874 in Preston, Engeland. Zijn opleiding voltooide hij aan de universiteit van Glasgow. In 1897 emigreerde hij naar Canada en leefde hij enige tijd van gelegenheidsbaantjes in Whitehorse en in het Yukon territorium. In 1907 verscheen zijn beroemde ballade The Shooting of Dan McGrew. In dat jaar verscheen ook de bundel The Spell of the Yukon and Other Verses die in Engeland verscheen als The Songs of a Sourdough. Service werd niet alleen beroemd, maar ook rijk. Hij kwam te boek te staan als de Canades Kipling en kon zijn baan bij een bank binnen twee jaar opzeggen. De rest van zijn leven bracht hij door in Parijs, Zuid-Frankrijk en Monte Carlo.

The Men that Don’t Fit In

There’s a race of men that don’t fit in,
A race that can’t stay still;
So they break the hearts of kith and kin,
And they roam the world at will.
They range the field and they rove the flood,
And they climb the mountain’s crest;
Theirs is the curse of the gypsy blood,
And they don’t know how to rest.

If they just went straight they might go far,
They are strong and brave and true;
But they’re always tired of the things that are,
And they want the strange and new.
They say: “Could I find my proper groove,
What a deep mark I would make!”
So they chop and change, and each fresh move
Is only a fresh mistake.

And each forgets, as he strips and runs
With a brilliant, fitful pace,
It’s the steady, quiet, plodding ones
Who win in the lifelong race.
And each forgets that his youth has fled,
Forgets that his prime is past,
Till he stands one day, with a hope that’s dead,
In the glare of the truth at last.

He has failed, he has failed; he has missed his chance;
He has just done things by half.
Life’s been a jolly good joke on him,
And now is the time to laugh.
Ha, ha! He is one of the Legion Lost;
He was never meant to win;
He’s a rolling stone, and it’s bred in the bone;
He’s a man who won’t fit in.

 

robert_w_service

Robert W. Service (16 januari 1874 – 11 september 1958)

 

De Hongaarse schrijver en journalist Kálmán Mikszáth werd op 16 januari 1847 in Szklabonya (tegenwoordig Slowakije) geboren in een familie van kleine grondbezitters. Tussen 1857 en 1863 bezocht hij het lagere gymnasium in Rimaszombat (tegenwoordig Slowakije), tussen 1863 en 1866 ging hij naar het lyceum in Selmecbánya (tegenwoordig Slowakije). Na zijn middelbare eindexamen studeerde hij een paar semesters rechten in Győr. Begin jaren 1870 legde hij zijn eed af en liep stage bij de hoofdrechter in Balassagyarmat. In 1869 begon hij te publiceren. In 1873-1874 werkte hij in Boedapest als journalist en redacteur, in 1874 verscheen zijn eerste bundel met de titel Elbeszélések. (De stoker). In 1875 en 1876 leefde hij onder zeer arme omstandigheden in Boedapest. Omdat ze zo arm waren, liet hij zich van zijn vrouw scheiden, maar na zijn eerste succes trouwden ze in 1882 weer. Vanaf augustus 1878 was hij tweeënhalf jaar lang journalist in Szeged. Deze tijd was een van de rijkste periodes van zijn leven. Hij was actief in het openbaar leven van de stad, hij verzamelde belevenissen, zijn horizon verruimde. In 1881 en 1882 verschenen twee novellenbundels van hem (A tót atyafiak, A jó palócok, Engels: The Slovak Relations, The Good People of Palóc ) en vrij snel werd zijn naam bekend in literaire kringen.

 

Uit: The most dreadful night of all


“A sea which was swelling so fast that in a split second an enormous mass of water flooded the town, arriving furtively like an assassin but so swiftly that it was there before anyone could have become aware of the danger. And it was coming from all sides at once, all of a sudden. And it was impossible to escape from it. And as one was observing the houses from above, looking out of the open window, as they were becoming smaller and smaller as if they were shrinking, there could no longer be any doubt about what was down below, it was the water. And the houses were not only shrinking, but also cricks and cracks could be heard here and there, time and again, they were not louder than a cracking sound set against a raging storm or when a nut is cracked, and after each crack a white house disappeared under the water for ever, a white house where earlier in the evening perhaps fair-haired children looked out of the windows smiling sweetly and happily… The bullying elements seemed to exchange significant glances laughing and enjoying how efficiently they can join their forces to provoke this unfortunate town. And not one of them wanted to rest idle and stay away from the work of devastation. They seemed to say defiantly: “Well, which of us is the stronger?”

 

mikszath

Kálmán Mikszáth (16 januari 1847 – 28 mei 1910)

 

De Franse schrijver Louis de Rouvroy, hertog van Saint-Simon werd geboren op 16 januari 1675 in Versailles. Hij was een Frans hoveling en auteur van een omvangrijk autobiografisch werk, genaamd de Mémoires: een onovertroffen beschrijving van gebeurtenissen en personages tijdens de laatste regeringsjaren van de Zonnekoning. Saint-Simon begon met schrijven in 1694, toen Lodewijk XIV aan de macht was, en beschreef uitvoerig de periode tot 1723, toen de enige opvolger, Lodewijk XV, op dertienjarige leeftijd tot koning werd gekroond.

 

Uit: Mémoires de Saint-Simon

 

„Je portais le nom de vidame de Chartres, et je fus élevé avec un grand soin et une grande application. Ma mère, qui avait beaucoup de vertu et infiniment d’esprit de suite et de sens, se donna des soins continuels à me former le corps et l’esprit. Elle craignit pour moi le sort des jeunes gens qui se croient leur fortune faite et qui se trouvent leurs maîtres de bonne heure. Mon père, né en 1606, ne pouvait vivre assez pour me parer ce malheur, et ma mère me répétait sans cesse la nécessité pressante où se trouverait de valoir, quelque chose un jeune homme entrant seul dans le monde, de son chef, fils d’un favori de Louis XIII, dont tous les amis étaient morts ou ho
rs d’état de l’aider, et d’une mère qui, dès sa jeunesse, élevée chez la vieille duchesse d’Angoulême, sa parente, grand’mère maternelle du duc de Guise, et mariée à un vieillard, n’avait jamais vu que leurs vieux amis et amies, et n’avait pu s’en faire de son âge. Elle ajoutait le défaut de tous proches, oncles, tantes, cousins germains, qui me laissaient comme dans l’abandon à moi-même, et augmentait le besoin de savoir en faire un bon usage, sans secours et sans appui; ses deux frères obscurs, et l’aîné ruiné et plaideur de sa famille, et le seul frère de mon père sans enfants et son aîné de huit ans.“

 

Saint-Simon

Saint-Simon (16 januari 1675- 2 maart 1755)

 

De Nederlandse dichteres Nel Benschop werd geboren op 16 januari 1918 te Den Haag. Zie ook mijn blog van 16 januari 2007.

 

Pniel

Genesis 32:26

 

Er komt een tijd, dat ieder mens alleen
moet staan – en oog in oog met God;
Dan is geen enkle vriend meer om hem heen
en geen geliefde deelt zijn lot.
Er komt een tijd, dat God wat hij bezat
(gebeurt het vroeg? gebeurt het laat?)
hem afneemt als een waardeloze schat
die door de mot en roest vergaat.
Maar wie met God blijft worst’len als een man,
en Hem niet eerder heen laat gaan
dan nadat Hij hem zegent – laat hij dan
als kreup’le in het leven staan,
hij krijgt van God een nieuwe, witte naam;
zijn zwart verleden is voorbij.
Hij is nooit meer alleen, want met God saam
gaat hij zijn weg, verlost en vrij.

 

Benschop

Nel Benschop (16 januari 1918 – 31 januari 2005)

Inger Christensen, Reinhard Jirgl, Susan Sontag, Nel Benschop

De Deense dichteres, schrijfster en essayiste Inger Christensen werd geboren op 16 januari 1935 in de stad Vejle aan de oostkust van Jutland. Ze word als een van de meest vooraanstaande poëtische experimentalisten van haar generatie gezien. Nadat ze afstudeerde aan het Vejle Gymnasium verhuisde ze naar Kopenhagen en later naar Århus, om daar aan de Lerarenopleiding te gaan studeren. Ze ontving haar diploma in 1958. In dezelfde periode begon Christensen gedichten te publiceren in de krant Hvedekorn. Ze werd begeleid door de gerespecteerde Deense dichter en criticus Poul Borum (1934-1995), met wie ze trouwde in 1959 en van wie ze scheidde in 1976. Van 1963 tot 1964 gaf ze les aan de Kunstacademie in Holbæk, waarna ze fulltime ging schrijven. Haar belangrijkste werk uit de jaren ’60 was het werk det (It), dat sociale, politieke en estetische aspecten verkende, maar tegelijkertijd grote filosofische kwesties van zingeving lanceerde. Veel van Christensens werk is georganiseerd in systematische structuren, in overeenstemming met haar geloof dat poëzie niet de waarheid is, en evenmin een “droom” van de waarheid, “een spel, misschien een tragisch spel – een spel dat we spelen met een wereld dat zijn eigen spelletjes met ons speelt.”

Uit: Der Geheimniszustand

“Wenn ich Gedichte schreibe, dann kann es mir einfallen, so zu tun, als schriebe nicht ich, sondern die Sprache selber. Ich tue so, als wäre es möglich, als Person ein wenig zurückzutreten und die Sprache sozusagen von außen zu überwachen, so als hätte ich

sie selber nie benutzt. Ich tue also so, als hätten die Sprache und die Welt ihre eigenen Verbindungen. Als hätten die Wörter, um mich herum, direkte Berührung mit den Phänomenen, auf die sie verweisen. So daß es der Welt möglich wird, Sinn in sich selbst zu finden. Einen Sinn, der vorher schon da ist.

Dabei tue ich nur so, als ob. Ich spüre aber auch, daß ich das tun muß. Ich muß in der Welt Sinn finden, nicht, weil ich das beschließe, vielleicht nicht einmal, weil ich das wünsche, sondern weil ich als ein Eingeborener – auf dieselbe Weise, wie ein Baum eingeboren ist -, ja

wirklich als ein eingewachsener Teil der Welt nicht umhinkann, Sinn zu schaffen, den Sinn, der vorher schon da ist und der unaufhaltsam seine eigene Verwandlung verwaltet, als das, was wir unter Überleben verstehen.

Ich kann es auch anders sagen. Was ich hier erzähle, unterscheidet sich im Prinzip nicht von der Art der Bäume, Blätter zu treiben. Die sich selbst produzierenden, sich selbst regulierenden Systeme der Biologie sind im Grunde von derselben Art, ob sie nun Bäume genannt werden oder Menschen. Und es liest weiter.”

 

Uit: Sommerfugledalen – et requiem / Das Schmetterlingstal – ein Requiem (Vertaald door Hanns Grössel)

V

Wie Bläuling, Admiral und Trauermantel
im periodischen System der Farbe
mit Hilfe nur des kleinsten Nektartropfens
die Erde als Diadem hochheben können,

wie sie in die klaren Sorglosigkeiten der Farbe,
Lavendel, Purpur, Braunkohlenschwarz,
präzise die Verstecke der Trauer einlagern,
obwohl ihre Freudenleben allzu kurz sind,

so können sie mit ihrem Schmetterlingsrüssel
die Welt wie eine Bildfabel aufsaugen,
so leicht wie mit dem Gleitflug einer Liebkosung,

bis alle Schimmer von Liebe verbraucht sind,
nur Schimmer von Schrecken und Schönheit gehen im Kreis,
als Pfauenauge flattern sie umher.

 

christensen

Inger Christensen (Vejle, 16 januari 1935)

 

De Duitse schrijver Reinhard Jirgl werd op 16 januari 1953 in Oost-Berlijn geboren. Zie ook mijn blog van 16 januari 2007.

Uit: Abtrünnig

Sie war das Nachbarskind, 2 Jahr jünger als ich, u trotzdem wars als wären wir=zusammen geboren. Im selben Kindergarten, in derselben Schule, die Nachmittage in der Woche, die Sonntage u die Ferien verbrachten wir=gemeinsam – wir blieben unzertrennlich; die-Leute sagten, bestimmt würden wir später heiraten.

Und so kam es. Ich war 20 sie 18 als wir zum Standesamt gingen. Rings-um-uns-her sahen wir die-Anderen Freundschaften-schließen/ Freundschaften-brechen, heimliche Verhältnisse Raff=Gier Betrügereien, Heirat&scheidung –:– Uns ging das Nichts an, wir lebten=zusammen. Jemand nannte uns das Eineherz-in-zwei-Leibern. Als wir Das hörten, mußten wir lachen über solchen Kitsch; aber ins=geheim empfanden wir dabei Genugtuung wie über gerecht erhaltenen Lohn. –

Nach dem Abitur hatt ich studieren wolln, Philosophie an der Humboldt Universität zu Berlin. Mußte davor zur-Armee, & für mein Studienfach verlangte MAN mehr als nur die 18 Monate Pflicht….. Ließ mich mit der Aussicht aufs Studium pressen auf 3 Jahre Armee. MAN befahl mich zu den Grenztruppen, an die Grenze zu Polen. Tat Dort meinen Dienst & versuchte in Allderzeit, Schmutz-&-Schuld von meinen Händen fern zu halten. Das war nach Neunzehn Einundachtzig auch an dieser Grenze nicht immer 1fach. Und als die 3 Jahre vorbei waren, wars auch mit meinem Wunsch nach dem Studium vorbei. Angesichts dessen, Was inzwischen geschehen war in Diesemland, wäre mir Philosophie-Studieren wie 1 verdorbenes Kindergelüst erschienen, schwärmerisch=herrisch=zankhaftes Geturn am Seitpferd klapperiger Methodik. Filosofie: Nichts als Aus=Flucht vorm Dreck= des-Alltags in Dieserwelt…..”

jirgl

Reinhard Jirgl (Oost-Berlijn, 16 januari 1953)

 

De Amerikaanse schrijfster en essayiste Susan Sontag werd geboren op 16 januari 1933 in New York. Zie ook mijn blog van 16 januari 2007.

Uit: Illness as Metaphor

Although the way in which disease mystifies is set against a backdrop of new expectations, the disease itself (once TB, cancer today) arouses thoroughly old-fashioned kinds of dread. Any disease that is treated as a mystery and acutely enough feared will be felt to be morally, if not literally, contagious. Thus, a surprisingly large number of people with cancer find themselves being shunned by relatives and friends and are the object of practices of decontamination by members of their household, as if cancer, like TB, were an infectious disease. Contact with someone afflicted with a disease regarded as a mysterious malevolency inevitably feels like a trespass; worse, like the violation of a taboo. The very names of such diseases are felt to have a magic power. In Stendhal’s Armance (1827), the hero’s mother refuses to say “tuberculosis,” for fear that pronouncing the word will hasten the course of her son’s malady. And Karl Menninger has observed (in The Vital Balance) that “the very word ‘cancer’ is said to kill some patients who would not have succumbed (so quickly) to the malignancy from which they suffer.” This observation is offered in support of anti-intellectual pieties and a facile compassion all too triumphant in contemporary medicine and psychiatry. “Patients who consult us because of their suffering and their distress and their disability,” he continues, “have every right to resent being plastered with a damning index tab.” Dr. Menninger recommends that physicians generally abandon “names” and “labels” (“our function is to help these people, not to further afflict them”) — which would mean, in effect, increasing secretiveness and medical paternalism. It is not naming as such that is pejorative or damning, but the name “cancer.” As long as a particular disease is treated as an evil, invincible predator, not just a disease, most people with cancer will indeed be demoralized by learning what disease they ha
ve. The solution is hardly to stop telling cancer patients the truth, but to rectify the conception of the disease, to de-mythicize it.”

Sonntag

Susan Sontag (16 januari 1933 – 28 december 2004)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 16 januari 2007.

 

De dichteres Nel Benschop werd geboren op 16 januari 1918 te Den Haag.

 

 

 

Reinhard Jirgl, Susan Sontag, Nel Benschop

Reinhard Jirgl werd op 16 januari 1953 in Oost-Berlijn geboren waar hij tot 1964 door zijn grootouders werd opgevoed. Tijdens zijn ingenieurstudie aan de Humboldt Universiteit begon hij te schrijven maar ondanks steun van o.a. Heiner Müller was tot aan de Val van de Muur geen uitgever bereid om zijn werk uit te geven en bleven zijn manuscripten noodgedwongen in de lade. Critici noemen zijn werk eigenzinnig qua taalgebruik en ortografie, experimenteel en compromisloos, de ‘meest radikale Tabula Rasa van de DDR-literatuur’. Voor zijn werk ontving hij o.a. de Alfred-Döblin-Preis en de prijs van de Schillerstiftung. Werk o.a: Abschied von den Feinden (1995), Hundsnächte (1997), Die atlantische Mauer (2000), Die Unvollendeten (2003), Abtrünnig. Roman aus der nervösen Zeit (2005)

Uit: Die Unvollendeten

„Später rückten Lautsprecherwagen in die Ortschaft ein, danach Miliz.
Zuerst, u wie in Früherenzeiten vor der-Pest, drangen von-Überall-her die Warnschreie menschlicher Stimmen an : !Heutmorgen sind Viele schon erschlagen & erschossen worden –.– In der kleinen Stadt Komotau im Sudetenland wurden seit Stunden Straßen & Gassen mit immerdenselben Durchsagen in tschechischer Sprache beschallt.
30 MINUTEN ZEIT – MIT HÖCHSTENS 8 KILO GEPÄCK PRO PERSON – AM BAHNHOF SICH EINZUFINDEN – DIEJENIGEN, DIE GEGEN DIESEN BEFEHL VERSTOSSEN, WERDEN NACH DEN KRIEGSGESETZEN BESTRAFT –
Und war nach-Kriegsende der Beginn jener Wilden Vertreibungen…..
Die beiden Geschwister, Hanna u Maria mitsamt ihrer Mutter Johanna, gehörten zur deutschstämmigen Bevölkerung im ehemaligen Sudetengau; die Schallscherben von den Lautsprecherwagen galten an diesem Morgen auch für !sie. Hanna, schon Mitte 40, um zehn Jahre älter als Maria, hieß, u genau wie ihre Mutter, Johanna. Anfänglich nur für Fremde zur Unterscheidung, später der Gewohnheit halber, behielt sie den Namen Hanna. Für sie u Maria, zusammen mit ihrer fast siebzig Jahr alten Mutter, von einer großen Familie hier=im-Ort nur noch zu-Dritt übriggeblieben, begann 1945 an einem Nachmittag unterm reglosen Weiß des Spätsommerhimmels der-Treck…..
Zuerst leitete man die Züge mit den Güterwagen, dadrin zu Hunderten Flüchtlinge mit weißen Armbinden hin1gepfercht, nach Bayern, bis knapp vor München. Niemand konnte diese verlumpten Habenichtse gebrauchen, die Streitereien zwischen amerikanischen u: russischen Besatzern über die Grenzziehung ihrer Zonen sowie über die Bedingungen & die Zahl der jeweils aufzunehmenden FLÜCHTLINGSKONTINGENTE spitzten sich zu. Die-Amerikaner bestanden auf den hierfür in Jalta getroffenen Abmachungen: 25 Kilo Gepäck pro Person, keine Trennung der Familien, keine Evakuierungen vor 1946 –: Die Flüchtlinge kamen Einhalbesjahr zu früh, denn die tschechischen Behörden hatten der Willkür Freienlauf gelassen & die Sudetendeutschen nach eigenem Gutdünken aus dem Land geschmissen (die sowjetische Seite ließ gewähren…..). Mehrere Tage&nächte kampierten am Rand einer Landstraße im Straßengraben zwischen Schierling u hohem Ried die-Flüchtlinge-aus-dem-Sudetenland, die Bürgermeister verweigerten deren Unterbringung, & am Sonntag gingen die Dorf-Bewohner an den im Dreck apathisch hockenden Flüchtlingshaufen schweigend vorüber, zum Gottesdienst….. – Schließlich übernahmen sie die sowjetischen Besatzungsbehörden; was den-Vertriebenen noch zum-Glück gereichte, wären sie doch ansonsten ins Sudetenland zurückbeordert & dort als ILLEGALE RÜCKKEHRER verhaftet worden. Denn wo Flüchtlinge sind, sind immer auch Die Lager…..“

Jirgl

Reinhard Jirgl (Oost-Berlijn, 16 januari 1953)

 

De Amerikaanse schrijfster en essayiste Susan Sontag werd geboren op 16 januari 1933 in New York. Ze was dochter van een exporteur van bont en een drankverslaafde lerares. Haar vader’s zaken noopten haar ouders tot veelvuldige afwezigheid en zij groeide dan ook op bij haar grootouders in Tucson in de staat Arizona. Haar vader stierf op zakenreis in China in 1938 aan tuberculose. Haar moeder hertrouwde en Susan Rosenblatt nam de achternaam van haar stiefvader aan, Sontag. Als tiener bezocht Sontag de middelbare school (de Amerikaanse “high school”) in Los Angeles. Ze bleek een uitzonderlijk begiftigd leerlinge en studeerde er op 15-jarige leeftijd af, na drie klassen overgeslagen te hebben. In 1949 ging ze studeren aan de University of Chicago, waar ze haar Bachelor of Liberal Arts haalde in Frans, literatuur en filosofie. In 1950 ontmoette ze in Chicago ook haar echtgenoot Phillip Rief, met wie ze een studie publiceerde naar de invloed van Sigmund Freud op de moderne cultuur. In 1952 beviel ze van een zoon, David. Na afgestudeerd te zijn aan de University of Chicago, behaalde ze haar Master en promoveerde ze te Harvard en St. Anne’s College te Oxford in de filosofie, literatuur en theologie. Daarna studeerde ze kortstondig in Parijs. In 1959 scheidde ze van haar man Phillip. Sinds de jaren ’70 had ze een lesbische relatie met de fotografe Annie Leibovitz, met wie ze in New York samenleefde in een penthouse in Chelsea. Gedurende haar leven heeft Sontag een aantal malen kanker gehad (waaronder borstkanker in 2000 en een zeldzame vorm van baarmoederhalskanker in 1998). Op 28 december 2004 stierf ze aan leukemie in haar geboortestad, New York.

Uit: Against interpretation

“None of us can ever retrieve that innocence before all theory when art knew no need to justify itself, when one did not ask of a work of art what it said be
cause one knew (or thought one knew) what it did. From now to the end of consciousness, we are stuck with the task of defending art. We can only quarrel with one or another means of defense. Indeed, we have an obligation to overthrow any means of defending and justifying art which becomes particularly obtuse or onerous or insensitive to contemporary needs and practice.

This is the case, today, with the very idea of content itself. Whatever it may have been in the past, the idea of content is today mainly a hindrance, a nuisance, a subtle or not so subtle philistinism.

Though the actual developments in many arts may seem to be leading us away from the idea that a work of art is primarily its content, the idea still exerts an extraordinary hegemony. I want to suggest that this is because the idea is now perpetuated in the guise of a certain way of encountering works of art thoroughly ingrained among most people who take any of the arts seriously. What the overemphasis on the idea of content entails is the perennial, never consummated project of interpretation. And, conversely, it is the habit of approaching works of art in order to interpret them that sustains the fancy that there really is such a thing as the content of a work of art.”

SUSAN_SONTAG

Susan Sontag (16 januari 1933 – 28 december 2004)

 

De dichteres Nel Benschop werd geboren op 16 januari 1918 te Den Haag als dochter van een boomkweker. Ze groeide op in een streng gereformeerd gezin. Zij volgde de Mulo en deed daarna de Kweekschool. In 1937 haalde ze haar akte. Ze nam les in declameren bij Lily van Haghe. Tijdens de Tweede Wereldoorlog haalde ze nog aktes voor Engels en Frans. Na de oorlog verliet ze het ouderlijk huis en werd ze lerares op een kostschool voor meisjes in Driebergen. Daarna werkte ze als lerares Nederlands en Frans aan een Mulo in Arnhem en een lyceum in Veenendaal. In 1981 ging ze met pensioen.

Benschop begon in 1948 met dichten. Intussen declameerde ze gedichten van anderen, met soms een van haar eigen gedichten er tussendoor. Ze debuteerde in 1967 bij uitgeverij Kok uit Kampen met de bundel Gouddraad uit vlas. De uitgeverij had de uitgave bijna niet aangedurfd, maar de bundel was een enorm succes, en werd zestig keer herdrukt. Van al haar dichtbundels werden in totaal drie miljoen exemplaren verkocht. Benschop schreef ook spreuken. Veel van haar werk wordt aangehaald in overlijdensadvertenties, vooral het gedicht “In memoriam voor een vriend”.

Haar werk is zeer christelijk, en werd mede om die reden door de literaire kritiek niet erg serieus genomen. Haar werk is meer pastoraal dan literair. Zelf zei ze, met enige zelfspot: “Ik schrijf meditaties op rijm”. Vaste thema’s in haar werk zijn lijden, dood en christelijke troost.

 

In memoriam voor een vriend.

Rust nu maar uit je hebt je strijd gestreden.
Je hebt het als een moedig man gedaan.
Wie kan begrijpen, wat je hebt geleden.
En wie kan voelen, wat je hebt doorstaan?
Rust nu maar uit – je taak is afgekomen;
vandaag heeft God de kroon op ’t werk gezet
dat je eenmaal in Zijn kracht hebt ondernomen.
De zin was af. God heeft een punt gezet.
Maar ’t valt ons moeilijk om de zin te vatten
van ’t zwijgen van je laatste harteklop.
Misschien alleen maar dit: De afgematten
en moeden varen als met arendsvleug’len op…

 

A DIEU

Je bent niet dood – de Heer heeft je geroepen
bij Hem te wonen in Zijn glanzend huis;
je hoeft geen rust en vrede meer te zoeken
je hebt ze nu – want je bent veilig thuis.

Je bent niet dood – je mag voor eeuwig leven,
je bent verlost van onvolkomenheid,
van pijn en van verdriet. God zal je geven
een onbegrensd geluk in onbegrensde tijd.

Je bent niet dood. Maar ach, ik zal je missen,
zoals een mens de meest geliefde mist.
De jaren van geluk zijn nooit meer uit te wissen
en ik geloof: God heeft zich niet vergist…

Benschop

Nel Benschop (16 januari 1918 – 31 januari 2005)