Luuk Gruwez, Philip Larkin

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

Grafschrift voor een melancholica

‘I could not love except where Death
Was mingling His with Beauty’s breath’

E.A. Poe

niemand heeft ooit geweten
hoe jij bent ingesluimerd
als een schielijk overleden schone slaapster
met de gedachte aan een witte witte prins,
die je nooit meer wekken zou.
en hoe je huiswaarts hemelwaarts
bent gekeerd,
niemand heeft het ooit geweten.

de leugen leent de liefde vleugeltjes,
Soms glanzende, soms ondoorzichtige,
nooit voorzichtige,
want geen wijsheid om te weten nadien
hoe de zeer verlokkelijke weemoed
niet op straf van dood te strelen.

het streng verboden siersel
dat je tooide, mijn bekoorlijke verbodene,
woog je als een veel te zwaar halssnoer
om een iets te tengere hals,
en soms,
was het teder van heimwee,
soms, stil van verdriet.

en nu weet niemand nog nauwkeurig
hoe jij bent ingesluimerd
met een zeer witte gedachte
aan hoe het vroeger was.
zelfs ik niet.

al leg ik trouw wat bloemen neer
ter nagedachtenis van alle kinderen,
die nu nog dagelijks
onzichtbaar zacht en stil
in mij sterven.
al ga ik dagelijks vermomd
als een witte prins,
die van de verre witte prins die hij was
nog slechts heel even de treurende schim is.

 

Bekering tot de begeerte

voor Gerard Reve

nooit is mijn lichaam dichter bij de Vreugde,
dan wanneer ik het heimelijk benader
en ten koste van veel gestreel verlok.

niemand behandelt mij zozeer met liefde
als ikzelf onder mijn verboden handen,
als ik nog ver, maar reeds binnen handbereik
het vermogen ontwikkel
om mezelf te omhelzen
in een droom.

hoe dichter ik mijn lichaam ben genaderd,
hoe meer ik in mijn lichaam vertoef
en er ook witgesluierde maanzieke dames laat wonen,
van wie het verleden mij helaas onbekend,
maar rampzalig mooi
en net als ik te ernstig gekneusd
tijdens een vorig handgemeen van de liefde.

maar meermaals ben ik met mijn lichaam moederziel alleen,
soms dagenlang,
soms, tot ik me het bestaan ervan
herinner in een spiegel.

nooit is mijn lichaam dichter bij de Vreugde dan.

 


Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

De Pinksterbruiloften

Die Pinksteren ging ik pas laat op pad:
zo tegen
twintig over één kwam in de zaterdagse zon
mijn trein op gang, voor driekwart leeg en
alle raampjes open, kussens heet, ’t gevoel
van haast geheel verdwenen. Wij reden
achter huizen langs; verblindend blonk
een straat, de vissershaven stonk; toen
kwam van de rivier de vlakke kalme breedte
waar lucht en Lincolnshire en water samenkomt.

De hele middag hield de slaaprig hete baan
ver landinwaarts
een haperende bocht naar ’t zuiden aan,
langs boerderijen, vee – geen schaduw haast –
kanalen waarop licht fabrieksvuil drijft.
Uniek flitste een kas; hagen daalden
en rezen; soms drong de geur van gras
de reuk van knoopjestrijp opzij
totdat er weer een stad, nieuw, onbepaald,
met akkers autowrak genaderd was.

Eerst merkt’ ik niet wat een gerucht
op elk station
de bruiloftsgasten maakten: vluchtig
is aandacht voor schaduw in de zon.
Gejoel en gilletjes op koele laadperrons
hield ik voor jongens, stoeiend met de post.
‘k Ging door met lezen. Maar eenmaal weer op weg
zag ik ze staan, met plakhaar, grijnzend; namaak-
modieus de meisjes, hooggehakt, in sluiers uitgedost,

niet wetend wat te doen, kijkend naar ons vertrek,
als misten zij het slot van een gebeuren,
zwaaiend naar iets
wat verder ging. Getroffen, leunde
ik volgend keer sneller naar buiten en liet
mij niets ontgaan, zag het in and’re termen:
de vaders met een brede riem onder hun vest,
’t voorhoofd doorgroefd; de moeders dik en luid;
een oom vol schuine praat; de permanenten,
de nylon handschoenen, de nep-juwelen, het
geelgroen, lila, oker en olijf dat uit

de rest de meisjes vreemd naar voren bracht.
Ja, uit cafés,
eettenten achteraf en bontbevlagde
weg-restaurants, raakten de huw’lijksfeesten
op hun eind. De hele verdere lijn
stapten er nieuwe paren in; de rest bleef staan;
er werd nog wat gestrooid: confetti, goede raad.
En als wij gingen leek ieders gezicht zijn
eigen beeld te zien: kind’ren keken naar
iets vervelends; vaders stonden verbaasd

over hun groot succes, een klucht van niks;
de vrouwen deelden
’t geheim als een gezellige begrafenis;
en meisjes, in hun tasjes knijpend, keken
naar een godsdienstige verwonding. Beladen
met de som van alles wat zij zagen
stoomden wij eindelijk snel op Londen af.
Het veld werd bouwterrein, peppels gaven
een lange schaduw aan de grote weg.
Voor een minuut of vijftig, achteraf

net lang genoeg om hoeden recht te zetten en
‘k ging bijna dood
te zeggen, was er een tiental huwlijken op weg.
Ze keken zij aan zij naar wat het landschap bood
– een bioscoop, een waterreservoir,
iemand die bij ’t bowlen een aanloop nam –
en niemand dacht aan d’ and’ren, die hetzelfde
uur meemaakten, en nooit meer zien zij nog elkaar.
Ik dacht aan Londen, liggend in de zon,
haar postdistricten recht als tarwevelden.

Dat was ons doel. Terwijl wij raceten over
knopen van rails,
voorbij stilstaande Pullmanwagens, doken er
zwartbemoste muren op, en bijna was de hele
breekbare samenloop voorbij; en wat dit inhield
stond op het punt gelost te worden met
alle kracht die een verandering kan geven.
En toen de remmen pakten, was het als viel
er iets, een pijlenvlucht die uit het zicht werd
afgeschoten, ergens veranderend in regen.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 


Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 9 augustus 2019 en ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Klaus Ebner, Philip Larkin

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Klaus Ebner werd geboren op 8 augustus 1964 in Wenen. Zie ook alle tags voor Klaus Ebner op dit blog.

Uit: Fünfzig

„Fünfzig. Eine runde Zahl, die ich ständig vor mich hinsage. Es ist schon absurd; und das Wort – fünfzig – bleibt stets vage. Auch auf Papier: eine Fünf und eine Null. Dabei sage ich immer: Ich bin ein Null. Allein der Gedanke, dass es heute so weit ist, jagt mir einen Schauer über den Rücken … niemand hat mich gefragt, ob ich so weit bin, ob ich für diese Zahl bereit bin, die im Grunde bloß eine Nummer ist. Sie lähmt meine Sinne, und das degradiert mich zu einer Lach­nummer. Und wen kümmerts? (Niemanden. Außer … mich selbst.) Morgens wollte ich weder aus dem Bett noch etwas essen, doch ich empfand eine Genugtuung darüber, dass Angritt vor mir aufgestanden war und alles Notwendige erledigt hatte (was immer sie für notwendig hält). Alle Glieder fühlten sich so schwer an, als müsste ich mich gegen einen unsicht­baren Widerstand zur Wehr setzen. Nur nicht hoch­kommen, nur nicht hinaus, nur nichts Vernünftiges anfangen. Ich bekämpfte eine körperliche Regung, obwohl mir klar war, dass ich mit einem mentalen Hemmnis rang. Kurz nach Mittag soll es losgehen. (Puh, das ist sehr bald!) Dabei hatte ich schon vor Monaten gebeten, von einer Feier Abstand zu nehmen – fehlt mir doch jede Idee, was ich feiern soll oder was die Familie und meine Freunde mit mir zu feiern hätten. Mein Wunsch, was sage ich: meine Forderung wurde ignoriert, und Angritt legte sich gewaltig ins Zeug, alle einzuladen, den Tagesablauf präzise festzulegen, die Stube in unserem Lieblingsgasthof zu reservieren, kurzum, alles zu organisieren und es dann auf ihre Art perfekt zu inszenieren. Selbstredend eigentlich. Wenn sie etwas anpackt, dann macht sie keine halben Sachen. Ursprünglich hätte es ja eine Überraschung werden sollen, doch wie könnte der eigene Geburtstag jemanden überraschen? Jene vielleicht, die mit einer Uhr nichts anzufangen wissen, die ihre Tage völlig unbedarft genießen, sich kaum umblicken oder zur Seite schauen und dermaßen konzentriert ihrem Weg folgen, dass Einschnitte wie runde Jubiläen an ihnen vorbeiziehen, ohne Aufmerksamkeit zu erregen oder gar Schrammen zu ver­ursachen. Der Einschnitt; ja, von dem höre ich so oft, aber vielleicht liegt das nur daran, dass mir tatsächlich vorkommt, etwas würde zerschnitten: abgetrennt von allem, was bisher war und Bedeutung hatte. Journalisten, Kolumnisten, Ratgeber; die ganze Gesellschaft spielt auf den neuen Lebensabschnitt an. Lebensabschnitt … ein grässliches Wort. Man muss sich damit abfinden, nur mehr Lebensabschnittspartner zu sein. Eine Herabwürdigung ist das, und wen wunderts, wenn einer im Hinterkopf die Uhr nicht nur ticken, sondern so laut pochen hört, dass sich über kurz oder lang Panik breitmacht.“

 


Klaus Ebner (Wenen, 8 augustus 1964)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

In de wei

Nauwelijks zichtbaar is het span
Waar ’t in de koele schaduw staat,
Tot wind hun staart en manen spreidt;
De ene graast, en stapt wat dan,
—’t Lijkt of de ander ‘m gadeslaat—
En staat weer stil in naamloosheid.

Toch maakt, terug vijftien jaar, een reeks
Van races, hoogstens twee dozijn,
Nog zwak van eeuwige roem gewag,
Hun naam, in handicaps en stakes,
Gegrift in bekers, fraai en fijn
Maar nu vertraagd, na n’ hoogtij junidag—

’t Gewambuisd starten; in de lucht
Getallen; parasols in ’t veld,
Veel auto’s leeg in hete staat,
Het gras bezaaid: dan luid gerucht
Dat klinkt tot het zich tanend meldt
In ’n laatste-nieuws rubriek op straat.

Plaagt terugzien, als een vlieg, hun oor?
Zij schudden ’t hoofd. De schaduw lengt
Zomer na zomer sloop reeds heen:
Publiek, het starthek, ’t kretenkoor—
Alleen nog ’t gras dat ze niet krenkt
Hun naam staat nog geboekt, alleen

Hun nu ontgaan; plaats rust in ’t veld
Of draf geeft hen nog wel plezier,
Geen kijker ziet ze huiswaarts gaan,
Noch stopwatch die benieuwd voorspelt:
Slechts ’n rijknecht, met zijn hulp, gespt hier
Bij avond nog de leidsels aan.

 

Vertaald door Cornelis W. Schoneveld

 


Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 8 augustus 2019 en ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.

Robert Seethaler, Philip Larkin

De Oostenrijkse schrijver en acteur Robert Seethaler werd geboren op 7 augustus 1966 in Wenen. Zie ook alle tags voor Robert Seethaler op dit blog.

Uit: Der Trafikant

„An einem Sonntag im Spätsommer des Jahres 1937 zog ein ungewöhnlich heftiges Gewitter über das Salzkammergut, das dem bislang eher ereignislos vor sich hin tröpfelnden Leben Franz Huchels eine ebenso jähe wie folgenschwere Wendung geben sollte. Schon beim ersten fernen Donnergrollen war Franz in das kleine Fischerhaus gelaufen, das er und seine Mutter in dem Örtchen Nußdorf am Attersee bewohnten, und hatte sich tief ins Bett verkrochen, um in der Sicherheit seiner warmen Daunenhöhle dem unheimlichen Tosen zuzuhören. Von allen Seiten rüttelte das Wetter an der Hütte. Die Balken ächzten, draußen knallten die Fensterläden, und auf dem Dach flatterten die vom dichten Moos überwachsenen Holzschindeln im Sturm. Von Böen getrieben, prasselte der Regen gegen die Fensterscheiben, vor denen ein paar geköpfte Geranien in ihren Kübeln ersoffen. An der Wand über der Altkleiderkiste wackelte der eiserne Jesus, als könnte er sich jeden Augenblick von seinen Nägeln losreißen und vom Kreuz springen, und vom nahen Ufer war das Krachen der Fischerboote zu hören, die von den aufgepeitschten Wellen gegen ihre Uferpflöcke geschleudert wurden. Als sich das Gewitter endlich ausgetobt hatte und sich ein erster zaghafter Sonnenstrahl über die rußschwarzen, von Generationen schwerer Fischerstiefel ausgetretenen Dielen bis an sein Bett heranzitterte, rollte sich Franz in einem kleinen Wohligkeitsanfall zusammen, nur um gleich darauf seinen Kopf unter der Decke hervorzustrecken und sich umzuschauen. Die Hütte war stehen geblieben, Jesus hing noch immer am Kreuz und durch das mit Wassertropfen besprenkelte Fenster leuchtete ein einzelnes Geranienblütenblatt wie ein zartroter Hoffnungsschimmer. Franz kroch aus dem Bett und ging zur Kochnische, um einen Topf Kaffee mit fetter Milch aufzukochen. Das Brennholz unter dem Herd war trocken geblieben und flammte auf wie Stroh. Eine Weile starrte er in das helle Flackern hinein, als mit einem jähen Kracher die Tür aufflog. Im niedrigen Türrahmen stand die Mutter. Frau Huchel war eine schmale Frau in den Vierzigern, immer noch ganz ansehnlich, wenngleich auch schon etwas ausgemergelt wie die meisten Einheimischen, denen die Arbeit in den umliegenden Salzminen, den Viehställen oder den Küchen der Sommerfrischlerwirtshäuser zugesetzt hatte.“

 


Robert Seethaler (Wenen, 7 augustus 1966)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

Naar de kerk

Zodra ik zeker weet, dat ik alleen ben
stap ik hier binnen, trek de deur achter me dicht.
Alweer zo’n kerk met rijen banken, oude steen,
overal boekjes; bloemen, afgeknipt
voor zondag, nu verkleurd; glimmende dingen,
daar, waar het heilige gebeurt; een orgeltje;
een oude stilte, vol tastbare spanning
die, God weet al hoe lang, hier hangt. Ik heb geen hoed
maar haal beleefd de fietsklem van mijn broek

en loop naar voren, strijk over het doopvont.
Het dak ziet er, van onderaf gezien, goed uit.
gerestaureerd? Geverfd? Ik weet het niet, hoe het komt.
Ik ga de preekstoel op. Ik declameer
een paar loodzware verzen, en besluit
met tot zover. Ik klink toch harder dan ik dacht.
De echo doet me na, en ik loop naar de uitgang,
teken het boek, doneer een klein bedrag,
ik weet niet goed meer waar ik hier voor kwam

en toch kwam ik hier weer. Zoals in feite vaak
en altijd weer zonder idee, uiteindelijk,
niet wetend waar te kijken, met de vraag,
als kerken ooit volledig uit de tijd zijn,
wat wij met die gebouwen doen, houden we dan
sommige kathedralen open voor publiek,
met al dat heiligs mooi tentoongesteld,
en sloopt de regen en het vee de andere –
wil niemand dan nog op die onheilsplaatsen komen?

Of komen in de nacht dan vreemde vrouwen
hun kinderen een steen aan laten raken
om zo van kanker te genezen; zouden ze
een dode rond zien lopen, ’s avonds laat?
Iets van de kracht zal wel blijven bestaan
in spelletjes en schijnbaar onlogische namen;
maar bijgeloof, net als geloof, dat blijft niet duren,
wat blijft, als ook het ongeloof voorbijgegaan is?
Gras, onkruid op de tegels, een paar muurtjes, lucht

en elke week iets minder van de vorm,
een minder duidelijke functie. Wie,
vraag ik me af, is dan de laatste die hier komt,
voor wat dit was. Iemand, misschien, die
wat op het hout klopt, weet dat dit het koor heet?
Een zuiplap, zoekend naar antiek,
een kerstliefhebber, die nog hoopt
op het geluid van orgels en de lucht van wierook?
Of iemand namens mij, meer zoals ik,

die hier verveeld en ondeskundig komt, maar weet
wat het gehalte geest is op dit kruispunt, deze grond,
die hier, gemengd met stadsstof, zuinig is geweest,
die heeft bewaard wat nu alleen nog voorkomt
in afscheid, trouwerijen en geboortes,
in dood en denken aan de dood – omdat daarvoor
dit ding gebouwd is? Ik heb geen idee
wat deze opgetuigde klamme huls nog waard is,
ik sta hier graag in stilte, en alleen.

Een serieus gebouw op serieuze grond,
hier hangt de lucht van al onze obsessies
die hier, als noodlot aangekleed, tot rust komen.
En dat is dan toch iets dat niet verdwijnt,
want steeds is er weer iemand die zichzelf verrast
met de behoefte voortaan serieus te zijn,
zijn aandacht zal op deze grond worden gericht:
hij hoorde, dat dit goede grond voor wijsheid was,
alleen al door de vele doden die hier liggen.

 

Vertaald door Menno van der Beek

 


Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e augustus ook mijn blog van 7 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 7 augustus 2017 en ook mijn blog van 7 augustus 2011 deel 1 en ook deel 2.

Kjell Westö, Philip Larkin

De Finse schrijver Kjell Westö werd geboren op 6 augustus 1961 in Helsinki. Zie ook alle tags voor Kjell Westö op dit blog.

Uit:  Das Trugbild (Vertaald door Paul Berf)

(Mittwoch, der 16. November)
ALS FRAU WIIK an diesem Morgen nicht zur Arbeit erschien, reagierte er zunächst gereizt. Möglicherweise hing seine Gereiztheit aber auch noch ein wenig mit seiner misslungenen Fahrt nach Kopparbäck am Vorabend zusammen. Um Jary nicht zu verletzen, hatte er seine Gedanken für sich behalten und anschließend die ganze Nacht grübelnd wach gelegen. Schließlich war er zwei Stunden früher als üblich in die Kanzlei gegangen. Er war schlichtweg übermüdet. Das Clubtreffen am Abend empfand er als Bürde, und auf seinem Schreibtisch türmte sich die Arbeit. Drei neue Klienten innerhalb von zwei Wochen, ein komplizierter Fall vor dem Amtsgericht, unbezahlte Rechnungen, unklare Formalitäten bezüglich Rolles Ausscheiden, Briefe, die diktiert und ins Reine geschrieben und versandt werden mussten: Ohne Frau Wiik kam er nicht weitet Er war bereits um halb acht ins Büro gekommen. Sonst war er nur selten vor neun da, weil er lieber bis in den späten Abend hinein arbeitete. Dennoch wusste er, dass Frau Wiik stets um Punkt acht eintraf, auch samstags. Sein Ärger hielt sich, während er darauf wartete, dass sie auftauchte, und rumorte selbst dann noch in ihm, als es halb neun wurde und ihm der Gedanke kam, dass er sie vielleicht anrufen und sich erkundigen sollte, ob sie sich das Bein gebrochen oder eine Mandelentzündung zugezogen und ihre Stimme verloren hatte oder etwas in der Art. Als er ihre Nummer das erste Mal wählte, war er unkonzentriert. Während er darauf wartete, dass sie an den Apparat ging, dachte er an das abendliche Treffen und an Dinge, die er mit den anderen hinter verschlossenen Türen besprechen wollte. So würde er Arelius bitten, es künftig zu unterlassen, seine politischen Ansichten in Gegenwart seiner Mutter Esther zu kritisieren. Aber vor allem musste er mit Lindemark über Jogi Jary sprechen: Es musste doch irgendetwas geben, was sie tun konnten. Als Frau Wiik sich nicht meldete, dachte er, dass sie sicher auf dem Weg ins Büro war. Jeden Moment würde er ihre Schritte auf der Treppe und ihren Schlüssel im Schloss hören.
Als Frau Wiik sich nicht meldete, dachte er, dass sie sicher auf dem Weg ins Büro war. Jeden Moment würde er ihre Schritte auf der Treppe und ihren Schlüssel im Schloss hören. Doch sie kam nicht Und als er drei Mal angerufen hatte und sie nicht an den Apparat gegangen war, machte er sich allmählich Sorgen. 

 


Kjell Westö (Helsinki, 6 augustus 1961)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

Doorgaan met leven

Doorgaan met leven – dat is: herhaling van de gewoonte
waarmee je je zaakjes bedisselt –
is bijna altijd verliezen of tekortkomen.
Het wisselt.

Dit verlies aan belangstelling, haren, initiatief –
ja, als het pokeren was kon je vragen om
andere kaarten en een full house krijgen!
Maar het is schaken.

Je beheert iets duidelijks, een soort ladingsbrief,
als je al je gedachten bent langsgegaan.
Iets anders, wat dan ook, behoort voor jou
niet te bestaan.

En wat brengt het op? Dat wij op den duur
min of meer het stempel herkennen dat onze
gedragingen kenmerkt, ze thuis kunnen brengen.
Maar zeggen,

op die groene avond dat ons doodgaan begint,
wat het allemaal inhield, brengt ons niet verder.
Het sloeg alleen maar één keer op één mens,
en die ligt op sterven.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 


Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor de schrijvers van de 6e augustus ook mijn blog van 6 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 6 augustus 2019 en ook mijn blog van 6 augustus 2017 en mijn blog van 6 augustus 2016 en ook mijn blog van 6 augustus 2015 en ook mijn blog van 6 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.

Luuk Gruwez, Philip Larkin

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

Kanker

I
God, herstel deze vrouw, zij is nog niet
voltooid, zij moet mij nog ten grave dragen.
o, leg haar straks, al stijf van ouderdom,
met beide borsten in een kist.

ik weet dat u soms voorkomt in het wild
naast aasgier, lynx en tijgerkat:
fouilleer haar niet tot op het bot
of daar nog ergens kanker zat.

ook ik lijd honger aan haar lijf.
wees niet bekommerd om uw maal:
ik wil een ander kwijt in ruil voor haar.
ik wil een ander kwijt, of minstens mij.

II
zo bijna kwijt was je me nog het liefst
en ver van mij kreeg je een lijf
dat leed in de verleden tijd.
en dicht bij mij raakte je zoek.

je lijf leert me geschiedenis
en hoe het allemaal begon,
hoe – met de ziel maar op een kier –
het tochten kon tot in het vlees.

van kanker krijg je steeds gelijk.
voor al je angsten ben ik bang,
maar ik verbied je heel zelfzuchtig
je sjofelste, je ziekste zelf

voorgoed van mij te jatten.
ik wil geen ander kwijt dan mij,
nooit ziek, maar ongeneselijk,
zo weinig jaren in altijd.

 

Een handelaar in handen

ik ben de handelaar in handen.
ik slijt mijn waar van deur tot deur,
omdat ik streef naar een bestaan
dank zij de handen van een ander.

ik colporteer ook met gebaren
als strelen, smeken, bidden, slaan,
in alle maten en varianten.
slaat u de deur niet voor mij dicht:
ik ben een god die moe met schepping leurt.

handen kunnen beter wenen dan ogen
met vingers, binnenrijmen van de pijn.
gemerkt met eelt, gekromd van jicht
zijn zij deskundig in herinnering.
alleen met handen kan men vliegen.
men is alleen met handen mens.

de knuisten van een moordenaar
zijn mijn teerste handelswaar.
zo streelziek dat zij moesten wurgen,
zijn zij gekneusd door wrede vrouwenhalzen.

kom, past u eens de polsen van een dichter
met lenige gedachten om bij stil te staan,
of doet u eens de vingers van een drinker aan.
zij trillen van een weldoend gif.

maar blijf van mijn Gisèle af.
haar eeuwig ranselende klauwen
verraden heel haar dievenziel,
de farce in haar onderkeurs:
ik legde ééns mijn handen in de hare
en kreeg ze nooit, nooit meer terug.

 

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

BRUILOFTSWIND

Mijn huwelijksdag lang woei de wind,
En mijn huwelijksnacht was de hooswinden nacht;
En een staldeur stoorde steeds maar met zijn gebonk;
Hij moest die dus gaan sluiten, mij in versuffing
Latend bij kaarslicht onder regenklank;
Ik zag mijn hoofd in de gekrulde kandelaar,
Maar zag toch niets meer. Weer terug noemde hij
De paarden onrustig, en zelf was ik bedroefd
Dat mens noch dier een aandeel had die nacht
In dit geluk van mij.

Nu overdag,
Bij zon, is door de loeiwind alles gehavend.
Hij kijkt naar wat is overstroomd, en ik
Draag een rietmand naar de kippenren,
Zet hem neer, en staar. Alles is wind,
Gierend door bos en wolken, jagend
Langs mijn schort en het wasgoed aan de lijn.
Is dit te dragen, zo’n belichaming door wind
Van vreugde waar mijn werk om draait, als ’n draad
Die kralen rijgt? Zal men mij laten slapen
Nu deze eeuwige ochtend mijn bed deelt?
Droogt zelfs de dood ooit nog
Dit nieuw heerlijk meer; eindigt hij
Ons knielen als vee aan al-voedende wateren?

 

Vertaald door  Cornelis W. Schoneveld

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 9 augustus 2019 en ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Klaus Ebner, Philip Larkin

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Klaus Ebner werd geboren op 8 augustus 1964 in Wenen. Zie ook alle tags voor Klaus Ebner op dit blog.

Uit: Die Freiheit ist eine Funzel

„Der Freiheit ihren Sinn, vielfach verwoben, unter klagendem Geraunze, das ist unsereins nur recht und billig, liefert Zündstoff für Debatten, die am schönsten wohl auf Kanapee und Läufer zu genießen sind, obwohl doch nur eines wirklich auf den Teppich kommt: die Lust zu fabulieren. Die Frage nach der Freiheit ist so alt wie die Menschheit selbst und erst kürzlich endete ein sonst eher mittelmäßiger Science-Fiction-Streifen mit der Maxime, der Wunsch nach Freiheit sei einer der stärksten überhaupt, ein strahlendes Leuchten inmitten eines riesigen, dunklen Ozeans.
Es gäbe kaum so viele Diskurse und Abhandlungen, wenn es sich um etwas Eindeutiges handelte, um einen Begriff, der allen auf simple Art erklärt werden könnte, damit eine gemeinsame Auffassung die Basis der Reflexion darstellte. Die Vorstellungen reichen indes vom freien Athener der Antike über die Freiheit, den christlichen Glauben zu verbreiten oder im Rahmen einer säkular überwachten Religionsfreiheit wieder zurechtzustutzen, über freie Berufs- und Partnerwahl bis hin zur Freiheit, seinem Leben ein Ende zu setzen. Und das kratzt bestenfalls an der Oberfläche, denn so wie man gern witzelt, wenn drei Juristen fachsimpelten, kämen mindestens drei unterschiedliche Meinungen heraus, so verhält es sich ganz gewiss auch mit der Freiheit. Nicht nur, dass jeder Einzelne seine ganz persönliche Vorstellung davon hat, müssen wir uns mit politischen und gesellschaftlichen Freiheiten herumschlagen und fühlen uns spätestens in dem Moment bar aller Worte, wo wir erkennen, dass die unterschiedlichen Zivilisationen und Kulturen dieses Planeten in der Regel klar divergierende Auffassungen pflegen – da ist es schon eine Kunst, nicht den Anschluss zu verlieren. Sind demnach ein absoluter Freiheitsbegriff und dessen Akzeptanz in allen Kulturen inhärent miteinander unverträglich? Besteht überhaupt ein Anrecht auf einen absoluten Freiheitsbegriff?
Da hilft es kaum weiter, dass die – zumindest der abendländischen Welt vererbte – florentinussche Definition von einer natürlichen Möglichkeit ausgeht, all das zu tun, was nicht durch Gewalt oder Recht verhindert wird (woran ich bemerkenswert finde, wie früh in der Geschichte auf die Verbindung zur Gewalt verwiesen wurde!). Angesichts der zahlreichen Konflikte, in denen alles, was wir so unter Freiheit verstehen, unter Soldatenfüßen zertreten wird, befällt einen der Wunsch, eine Vermisstenanzeige aufzugeben. Schließlich will sie wiedergefunden werden, die Freiheit. Immerhin hält niemand sich für frei, wenn sein Land im wahrsten Sinne des Wortes verheert, wenn sein Heimatort von einer fremden oder der eigenen Armee überrannt wird, ganz im Gegenteil, die dermaßen geprüften Menschen empfinden ihr Dasein als unterdrückt und geknechtet, als gegeißelt und aufs Schärfste bedroht.“

 

Klaus Ebner (Wenen, 8 augustus 1964)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

Thuis is zo Treurig
.
Thuis is zo treurig. het blijft zoals men het achterliet,
Gericht op het gerief van die het laatst zijn weggegaan
Alsof het ze terug wil winnen. het gaat echter teniet,
Beroofd van iemand om te behagen, terwijl het aan
Moed ontbreekt om zich de diefstal niet

.
Aan te trekken en terug te keren tot hoe het begon, als
Een speelse gooi naar wat het eigenlijk wezen moet,
Reeds lang buiten spel. Je kunt zie hoe het was:
Kijk naar de schilderijen en het serviesgoed.
De muziek in de pianokruk. Die vaas.

 

Vertaald door Harry G. de Vries

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 8 augustus 2019 en ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.

Robert Seethaler, Philip Larkin

De Oostenrijkse schrijver en acteur Robert Seethaler werd geboren op 7 augustus 1966 in Wenen. Zie ook alle tags voor Robert Seethaler op dit blog.

Uit: Der letzte Satz

„Den Kopf gesenkt, den Körper in eine warme Wolldecke gewickelt, saß Gustav Mahler auf dem eigens für ihn abgetrennten Teil des Sonnendecks der Amerika und wartete auf den Schiffsjungen. Das Meer lag grau und träge im Morgenlicht. Nichts war zu sehen außer dem Tang, der in schlierigen Inseln an der Oberfläche schwamm, und einem überaus merkwürdigen Schimmern am Horizont, das aber, wie ihm der Kapitän versichert hatte, absolut nichts bedeutete. Er saß auf einer Kiste aus Stahl, mit dem Rücken an die Wand eines Deckcontainers gelehnt, und spürte das dumpfe, gleichmäßige Hämmern der Schiffsmotoren unter sich.
Auf der Kiste lag eine Rolle Tau, aus der ein Eisenhaken ragte. Der Haken war an der Spitze angerostet, das Tau ausgefranst und schwarz vom Öl. Jemand hatte ihm vom Duft des Meeres erzählt, aber es roch nach nichts.
Hier draußen gab es nur den Geruch von Stahl und Maschinenöl und den Wind, der von Norden kam und sich nie zu drehen schien. Mahler mochte den Wind. Er hatte den Eindruck, er wehe ihm dumme Gedanken aus dem Kopf.
Vom Hinterdeck kam der Junge mit dem Tee. Er balancierte das Tablett auf einer Hand und ließ die andere über die Reling gleiten. Mahler sah zu, wie er Kanne und Tasse, beide aus feinem, weißblauem Porzellan, sowie einen Zuckerstreuer und ein Silbertellerchen mit Keksen auf der Kiste drapierte. Die Bewegungen des Jungen waren steif und verhalten wie die eines alten Mannes, doch sein Gesicht war kindlich und glatt.
»Wie lange fährst du schon zur See?«, fragte Mahler.
»Es ist mein erstes Jahr, Herr Direktor«, antwortete der Junge.
»Ich bin kein Direktor, also lass das«, sagte Mahler.
»Und nimm die Kekse wieder mit!«
Der Junge nickte.
»Wenn Sie mich jetzt nicht mehr brauchen.«
Mahler schüttelte den Kopf, und der Junge ging. In der Kanne schwammen winzige dunkle Blättchen, dabei hatte er russischen Weißen bestellt. Irgendjemand hatte ihm erzählt, dass weißer Tee die Seele beruhigt. Das war natürlich Unsinn, doch manchmal war es nützlich, an solche Dinge zu glauben.
Der Tee war heiß und er trank langsam. Das war das Einzige, was er heute zu sich nehmen würde. Er fühlte schon lange keinen Hunger mehr, vielleicht würde er morgen wieder essen.“

 

Robert Seethaler (Wenen, 7 augustus 1966)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

MCMXIV

Deze lange rommelige rijen,
Wat staan ze daar geduldig
Alsof ze een lange keten vormen
Voor een cricket- of voetbalstadion,
De hoeden als kronen, de zon
Op besnorde archaïsche koppen
Lachend alsof er een luchtig
Vakantie-uitje begon;

En de geblindeerde winkels, verbleekte
Bekende namen op zonweringen,
De duiten en gouden tientjes,
De spelende jeugd, in stemmig gewaad,
Vernoemd naar vorsten en vorstinnen,
De advertenties op blikken
Voor cacao en wolgaren, een kroeg
Die altijd open staat;

En het zorgeloze platteland:
De plaatsnamen geheel omsluierd
Met bloeiende grassen, en akkers
Vol tarwe die in de deinende stilte
Zich voegen naar eeuwenoude kadasters;
De anders-geklede bedienden
Met kleine kamers in enorme huizen,
Het stof achter limousines;

Nooit zag je zulke onschuld,
Nooit eerder, nooit later,
Alsof deze zwijgend aan zichzelf
Voorbijging – de mannen die vlug
Hun nette tuintjes achterlieten,
De duizenden huwelijken,
Die het nog wel eventjes volhielden:
Nooit keert deze onschuld terug.

 

Vertaald door Arie Sonneveld

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e augustus ook mijn blog van 7 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 7 augustus 2017 en ook mijn blog van 7 augustus 2011 deel 1 en ook deel 2.

Kjell Westö, Philip Larkin

De Finse schrijver Kjell Westö werd geboren op 6 augustus 1961 in Helsinki. Zie ook alle tags voor Kjell Westö op dit blog.

Uit: De woensdagclub (Vertaald door Clementine Luijten)

“(woensdag r6 november)
TOEN MEVROUW WIIK die ochtend niet op haar werk verscheen, raakte hij eerst geïrriteerd. Misschien zat er nog een restje irritatie in hem na de mislukte rit naar Kopparbäck gisteravond. Hij had zijn gedachten voor zich gehouden om Jary niet te kwetsen, had vervolgens de hele nacht liggen piekeren en was bijna twee uur eerder naar kantoor gegaan dan anders. Hij was uitgeput, zo simpel was het. De clubbijeenkomst vanavond voelde als een beproeving en het werk stapelde zich op. Drie nieuwe cliënten in twee weken, een lastige zaak in de plaatselijke rechtbank, onbetaalde rekeningen, onduidelijkheden rond het vertrek van Rolle, brieven die gedicteerd, getypt en verzonden moesten worden: zonder mevrouw Wiik was hij nergens. Hij was om half acht al op kantoor. Anders kwam hij zelden voor negenen, hij werkte liever tot laat in de avond. Maar hij wist dat mevrouw Wiik er elke dag stipt om acht uur was, ook op zaterdag. Terwijl hij wachtte tot ze zou verschijnen, bleef de irritatie hangen en die zeurde nog steeds in hem toen het half negen werd en hij bedacht dat hij haar misschien thuis moest bellen om zich ervan te verzekeren dat ze geen gebroken been had, of keelontsteking en haar stem kwijt was of iets dergelijks. Toen hij het nummer de eerste keer draaide, was hij ongeconcentreerd. Terwijl hij wachtte tot ze zou opnemen, dacht hij aan de bijeenkomst van vanavond en aan dingen die hij onder vier ogen met de andere clubleden wilde bespreken. Hij zou Arelius vragen tegenover zijn moeder Esther geen kritiek meer te leveren op zijn politieke de andere clubleden wilde bespreken. Hij zou Arelius vragen tegenover zijn moeder Esther geen kritiek meer te leveren op zijn politieke opvattingen. En hij moest het met Lindemark vooral over Jogi Jary hebben: er moest toch iéts zijn wat ze konden doen. Toen mevrouw Wiik niet opnam, bedacht hij dat ze vast en zeker onderweg naar kantoor was. Hij kon nu elk moment haar voetstappen op de trap verwachten en de sleutel in het slot horen steken. Maar ze kwam niet. En toen hij drie keer had opgebeld en er nog niet werd opgenomen, werd hij ongerust.
Ze was de stiptheid zelve. En ze vroeg hem altijd om toestemming als ze een langere lunchpauze wilde nemen of ’s ochtends later wilde komen. Het was nog voor negenen, maar hij besloot naar haar huis in Telt te gaan en aan te bellen. Toen hij dat besluit eenmaal had genomen, handelde hij snel. Hij trok zijn ulster en handschoenen aan, pakte zijn hoed van de hoedenplank, nam de trap naar beneden en liep op een drafje naar de tramhalte. Pas toen hij al in de tram zat, realiseerde hij zich hoe dom hij was geweest. De auto stond nota bene op het plein Kaserntorget. Waarom had hij die niet gepakt om linea recta naar de Mechelingatan te rijden? Dat was veel sneller geweest.”

 

Kjell Westö (Helsinki, 6 augustus 1961)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

Geld

Elk kwartaal of zo maakt het geld mij een verwijt:
‘Waarom laat je mij hier in ledigheid?
Ik ben wat jij nooit hebt gehad, mooie dingen en seks.
Die zou je nog steeds kunnen krijgen, schrijf maar wat cheques.’

Dus kijk ik naar een ander, wat die ermee doet:
Die bergt het heus niet tussen het linnengoed.
Ze hebben een tweede huis en auto en vrouw:
De band tussen leven en geld lijkt tamelijk nauw.

Ze hebben zelfs veel gemeen, als je navraag gaat doen:
Jong zijn kun je niet uitstellen tot je pensioen,
En hoe je je poen ook belegt, het geld dat je spaart
Is aan het eind van de rit geen sikkepit waard.

Ik hoor het geld zingen. Het is of je uitzicht had
Van een hoog balkon op een provinciestad,
De sloppen, de gracht, gekke kerken in vol ornaat
Bij avondzon. Uitermate desolaat.

 

Vertaald door Wiebe Hagendoorn

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor de schrijvers van de 6e augustus ook mijn blog van 6 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 6 augustus 2019 en ook mijn blog van 6 augustus 2017 en mijn blog van 6 augustus 2016 en ook mijn blog van 6 augustus 2015 en ook mijn blog van 6 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.

Luuk Gruwez, Philip Larkin

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

András de verzamelaar

András spaart van alles, zelfs zijn haar.
Om er de kussens mee te vullen voor zijn kop.
Zozeer wil hij soms slapen op zichzelf, zegt hij,
als op een schat die niemand hem ontstelen mag.

Van top tot teen is hij verslaafd aan kwijt
en niets is hem zo lief als wat hij ooit verloor.
Hij heeft zijn dierbaren alleen vermoord
om naderhand zichzelf te kunnen condoleren,

want verreweg het dierbaarst blijft hem András,
altijd András. Zo afgeladen vol zit hij met András
dat in zijn kop geen plaats meer voor een ander
en dat hij solo alle anderen is. Volkomen András.

 

Ballade van de bom

Ik ben de bom die weldra op het huis van
Jonas valt, op het verliefde hoofd van Evelien
of op de mooie Ellen met haar eerste baby.
Neem kennis van mijn meesterlijke zoeven

dwars door een lucht vol krassende kraaien.
Ik streef het sterven na, bezegel elk vergeten,
laat van de straat niet één muur langer heel
voordat ik roerloos lig, waarna eerst groot gekrijs,

daarna de stoffigste van alle stiltes, en ik
de bom ben die gevallen is. Vanuit den hoge
heb ik ze gezien: de kathedralen en kazernes,
de lunaparken, dierentuinen, hospitalen.

Want ik kan denken doordat een alomtegenwoordige
almachtige mij het vermogen heeft geschonken
dit te doen terwijl ik val. En dus denk ik: waarom?
En dan vooral: waarom nu ik, zomaar een bom?

Terwijl toch ook tornado of orkaan dit kan,
vulkaan of aardbeving of doodgewonere natuur:
zo’n herfst of nog het meest die lieve, lieve lente
in haar miskende maar wreedaardige momenten.

 

Equus caballus II

II

HIPPOSOMNIE

Het is mijn ultieme verlangen staande te slapen,
dampend als een paard in de wei, de laatste nevel
rondom kont en schoft en manen, terwijl er ginder
bij het eerste huis al werkvolk is voorbijgereden,

al kinderen – een droom nog in het oog – naar school
toe joelen en postbodes hun brieven bestellen.
Dan, als een paard in de ochtend, zal ik staan wenen
in de wei, gesteld dat paarden konden wenen. Maar paarden

wenen niet. Zij weten. Zij snuiven staande hun ik bijeen,
zij hinniken, verjagen hun tranen naar het vervagende veld
waarop zij ooit hun oorsprong hebben gevonden.
En zij luiken de ogen.

 

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Bescheiden

Woorden prozaïsch als kippevleugels
vertellen geen leugens,
maken de zaken niet mooier –
zijn te verlegen.

Gedachten die rondscharrelen als munten
onder wisselende heren
raken tot op de rand versleten
maar blijven rouleren.

Onkruid mag niet tot wasdom komen
maar vormt toch soms
een bloem; alleen, het wordt
door niemand waargenomen.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
Standbeeld in Hull, East Riding of Yorkshire

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 9 augustus 2019 en ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Jostein Gaarder, Philip Larkin

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: Wij zijn de wereld (Vertaald door Lucy Pijttersen)

“Lieve Leo, Aurora, Noah, Alba, Julia en Máni,
Ik ben achter de computer gaan zitten omdat ik jullie een brief wil schrijven. Wel ben ik een beetje zenuwachtig, want het voelt wat raar om op deze manier contact met jullie te leggen. Het idee erachter is dat deze brief ook kan dienen als een klein boekje dat andere mensen kunnen lezen. Zo’n tekst die iedereen kan lezen, ook al is die in de eerste plaats geschreven voor één iemand, of voor hooguit enkele personen in het bijzonder, wordt ook wel een ‘open brief genoemd. Jullie kunnen deze brief dus pas lezen als het boek is gedrukt. Maar zo erg is dat niet, want ik zal pas wat over het boek vertellen als het gedrukt is, dus zodra de uitgever het gepubliceerd heeft. Ik kijk ernaar uit om jullie allemaal een exemplaar te geven. Daar heb ik al over nagedacht, en ik stel me voor dat het een plechtig moment zal zijn, zowel voor jullie als voor mij. We moeten maar even zien of jullie de brief van je opa een voor een krijgen, of dat we er een groot feest van maken bij iemand van ons thuis.
Zo’n brief in boekvorm heb ik eerder geschreven. Verschillende boeken van mij hebben diezelfde vorm, maar die waren gericht aan personen die ik heb verzonnen. De enige uitzondering was het boek Vita Brevis. Dat heb ik, met veel plezier, geschreven in de vorm van een brief aan Augustinus, een beroemde bisschop en kerkvader die zestienhonderd jaar geleden in Noord-Afrika heeft geleefd. De afzender was een vrouw die echt heeft bestaan, ik wilde haar een stem geven. Zij komt voor in de Belijdenissen, het boek dat de bisschop heeft geschreven, maar we weten maar weinig over haar, behalve dan dat de kerkvader haar op een dag de deur heeft gewezen na jarenlang met haar te hebben samengeleefd. Zelfs haar naam kennen we niet, maar in mijn boek heb ik haar Floria Aemilia genoemd. Natuurlijk heeft de bisschop die brief van Floria nooit gelezen, maar ik wilde dat zo veel mogelijk van zijn huidige volgelingen een kans zouden krijgen dat te doen. In dat boek heb ik zelfs met de veronderstelling gespeeld dat hij inderdaad een brief had ontvangen van de ongelukkige vrouw aan wie hij ooit zijn hart had verpand. De kerkvader had een keuze gemaakt. In plaats van de liefde voor een vrouw in zijn aardse leven had hij de voorkeur gegeven aan een eeuwig leven in het hiernamaals. Kennelijk vond hij dat het een niet te verenigen was met het ander. Wat ons hieraan misschien nog wel het meest verbaast, is de vraag hoe hij ertoe kwam om zo veel in het leven in déze wereld op te offeren voor een aantal veronderstellingen over een andere wereld. Ook zestienhonderd jaar later is dat nog altijd een actueel probleem. In dit boek wil ik het onder andere over dat soort filosofische levensvraagstukken hebben.
Een open brief schrijven aan echte mensen die nu leven, is voor mij iets heel nieuws. Jullie hebben allemaal een andere leeftijd; op het moment van schrijven is de jongste nog maar een paar weken oud en de oudste bijna achttien jaar. Bovendien z
ijn jullie met drie meisjes en drie jongens.”

 

Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

Doorgaan met leven

Doorgaan met leven – dat is: herhaling van de gewoonte
waarmee je je zaakjes bedisselt –
is bijna altijd verliezen of tekortkomen.
Het wisselt.

Dit verlies aan belangstelling, haren, initiatief –
ja, als het pokeren was kon je vragen om
andere kaarten en een full house krijgen!
Maar het is schaken.

Je beheert iets duidelijks, een soort ladingsbrief,
als je al je gedachten bent langsgegaan.
Iets anders, wat dan ook, behoort voor jou
niet te bestaan.

En wat brengt het op? Dat wij op den duur
min of meer het stempel herkennen dat onze
gedragingen kenmerkt, ze thuis kunnen brengen.
Maar zeggen,

op die groene avond dat ons doodgaan begint,
wat het allemaal inhield, brengt ons niet verder.
Het sloeg alleen maar één keer op één mens,
en die ligt op sterven.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
Portret door Nick Cudworth, 2021

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 8 augustus 2019 en ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.