John Birmingham, Philip Larkin

De Australische schrijver John Birmingham werd geboren op 7 augustus 1964 in Liverpool, Engeland. Zie ook alle tags voor John Birmingham op dit blog.

Uit: He Died With a Felafel in His Hand

“He died with a felafel in his hand. We found him on a bean bag with his chin resting on the top button of a favourite flannelette shirt. He’d worn the shirt when we’d interviewed him for the empty room a week or so before. We were having one of those bad runs, where you seem to interview about thirty people every day and they are all total zipper heads. We really took this guy in desperation. He wasn’t A-list, didn’t have a microwave or anything like that, and now both he and the felafel roll were cold. Our first dead housemate. At least we got some bond off him.
We had no idea he was a junkie, otherwise we would never have given him the room. You let one junkie in the house and you may as well let them all in. We had another secret junkie live with us once. Melissa. She was okay, but her boyfriend stole all of my CDs. Told me some Jap guy, a photographer, took them and if I went to Kinselas on Wednesday nights I could probably find him there. Yeah right.
Melissa, on the other hand, ran a credit scam out of the same house. Months after she’d left, a couple of debt collectors came round looking for Rowan Corcoran. That was the identity she’d set up, but we didn’t know that. We were very helpful, because bills had been turning up for this Corcoran prick for months. We didn’t know who he was, just some mystery guy racking up thousands of dollars in debt and sending the bills to our place. We sat the debt collectors down in the living room with a cup of tea. Showed them all the other bills that had been arriving for Mr Corcoran. When they saw that the last bill was for two Qantas tickets to America their shoulders sort of slumped. I’ve still got those bills. $35,000 worth.

……………………
But Melissa was okay. In fact she was a real babe. She used to steal food for the house from this restaurant she worked in. (If you’re reading this, Melissa, we really appreciated the food.) There were four or five of us living at Kippax Street at that stage. Everyone was on the dole or Austudy or minimum wage. The house was typical Darlinghurst, this huge, dark, damp terrace with yellowed ceilings, green carpet, cigarette burns and brown, torn-up furniture.
We’d sit around on Tuesday night waiting for Melissa to get home with our stolen dinner. She usually walked through the door just before Twin Peaks came on, so there was this nice warm feeling in the house as we all sat in front of the teev scarfing down the free stuff.“

 

John Birmingham (Liverpool, 7 augustus 1964)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

GAANDE

Er komt een avond langzaam aan
Dwars door het land, zoals nog nooit gezien,
Geen lamp licht op.

Zijdeachtig lijkt hij van verre, toch
Eenmaal opgetrokken langs knieën en borst
Brengt hij geen kalmte.

Waar is de boom heen, die grond
Klonk aan de lucht? Wat zit onder mijn hand,
Dat ik maar niet voel?

Wat drukt mijn hand neer

 

Vertaald door Cornelis W. Schoneveld

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e augustus ook mijn blog van 7 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 7 augustus 2017 en ook mijn blog van 7 augustus 2011 deel 1 en ook deel 2.

Kjell Westö, Philip Larkin

De Finse schrijver Kjell Westö werd geboren op 6 augustus 1961 in Helsinki. Zie ook alle tags voor Kjell Westö op dit blog.

Uit: Tante Elsie und mein letzter Sommer (Vertaald door Paul Berf)

„Tante Elsie war nicht wie wir anderen; sie war maßlos, spielte Fußball mit mir und meinem dicken Cousin Robin, wanderte rastlos auf Lönnbacka umher, rauchte Kette, las in einem fort und genoss so gierig und redete über so viele Dinge gleichzeitig, dass Großmutter, die das halbe Jahr dort draußen
in der Stille lebte und außerdem alt war und in aller Ruhe über die Dinge nachdenken wollte, oft aussah, als würde sie nichts verstehen.
»Elsie, Liebes«, sagte sie, »du solltest dir deinen Kopf nicht mit so vielen Dingen voll stopfen. Was du nicht verdaut bekommst, kann schmerzhaft für dich werden.«
Tante Elsie lachte und schüttelte energisch den Kopf, so- dass sich der schwarze Schwall wie ein Vorhang über ihre Augen legte.
»Ich bin noch jung, ich schaff das schon.«
Ich fand nicht, dass Tante Elsie jung war. Für mich waren sie alle alt und dem Tod und Verschwinden auf eine Weise nahe, die mir manchmal eine leichenblasse Angst einflößte, allein zurückzubleiben: Papa und Mama, Großmutter, Onkel Walle und Satu, die Onkel Walles Frau und Robins Mama war und Finnisch sprach, und Tante Elsie; sie alle hatten schon so unfassbar lange gelebt.
Aber wenn Tante Elsie nicht jung war, so war sie dennoch schön, auf die gleiche Art schön wie Helsingfors, wenn man am Tag vor dem Schulbeginn zurückkehrte und die Stadt am Ende der Autobahn vor einem lag, mit all ihren Menschen und all ihrer Gier.

Jeden Morgen steht Tante Elsie vor der Sauna. Vor ihr steht eine gesprungene Emailleschüssel. Tante Elsie beugt sich über die Schüssel. Es ist immer früh, alle anderen schlafen. Tante Elsie wäscht sich unter den Armen, ihre Brüste schwingen wie gewaltige Pendel von links nach rechts und wieder zurück, das Wasser spritzt, und Tante Elsie pfeift vor sich hin. Robin und ich stehen am Waldsaum, zusammengekauert hinter dem großen Stein, wir bekommen immer größere Augen.
Dann geht Tante Elsie schwimmen, wenn das Wetter gut ist. Robin und ich schleichen hinterher, verstecken uns hinter der Riesentanne. Der See glitzert mit hundert Augen, die Ukeleien hüpfen auf und ab, als zöge jemand mit Fäden an ihnen, weiße und gelbe Seerosenblätter schaukeln auf dem Wasser.
Robin und mir verschlägt es die Sprache, weil alles so wunderschön ist. Tante Elsies Haare sind so lang, dass sie bis zu ihrem Po hängen, der sich leuchtend weiß von ihrem braunen Rücken und den braunen Beinen absetzt. Wir warten auf den Moment, wenn sie zurück schwimmt, sich aufrichtet und an Land watet. Ich hebe einen Fuß auf einen Stein und lehne mich vor, damit Robin nicht sieht, was mit mir geschieht.

 

Kjell Westö (Helsinki, 6 augustus 1961)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Liefdesliedjes later

Haar bladmuziek was dun, die kon ze nog wel kwijt,
ze keek graag naar de covers,
er was er één verbleekt door zonlicht mettertijd,
er was er één met kringen door een vaas vol water,
er was er één geplakt tijdens een schoonmaakbui
en toen gekleurd door dochterlief —
zo wachtten ze tot zij, in weduwschap, ze vond
terwijl ze naar iets anders zocht, en waar ze stond

ineens weer wist hoe elk gedwee, eerlijk akkoord
de komst bereidde van de teksten
vol koppeltekens voor het rekken van elk woord,
en hoe haar sprankelende jeugd zich weer verspreidde,
als door de lente uit hun slaap gewekte bomen,
waarin verborgen frisheid zong
en zekerheid dat er nog vele jaren kwamen,
net als toen ze die songs ooit speelde. Maar met name

genoot ze van het woordje LOVE, dat steeds zou blijven,
vroeg of laat losbarstte,
en stralende verliefdheid door de lucht liet drijven,
het woordje dat nog altijd veel beloofde: orde,
voldoening en een oplossing voor alles. Dus
huilen en de songs
weer stapelen deed pijn voor wie half toe moest geven
dat zij dat toen niet zou en nu niet zal beleven.

 

Vertaald door Jan Pieter van der Sterre

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor de schrijvers van de 6e augustus ook mijn blog van 6 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 6 augustus 2019 en ook mijn blog van 6 augustus 2017 en mijn blog van 6 augustus 2016 en ook mijn blog van 6 augustus 2015 en ook mijn blog van 6 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.

Luuk Gruwez, Philip Larkin

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

Aan een collega

I

Ik durf je amper te vertellen, kameraad,
tijdens hoeveel van mijn dagen ik haar haat,
die oudste industrie van het verdriet, de poëzie.
Dat ik haat hoe zij met mij brutaal aan de haal gaat,
hoe zij mij struikelen doet over mijn
enjambementen, mijn chiasmen, assonanties
en tegen het scheenbeen van mijn eerste liefde schopt.
Dat zij helemaal geen rekening wil houden

met de noden van mijn darmen en de doden
in mijn ziel en de zaden op een plek
waar eeuwigheid een poging tot ontspringen doet.
Gister nog, bij Osman, die mijn kapper is,
kroop zij ongevraagd en naakt bij mij op schoot
terwijl het scheermes langs mijn slapen gleed.
En nog diezelfde dag, terwijl ik boven op een ladder stond,
strooide zij schaterend voetzoekers in het rond.

Wij mogen dan wel in een zuiderse patio liggen,
er fanatiek naar strevend onder een zwijgzame
sterrenhemel gelukzalig niets en niemand te zijn,
maar daar zelfs komt zij langs, de poëzie, la poesia,
met het bon chic, bon genre van een tettertrien.
Zij vindt het helemaal niet erg – wat dacht je wel? –
de beste coïtus ter wereld te verstoren
om te zeggen dat zij niets te zeggen heeft.

Rot op, roep ik, de pot op, rot toch op!
Maar daar propt zij al een vod
diep in de strot van mijn geliefde,
die haar terecht van oudsher wantrouwt.
Ik durf je amper te vertellen, kameraad,
hoezeer en tijdens hoeveel van mijn dagen ik haar haat,
de poëzie, dat ik haar haat met hart en ziel.
En dat, als ik haar liefheb: hoogstens per vergissing.

 

Scheppingsverhaal

misschien was god wel onvoorzichtig
toen hij het zoogdier schiep
de leeuw, akkoord, een meesterwerk
maar wat te zeggen van de mens?

en had de olifant niet moeten briesen
de dashond met zijn trieste blik
niet moeten piepen als een muis?
had die mens niet moeten mekkeren?

er waren dichters nodig, beter in geluid
zangers met perfecte strot
om wat verkeerd ging te herstellen:
constructiefouten in zijn schepping

hij schiep er enkele, mijn god
en met zijn vette schommelende lijf
deed hij, tot iedereens vermaak
een walsje in de balzaal op aarde

en of het goed was, zag hij niet

 

Tafereeltje

vanuit de kamer waait een fijne harpmuziek al aan
terwijl ik in de tuin in Du Perron te lezen zit
en slechts gestoord word door een karig briesje
dat zich met klaprozen en duizendschoon verlooft,
vandaag pluist Mieneke in purperen japon
een dagboek van een afgestorven dichter na
die, door de dood nochtans sinds lang omhelsd,
nog steeds uitstekend past bij haar verdroomde blik.

de merel fluit, de hagedoom bloeit,
de avond voert misschien nog onweer aan;
en ik die nergens iets aan heb verdiend
kan morgen best weer aan verwelken denken.

 

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Hoge ramen

Als ik een jong paartje zie
En vermoed dat hij haar neukt en zij
Pillen slikt of eens spiraaltje draagt,
Weet ik dat dit het paradijs is.

Waar iedereen die oud is het hele leven van gedroomd heeft?
Verbintenissen en gebaren van de hand gedaan
Als een verouderde maaidorser
En iedereen die jong is glijdt de lange glijbaan

Af naar geluk, eindeloos. ik vraag me af of
Iemand naar mij keek, veertig jaar geleden,
En dacht: zo zal het leven zijn;
Geen God meer, of zwetend in het donker;

Over de hel en zo, of moeten verzwijgen;
Wat je van de priester vindt. Hij
En zijn kliek zullen allemaal de lange baan afglijden
Als verdomd vrije vogels. En onverwijld
Komt in plaats van woorden de gedachte aan hoge ramen:
Het zon-begrijpende glas,
En daarachter, de diepblauwe lucht, die niets
Laat zien, en nergens is, en eindeloos.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
Portret door Humphrey Ocean, 1984

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 9 augustus 2019 en ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Jostein Gaarder, Philip Larkin

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: The Orange Girl (Vertaald door James Anderson)

“But Georg, a new dilemma can emerge here, and one that possibly isn’t so difficult — or malignant —as the first one. If you answer that, despite everything, you would have chosen to live, even if only for a short while, then I don’t really have any right to wish I hadn’t been born. So there can be a kind of balancing of accounts, one item can mitigate the other. Of course that’s what I’m hoping for. Indeed, that’s why I’m writing. You can’t give me a direct answer to the great question I’ve posed. But you can reply indirectly. You can answer in the way you choose to live this life you began when Veronika and I and a disobedient hospital doctor drank your health in champagne. That champagne doctor was a good omen for you, I’m certain of it.
Now you can lay aside this greeting from me. Now it’s your turn to live.
As for me, I’m being admitted to hospital tomorrow. That was the important appointment. Mum will be taking you to nursery school from now on. I had to write that too. And I must add: I can’t promise that I’ll ever return to Humleveien. Georg! I have one final question: can I be certain that there is no life after this one? Can I be totally sure that I won’t be somewhere else when you come to read this letter? No, I can’t completely exclude the possibility. Because the world exists, the limits of probability have already been exceeded. Do you know what I mean by that? I’m already so full of amazement that there is a world, that I have no room for more amazement should there turn out to be another one afterwards.

I remember how, a couple of days ago, you and I killed a couple of hours with a computer game. Perhaps the game amused me more than it did you; I desperately needed a little respite from all my thoughts. But each time we ‘died’ in that game, a new screen immediately came up, and we were off again. How can we know that there isn’t a ‘new screen’ for our souls as well? I don’t think there is, I really don’t. But the dream of something unlikely has its own special name. We call it hope.
I REMEMBERED THAT NIGHT OUT ON THE PATIO! It had penetrated my marrow, been etched on my heart. And reading about it now made the hairs on the back of my neck stand up more than once. Until then I’d sort of forgotten everything, because I’d never have remembered that starry night if I hadn’t read about it, but now I recalled it almost too vividly. PERHAPS THIS IS THE ONLY GENUINE MEMORY I HAVE OF MY FATHER. I couldn’t remember him at Fjellstolen. However hard I tried, I couldn’t bring back any of the walks around Lake Sognsvann, either. But I remembered that enchanted night on the patio. That is, I remembered it in a totally different way. I remembered it like a fairytale, or like some motley-coloured dream. I had woken up. Then Dad came in from the conservatory and lifted me high in the air. He said we were going out to fly. We were going to look at the stars, he said. We were going out to fly through space.”

 

Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Aubade

Ik werk de hele dag, word ’s avonds halfdronken,
ontwaak om vier uur in het donker. Ik staar.
Om de gordijnen wordt het licht ten slotte.
Tot dan zie ik wat ik als echt ervaar:
de rusteloze dood, opnieuw een etmaal nader,
die maakt dat ik slechts denken kan aan waar
en hoe, wanneer ik zelf zal sterven.
Vruchteloze vragen – toch speelt de vrees
om dood te gaan en dood te wezen
opnieuw, vervult me met ontzetting.

Heel je verstand staat stil. Niet uit wroeging
om dingen niet gedaan, om liefde niet gegeven,
tijd niet benut, ook niet uit spijt omdat
één leven er zo lang over kan doen om uit
een fout begin verlost te raken, of zelfs dat niet,
maar om totale leegte voor altijd,
de zekere vernietiging voor eeuwig waarnaar
wij toegaan. Niet meer hier zijn.
Nergens meer zijn.
Niets is erger, niets méér waar.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
Standbeeld in Kingston upon Hull, waar Larkin meer dan 30 jaar woonde.

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 8 augustus 2019 en ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.

John Birmingham, Philip Larkin

De Australische schrijver John Birmingham werd geboren op 7 augustus 1964 in Liverpool, Engeland. Zie ook alle tags voor John Birmingham op dit blog.

Uit: On Father

“Andrew had snuck a small bottle of whisky into the room and at some point we poured one out for the old man, toasting him from disposable plastic cups liberated from a coffee machine.
He was shrunken in death.
Diminished even beyond the ravages of his long struggle. Grey in pallor, sunken-cheeked, mouth open but eyes mercifully closed. I stared at the dressing on his chest, the last he would ever need to close up the maw of the gaping wound that a runaway ulcer had eaten into his flesh. The cancer was still in there, I thought. His killer.
And now, finally, it was defeated. It had run wild through his body, up and down his spine, through his flesh, into his bones. But now it had nowhere left to run. It would go with him from this place to another place and it would burn. I imagined it, sentient and cruel, screaming as it died in the fire of the crematorium.
Disturbed and aberrant thoughts, but satisfying.
That feeling of vengeful contentment recurred a week later, when I knew he had indeed been given to the flames. And it was even more satisfying then.

I suppose I should have realised that something was amiss, given the powerful irrationality of such thoughts, but I did not otherwise suffer from the magical thinking that Joan Didion described as stealing over her in the year after her husband, the writer John Gregory Dunne, died at their dinner table in front of her while she mixed a salad. I liked to think of myself as an empiricist. The material realm had always been more comfortable to me than the spiritual. Life might not run in straight lines, but the angles would always be measurable.
Over the following days and weeks, however, I slipped into a waking fugue state, passing from grief to depression; or from mourning to melancholia, as Sigmund Freud once put it. I was bereft, unmanned. It was not simply a matter of suddenly finding myself wailing uncontrollably behind the wheel of my car as I drove back from the supermarket with pet food or garbage bags. I was always haunted, always lost. Like poor emo Hamlet, the outward measure of my sorrows did not begin to gauge the depths of misery beneath:
For they are the actions that a man might play, But I have that within which passes show, These but the trappings and the suits of woe.
Before I was done with grief I would fall from the normal and expected purgatory of bereavement to a lower level of Hell, into what J.K. Rowling calls the “deadened feeling”, which whenever it appears for Paulo Coelho “demolishes all the old things it finds in its path”.
Grief is an ocean, fathomless and wide, and on the surface its most impelling forces arrive in waves. I was first inundated by a surge of howling grief a few hours later, when alone. I had driven back to our house to feed the cats and pick up a few things to take down to Byron Bay. Jane and the kids, and some of their friends, and Sophie, our ageing Labrador, were all still there. I drove into the garage, turned off the engine and sat, not moving, under the empty house.”

 

John Birmingham (Liverpool, 7 augustus 1964)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

De literaire wereld

II

De vrouw van Alfred Tennyson

Beantwoordde
bedelbrieven
fanbrieven
….scheldbrieven
….brieven met vragen
….brieven over zaken
….en uitgeversbrieven.
Daarbij
….zag ze toe op zijn kleren
….zorgde voor zijn eten en drinken
….ontving de bezoekers
….beschermde hem tegen roddel en kritiek
En tenslotte
….(nog afgezien van het huishouden)
….voedde ze de kinderen op en gaf ze les.

Terwijl dit alles plaatshad
Zat de heer Alfred Tennyson als een dreumes
Op zijn poëtische potje.

 

Vertaald door Peter Verstegen

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e augustus ook mijn blog van 7 augustus 2019 en eveneens mijn blog van 7 augustus 2017 en ook mijn blog van 7 augustus 2011 deel 1 en ook deel 2.

Roel Richelieu Van Londersele, Philip Larkin

 

Dolce far niente

 

Seagulls At Mangawhai Beach door Andrew Griffiths

 

augustus

het strand kijkt naar de zee en ziet
dat het water oud is geworden
de meeuwen vliegen door de gedachten van de zon
en hangen hun poten te drogen
in de liezen van de duinen
stoeien de vakantielieven in de lakens
van het zand
er knarst iets in de tederheid
de boeren oogsten hun twijfels
en na de avond kijken ze met de ogen
van hun tractors naar de open wonden
van de velden, er komt ruimte
voor de landing van de herfst
het jaar sterft een eerste keer
aan voorbij zijn, op de patio van hun afscheid
bergen de reizigers de avondzon in hun koffers
met het heimwee van hun aarzeling
verliezen ze hun keuze
tussen thuis en horizon

 

Roel Richelieu Van Londersele (Ninove, 30 juni 1952) De Koepoort in Ninove.

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

Praten in bed

Praten in bed zou het gemakkelijkst moeten zijn,
Daar samen liggen gaat zo ver terug,
Een symbool van twee mensen die eerlijk zijn.
Toch verstrijkt de tijd meer en meer stil.
Buiten bouwt en verspreidt de onvolledige onrust
Van de wind wolken in de lucht,
En donkere steden hopen zich op aan de horizon.
Niets van dit al geeft om ons. Niets toont waarom
Op deze unieke afstand van isolatie
Het nog moeilijker wordt woorden te vinden
Woorden tegelijk waar en vriendelijk,
Of niet onwaar en niet onvriendelijk.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985) Stanbeeld in Hull

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e augustus ook mijn blog van 10 augustus 2019 en ook mijn blog van 10 augustus 2017 en ook mijn blog van 10 augustus 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Saundra Rose Maley, Philip Larkin

 

Dolce far niente

 

Summer Porch Blues door Candace Lovely

 

First Blues

That summer night
Was hot
Steaming like a crab
Luscious under the shell

Televisions gone bleary
Blinked
In front of men
In undershirts drinking beer

Wives upstairs took showers
Caught
A glimpse of their backs
In hallway mirrors

I sat in the dark
Invisible
On the backporch
Drinking in the night

And it tasted good
So good
Going down
And somebody like me

Blew night through an alto sax
Blew and blew
His cooling breath
His hot cool breath on me—

And I came alive
Glowing
In the dark
Listening like a fool

 

Vertaald door Saundra Rose Maley

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

De maaier

De maaier sloeg af, tweemaal; knielend, vond ik
Een egel geklemd tegen de messen,
Gedood. Hij had in het lange gras gezeten.

Ik had hem eerder gezien en zelfs gevoerd, ooit.
Nu had ik zijn onopvallende wereld verscheurd,
Onveranderlijk. Begraven zou niet helpen:

De volgende ochtend stond ik op en hij niet.
De eerste dag na een overlijden, is de nieuwe afwezigheid
Altijd hetzelfde; we moeten zuinig zijn

Op elkaar, we moeten aardig zijn
Zolang er nog tijd is.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985) Portret door Humphrey Ocean, 1984

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2019 en ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Jostein Gaarder, Philip Larkin

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: De Wereld van Sofie (Vertaald door Janke Klok)

´Sofie ontving nu een grotere brief met daarop vermeld: “Filosofiecursus”. Wat is filosofie? De een houdt van sport, de ander niet. De een van lezen, de ander niet. De een leest romans, de ander alleen de krant. We zijn allemaal verschillend. Wat is het belangrijkste in het leven? Iemand die honger heeft zegt “eten”, iemand die het koud heeft zegt “warmte”, en iemand die eenzaam is zegt “aandacht”. Filosofen vinden dat naast aandacht, eten en warmte, we ook antwoord moeten vinden op de vraag wie we zijn en waarom we leven. Alle culturen hebben zich al met die vraag bezig gehouden. De geschiedenis laat wel verschillende antwoorden zien. Maar het is moeilijker om filosofische vragen te stellen dan deze te beantwoorden. Ieder moet z’n eigen antwoorden vinden. Je kunt niet in een encyclopedie vinden of God bestaat, of er een leven is na de dood. Maar door te lezen over wat andere mensen gedacht hebben, kunnen we wel onze eigen mening over het leven vormen. De wetenschap heeft al veel raadsels opgelost. Zoals hoe de achterkant van de maan eruit ziet. Sofie ontvangt de volgende brief: “Het enige wat we nodig hebben is het vermogen om ons te verwonderen”. Kleine kinderen doen dat van nature, verwonderen. Met de jaren neemt dat af. Alles
wordt een gewoonte. Stel: mama staat met de rug naar vader en Thomas, hun kleine kind. Plots gaat vader vliegen boven z’n stoel. Thomas zegt: “Papa vliegt”. Hij verwondert zich, maar doet dat zo vaak op een dag, en gaat weer verder spelen. Mama draait zich om en verschrikt hevig. Zij heeft geleerd dat mensen niet vliegen. Alles went in het leven. Filosofen hebben dus de eigenschap met kleine kinderen gemeen dat ze zich blijven verwonderen, dat de wereld nooit ‘gewoon’ wordt´

 

Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Middagen

De zomer vervliegt:
De bladeren vallen solo of met z’n tweeën
Van bomen die grenzen
Aan het nieuwe recreatieterrein.
In de holtes van middagen
Komen jonge moeders bijeen
Bij schommel en zandbak
En laten hun kinderen gaan.

Achter hen, met tussenpozen,
Staan echtgenoten met ambachten,
Een domein vol wasgoed,
En de albums, met de belettering
Onze bruiloft, liggen
Bij de televisie:
Voor hen de wind; die verpest
Hun ontmoetingsplaatsen

Dat zijn nog steeds ontmoetingsplaatsen
(Maar de geliefden zijn allemaal op school),
En hun kinderen, zo gericht op
Het vinden van meer onrijpe eikels,
Verwachten naar huis te worden gebracht.
Hun schoonheid is ingedikt.
Iets duwt hen
Naar de zijkant van hun eigen leven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2019 en ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.

Dolce far niente, Anton Ent, Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Jan van Aken

Dolce far niente

 

Summer Storm Brewing door Sidney Richard Percy, z.j.

 

Onweer

In nachten van zinledigheid
toont god zijn pinksterdrift
de hand van zijn aanwezigheid:
vurige vingers in het zwart gegrift

De wind slaat in de tuin, papieren
waaien weg, waarheden vervallen
De geest, in hart en nieren
vuur, brandt in ons allen

Hij dringt door in keel en hand
Daden lichten op bij het spreken
Harten zullen zinvol breken
als het vuur van liefde brandt

 

Anton Ent (Rotterdam, 20 januari 1939)
Rotterdam

 

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

Esthetica

Het sierlijkste is niet de zwaan, maar het water
waar de zwaan zich spoorloos in weerspiegelt,
een rimpeling van vriendelijke huiver.

Het sierlijkste is niet je lichaam, maar de spiegel
waarin het lichaam licht bezeerd weerspiegeld wordt,
terwijl een hand verschuift over je huid
en ook een streling dan, omhelzing van zichzelf,
op je lichaam liggen gaat.

Terwijl mijn blik die dat niet blijvend
vangen kan, gevangen blijft, en onomhelsd,
zoals wie ééns genodigd tot genot,
daarna voorgoed gegijzeld blijft in pijn.

 

Biografie

Het lichaam is een eenzaam ding
met plasma, beendermerg en smeer
en kleine holtes vol geheim
en drie, vier klieren voor plezier.

Het kreeg twee handen voor iets liefs,
maar zelfs twee handen zijn alleen
gehoorzaam aan het protocol
van een of ander kolderdier.

Een koningsvaren heeft nooit last
van blinde onderdanigheid,
maar halzen willen weerloos zijn,

zij die zo teer geschapen zijn.
Een lichaam is een eenzaam ding
en niemand wil dat het geneest.

 

Sourdine

En als er geen tederheid meer is,
laten we de tederheid dan veinzen
met geblinddoekte handen en geloken ogen,
liggend aan elkander als een grens.

Een woord mag dan niet langer een woord heten,
maar een mondvol troostvol verzwijgen;
en verlangen niet langer een armslag lang,
maar verder, weidser dan een vergezicht

vol zomervogels, muziek van Mendelsohn, een sfumato
aan Da Vinci ontleend. Jij zult je mooiste medelijden
ruilen met mijn liefste verdriet; ik, voorzichtig talmen
om het tanen van je lichaam dieper af te tasten.

O als er dan nog tederheid is, laten wij de tederheid vrezen
als een oud zeer. Zoveel tederheid,
daar kon geen mens ooit tegen.

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)


De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

Aubade

I work all day, and get half-drunk at night.
Waking at four to soundless dark, I stare.
In time the curtain-edges will grow light.
Till then I see what’s really always there:
Unresting death, a whole day nearer now,
Making all thought impossible but how
And where and when I shall myself die.
Arid interrogation: yet the dread
Of dying, and being dead,
Flashes afresh to hold and horrify.

The mind blanks at the glare. Not in remorse
—The good not done, the love not given, time
Torn off unused—nor wretchedly because
An only life can take so long to climb
Clear of its wrong beginnings, and may never;
But at the total emptiness for ever,
The sure extinction that we travel to
And shall be lost in always. Not to be here,
Not to be anywhere,
And soon; nothing more terrible, nothing more true.

This is a special way of being afraid
No trick dispels. Religion used to try,
That vast moth-eaten musical brocade
Created to pretend we never die,
And specious stuff that says No rational being
Can fear a thing it will not feel, not seeing
That this is what we fear—no sight, no sound,
No touch or taste or smell, nothing to think with,
Nothing to love or link with,
The anaesthetic from which none come round.

And so it stays just on the edge of vision,
A small unfocused blur, a standing chill
That slows each impulse down to indecision.
Most things may never happen: this one will,
And realisation of it rages out
In furnace-fear when we are caught without
People or drink. Courage is no good:
It means not scaring others. Being brave
Lets no one off the grave.
Death is no different whined at than withstood.

 

Toads

Why should I let the toad work
Squat on my life?
Can’t I use my wit as a pitchfork
And drive the brute off?

Six days of the week it soils
With its sickening poison —
Just for paying a few bills!
That’s out of proportion.

Lots of folk live on their wits:
Lecturers, lispers,
Losels, loblolly—men, louts—
They don’t end as paupers;

Lots of folk live up lanes
With fires in a bucket,
Eat windfalls and tinned sardines—
they seem to like it.

Their nippers have got bare feet,
Their unspeakable wives
Are skinny as whippets —and yet
No one actually starves.

Ah, were I courageous enough
To shout Stuff your pension!
But I know, all too well, that’s the stuff
That dreams are made on:

For something sufficiently toad—like
Squats in me, too;
Its hunkers are heavy as hard luck,
And cold as snow,

And will never allow me to blarney
My way of getting
The fame and the girl and the money
All at one sitting.

I don’t say, one bodies the other
One’s spiritual truth;
But I do say it’s hard to lose either,
When you have both.

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)


De Nederlandse dichter Gerrit Kouwenaar werd op 9 augustus 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerrit Kouwenaar op dit blog.

Vandaag

Dit meldt men op doorreis
men is halverwege
het licht is gespleten
men ligt tussen drinken en eten
het glas speelt de meerdere
het eten vast nog een meter
men is hier geheel

gisteren vertrokken zal men morgen
als het luchtkasteel meezit
als van ouds arriveren –

 

Een zonnige ochtend

De zon die hem wakker sloeg

volstaan zou te schrijven:
de hamer neerkomend op de domme
of achteloze vinger
ontketent een wereldoorlog

of beter: de eerste blinde schermutselingen
in het omstreden grensland: in het jonge zonlicht
gaat het oude weerlicht nog even
volledig verloren

de rest is pakpapier, houtwol
journalistiek, psychologie, voort-
planting, het uitstellen van zelfmoord
de romankunst, heldendom, lafheid, liefdes
als lieveheersbeestjes bijtend, als vliegen
wegvliegend naar ander aas

de rest is wat wij verdedigen
wat vernield wordt
de republiek of het koninkrijk
het dagelijks brood of althans
het gat in de maag
dit gedicht

 

Het is laat

Het is laat zoals ieder jaar, de tijd
zit krap in zijn heden, de dag
is steeds weer geweest

steek dus het licht aan
dat de toekomst nog uitspaart, spreek
het brood aan dat nog niet doof is, maak
de taal waar achter zijn tekens, spel
het vlees, stil de tijd, leef nog even

Gerrit Kouwenaar (9 augustus 1923 – 4 september 2014)


De Nederlandse schrijver Jan van Aken werd geboren in Herwen-en-Aerdt op 9 augustus 1961. Zie ook alle tags voor Jan van Aken op dit blog.

Uit: De ommegang

“Ik, Isidorus van Rillington, bevind me hier in het eeuwige duister van een kerker, waar de tijd niet lijkt te verstrijken. Ik twijfel tegenwoordig aan alles, zelfs aan mijn eigen bestaan en aan dat van jou, vreemdeling. Weliswaar ben je onzichtbaar, maar na al die tijd dat we samen zijn, meen ik je contouren af te kunnen leiden uit geluiden, een onverhoedse beweging, of uit je ademhaling die ik aanvankelijk nauwelijks kon horen, maar die inmiddels met haar rijzen en dalen de eb en vloed van mijn bestaan vormt.
Soms kondigt een doffe klap van boven ons eten aan. Dan regent het opeens brood, kaaskorsten, koolstronken en soms wat rotte appels. Maar mijn maag vertelt me waar ik geen horologium voor nodig heb. Zelfs onze voedertijden kennen geen regelmaat. Af en toe denk ik dat ik je hoor kreunen, mijn vriend, maar nooit komt er een woord over je lippen. Of je nu doofstom bent, of mijn taal niet spreekt, ik weet het niet. Evengoed zal ik je mijn verhaal vertellen, ook in jouw belang, opdat we, die draad uitspinnend, nog enig besef zullen hebben van de voortschrijdende uren.
Ik zoek iets, een herinnering die zich net achter de horizon verschuilt, zoals je soms een eenvoudig woord niet meer voor de geest kunt krijgen, maar tegelijkertijd weet dat het je ieder moment weer te binnen kan schieten. Ik zal me het hoofd niet pijnigen, want ik weet dat de kans groter is om het te achterhalen als ik er niet te hard naar zoek; het zal vanzelf komen, onder het vertellen.
Ik weet alleen niet goed waar ik moet beginnen. Bij mijn vroegste herinneringen? Of bij de wending die mijn leven nam toen ik Maelgys weer tegenkwam op de lange weg naar Konstanz? Maar er is geen reden waarom we geen twee paden kunnen bewandelen, tenslotte betreden we het domein van de geest.
Verveling, zo zei iemand mij eens, is de ergste plaag. Verveling, dat onzalige wangedrocht: ledigheid is haar vader, domheid haar moeder en volgens velen zijn wij in dit leven gedoemd ons ofwel dood te werken, ofwel dood te vervelen. Ik sprak de man niet tegen, noch beaamde ik zijn stelling. Die ergste plaag mag dan gelden voor de meesten, ik wist mij er altijd aan te onttrekken. Ik heb me nooit verveeld, zelfs nu niet! Ledig noch dom ben ik en daarnaast kreeg ik al op jonge leeftijd het juiste boek in handen.
Het duister is een dankbaar canvas, een glad houtpaneel waarop mijn verbeelding kan schilderen. Ik heb geen kleurenpalet nodig en hoef mijn ogen niet eens te sluiten om me de sterren voor de geest te brengen, dat schitterende gewemel, die grote wenteling van flonkerend argent op het diepe sabel van de nacht.”

Jan van Aken (Herwen-en-Aerdt, 9 augustus 1961)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Dolce far niente, J. Neil C. Garcia, Luuk Gruwez, Philip Larkin, Gerrit Kouwenaar, Jan van Aken

Dolce far niente

 


Homomonument, Amsterdam

 

Uit: Poems from Amsterdam (Fragment)

XXIII

This city tolerates soft drugs and sex,
so why shouldn’t it tolerate gayness?

It’s not called The World’s Gay Capital
for nothing. Gay saunas, S & M leather

hotels, bookstores, condomeries:
all havens for the other persuasion.

Along any busy straat or in any plein,
they semaphor to the lost and looking

with the universal signal of pride:
flapping pennants of the queer rainbow.

Of course, it hasn’t always been this way,
as the Homomonument in Wester Markt

affectingly reminds us. Sodomites burned
or fed to dogs in Europe and the Americas.

Same-sex offenders exorcised, lobotomized,
or electrically convulsed by self-hating shrinks

and hysterical priests. Women-loving women
and men-loving men banished from hearth

and home, denied the bracing sunlight, cheated
of all creature comfort. A whole humanity

shoved by bigoted hearts to the margin:
all the wide-eyed lives ruined, despoiled,

whose memory this trigonometric shrine
lapped by canal water does lovingly honor…

 

 
J. Neil C. Garcia (Manilla, 1969)
Een regenboogvlag in Amsterdam

 

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

Een belvedère op het heelal

Het was een huis vol kleine confidenties.
De deuren stonden altijd op een kier:
ik kon de bibelots soms horen praten,
de glans van tafelzilver leek een teken.
Ook woonden ouders er nog ernstig in leven.

Ik durfde ’s avonds niet te komen
waar slechts fantomen mochten wonen,
eendrachtig samenhokkend in de nok,
met schilferige stemmen in falset
die doedelden rondom mijn hoofd.

Nooit was ik banger voor de nacht,
hoewel mij op een lichter uur
het altijd open zolderraam
het ruimste raam ter wereld leek,
een belvedère op het azuur.

Men stierf hier wat en sloot een raam.
En leegstaand lijkt het huis verbaasd
zo zorgeloos nog overeind te staan,
als wou geen mens de muren slopen
rondom een kindertijd vol spoken.

 

Oma’s metafysica

Oma’s metafysiek: nooit komt daar eens een barstje in.
Zij drinkt white spirit uit een soepterrine, slurpt
cyaankali met een rietje of propt zich tussendoor
met ijzervijlsel vol. Waarna één boer, en opgelost!

Zij zingt ook zelf de lof van heel haar lijf.
Zij hinkt met stoere kuiten door het dorp, bezit
de elegantste kromme neus, het sterkste kunstgebit.
En wie heeft een zo virtuoze wandelkruk als zij?

Eenieder met een beetje mensenkennis
beweert dat ik haar idealiseer. Dat zij bijvoorbeeld
amper weet of het vandaag of gisteren of morgen is.
En dat zij kaarsen brandt voor een of andere louche Heer.

Maar het is heerlijk om haar op te hemelen.

 

Soorten thuiskomst

Oké, je komt dan wel eens thuis en wil meteen weer weg,
maar moesten wij dan kiezen tussen eb en vloed?
En moest er plotseling niet meer ontmoet?
Wij waren jong die zomer aan het strand

en niemand wilde weg, maar ieder zou terug. WIj trokken
langs een huis waar iemand pas iets nietigs had verwekt.
Geen donder wist hij van het kind in haar en ook het kind
nog niets van hem. Maar ramen stonden op een kier;

de ochtend bracht een bries van zilte golven, vroege
soep en jonge koffie bij ons binnen. Zo woei het daar
dat het wel leek of er geen uur verliep en wij
nog kansen hadden, honderd soorten ergens.

Toch gingen wij er weg om bijtijds thuis te zijn,
of het nu vloed of laag tij was. Wii wilden huiswaarts
om te kunnen zeggen. Om eindelijk te kunnen
zeggen aan de liefste: hierop heb ik gewacht.


Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

An Arundel Tomb

Side by side, their faces blurred,
The earl and countess lie in stone,
Their proper habits vaguely shown
As jointed armour, stiffened pleat,
And that faint hint of the absurd—
The little dogs under their feet.

Such plainness of the pre-baroque
Hardly involves the eye, until
It meets his left-hand gauntlet, still
Clasped empty in the other; and
One sees, with a sharp tender shock,
His hand withdrawn, holding her hand.

They would not think to lie so long.
Such faithfulness in effigy
Was just a detail friends would see:
A sculptor’s sweet commissioned grace
Thrown off in helping to prolong
The Latin names around the base.

They would not guess how early in
Their supine stationary voyage
The air would change to soundless damage,
Turn the old tenantry away;
How soon succeeding eyes begin
To look, not read. Rigidly they

Persisted, linked, through lengths and breadths
Of time. Snow fell, undated. Light
Each summer thronged the glass. A bright
Litter of birdcalls strewed the same
Bone-riddled ground. And up the paths
The endless altered people came,

Washing at their identity.
Now, helpless in the hollow of
An unarmorial age, a trough
Of smoke in slow suspended skeins
Above their scrap of history,
Only an attitude remains:

Time has transfigured them into
Untruth. The stone fidelity
They hardly meant has come to be
Their final blazon, and to prove
Our almost-instinct almost true:
What will survive of us is love.

 
Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
The Philip Larkin pub in Coventry, genoemd naar de dichter

 

De Nederlandse dichter Gerrit Kouwenaar werd op 9 augustus 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerrit Kouwenaar op dit blog.

Tuin

Achter het oog gezeten, opengezet
op alles wat al gebeurd is, de bliksem
waarmee de wimper het boek dichtslaat

hoor hoe de roodstaart onzichtbaar
zich in de bruidssluier opwindt en ontzeg
het potlood het doodgaan

de hond die opkijkt naar de verbazing
zijn licht dat blind op iets nieuws wacht

de boom waaruit langzaam
een slang valt, steeds langer
tot hij ophoudt –

 

Een glas om te breken

Liggend in zwart in de helderste kamer
bevat men volmaakt wat het afschrift onteigent
vult men gedwee zijn inhoud met leegte

omdat vlees moet geschreven verhongert de hemel
omdat taal doet ontleven moet men ontbinden
lidwoorden longen lipletters speeksel

niets dat hier klopt is meer dan een stilte
uren herhalen zich zonder beginnen
het ogenblik zoekt een glas om te breken

 

Aankomst

Zoals men aankomt op een station
in een reiziger uitstapt, met zijn ballast
vastloopt in een passant, dit is

het ogenblik, men is vacant, op slag
beslaat de inhoud het glas, taal past
haarfijn haar mal, niet gemond, ongehoord, totaal
onoorbaar, vlees, zoals het hoort

dat men dit mangat moet instaan, dit niks
moet uitleven in een snik, eindelijk
de navel van zijn bestaan, men laat

zijn leeftocht vallen, niets klopt, alles
verpopt in het wachtglas, achter de adem
stilt zich de made.

 
Gerrit Kouwenaar (9 augustus 1923 – 4 september 2014)

 

De Nederlandse schrijver Jan van Aken werd geboren in Herwen-en-Aerdt op 9 augustus 1961. Zie ook alle tags voor Jan van Aken op dit blog.

Uit: De ommegang

“Op de stoffige wegen van Italië, in de vroege lente van het jaar 1415, kwam ik een tweetal reizigers achterop. Een jonge vrouw leidde een bepakt muildier aan de hand en voor haar uit ging een rijzige grijsaard met zekere tred, al viel me op dat hij zijn reisstaf gebruikte als blindenstok. De vrouw droeg op haar linkerslaap een klein litteken als een zilveren spinnetje; ooit had een vaardige heelmeester daar een wond gehecht. Ik groette in het voorbijgaan zoals gebruikelijk is langs de pelgrimswegen en wierp een vlugge blik op de man. Ogen als lege ijsvelden.
Ik richtte mijn ogen alweer op de weg, toen de man me bij mijn naam riep. ‘Isidoor?’
Ik bleef staan en draaide me naar hem om. Voor mijn geestesoog zag ik hem nu twintig jaar jonger en in de kracht van zijn leven, toen zijn haar en baard nog donker waren en niets die felle blik ontging. Ook toen had hij een vrouw bij zich gehad en zij op haar beurt droeg een klein meisje op haar arm. Dat moest deze jonge vrouw zijn, die nu het muildier leidde.
Bij de herinnering hoorde een naam. ‘Maelgys,’ zei ik. ‘Ben jij het echt? Hoe vaak heb ik niet aan onze goede tijd in Trebizonde gedacht!’ Ik wrong me uit de draagriemen van mijn reiskist en zette die voorzichtig op de grond.
Maelgys lachte. ‘Ik herkende je aan je stem. En je kent mijn dochter? Haar naam is…’
‘Lorea,’ zei ik. ‘Natuurlijk ken ik haar nog.’ Ik maakte een hoofse buiging. Een volksvrouw zou erom gegiecheld hebben, maar zij aanvaardde het met een knikje. Afgezien van haar gebruinde gezicht leek ze sterk op haar moeder, die destijds net zo oud moest zijn geweest als zij nu. En om me haar te herinneren had ik geen geheugenkunst nodig. Hoeveel mensen leven, worden oud en sterven, zonder dat ze ooit een dergelijke schoonheid zien?
‘Vooruit,’ zei de man. ‘Er is maar één weg en we kunnen een tijdlang samen reizen. Ik hoor de instrumenten rinkelen in je kist. Die mag je op Gigi laden, hij kan zo’n last beter aan dan jij.’
Ik ontmoet genoeg volk onderweg, eenlingen of groepen, en soms loop ik een stukje op met iemand die ik sympathiek vind, maar lang houd ik het nooit vol. Anders dan de meesten voel ik niet de noodzaak om stilten te vullen met ijdel gepraat en zelden kom ik iemand tegen die werkelijk iets te zeggen heeft. Alleen tijdens eenzame voetreizen kan een mens zijn gedachten laten uitwaaieren, zijn kennis nalopen, herschikken en tot nieuwe inzichten komen. Daarnaast wil ik me niet inhouden voor traag gezelschap. Maar voor mijn oude vriend en zijn dochter maakte ik een uitzondering.
‘Je herkende me aan mijn stem,’ zei ik, terwijl wij onze weg vervolgden. ‘Dat is verbazingwekkend. Wat is jullie reisdoel?’

 
Jan van Aken (Herwen-en-Aerdt, 9 augustus 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.