Dolce far niente,Tom Lanoye, Cees van der Pluijm, Pier Paolo Pasolini, Alfred Tennyson

 

Dolce far niente – Canal Parade

 

 
Canal Parade in een voorgaand jaar, Amsterdam

 

Zindelijkheidstraining

Net voor ik voorgoed uit Gent vertrek, een laatste
glas gaan drinken in Café Cirque Central, en hé!
Het snookerbiljart is gerepareerd! En, als door
het Lot georkestreerd, bemand, dat is het woord.
Met twee jonge gasten, jeunesse dorée, de een
al geiler dan de ander, elk om beurt over het laken
buigend met gespannen billen, stoot na stoot. En daar
 
is ze weer, even plots en onontkoombaar als
misselijkheid op zee, die eeuwige rotidee.
Dat wij, totterdood, een samenspel van zweet
en speeksel, zaad en slijmen, passie heten,
en dat het ons tot wanhoop drijft. Ik heb daar
al veel over nagedacht, vooral op café, maar
begrijpen? Nee. Ik zal er dan maar
weer ’s over
  
schrijven, allen vooruit: Lik mijn stijve lik
mijn kont geef de asbak eens door schat
je bent geweldig mwaaw hwaall
he hwoet
uid mwijn mwond met je lekkere met je lekkere dinges enfin
hoe heet het ook
alweer auw pas op je doet me pijn…
 
Fantastisch toch, dat
er gedichten zijn.

 

 
Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)
Cool Pool Player

 

Exodus

Er was een droom van duizend mooie jongens
Op witte paarden rijdend door de nacht
Met wapperende zachtfluwelen kleren

Ze hadden heel het leven in hun macht
De aarde draaide door hun galopperen
En waar zij reden, werd het nooit meer licht.

Hun schoonheid was alleen nog te bezweren
Door ’t magisch ritueel van een gedicht:
Er was een droom van duizend mooie jongens

Maar niemand kreeg die woorden uit zijn mond
Want wie hen zag, versteende waar hij stond

 

 
Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)
De Cubaanse acteur Mario Cimarro op een wit paard

 

Uit: Seven Poems for Ninetto

5/
The wind screamed through the Piazza dei Cinquecento
as in a Church –there was no sign of filth.
I was driving alone on the deserted streets.  It was almost 2 am.

In the small garden I see the last two or three boys,
neither Roman nor of the peasantry, cruising for
1000 lire. Their faces are stone cold.  But they have no balls.

I stopped the car and called out to one of them.
He was a fascist, down on his luck, and I struggled
to touch his desperate heart. 

But in the dark I could see him watching me.
You have come with your car and had your fun, Paolo.
The degenerate individual was here next to you. He is your double.
Cheap stolen trinkets hang from his car window.

Now you must leave
but where can you go? He is always there.

 

 
Pier Paolo Pasolini (5 maart 1922 – 2 november 1975)
Ninetto Davoli

Lees verder “Dolce far niente,Tom Lanoye, Cees van der Pluijm, Pier Paolo Pasolini, Alfred Tennyson”

Kristien Hemmerechts, Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, David Rowbotham

De Belgische schrijfster Kristien Hemmerechts werd geboren in Brussel op 27 augustus 1955. Kristien Hemmerechts viert vandaag haar 60e verjaardag. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Kristien Hemmerechts op dit blog.

Uit: Een huwelijk

“Hij is pas een dag in Amsterdam en eet mee aan de grote zwarte tafel. Hij zit er stilletjes bij, verstaat geen woord van het Nederlandse gekwebbel. Ik zwijg, wacht mijn moment af, oefen zorgvuldig het zinnetje dat ik hem straks wil zeggen. Of het waar is dat Britten geen identiteitskaart hebben. Ik had hem ook kunnen vragen of Londen inderdaad de hoofdstad van het koninkrijk is. En of de aarde rond de zon draait.
Maar hij hapte meteen toe. Was waarschijnlijk niet zo groot en sterk als iedereen dacht.
Daarna ging het zo snel dat er nog maar net de tijd was om hem aan de overkant van de straat te zien lopen zonder dat hij me zag, en hem te bekijken zoals je alleen iemand kan bekijken die jou niet ziet. Hij droeg de bruine houtje-touwtjejas die hij van zijn grootvader had geërfd en waarvan een zoekgeraakt houtje door een denneappel aan een ijzerdraadje was vervangen. Verder droeg hij een groen hoedje met een veer dat hij kort nadien ergens zou laten liggen. Een Tiroler hoedje. Ik zag hem lopen maar riep niet zijn naam. Ik haalde mijn schouders op en dacht: gewoon een man. Een beetje een sjofele man. Een man die toevallig in dezelfde flat woont als ik.
We gingen naar de film, we gingen naar het park, we gingen naar het strand, we gingen naar de kroeg. Nog geen maand later stapte hij mijn kamer binnen, zette zijn tas neer en zei dat hij een nieuwe huurder voor zijn kamer had gevonden. Dat we immers hadden afgesproken dat hij dat zou doen. O, zei ik en maakte plaats in mijn bed. Het was vroeg en ik was nog niet opgestaan. Maar ik had nog altijd iemand anders. Iemand die me lange brieven schreef uit een Belgische kazerne in Duitsland waar hij zijn legerdienst deed. Iemand die ik even was vergeten maar die het weekend daarop naar Amsterdam zou komen. Wat moest ik straks met die twee mannen in mijn kamer, in mijn bed? Dus vertelde ik hem wat ik al veel vroeger had moeten vertellen. En ik sprak de zin uit die jaren ons leven zou bepalen. ‘Het spijt me. Jij bent de eerste man met wie ik graag zou zijn getrouwd.’ Een zin als een ander. Als geen ander”.

 
Kristien Hemmerechts (Brussel, 27 augustus 1955)

Lees verder “Kristien Hemmerechts, Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, David Rowbotham”

Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, Kristien Hemmerechts, David Rowbotham

De Belgische dichter en schrijver Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Tom Lanoye op dit blog.

Het is een magere troost

Het is een magere troost
dat alles moet verdwijnen

en ik je hoe dan ook op een keer
toch zou moeten missen, bij voorbeeld

door de dood. Ik hou van je, al
kunnen we waarschijnlijk niet meer
worden wat we vroeger waren of dachten
te zijn. Geen verhalen over afkeer,

over waanzin of grote trouw: ik
verlang naar toen terwijl
ik ouder word. Ik denk
nog veel aan jou.

 

In the mood

Daarnet, twee uur in de nacht alweer,
floepte de TV aan en daar stond ik,
in Madison Square Garden, tien jaar
jonger en goochelend als geeneen.

Door een onzichtbare massa opgezweept,
cirkelzaagde ik mijn assistente rats
in twee, de wekker die ik stuksloeg
werd niet heel en de konijnen vluchtten
naar de concurrentie. Het werd ze allemaal
teveel.

‘Kop op, ouwe jongen!’ Mijn hoofd
schoot door het scherm. ‘Zo zie je maar:
tien jaar geleden ging je ook al naar
de kloten. Encore, mijn beste, het kan er
alleen maar op verbeteren. Encore!’

Showmuziek werd ingezet, warm applaus, en
goedgebouwde vrienden die ik lang vergeten was,
dansten en swingden on the floor, als gek.

‘Welcome back, crazy Jack.
Welcome back.’

 

Kurma (schildpad)

Hoewel er geen bewijzen zijn. Misschien
als ik slaap, maar bij het minste geluid
verdwijnen zijn geschubde pootjes langs mijn
oren en mijn ogen, ze worden als het ware

in een schild gezogen. Zijn magere kop
raspt soms over mijn tong, en praat maar
zo vertraagd dat men het nauwelijks

verstaat: hij noemt mijn klieren
liefde en ik hou van hem. Ik ben

blij dat hij bestaat.

 
Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)
Hier met Herman Brusselmans (rechts) in 1989

Lees verder “Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, Kristien Hemmerechts, David Rowbotham”

Constantijn Huygensprijs 2013 voor Tom Lanoye

De Vlaamse dichter en schrijver Tom Lanoye krijgt in januari volgend jaar de Constantijn Huygensprijs 2013 voor zijn gehele oeuvre uitgereikt. Dat heeft de voorzitter van de Jan Campert-stichting, die de prijs toekent, vandaag bekendgemaakt in het radioprogramma Kunststof. Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Tom Lanoye op dit blog.

 

Uit: Gelukkige slaven

 

“We vinden Tony Hanssen terug tijdens de hondsdagen van een verstikkende, walmende, besmettelijke zomer. Niet in het uiteenvallende continent waar hij meer dan veertig jaar geleden zijn levenslicht zag. Daar is het winter nu, daar regent het vuile sneeuw op straat en onheilsberichten in alle parlementen en beursgebouwen. We treffen hem aan elfduizend kilometer verderop, in de schaamspleet onder de tropisch gezwollen buik van Brazilië, de open wond genaamd Rio de la Plata, Rivier van Zilver. Ze is breed als een zee, ze ruikt naar petroleum en ingewanden en ze is het voorgeborchte van de Atlantische Oceaan — een deinend, koningsblauw universum vol verborgen gasvelden, scheepswrakken en walviskadavers.
Op de beide oevers van de Rio de la Plata ligt een hoofdstad. In het noorden Montevideo. In het zuiden Buenos Aires, een stad zo groot als een staat. Daar, in San Telmo, een van de oudste wijken, nog gesticht door gevluchte Italianen en ontsnapte negerslaven, de latere bakermat van de tango, de wapensmokkel en de voetbalgekte, treffen wij Tony Hanssen aan. Hijgend en zwoegend in een kitscherig gerenoveerd herenhuis, una casa de turistas, waar hij op de tweede etage een Chinese matrone aan het bevredigen is, op haar aandringen en tegen zijn goesting. Boven hun hoofden wiekt een gammele ventilator, de charmant antieke airco steunt en rammelt luider dan het bed.
Toch zweet Tony zich kapot. En hij is niet de enige, te voelen aan de huid waar hij tegenaan stoot. Hij walgt van zichzelf en heeft medelijden met mevrouw Bo Xiang. Maar stoppen met haar te bevredigen doet hij niet. Ze zou het kunnen begrijpen als een afwijzing. Hoed u voor de wraak van een gekrenkte vrouw op leeftijd. Tony staat voor een fortuin in het krijt bij haar echtgenoot. Dus stoot hij voort. Het is nog geen twee uur in de middag. De lantaarnpalen buiten werpen amper schaduw.”

 

 

 

Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

 

 

Ook drie andere schrijvers zijn bekroond. Micha Hamel mag voor zijn bundel “Bewegend Doel” de Jan Campert-prijs in ontvangst nemen. Oek de Jong krijgt voor zijn roman “Pier en Oceaan” de F. Bordewijk-prijs. Jan Paul Schutten ontvangt de tweejaarlijkse Nienke van Hichtum-prijs voor jeugdliteratuur voor “Het Raadsel van Alles Wat Leeft”. Aan al deze prijzen zijn bedragen van vijfduizend euro verbonden. Zie ook alle tags voor Micha Hamel op dit blog en eveneens alle tags voor Oek de Jong op dit blog.

Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, Kristien Hemmerechts, David Rowbotham

De Belgische dichter en schrijver Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Tom Lanoye op dit blog.

 

Uit: Het derde huwelijk

 

“Waarschijnlijk heeft zijn bezitter hier lang staan wachten op klandizie, heeft hij de inwendige mens proberen te versterken met een zakje borrelnootjes, en heeft hij een opkomende kriebel bedwongen door met zijn eethand eens flink aan zijn zak te scharten.
Op zich begrijpelijk ? maar stel nu eens dat ik allergisch was geweest voor noten? Dan lag ik nu schuimbekkend achterover op mijn rug te stuiptrekken, vermoord of toch minstens in coma door een scrotum met notensmaak. Je mag van de immer oprukkende civilisatie zeggen wat je wilt, maar de mogelijkheden om volstrekt surrealistisch aan je eind te komen nemen exponentieel toe.’

(…)

 

Het gaat om Tamara. Dit kan ik haar niet aandoen.
En zelfs dat is het niet. Ik wil haar dit niet aandoen.
Nee, het ligt nog anders. Ik wil het ook zelf niet. Ik heb dit niet meer nodig. Als ik na dit avontuur ooit nog zin krijg in scharrels, kan ik altijd nog in een of ander park opnieuw op mijn knieën gaan zitten. Maar ik neem niemand nog in huis. Behalve Tamara. Zij is iets anders. Onze band is, zeg maar, puur. En ik ben gesteld geraakt op haar. Ik wil haar trouwdag niet verknallen. Haar entree. Haar redding.

(…)

 

Ik zou wel kunnen schreien, soms. Maar zo wil ik me niet ook nog eens zien zitten. Het is al gênant genoeg, met al dat schransen, en dat tv kijken, en de rest. Laat het schreien maar over aan wie dáár talent voor heeft. Er zijn er genoeg. Het klagen neem ik wel voor mijn rekening. Klagen zonder janken. Een mens moet zich toeleggen op waar hij goed in is. Klagen en medicijnen slikken. Lijden en aarzelen.”

 

 

 

Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

Lees verder “Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, Kristien Hemmerechts, David Rowbotham”

Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, Kristien Hemmerechts

De Belgische dichter en schrijver Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Tom Lanoye op dit blog.

 

Uit: Een slagerszoon met een brilletje

“Om half twaalf ’s nachts word ik geboren. Ik leef amper. Ik zie blauw en heb een te lage temperatuur. Geen nood mevrouw, glimlachen de verpleegsters, een paar uurtjes in een van onze splinternieuwe couveuses helpen hem er zó bovenop.

Gerustgesteld valt mijn moeder in slaap. De volgende dag blijk ik op gaan, dan liever in mijn armen dan in zo’n rotmachine, zegt mijn moeder, vooruit geef hem aan mij. Ze legt me op haar warme lichaam, dekt me onder, wrijft me warm en probeert me te zogen. Ik spuw de melk weer uit.

Op dat moment komt mijn vader binnen. In zijn spoor mijn broers en glunderende zusje. Voor de deur van de winkel thuis moet nu het bord hangen ‘Gesloten Wegens Blijde Geboorte’.

‘En hoe gaat het met onze patiënt?’ roept Bob opgewekt. ‘Slecht,’ antwoord ik, ‘ik kan maar niet beslissen of ik eraan zal beginnen of niet.’ Dat komt goed uit, wij hebben nog niet beslist of we je wel willen!’ zegt Guy om mijn zusje Laurie te pesten. Zij roept ‘jawel, jawel!’ en begint te huilen. Mijn moeder maant tot stilte.
‘Luister,’ zeg ik, ‘ik weet niet of het wel de moeite loont. Ik zou tegelijk een goed dichter willen worden, én een kruising tussen Frank Sinatra, Fred Astaire en Michael Jackson. Dat is onmogelijk. En bovendien: als een bundel hier een oplage haalt van duizend exemplaren, dan is dat al een onverhoopt succes. En wat zou ik op een podium moeten aanvangen? Had ik maar een stem die alle big bands de baas kan. Groot zal ik niet worden, en slank, dat zit er ook niet voor me in. Als ik een goede danser aan het werk zie, word ik misselijk van jaloezie. In de turnkring zal ik op elke jongen verliefd worden, zonder ooit mijn bek open te durven
doen natuurlijk. Kon ik maar geboren worden op 50 kilometer van Broadway, als een prachtige neger die ook nog saxofoon en piano speelt.”

 


Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

Lees verder “Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, Kristien Hemmerechts”

Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts

De Belgische dichter en schrijver Tom Lanoyewerd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Tom Lanoye op dit blog.


In de piste

Nam niet de Grote Houdini in
de ene hand zijn hoge hoed, en
in de andere een olifant die hij
met een eenvoudig gebaar voorgoed
in zijn hoofddeksel kon doen
verdwijnen?

Wat een onrecht.

Mijn hoofd is bloot, en jij,
niet eens zo groot en zonder
slurf (nou ja), toonbeeld van
schoonheid, na zoveel jaar durf jij
nog steeds genadeloos aan mij
verschijnen.

 

Jazz

Toe, vil mijn schaam dat wit
konijn, span dat vel en roer de
trom. Maak wat koel was kokend
en kanonsloop wat was krom.

Vel mijn boom de achterdocht
en zaag de takken trommelstok van
liefde. Drum je namen in mijn
bas en maak mij jouw gekliefde.

Hou me hou me hou me vast, en
kerf uit mij jouw boot. Sla
je peddels ritme op mij plat,
en bedwing met mij de dood.

 

Het klappen van de zweep

Zij was het type dat alleen door een gesprek
zover te krijgen was; een ernstige babbel,
iets diepgaands, over de vergankelijkheid
van het levende, de noodzaak van relativeren,
Wittgenstein, de anarchie, structurele crises,
neurosevorming, de dreiging van het neo-fascisme
of kernenergie. Als het maar eindigde in bed.

Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

Lees verder “Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts”

Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts, Kristien Hemmerechts, David Rowbotham, Norah Lofts, Cecil Scott Forester

De Belgische dichter en schrijver Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2006 en ook mijn blog van 27 augustus 2007 en ook mijn blog van 27 augustus 2008 en ook mijn blog van 27 augustus 2009.

Uit: Sprakeloos

„En dit is het relaas van een beroerte, vernietigend als een inwendige blikseminslag, en van de tergende aftakeling die zich daarna twee jaar lang voltrok aan een vijfvoudig moederdier en amateuractrice eersteklas. Ze had haar bestaan altijd ten dienste gesteld van het gesproken woord, van werklust en gezonde kost voor heel de familie, van profijtelijk genieten en betaalbare hygiëne van kop tot teen. En toch werd uitgerekend zij, door het leven dat ze altijd had geëerd – met bescheiden middelen en tomeloze ambitie, met trotse koppigheid en koppige trots – beloond met kwade dank en botte wreedheid.

Ze verloor eerst haar spraak, dan haar waardigheid, dan haar hartenklop.

Wie haar kende, had altijd verwacht dat het anders zou gaan. Dat haar hart, hoe broos en krakkemikkig ze het zelf ook altijd noemde, geen twee jaar zou wachten. Het zou met kloppen stoppen zodra die mond van haar niet meer kon spreken, niet meer kon kijven, prijzen, proeven, monkelen en declameren – en dan laat ik het discuteren nog achterwege, en het zuinige trekken aan haar, met de jaren, steeds lichtere filtersigaretten, en ook ga ik voorbij aan het misprijzende samenknijpen van haar dunne lippen als iets haar niet beviel, ik maak zelfs geen gewag van het schampere optrekken van haar ene mondhoek en de tegenovergestelde wenkbrauw, als ze te kennen wilde geven dat niemand haar iets moest komen wijsmaken aangaande haar stiel, haar opvoedingsmethodes, haar kookboeken, haar visie op treffelijk theater of op de rest van het menselijk bestaan.

En ik waarschuw u graag, lezer. Indien u niet houdt van geschriften die grotendeels berusten op waarheid en de onbrekende delen er gewoon bij fantaseren; indien u afknapt op een roman die volgens velen geen roman zal mogen heten omdat hij een deugdelijke kop mankeert, een schone krulstaart en een ordentelijk middenstuk, laat staan dat hij bij wijze van darmstelsel een fatsoenlijk samenhangend verhaal bevat; en indien u onwel wordt van teksten die tegelijk een klaagzang zijn, een eerbewijs en een krakende vlok, omdat ze handelen over het leven zelf en tegelijk slechts één dierbare verwant van de auteur opvoeren – dan is voor u nu al het moment aangebroken om dit boek te sluiten.“

 lanoye

 Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

 

De Britse schrijfster Jeanette Winterson werd geboren in Manchester op 27 augustus 1959. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2009.

 Uit: Lighthousekeeping

 „My mother called me Silver. I was born part precious metal part pirate.

I have no father. There’s nothing unusual about that – even children who do have fathers are often surprised to see them. My own father came out of the sea and went back that way. He was crew on a fishing boat that harboured with us one night when the waves were crashing like dark glass.

His splintered hull shored him for long enough to drop anchor inside my mother.

Shoals of babies vied for life.

I won.

I lived in a house cut steep into the bank. The chairs had to be nailed to the floor, and we were never allowed to eat spaghetti. We ate food that stuck to the plate – Shepherd’s Pie, Goulash, Risotto, scrambled egg. We tried peas once – what a disaster – and sometimes we still find them, dusty and green in the corners of the room.

Some people are raised on a hill, others in the valley. Most of us are brought up on the flat. I came at life at an angle, and that’s how I’ve lived ever since.

At night my mother tucked me into a hammock slung cross-wise against the slope. In the gentle sway of the night, I dreamed of a place where I wouldn’t be fighting gravity with my own body weight. My mother and I had to rope us together like a pair of climbers, just to achieve our own front door. One slip, and we’d be on the railway line with the rabbits.

‘You’re not an outgoing type’ she said to me, though this may have had much to do with the fact that going out was such a struggle. While other children were bid farewell with a casual, ‘Have you remembered your gloves?’ I got, ‘did you do up all the buckles on your safety harness?’

Why didn’t we move house?

My mother was a single parent and she had conceived out of wedlock. There had been no lock on her door that night when my father came to call. So, she was sent up the hill, away from the town, with the curious result that she looked down on it.“

 

winterson

Jeanette Winterson (Manchester, 27 augustus 1959)

 

De Franse schrijfster Lolita Pille werd geboren op 27 augustus 1982 in Sèvres. Pille groeide op in Boulogne-Billancourt, nabij Parijs. Na de middelbare school begon zerechten te studeren, voordat ze begon te schrijven. Ze werd ontdekt door het enfant terrible van de Franse literaire scene Frederic Beigbeder. Haar eerste roman „Hell“ was een bestseller. Bovendien is het interessant dat zij de inspiratie voor haar debuut vond op de juridische faculteit van de universiteit van Parijs. In 2005 werd het boek verfilmd met de Franse actrice Sara Forestier. De film kwam op 1 Maart 2006 in de Europese bioscopen. Haar tweede boek „Bubble Gum“ was even succesvol en ging evenals het eerste boek over de leegte in het bestaan van de jonge upper class en het leven van de jet-set.

Uit: Hell

„On vit…comme des cons. On mange, on dort, on baise, on sort. Encore et encore. Et encore… Chaque jour est l’inconsciente répétition du précédent : on mange autre chose, on dort mieux, ou moins bien, on baise quelqu’un d’autre, on sort ailleurs. Mais c’est pareil, sans but, sans intérêt. On continue, on se fixe des objectifs factices. Pouvoir. Fric. Gosses. On se défonce à la réaliser. Soit on ne les réalise jamais et on est frustrés pour l’éternité, soir on y parvient, et on se rend compte qu’on s’en fout. Et puis on crève. Et la boucle est bouclée. Quand on se rend compte de ça, on a singulièrement envie de boucler la boucle immédiatement, pour ne pas lutter en vain, pour déjouer la fatalité, pour sortir du piège. Mais on a peur. De l’inconnu. Du pire. Et puis qu’on le veuille ou non, on attend toujours quelque chose. Sinon on presserait sur la détente, on avalerait la plaquette de médocs, on appuierait sur la lame de rasoir jusqu’à ce que le sang gicle…
On tente de se distraire, on fait la fête, on cherche l’amour, on croit le trouver, puis on retombe. De haut. On tentede jouer avec la vie pour se faire croire qu’on la maîtrise. On roule trop vite, on frôle l’accident, on prend tropde coke, on frôle l’overdose. Ça fait peur aux parents, des gènes de banquiers, de PDG, d’hommes d’affaires, qui dégénèrent à ce point là, c’est quand même incroyable. Il y en a qui essaient de faire quelque chose, d’autresqui déclarent forfait. Il y en a qui ne sont jamais là, qui ne disent jamais rien, mais qui signent le chèque à la fin du moi. Et on les déteste, parce qu’ils donnent tant et si peu.“

pille

Lolita Pille (Sèvres, 27 augustus 1982)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Lernert Engelberts werd geboren op 27 augustus 1977 in Leerdam. In 1995 besloot Engelberts te stoppen met zijn havo-opleiding. Hij vertrok naar Ierland en vervolgens naar Israël zonder zijn ouders in te lichten. Engelberts werkte in Israël op een kibboets. Hij publiceerde onder andere in het cultureel humoristische magazine Mens & Gevoelens en het literaire tijdschrift Maatstaf. Engelberts debuteerde in 1996 op 19-jarige leeftijd met zijn dichtbundel ‘Oedipoes werpt jongen’. In 1996 trad Engelberts op tijdens het Crossing Border Festival en in 1997 las hij voor tijdens de Nacht van de poëzie.In 1997 verscheen ‘Ivoren toren te huur’, de tweede gedichtenbundel. Engelberts schrijft voor onder meer Rails. Ook werkt hij als redacteur van VPRO’s Waskracht! Voor Waskracht! schreef hij samen met Arnoud Holleman het script van de in India opgenomen televisiefilm Driving Miss Palmen, een parodie op de Nederlandse literaire wereld.

Verlaten terrein

Het mooitste van de kermis was niet
het schelle geluid van botsende auto’s
het lonkende licht, de grijparm
die het horloge miste of de zoete geur
van de suikerspinwagen, maar

de bleke vierkanten in het gras,
de afdruk die de kermis op de grasmat
van het park achterliet.

En dat ik dan met mijn zusje aan de hand
naar die plek terugkeerde en zei:
‘Kijk, daar stond de draaimolen,
daar de schiettent, en hier de jongen
die kaartjes verkocht voor het spookhuis.’

engelberts

Lernert Engelberts (Leerdam, 27 augustus 1977)

 

De Belgische schrijfster Kristien Hemmerechts werd geboren in Brussel op 27 augustus 1955.  Zie ook mijn blog van 27 augustus 2007 en ook mijn blog van 27 augustus 2008 en ook mijn blog van 27 augustus 2009.

Uit: Als een kinderhemd

Stilte
Dit zijn woorden voor alle ouders die in stilte rouwen om hun gestorven kinderen, de kinderen voor wie geen boom wordt geplant, geen mars georganiseerd, geen bergen bloemen neergelegd, geen petities getekend, geen comités opgericht, geen ballonnen opgelaten, geen bos aangelegd, geen verontwaardigde brieven geschreven, geen volkswoede gevreesd, geen.
Dit zijn woorden voor de vrouw die me achter in een propvolle kerk tijdens de begrafenis van een hoogbejaarde vage kennis aanklampte om het verhaal van haar doodgeboren kind te vertellen. Ik zou het immers begrijpen, zei ze, ik zou weten wat het betekende, maar in alle eerlijkheid, hoezeer haar verhaal me ook aangreep, ik kan me niet beginnen voor te stellen wat het betekent om van een dood kind te bevallen, om vooraf te weten dat de baby in je buik dood is, maar dat je hem toch uit je lijf moet persen, hij kan er niet blijven zitten. Goddank weet ik niet echt wat dat betekent. Maar deze woorden zijn voor haar en voor al wie deze bittere weg heeft moeten gaan. En ook voor de vrouw van wie de schijnbaar kerngezonde zoon zomaar dood neerviel, hij was dertig, haar lieveling, ze had al twee kindjes op erg jonge leeftijd verloren, en ook door haar man was ze in de steek gelaten, hij was er met een ander vandoor. Haar familie begreep niet dat ze na één jaar het verlies van haar zoon nog altijd niet had verwerkt, vond dat het tijd was om op te houden met huilen en jammeren en de morbide details van zijn dood herkauwen. Waarom liet ze zich zo gaan? Tja, waarom?
Dit zijn woorden voor de zwangere vrouw die, opgenomen in een ziekenhuis, ’s nachts alleen was toen ondanks de medicatie de geboorte op gang kwam en haar eigengereide tweeling niet langer in haar buik wilde blijven, al kwam hun voortvarendheid op een zelfmoordactie neer, ze waren immers nog lang niet levensvatbaar.”

hemmerechts

Kristien Hemmerechts (Brussel, 27 augustus 1955)

 

De Australische dichter, schrijver en journalist David Rowbotham werd geboren in Toowoomba.in de Darling Downs van Queensland op 27 augustus 1924. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2008 en ook mijn blog van 27 augustus 2009.

The Bird-Lover

He is the bird-lover and the solemn mender
Of shoes; in shop half-light endures the leer
Of a ceiling, leather’s irritation, the taste
Of tacks and the petulant thump of a hammer’s head
Beating above the tremor of his heart.
Around his feet the chips of leather fall
And tumble like the crumbs he throws to wagtails,
sparrows
And pardalotes in spring, when “weekend” means
A closed shop door, an open heart, and the songs
Of a valley miles away by zig-zag track,
A wing by a thought of love… The valleyed trees

There brush from him the dungeon-dust that smells
of drab routine. Cupped in the earth’s contours,
He drinks a thousand lyric syllables
To toast the day and sits against a rock
Lit with flecks of congealed sunset, feeling
A legend warm his bones… Here he pounds
A mite of pointed steel into a shoe
Which, in its dark restored perfection, seems
To his dreaming eyes a moment like a bird
At rest… and he fondles it with rough hands.

 

Aladdin And The Ghost At The Guilty Door
– To The Fallen –

There’s no pleasing anyone
once you go to war.
There’s more to survival than returning.
One climbs fast as the rest fall down,
and to the ghost at the guilty door,
who does get home, goes nothing.

In the whole household of his life
the sly ones keep on thieving.
They pick his pocket while he’s dining,
perhaps to find in his heart a leaf
of the tree of knowledge they resent,
or a wound still there that they badly want.

Up the steps of their masked dungeon, damp
to a medieval door,
they slide like confessional instruments
to extract and possess his worst offence.
The worst wound of his woebegone war
healed to their want of the wonderful lamp

of some Aladdin, a sesame magic
like his at their guilty door.
Even the most residual gift
of a genie should have been theirs like logic.
There’s no pleasing the angels of theft
once you go to war.

 rowbotham

David Rowbotham (Toowoomba, 27 augustus 1924)
Toowoomba, City Hall

 

De Britse schrijfster Norah Lofts werd geboren op 27 augustus 1904 in Shipham, Norfolk als Norah Robinson. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2008 en ook mijn blog van 27 augustus 2009.

Uit: Eleanor the Queen

“JUST BEFORE THE MOON ROSE to full glory over the city of Bordeaux in that June of 1137, a young man who had been moving swiftly and secretively through the deserted streets came to the end of his journey at the foot of a tall round tower. There he stood for a moment in the shadow and then, emerging cautiously, moved away a little, took in his right hand one of three small stones which he carried in his left palm, and aimed it at the narrow, unglazed arrow-slit near the tower’s top. His aim was accurate and the stone disappeared into the opening. He stepped back into the shadow and waited while a man might have counted, with deliberation, to fifty. He was fingering a second stone when a door close beside him opened silently and a voice whispered,

“Richard?”

In his excitement he momentarily forgot to be cautious and said, “Eleanor . . .” in a loud, normal voice. The girl who had been waiting for him said,

“Sh! Danger everywhere!” She drew him into the complete black darkness of the tower and guided his hand to the wall. “Keep to this side,” she whispered. “There are eighty-four steps; be careful.” She closed the door, which swung silently on its well-oiled hinges, but she did not replace its heavy iron bar.

The eighty-four steps were worn hollow and smooth and dangerous, for they were part of the original castle and in the fardistant times of the Roman occupation of Aquitaine had formed the main approach to the lookout turret at the top of the tower; for the past two hundred and fifty years they had been used only by those on secret errands, by lovers and assassins, by grave men on worthy but unadvertised business, by hurried men carrying secret messages from popes and kings and sultans to successive Dukes of Aquitaine. The staircase ended at a doorway, always locked and concealed by a hanging tapestry within arm’s reach of the bed in the Duke’s own sleeping chamber. Tonight this door stood open and, as young Richard de Vaux rounded the last curve of the spiral staircase, he could see the glimmer of light ahead. Moving more swiftly, he gained the room and stood aside as Eleanor, who had been hard on his heels, entered and half closed the door behind her.”

lofts

Norah Lofts (27 August 1904 – 10 September 1983)

 

De Engelse schrijver Cecil Scott Forester (pseudoniem van Cecil Lewis Troughton Smith) werd geboren in Cairo, Egypte, op 27 augustus 1899. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2007 en ook mijn blog van 27 augustus 2008 en ook mijn blog van 27 augustus 2009.

Uit: The African Queen

„Although she herself was ill enough to justify being in bed had she been a person weak—minded enough to give up, Rose Sayer could see that her brother, the Reverend Samuel Sayer, was far more ill. He was very, very weak in—deed, and when he knelt to offer up the evening prayer the movement was more like an involuntary collapse than a purposed gesture, and the hands which he raised trem—bled violently. Rose could see, in the moment before she devoutly closed her eyes, how thin and transparent those hands were, and how the bones of the wrists could be seen with almost the definition of a skeletonÌs.

The damp heat of the African forest seemed to be in—tensified with the coming of the night, which closed in upon them while they prayed. The hands which Rose clasped together were wet as though dipped in water, and she could feel the streams of sweat running down be—neath her clothes as she knelt, and forming two little pools at the backs of her bent knees. It was this sensation which helped most to reconcile RoseÌs conscience to the absence, in this her approaching middle age, of her corset Ûa garment without which, so she had always been taught, no woman of the age of fourteen and up—wards ever appeared in public. A corset, in fact, was quite an impossibility in Central Africa, although Rose had resolutely put aside, as promptings of the evil one, all the thoughts she had occasionally found forming in her mind of wearing no underclothing at all beneath her white drill frock.

Under the stress of this wet heat that notion even re—turned at this solemn moment of prayer, but Rose spurned it and bent her mind once more with anguished intensity to the prayer which Samuel was offering in his feeble voice and with his halting utterance. Samuel prayed for heavenly guidance in the ordering of their lives, and for the forgiveness of their sins. Then, as he began to utter his customary petition for the blessing of God upon the mission, his voice faltered more and more.“

forester

 Cecil Scott Forester (27 augustus 1899 – 2 april 1966)

 

Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Kristien Hemmerechts, David Rowbotham, Norah Lofts, Cecil Scott Forester

De Belgische dichter en schrijver Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2006 en ook mijn blog van 27 augustus 2007.

 

Poker

 

Het is tijd voor open spel, mijn
liefste. De kaarten op de tafel. Ik heb
er twee: mijzelf en wat ik schrijf. Ze
zijn van weinig waarde, om niet
te zeggen van geen tel. De

hand van jou is rijker: je lijf
is nog het minste, al is het lang
niet mis. Maar ook illusies heb
je nog, en hoop. Jij hebt alles
wat er is. Toch ben ik soms al

op je uitgekeken, ontkennen heeft
geen zin. Je zult dan ook wel weten:
gewenning is een ziekte, ze slaat
toe van bij het begin, en op het
einde is het beter om te breken.

Ik wil daar nu niet over praten.
Wat komen moet, dat komt. Alleen:
er zal nimmer sprake zijn van schuld.
En nog minder van vergeten. Dat er, in
dit land van kwezels en kastraten,

in deze tijd van tegenstand en
onbenul, twee levens waren die
elkander kruisten, met een vuurwerk
van vergeefse woorden, en de troost
van wat lichamelijk tumult.

 

 

Programma

 

Weet ik veel hoe poëzie eruit
moet zien. Niet dat statische,
dat uniforme. Daar hou ik niet
zo van. Dezelfde toon herhaald
tot in den treure, en dat dan
‘vormvastheid’ noemen, of ‘een
eigen stem’, dat soort gelul.
Nee daar hou ik niet zo van.

Geef mij dan maar het favoriete
snoepgoed uit mijn jeugd. De
toverbal. Je zuigt en zuigt
maar, telkens komen er andere
kleuren te voorschijn en voor
je ’t weet, heb je helemaal
niets meer. Dát is het, vind
ik. Zoiets. Ongeveer.

 

lanoye

Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

 

De Britse schrijfster Jeanette Winterson werd geboren in Manchester op 27 augustus 1959. Haar adoptieouders waren lid van de Pinkstergemeente en voedden Jeanette streng christelijk op. Op haar achtste schreef ze al diensten en bracht ze mensen tot bekering. Door dit talent hoopten haar ouders dat ze missionaris zou worden. Haar neiging tot ‘onnatuurlijke liefde’ gooide echter roet in het eten. Ze ging uit huis op haar vijftiende nadat ze bekend had gemaakt dat ze verliefd was op een meisje. Winterson studeerde Engels aan het St Catherine’s College in Oxford en ontving haar bachelordiploma in 1981. In Londen schreef ze haar eerste boek Oranges are not the only fruit, wat gepubliceerd werd in 1985. Het boek is sterk autobiografisch en vertelt over een lesbisch meisje dat opgroeit in een streng religieuze gemeenschap. Het debuut werd goed ontvangen en leverde Winterson de Whitbread Prize op. In 1990 bewerkte ze het boek tot een scenario voor een BBC-miniserie, die veel aandacht kreeg in verband met een aantal expliciet lesbische scènes. Vanaf 1987 ging Winterson zich serieus op haar schrijverscarrière toeleggen. Naast romans publiceert ze ook verhalen, essays en kinderboeken. Bovendien schreef ze naast het script voor haar eigen boekverfilming het filmscript voor Great moments in aviation (1993). In 2006 werd ze voor haar verdiensten voor de literatuur benoemd tot Officer of the British Empire.

Uit: Oranges Are Not The Only Fruit 

 

I cannot recall a time when I did not know that I was special. We had no Wise Men because she didn’t believe there were any wise men, but we had sheep. One of my earliest memories is me sitting on a sheep at Easter while she told me the story of the Sacrificial Lamb. We had it on Sundays with potato.
Sunday was the Lord’s day, the most vigorous days of the whole week; we had a radiogram at home with an imposing mahogany front and a fat Bakelite knob to twiddle for the stations. Usually we listened to the Light Programme, but on Sundays always the World Service, so that my mother could record the progress of our missionaries. Our Missionary map was very fine. On the front were all the countries and on the back a number chart that told you about Tribes and their Peculiarities. My favourite was Number 16, The Buzule of Carpathian. They believed that if a mouse found your hair clippings and built a nest with them you got a headache. If the nest was big enough, you might go mad. As far as I knew no missionary had yet visited them.
My mother got up early on Sundays and allowed no one into the parlour until ten o’clock. It was her place of prayer and meditation. She always prayed standing up, because of her knees, just as Bonaparte always gave orders from his horse, because of his size. I do think that the relationship my mother enjoyed with God had a lot to do with positioning. She was Old Testament through and through. Not for her the meek and paschal Lamb, she was out there, up front with the prophets, and much given to sulking under trees when the appropriate destruction didn’t materialise. Quite often it did, her will or the Lord’s I can’t say.
She always prayed in exactly the same way. First of all she thanked God that she had lived to see another day, and then she thanked God for sparing the world another day. Then she spoke of her enemies, which was the nearest thing she had to a catechism.
As soon as ‘Vengeance is mine saith the Lord’ boomed through the wall into the kitchen, I put the kettle on. The time it took to boil the water and brew the tea was just about the length of her final item, the sick list. She was very regular. I put the milk in, in she came, and taking a great gulp of tea said one of three things.”

winterson

Jeanette Winterson (Manchester, 27 augustus 1959)

 

De Belgische schrijfster Kristien Hemmerechts werd geboren in Brussel op 27 augustus 1955. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2007.

 

Uit: Appels en zwam

 

”Het huis lag open. Werkmannen hadden de plaaster van de plafonds geslagen en de balken ontbloot. In alle kamers was langs de stijlen van de deuren een krater in de bezetting gekapt. Op de bodem liepen leidingen, buizen en bedrading als rivieren die zich een weg door het bakstenen landschap hadden gebaand. Behangpapier uit een vorige eeuw krulde langs de kraterranden – vervaalde kleuren en statige motieven, het zou allemaal moeten worden verwijderd en vervangen. Werkvolk zou opnieuw het huis binnenkomen langs voor-, achter- en zijdeuren, zou met zware stappen de trap opgaan, kamers binnendringen, ramen opengooien, aan de slag gaan. Maar nu was het stil, zo stil dat Vera Gerstal zachtjes zong toen ze de deur van de kamer waar ze sliep opentrok, de overloop overstak, de trap afging naar het kamertje waar de WC stond, en daarna weer opging tot ze bij de vroegere badkamer kwam. Het bad stond op zijn kortste zijde rechtop tegen de muur tussen het raam en de schouw met de grote spiegel, maar de wastafel was niet losgekoppeld en er liep nog altijd water uit de kranen. Vera keek naar buiten, zag de appelbomen, het gras en de schommel, en begon luider te zingen. Ze draaide de kraan open en hoorde het water in de koperen buizen sissen. Een tak tikte tegen het raam. Een vogel tjilpte. Het was geen minuut stil. Vera voelde in de krater links van de wastafel en legde haar hand op de koperen buis waardoor het water naar de kraan stroomde. Koper, wist ze, was tegen alles bestand. Als de wereld van koper was gemaakt, ging hij nooit kapot.

De kraan snerpte toe en ze dompelde haar washandje in het water. Vera Gerstal was gelukkig. Ze keek naar haar arm en wist dat daar binnen aders, zenuwen en lymfebanen liepen precies zoals leidingen in de muren van een huis, precies zoals nerven in de blaren van appelbomen. Plof, zei de stop toen ze aan het kettinkje trok en het water kolkte weg door de afvoerbuis. Die was van plastic en niet van koper, waarom wist ze niet. Ooit had ze gewoond in een huis waar de waterafvoer van tuinslang was gemaakt. Een loodgieter was gekomen en had het allemaal uit het huis gerukt zoals een spatader uit een ziek been moet worden gehaald. Tuinslang is te nauw
om als afvoer dienst te doen en aan de binnenkant zitten ribbeltjes waarop kalk zich gemakkelijk afzet. Vera kende elke leiding in het huis.”

 

kristienHemmerechts

Kristien Hemmerechts (Brussel, 27 augustus 1955)

 

 

De Australische dichter, schrijver en journalist David Rowbotham werd geboren in Toowoomba.in de Darling Downs van Queensland op 27 augustus 1924.

 

 

Hawk

                  

The hawk dived in his body to reach hers.

She felt it strike and then begin to pick.

Her convulsion was the epitome of quick

flight: what the hawk did made her seizure his.

Her body was the perch and prey of an exquisite

homing: his in the hawk of precipitous hunger,

hers in the talons of unerring visit,

and the body of both in the weight of love as anger.

This was the sum that cried and hunted hunger.

This was home for an instinct old as the sun

searching out the planets to give them light

among particles that slammed the dark like rain;

and both along their sinews felt the weight

of the hunt about to slacken, and the hawk struck again.

 

 

 

To Whom I Turned

 

America to whom I turned

looked after me the night I fell.

The spectre of the lantern learned

I was alone on the white owl’s hill.

 

The light went out and the step I took

led to the Rockies’ climbing air.

The fall was straight to the waiting oak.

I broke every branch that saved me there.

 

Timber the parent of my escape

proved American as the Bomb.

Spectral shouts and lights went up.

The bearers came and brought me home.

 

The white owl’s hill and the war-sea night

were the same as far as I have known,

if my numb fingers got it right:

and who broke the fall goes marching on.

 

DavidRow

David Rowbotham (Toowoomba, 27 augustus 1924)

 

De Britse schrijfster Norah Lofts werd geboren op 27 augustus 1904 in Shipham, Norfolk als Norah Robinson.

Uit: Here Was a Man

 

“We’ve only one virginity to lose,

And where we lose it, there our hearts will be.

Old Harkess paused in his dragging of the boat to the water’s edge, and listened. There were no sounds except the sighing of the summer sea and the swish of the wind through the rough grass at the cliff ’s top, and he was not listening for those. He sighed, for he was an old man, and lazy, and a little help with the launching and the rowing was very welcome on these warm nights. He spat on his hands and took a fresh hold on the boat. Twice after that he paused, and the third time heard what he had been waiting for, the quick step, the hurried breathing, and presently the voice calling breathlessly, “Harky, wait for me. Harky.”

Urgent as was the call, it was not loud, and the old man smiled in the darkness; a cautious one, Wally, for all his eagerness. He called back, quietly, “Ahoy, lad.” Out of the shadows a figure came stumbling, threw itself silently upon the boat, and with the old man’s apparent help, dragged it into the water. As they clambered in the boy said, with reproach in his voice, “I believe you were going without me.”

“I didn’t want to. I like a bit of company, as you know. But ’twas getting latish and the nights are short now. I thought they’d kept you in up at the house.”

“They tried. Father locked me in, but thank God I’m still thin enough for the window, and light enough for the wisteria.”

“You won’t allust be. What’ll you do then?”

“I’ll be gone before then. I’m to go to Oxford this autumn.”

“I shall miss you, Wally.”

“Not as much as I shall you, Harky. Any boy who’ll lend you a hand is the same to you. You’re Odysseus to me.”

Lofts

Norah Lofts (27 August 1904 – 10 September 1983)

 

De Engelse schrijver Cecil Scott Forester (pseudoniem van Cecil Lewis Troughton Smith) werd geboren in Cairo, Egypte, op 27 augustus 1899. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2007.

 

Uit: Leutnant Hornblower (Vertaald door Eugen von Beulwitz)

 

ERSTE GRUPPE: FEUER ERÖFFNEN ! schrie Hornblower.
Die vier vordersten Geschütze donnerten fast gleichzeitig los.
ZWEITE GRUPPE ! Bush fühlte, wie das Deck unter seinen Füßen unter dem Druck von Entladung und Rückstoß schwankte. Scharfer, bitter schmeckender Qualm erfüllte das enge, niedrige Deck, und der Lärm war vollends entsetzlich.
NOCH EINMAL SO, MÄNNER ! brüllte Hornblower. DIE GRUPPENKOMMANDEURE MEHR AUF SEITENFÜHRUNG ACHTEN !
Dicht neben Bush gab es plötzlich einen furchtbaren Krach, eine Masse heulte an ihm vorüber und bohrte sich nicht weit von seinem Kopf knirschend in einen Decksbalken. Das Ding war durch die offene Pforte hereingeflogen und hatte den Verstärkungsring am Boden des Geschützes getroffen. Zwei Mann, die dort gestanden hatten, waren zusammengestürzt, der eine lag reglos an Deck, der andere wand sich jämmerlich in seinen Schmerzen. Eben wollte Bush befehlen, sie zu bergen, da fiel ihm etwas noch weit Schlimmeres ins Auge. In dem Decksbalken zu seinen Häupten klaffte ein breiter Riss, aus dessen Tiefe Rauch hervordrang. Offenbar war die glühende Kugel beim Auftreffen auf das Bodenstück in Trümmer gegangen…“

 

Forester

Cecil Scott Forester (27 augustus 1899 – 2 april 1966)

 

Zie voor alle bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 27 augustus 2008.

Tom Lanoye, Kristien Hemmerechts, David Rowbotham, Norah Lofts, Cecil Scott Forester

De Belgische dichter en schrijver Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2006 en ook mijn blog van 27 augustus 2007.

Uit: Kartonnen dozen

 

De stilte viel toen een brede man met opgezette wangen, de woordvoerder van het fonds, het spreekgestoelte beklom. Na een theatrale pauze, waarin hij, zo leek het wel, elk kind afzonderlijk in de ogen trachtte te kijken, heette hij met ronkende stem iedereen hartelijk welkom, het jonge volkje in het bijzonder, en bezong vervolgens tot in de details ons nakende verblijf in de Ardennen, alsmede de inspanningen die het fonds en zijn medewerkers niet zouden nalaten zich daarbij te getroosten. Hij bleef maar praten en bezingen, tot het gekuch en het geschuifel, geproduceerd door ouders die wel wat beters hadden te doen, ook hem begonnen op te vallen. Met een sobere volzin sloot hij zijn uiteenzetting af, wenste de tienjarigen een heilzaam verblijf toe in de gezondste streek van West-Europa, dankte de aanwezige verwekkers voor het in het fonds gestelde vertrouwen, en gaf toen, eindelijk, met een hoofdknik aan zijn assistentes het sein voor de verdeling van de kartonnen dozen. Voorlopig echter waren deze dozen nog geen dozen. Ieder kind in het feestlokaal van de Christelijke Mutualiteiten kreeg twee bladen zo groot als een halve deur, van een weerbarstig dik en bruin karton waarin tal van vouwlijnen waren geperst. Op een van beide bladen stonden aan één kant ook zwarte lijnen en stippellijnen gedrukt, zoals die op de achterkant van een uitvergrote ansichtkaart zouden staan. Dit bedrukte blad was het deksel, het andere blad de bodem van een doos die thuis na enig gepuzzel en plakwerk zou ontstaan en de afmetingen zou hebben van een reiskoffer. En dat was het ook. Mijn eerste reiskoffer. Mijn eerste kartonnen doos.”

 

Lanoye

Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

 

 

 

De Belgische schrijfster Kristien Hemmerechts werd geboren in Brussel op 27 augustus 1955. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2007.

 

Uit: Een zuil van zout

 

Er komen nog meer mensen de kerk binnen, maar ze nemen allemaal plaats in de rijen achter ons. Ik voel me veilig onder de sluier, vrij om te huilen of niet te huilen, gebeden te prevelen of niet, mijn ogen open te houden of niet. De pastoor begint te praten over ‘pepe’ dit en ‘pepe’ dat en het duurt even voor ik besef dat hij het over mijn vader heeft.
‘Noemden jullie papa “pepe”?’ fluister ik tegen mijn schoonzus.
‘Neen, nooit,’ fluistert ze terug.
‘Misschien zitten we bij de verkeerde begrafenis,’ fluister ik, maar Eva wijst met haar kin naar de kransen op de kist waarvan althans de opschriften kloppen.
‘Misschien heeft de pastoor zich van begrafenis vergist,’ fluister ik, maar Eva reageert niet. Ik kijk rond en herken familieleden, buren van vroeger, kennissen. Geen van hun gezichten verraadt v
erwondering, laat staan verbijstering.
‘Pepe was een graag geziene gast. Waar hij ook…’
Er is gestommel in de kerk en ook mijn broer en zijn vrouw verlaten hun plaats om de hostie te ontvangen . Net als iedereen sta ik op, maar in plaats van aan te schuiven in een van de twee rijen langs de lijkkist, begeef ik me via de zijbeuk naar buiten.”

 

Hemmerechts

Kristien Hemmerechts (Brussel, 27 augustus 1955)

 

 

De Australische dichter, schrijver en journalist David Rowbotham werd geboren in Toowoomba.in de Darling Downs van Queensland op 27 augustus 1924. In WO II diende hij aan het front in de Grote Oceaan. Hij studeerde aan de University of Queensland en werkte vele jaren als journalist. Rowbotham onderhield heel wat internationale contacten en reisde vaak naar de VS. In 1994 verschenen zijn Selected Poems, waarin zijn werk over een periode van vijftig jaat verzameld was. Dat hij nog lang niet uitgeschreven was bewezen zijn veel geprezen Poems for America die in 2002 verschenen. In 2007 ontving hij de Patrick White Award.

 

 

          HARD AS ROCK

 

          Hard as rock, I hide where you hide,
          behind the abdication of Fontainebleau:
          every boy an emperor! The rain remembers
          as you do. Treading gutters home
          to malodorous castles in forests of afternoon,
          we spent ourselves shouting like Napoleon.
          We were granted the principality of islands
          hard as rock. We had worn a continent down.

          The day was crazed, as if it had dismounted
          from its only eminence to stand beside
          an ordinary horse. How many of us forage
          as we ravage greenslopes for unavailable courage?
          Hidden with you behind my bedrock eyes,
          I watch bystanders for possible enemies
          as all little majors who are emperors do,
          and ride helter-skelter after spectres of  Fontainebleau.

 

          

 

           HEARTLAND
                                  

           I close my eyes, I see the distance dance,
I hear the detonation of mischance
that fused the sand to glass and blew the light
to blazes. The ri
vers of my heartland wait.
I call them Mississippi and Missouri,
great arteries of the inch and wild heart cherry,
and I sleep in winter with beasts that want my night.
I am their calm and warmth; my stove in the barn
grazes the snow for them;  and rivers stay born.
Because I have lived with the eagle of the prairie,
I am this continent as long as its rivers last
and no reaction burns them to old rope.
An image has been taken from an anxious past
that shrinks them; and what may be, is heartless hope.
   

 


 

          THE TRAVELLING HOUSE

 

          Time is a house that travels, jogging down
by horse and buggy to the parkland of the town
where grandfather dismounts to give it a show of draughts;
the board was metal and its pieces slung by shafts.
He grooms his beard and wins the mornings for me
in matches beneath the pepperina tree.

          I hand the mornings to my mother on her knees
where they shine like a last resort and the checkered  years
cease to crown us with their scrubbing pain;
the house was time in a corrugated lane.
I  pass them towards my father’s hammering lunch
and there they warm white knuckles at a bench.

          This was my house and the givers of mornings it won;
and it stands like the house I am that I pass on.

 

Rowbotham

David Rowbotham (Toowoomba, 27 augustus 1924)

 

 

De Britse schrijfster Norah Lofts werd geboren op 27 augustus 1904 in Shipham, Norfolk als Norah Robinson. Zij schreef meer dan vijftig boeken, merendeels historische romans, maar ook non-fictie en korte verhalen. Onder het pseudoniem Peter Curtis schreef zij ook detectives. Haar historische romans zijn in twee soorten te verdelen: biografische romans over koninginnen als Anne Boleyn en Catharina van Aragon, en romans die spelen in East Anglia in het fictieve stadje Baildown, (gemodelleerd naar Bury St. Edmunds). Verschillende van haar boeken werden ook verfilmd.

Uit: The Concubine

 

BLICKLING HALL, NORFOLK. OCTOBER 1523

The serving woma
n went and knelt by the hearth and busied herself with the kindling of the fire. Every movement, every line of her body, proclaimed that she was making a concession to unusual circumstance. Fifteen years and almost as many small promotions lay between her and such a lowly task: but the room, the whole house except for the kitchen, was as cold and damp as the grave, and what was left of the household was in that state of disorganization possible only to one caught unawares in the moment of relaxation following a visit from its master who has just departed and unlikely to return for some time. So Emma Arnett, a practical woman, was lighting the fire.

She had, after all, been specially charged to look after her new mistress, the pale, thin girl, stony-eyed with misery, who now stood, still in her damp riding clothes, staring out at the lashing rain. It had rained almost all the way from London, and the state of the roads had added at least two days to the miserable journey. Unless the girl were soon warmed, and coddled a little, she’d come down with a cold, and to judge by the look of her, she was in no state to shake off even the most trivial indisposition.

“Even the wood is damp,” Emma said. “Or I’ve lost my knack.”

It was as well to draw attention to the fact that she, Lady Lucia’s personal body-servant, was down on her knees, blackening her hands, doing a kitchen slut’s work.

“It doesn’t matter,” the girl said in a dull, indifferent way. “We can go to bed.”

“That we can’t do, yet. Apart from the servants’ pallets there’s not a bed in the house fi t to sleep on. Those Sir Thomas and his company used, that might have been aired, are all out in the barn, emptied and being picked over. He complained that they were lumpy, as I’ve no doubt they were. That slit-eyed rogue that calls himself steward is as fi t for the job as I am to be Master of Horse.”

The window rattled under the onslaught of wind and rain; what little smoke had gathered in the chimney gushed out again and drifted about the room.

“A fine homecoming,” Emma Arnett said.

The girl brought her hands out from under her arms and began to rub them together.”

 

norah_lofts

Norah Lofts (27 August 1904 – 10 September 1983)

 

 

De Engelse schrijver Cecil Scott Forester (pseudoniem van Cecil Lewis Troughton Smith) werd geboren in Cairo, Egypte, op 27 augustus 1899. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2007.

 

Uit: Hornblower and the Atropos

 

Having climbed through the locks, the canal boat was now winding over the pleasant Cotswold country. Hornblower was bubbling with good spirits, on his way to take up a new command, seeing new sights, travelling in an entirely new way, at a moment when the entirely unpredictable English weather had decided to stage a clear sunny day in the middle of December. This was a delightful way of travelling, despite the cold.

“Your pardon for a moment, ma’am,” said Hornblower.

Maria, with the sleeping little Horatio in her arms, gave a sigh at her husband’s restlessness and shifted her knees to allow him passage, and he rose under the restricted height of the first-class cabin and stepped out through the forward door into the open bow of the passage boat. Here he could stand on his sea-chest and look round him. She was a queer craft, fully seventy feet long and, judging by eye as he looked aft, he would think hardly five feet in beam – the same proportions as had the crazy dugout canoes he had seen in use in the West Indies. Her draught must be less than a foot; that was clear as she tore along behind the cantering horses at a speed that must certainly be all of eight knots – nine miles an hour he told himself, hurriedly, for that was the way they measured speeds here inland.

The passage boat was making her way from Gloucester to London along the Thames and Severn Canal; going far more smoothly than the stage coach, it was very nearly as fast and decidedly cheaper, at a penny a mile, even in the first class. He and Maria with the child were the only first-class passengers, and the boatman when Hornblower had paid the fares had cocked an eye at Maria’s condition and had said that by rights they ought to pay two children’s fares instead of one. Maria had snorted with disdain at such vulgarity, while the onlookers chuckled.”

 

Forester

Cecil Scott Forester (27 augustus 1899 – 2 april 1966)