Dolce far niente, antoine de kom, Atte Jongstra, Taije Silverman, Amélie Nothomb, Nikolaus Lenau, Tom Perrotta

Dolce far niente

 


Ingang Vondelpark door Gerard Huysman, 2018

 

Uit: Het geluk van de brug

“Waar verloren wij onszelf? Bij de toegang tot het Vondelpark aan de Stadhouderskade. Die is groots, in de schitterende traditie van de Londense parken. Welke beloftes gaan er van deze toegang uit: er moet een klein Versailles achter liggen. Waarom het gaat, is hier gerealiseerd: twee werelden worden van elkaar gescheiden. De poort voorbij en je bent in een nieuwe wereld. In mijn jeugd gingen wij altijd door het Kattenlaantje naar binnen, een wat stiekeme toegang tot verboden genoegens. Misschien nog belofterijker is het drievoudige hekwerk bij Artis. Ik wil het gevaar lopen belachelijk te zijn, maar ik vind het een van de mooiste stukjes Amsterdam. Als kind kende ik het geluk van die toegang heel diep: ik ging van Amsterdam de tropen in. Papegaaien heetten mij welkom. Ik wilde toen al in wat nu de Henri Polaklaan heet, wonen om het blijvend uitzicht op de poort naar elders. En elke dag de mogelijkheid de grens weer te overschrijden. Een lichte opwinding komt nog altijd over mij als ik Artis nader.
Alle toegangen worden mooier wanneer er een trappartij voor ligt. Iets van onbereikbaarheid doet zich even voelen. De Sint-Pieter in Rome en de Saint-Paul’s in Londen triomferen natuurlijk in het trappenrijk. God woont in de hoge. Wat biedt Amsterdam aan trappen? Ik loop in gedachten de stad door. Geen trap te zien. Een kleine bij het Amstel-Hotel, de prelude tot het schitterende trappenhuis binnen, waar ik dagelijks vanaf zou willen dalen. Kerkgebouwen zijn in Amsterdam allemaal gelijkvloers met de straat. De God van Amsterdam is een democratische. Hij wil zich niet boven ons verheffen. Misschien wordt het burgerkarakter van het Paleis op de Dam wel het mooist gesymboliseerd in de afwezigheid van trappen; de paar treden die er nu liggen, verdienen de naam van trap niet. Buckingham Palace heeft ook geen trappen, maar weer wel een der mooiste hekwerken van de wereld, dat de burger op royale afstand houdt.”
Ik zoek, al weer in gedachten, naar grootse hekwerken in Amsterdam (de mooiste staan langs de Vecht, metershoog zijn ze en de gouden punten reiken tot de hemel). Zo kom ik weer bij het Vondelpark.”

 
Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)
De Chassékerk en de Chasséstraat in Amsterdam. Kees Fens groeide op in deze straat.

 

De Nederlandse schrijver en dichter antoine de kom werd geboren in Den Haag op 13 augustus 1956. Zie ook alle tags voor antoine de kom op dit blog.

Epidauros

Ik zie marrons met de godin der jacht. Disjecta
Membra? Artemis tussen weggelopen negerslaven?
Het Griekse mythos doet mij telkens denken aan
Bewoners van het oerbos: daar peddelt Hecate in ‘n
Korjaal, Poseidon proest in waterval en kreek,
God Hermes spoedt zich naar de Tafelberg
Met nieuws voor Zeus en Hera. Dit hier, dit
Theater te Epidauros, roept bij mij op het klaslokaal
Met houten banken stijgend naar de achtermuur.
Een stem, een zwaar Guyaans accent. Dat men in
Italië nog Latijn spreekt, dat de oorlog op de
Peloponnesos net voorbij is, dat zegt Oscar Virunda.
Hij dicteert op monotone toon zijn commentaar, Oscar,
corpulent, gesteven boord, ’t kalend kroeshaar grijs.

 

Des tijds

Zandstraat die een zandstraat kruist;
Huis, lege huls, de kamers kaal, juist
Daarom sta ik in dit huis op de hoek,
Zoek naar wat tijdloos-nooit verhuist.

Ik wacht op de verleden tijd. Eerst
Zit ik in rotan stoelen, spiegel beheerst
Mijzelf in ramen, tuur dan in ’t duister nu:
De tand des tijds breekt af, perdu, als eerst.

Gasten gaan het huis in: figuranten,
In ’t want van mijn geheugen vastgeklampte
Wassen beelden, smeltend in de tropennacht.
Hun lachen was een voorzaal vol gedaanten.  

 
antoine de kom (Den Haag, 13 augustus 1956)

 

De Nederlandse schrijver en essayist Atte Jongstra werd geboren in Terwispel op 13 augustus 1956. Zie ook alle tags voor Atte Jongstra op dit blog.

Uit: Worst

“Tijdens mijn huwelijk met Rosa was ik een eerzaam burger met een weinig opmerkelijk leven. Mijn producten waren niet alledaags misschien, maar ik was gewoon werkzaam in ZZP-verband. Hoofden thuisarbeider. Ik zat de ganse dag achter mijn schrijftafel, de gang naar de supermarkt was al een heel uitstapje. Dat bestaan had nu abrupt opgehouden. Ik leefde uit de koffer, huizend in een morsig kunstenaarsatelier, en was geheel het noorden kwijt. Mijn verstandelijke vermogens had ik nog, maar de controle was zoek.
Alle gebruikelijke oriëntatiepunten van de dag waren weg, dat ontregelde nog het meest. Gewone huiselijke dingen. De wachttijd voor de dichte badkamerdeur, waarachter de vertrouwde kraangeluiden en het gespetter van Rosa, die op haar privacy stond. Haar schoongewassen ochtendjasgestalte, die vervolgens langs mij ruiste.
‘Wat sta je hier op mij te wachten? Ik voel me opgejaagd. Heb je al thee gezet?’
Natuurlijk had ik thee gezet. Of ik die dag het sanitair ging doen?
Zeker, het was immers dinsdag. En de douche met Antikal?
‘Ach, alweer een maand voorbij?’
Dialogen waaraan men zich gaat hechten, zonder het te merken. Er is een wilsbesluit geweest, het huwelijk. Dan volgt men een rode lijn. Kwestie van karaktervastheid en gewoonte. Liefde was er ook. En de toon waarop het leven loopt, valt na een jaar of vijf niet langer op. Ik had mijn gezel in het ondermaanse om de aard van het beestje uitgezocht. Dit hoorde er kennelijk bij, ik was ermee vergroeid geraakt.
Ik had vrijwel meteen na mijn heenzending asiel gevonden op een afgeschoten werkvloerstuk in een gekraakte typografische fabriek, in de negentiende-eeuwse gordel van de stad. Ik installeerde mijn computer op een schragentafel, hing wat kleren aan een haakje en sleet mijn nachten in de twijfelaar op een aangebracht entresol. Het smalle leven. Best luxe, best kaal. De vriend die me onderdak geboden had werkte een jaar lang in het buitenland. Ik zegen hem, waar had ik anders moeten blijven? Daar zat ik, drieënnegentig dagen lang. Aanvankelijk slechts naar buiten voor sigaretten, afhaal, en de drank om alles weg te spoelen. Denkend aan mijn dertien jaar met Rosa.
Een huwelijk wordt in terugblik minder ideaal als men is weggestuurd. De schellen vallen.”


Atte Jongstra (Terwispel, 13 augustus 1956)

 

De Amerikaanse dichteres, vertaalster en hoogleraar Taije Silverman werd geboren in San Francisco op 13 augustus 1974. Zie ook alle tags voor Taije Silverman op dit blog.

The Boy with the Bolt

The boy at my poetry reading wants to start a reliquary.
He might be twelve, his belly billowed around him like a safety
net for his body, and a head of curly hair the shocked color
of saffron. His shoulders have the blockish weight
of a kitchen cupboard but his voice is a child’s,
girlish and mannered. His name is River.

He tells me the bolt he found along the bank of a river
will be the first official piece of his reliquary.
Meaningful objects are hard to come by, he says with a child’s
comic gravity, but I’ve got this bolt. Lifesaver-
shaped erasers line the bookstore’s front counter beside paperweights
of Paris. In the Q&A his cheeks prickle with a rich, pink color

each time he asks a question: What’s your favorite color?
and Do you believe in numerology? “River!”
his mother exclaims when he asks my deepest fear, but he waits
for my answer. I want to ask how he knows what a reliquary
is. I want to know what the bolt looks like, if it’s right now safe
in his pocket and if the sign it held warned CHILDREN

CROSSING or WIND GUSTS. A child’s
deepest fear is not of danger but of loss, though of loss that doesn’t color
what comes after. Absence without aftermath. He’s so intent on saving
what surrounds him that who he’ll be without it must seem to him
as abstract as old age—a minor evil that the simplest of reliquaries
could overcome. I want to hold the bolt’s small, solid weight
in my hand, hold its useless intention, but people are waiting
to buy my book and tell me how when they were children
they also lost their mothers, as if inside reliquaries
we keep grief and not the rose-scented, colorless
bones of saints. As if grief could carry us like rocks across a river,
embedded in sediment so we might safely

walk on water. But grief is the water: I have saved
messages from answering machines and a nearly weightless
piece of cork, several Post-It notes, and a petal from a river
of curbside cherry blossoms that my father scooped like a child
and let fly in front of my mother. Moth-colored,
powerless petal. And then—isn’t a book a reliquary?

River waits in line to ask what he should add to his reliquary.
Instead of signing my name, I list a used eraser, a child’s watercolor,
and a page from your diary saying “I haven’t lost anything, I’m safe.”


Taije Silverman (San Francisco, 13 augustus 1974)

 

De Franstalige Belgische schrijfster Amélie Nothomb werd geboren in Kobe in Japan op 13 augustus 1967. Zie ook alle tags voor Amélie Nothomb op dit blog.

Uit: Met angst en beven (Vertaald door Marijke Arijs)

“Op een morgen liet mijnheer Saito me weten dat de vice-directeur in zijn kantoor een aanzienlijke delegatie van een handelspartner op bezoek had: ‘Koffie voor twintig personen.’
Ik kwam bij mijnheer Omochi binnen met mijn grote dienblad en was de perfectie in persoon: ik schonk de kopjes in met een nadrukkelijke nederigheid, terwijl ik de meest subtiele formules prevelde, de ogen neersloeg en buigingen maakte. Als er voor de ôchakumi een orde van verdienste bestond, dan had ik die zeker gekregen.
Uren later vertrok de delegatie. De stentorstem van de moddervette mijnheer Omochi bulderde: ‘Saito san!’
Ik zag mijnheer Saito opspringen, lijkbleek worden en naar het hol van de onderdirecteur snellen. Het gebrul van de dikzak weergalmde achter de wand. We konden niet verstaan wat hij zei, maar het klonk niet bepaald vriendelijk.
Mijnheer Saito kwam terug met een gezicht als een oorwurm. Ik kreeg domweg met hem te doen toen ik bedacht dat hij drie keer minder woog dan zijn agressor. Precies op dat moment riep hij me, ziedend van woede.
Ik volgde hem naar een leeg vertrek. Hij voer zo heftig tegen me uit dat hij over zijn woorden struikelde: ‘U hebt de delegatie van onze handelspartners hevig ontstemd! U hebt koffie geschonken met beleefdheidsformules die de indruk wekten dat u het Japans perfect beheerst!’
‘Ik spreek het ook lang niet slecht, Saito san.’
‘Zwijg! Hoe durft u zich te verdedigen! Mijnheer Omochi is razend op u. U hebt de sfeer op de bijeenkomst vanmorgen grondig verziekt: hoe konden onze handelspartners zich nou op hun gemak voelen, in het bijzijn van een blanke die hun taal verstaat? Van nu af aan spreekt u geen Japans meer.’
Ik keek hem verbaasd aan: ‘U zei?’
‘U kent geen Japans meer. Is dat duidelijk?’
‘Kom nou, Yumimoto heeft me juist in dienst genomen om mijn kennis van uw taal!’
‘Mij een zorg. Ik gebied u om voortaan geen Japans meer te verstaan.’


Amélie Nothomb (Kobe, 13 augustus 1967)

 

De Oostenrijkse dichter Nikolaus Lenau werd geboren op 13 augustus 1802 in Csatád (in het Hongaarse deel van Oostenrijk-Hongarije). Zie ook alle tags voor Nikolaus Lenau op dit blog.

In der Wüste

Ist’s nicht eitel und vergebens,
Lieben Freunde, saget an!
Durch den Wüstensand des Lebens
Sich zu wühlen eine Bahn?

Streut auch unser Fuß im Staube
Spuren aus von seinem Lauf,
Gleich, wie Geier nach dem Raube,
Kommt ein Sturm und frißt sie auf.

Einsam und in Karawanen
Treibt es nach dem Land der Ruh’,
Und es flattern tausend Fahnen
Hier und dort der Ferne zu.

Wir auch wandern vielverbündet
Nach der Räthselferne aus;
Doch der Strahl der Wüste zündet
Sehnsucht nach dem kühlen Haus;

Zündet heißer stets das Sehnen
In die Gruft aus diesem Land,
Wo, nie satt, nach unsern Thränen
Lechzt herauf der dürre Sand.

 

Schilflieder

1.
Drüben geht die Sonne scheiden,
Und der müde Tag entschlief.
Niederhangen hier die Weiden
In den Teich, so still, so tief.

Und ich muß mein Liebstes meiden:
Quill, o Thräne, quill hervor!
Traurig säuseln hier die Weiden,
Und im Winde bebt das Rohr.

In mein stilles, tiefes Leiden
Strahlst du, Ferne! hell und mild,
Wie durch Binsen hier und Weiden
Strahlt des Abendsternes Bild.


Nikolaus Lenau  (13 augustus 1802 – 22 augustus 1850)
Portret door Matev¸ Langus, 1831

 

De Amerikaanse schrijver Tom Perrotta werd geboren op 13 augustus 1961 in Garwood. Zie ook alle tags voor Tom Perrotta op dit blog.

Uit: Mrs. Fletcher

“It was a long drive and Eve cried most of the way home, because the big day hadn’t gone the way she’d hoped, not that big days ever did. Birthdays, holidays, weddings, graduations, funerals—they were all too loaded with expectations, and the important people in her life rarely acted the way they were supposed to. Most of them didn’t even seem to be working from the same script as she was, though maybe that said more about the important people in her life than it did about big days in general.
Take today: all she’d wanted, from the moment she opened her eyes in the morning, was a chance to let Brendan know what was in her heart, to express all the love that had been building up over the summer, swelling to the point where she sometimes thought her chest would explode. It just seemed really important to say it out loud before he left, to share all the gratitude and pride she felt, not just for the wonderful person he was right now, but for the sweet little boy he’d been, and the strong and decent man he would one day become. And she wanted to reassure him, too, to make it clear that she would be starting a new life just the same as he was, and that it would be a great adventure for both of them.
Don’t worry about me, she wanted to tell him. You just study hard and have fun. I’ll take care of myself…
But that conversation never happened. Brendan had overslept—he’d been out late, partying with his buddies—and when he finally dragged himself out of bed, he was useless, too hungover to help with the last-minute packing or the loading of the van. It was just so irresponsible—leaving her, with her bad back, to lug his boxes and suitcases down the stairs in the sticky August heat, sweating through her good shirt while he sat in his boxers at the kitchen table, struggling with the child-proof cap on a bottle of ibuprofen—but she managed to keep her irritation in check. She didn’t want to spoil their last morning together with petty nagging, even if he deserved it. Going out on a sour note would have been a disservice to both of them.
When she was finished, she took a few pictures of the van with the back hatch open, the cargo area stuffed with luggage and plastic containers, a rolled-up rug and a lacrosse stick, an Xbox console and an oscillating fan, a mini-fridge and a milk crate full of emergency food, plus a jumbo bag of Cool Ranch Doritos, because they were his favorite. She uploaded the least blurry photo to Facebook, along with a status update that read, Off to college! So happy for my amazing son, Brendan!!! Then she inserted the obligatory emoticon and launched her message into space, so her 221 friends would understand how she was feeling, and could let her know that they liked it.”

 
Tom Perrotta (Garwood, 13 augustus 1961)

 

Zie voor de schrijvers van de 13e augustus ook mijn blog van 13 augustus 2016 en ook mijn blog van 13 augustus 2011 deel 2.

Dolce far niente, Adriaan Roland Holst, antoine de kom, Atte Jongstra, Amélie Nothomb, Nikolaus Lenau, Tom Perrotta

Dolce far niente

 
Het voormalige huis van A. Roland Holst aan de Nesdijk in Bergen

 

Wereld en droom

Dwazen, die duur van aardsch geluk bedongen,
dat zingend op geen sterven zich bezint:
Waar het nu ritselt, daar werd eens bemind –
Waar nu de raaf krast werd eenmaal gezongen.

Wij bouwen tot het woord ons wordt ontwrongen:
De steden staan op graven in den wind –
En als vergeefschheid zich bevestigd vindt
moet nog de dood ons worden opgedrongen.

Maar wat dan van den droom? duizenden zwerven
voorbij de wegen naar de bronzen poorten
van gindschen steilen, nooit ontsloten tempel –

Maar daar ook waait de wind en heerscht het sterven,
en harten, eenmaal ruischend van geboorten,
ritselen schuw daar over duistren drempel.

 

 
Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 – 5 augustus 1976)
Interieur van het huis van A. Roland Holst aan de Nesdijk in Bergen

Lees verder “Dolce far niente, Adriaan Roland Holst, antoine de kom, Atte Jongstra, Amélie Nothomb, Nikolaus Lenau, Tom Perrotta”

Dolce far niente, Willem van Toorn, antoine de kom, Amélie Nothomb, Jens Bisky, Nikolaus Lenau, Tom Perrotta, Rappa

Dolce far niente

 

 
Plat rivierlandschap door Adriaen van de Velde, rond 1660

 

De rivier 5

Eenzaam ben je altijd aan het water
van een rivier, omdat het je achterlaat
met je gedachten aan de dood. En later
als het weerkomt nog altijd water

is maar ander water, terwijl jij dezelfde
blijft daar op de kant, waar het veer
is opgeheven en de schepen, meer
dan vroeger en blinder en sneller,
als treinen in hun eigen richting razen.

Maar dat zou ik immers voor je weglaten
uit deze prent. Is mijn klein schip al daar?
Laten wij dan nog één keer met elkaar
de heren zijn van dit lange papier,
ingrijpen in die boosaardige grap
van het water. Kijk naar de rivier.

Nu staat hij stil. Bewegingloos. En hier
stroomt het met jou en mij weg, stralend
en bloeiend zeewaarts, ons landschap.

 

 
Willem van Toorn (Amsterdam, 4 november 1935)
Rijksmuseum, Amsterdam

Bewaren

Bewaren

Lees verder “Dolce far niente, Willem van Toorn, antoine de kom, Amélie Nothomb, Jens Bisky, Nikolaus Lenau, Tom Perrotta, Rappa”

antoine de kom, Amélie Nothomb, Jens Bisky, Nikolaus Lenau, Tom Perrotta, Rudolf G. Binding, Julia Mann

De Nederlandse schrijver en dichter antoine de kom werd geboren in Den Haag op 13 augustus 1956. Zie ook alle tags voor antoine de kom op dit blog.

Werelds wit

Ik denk de wereld wit, een bleek
breed zandstrand reikt hier strak
tot aan de einder; en waar de zee zich
 
diepblauw als een dunne streep verliest
in het azuur – daar vriest de branding dicht
tot winterlandschap: wat onder felle vlagen
 
stuifzand duinen lijken, zijn dorstig rustend
de besneeuwde dieren van mijn verdwaalde
karavaan, – ik ben de dwaze Sultan,
 
en ijlend in mijn purperrood satijn,
zie ik alom het levende bewijs
van wit & werelds badend Istanbul.

 

Het was in de tweede hangar ik meen
 
rond elf uur toen daar de giraf vleugels
kreeg en tot handelen overging.
in de scherpte van zijn onwennige blik
lag het platform er verlaten bij.
de hangar stond loom te geeuwen
in de milde ochtendzon die zelfs nog te verdragen
is wanneer je hoog aan de strakblauwe hemel
een minuscuul rondtollend voorwerp kunt zien staan.
terwijl je omhoog kijkt voel je de zachte streling van een vrouw
die ongemerkt achter je is komen staan: je
merkt hoe huid tegen huid haar armen handen
over je buik naar je benen bewegen nu het ruisen
van vleugelslagen tot je begint door te dringen
en de hangar leger is dan ooit

 
antoine de kom (Den Haag, 13 augustus 1956)

Lees verder “antoine de kom, Amélie Nothomb, Jens Bisky, Nikolaus Lenau, Tom Perrotta, Rudolf G. Binding, Julia Mann”

antoine de kom, Amélie Nothomb, Jens Bisky, Nikolaus Lenau, Tom Perrotta, Rudolf G. Binding

De Nederlandse schrijver en dichter antoine de kom werd geboren in Den Haag op 13 augustus 1956. Zie ook alle tags voor antoine de kom op dit blog.

hun lichamen een landschap

hun lichamen een landschap
verlieten wij het tanteland.
er waren sigarenpeuken en
er was sprake van bloedarmoede
die niet te verklaren was. we
plozen de kinderboeken erop na.
we keken onder elke struik.
al wat we vonden was een kleine
dode hagedis met witte strepen
op het lijf. verder een gele vis
en een schelp. dit alles moest
begraven worden en snel.
toen was er iemand die de tuin deed: ik maak
de regen en hij zegende. ik verlos jullie van
je jeugd en je kleur.
vanaf die dag liepen we door
het bos van haren waar we
jaren later nóg verdwenen
in de steentijd van het
onbewaakte ogenblik.

 

eerst waren er kinderen

eerst waren er kinderen later
kwamen de soldaten en die schoten in het zand.
er vielen stoelen om.
je blanco vellen waren weg.
je sprak hoewel het schieten alweer opgehouden was.
je sprak tot de soldaten in de taal des lands.
de kinderen staan zwijgend aan de kant.
dan is er weer de regen
zijn er weer bladeren waar je uit tevoorschijn stapt.
je denkt waarschijnlijk weer aan alles
als je uit het brandpunt zuchtend heel dicht
naast me komt
dan fluister je een grapje
dat jij toverfee en ik kabouter was.
een nogal dwaze
kabouter met een dikke buik en met een kleine
witte baard en bijna bloot op één ding na:
dit lint van witte vellen zwevend van mijn linker
naar mijn rechterhand.

 
antoine de kom (Den Haag, 13 augustus 1956)

Lees verder “antoine de kom, Amélie Nothomb, Jens Bisky, Nikolaus Lenau, Tom Perrotta, Rudolf G. Binding”

Amélie Nothomb, Jens Bisky, Nikolaus Lenau, Tom Perrotta

De Franstalige Belgische schrijfster Amélie Nothomb werd geboren in Kobe in Japan op 13 augustus 1967. Zie ook mijn blog van 13 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Amélie Nothomb op dit blog.

 

Uit: Attentat (Vertaald door Wolfgang Krege)

 

“Als ich mich zum ersten Mal im Spiegel sah,mußte ich lachen: Unglaublich, das sollte ich sein?

Wenn ich mich heute sehe, lache ich, weil ich nun weiß, ich bin es. Und soviel Häßlichkeit hat etwas

Lustiges. Schnell flog mir ein Spitzname zu. Ich muß sechs gewesen sein, als ein Junge auf dem Hof

mir zurief: »Quasimodo!« Begeistert wiederholten die anderen im Chor: »Quasimodo! Quasimodo!«

Dabei hatte keiner von ihnen je von Victor Hugos Glöckner gehört. Aber der Name schien so gut zu passen, daß man ihn nur einmal gehört haben mußte, und er saß.

Bald hieß ich nur noch Quasimodo.

Niemandem außer den Scheusalen sollte erlaubt sein, von der Schönheit zu reden. Ich bin das häßlichste Geschöpf, das ich kenne; also glaube ich mich dazu berechtigt. Dies ist ein solches Privileg, daß ich mein Schicksal nicht beklage.

Und außerdem ist es eine Lust, häßlich zu sein. Welch ein Vergnügen, zum Beispiel, durch die Straßen zu schlendern und in den Gesichtern der Passanten den herrlichen Moment zu erfassen, in dem ich in ihr Blickfeld trete! Freudig koste ich ihre Reaktionen aus: Entsetzen, angewiderte Grimassen, verlegenes Zur-Seite-Schauen; und ich sonne mich in der kindlichen Verzückung mancher Leute, die den Blick gar nicht von mir abwenden können.

Ich möchte ihnen zurufen: »Das ist noch gar nichts, Sie sehen ja nur mein Gesicht! Wie würden

Sie erst staunen, wenn Sie meinen Körper sähen!«

Mit der Schönheit hat es etwas auf sich, das nicht angemessen gewürdigt wird: Man ist sich einig, daß

es weniger auf das Äußere als auf Seele, Charakter, innere Werte usw. ankommt. Trotzdem stellt man

unbeirrt die wohlgeratenen Körper und ebenmäßigen Gesichter ins Scheinwerferlicht, während man

Mißgeburten wie Mich in die dunklen Winkel verbannt.

Woran man sieht, wie die Leute lügen. Ich frage mich, ob ihnen das klar ist. Die Vorstellung, daß sie lügen könnten, ohne es zu wissen, regt mich auf.

Ich hätte Lust, ihnen ins Gesicht zu sagen: »Gebt euch so feingeistig und seelenvoll, wie ihr wollt!

Wenn es euch Spaß macht, dann behauptet nur weiter, ihr würdet die Menschen nicht nach ihrem Aussehen beurteilen! Aber seid nicht so blöd, es selber zu glauben!«

 

 

 

Amélie Nothomb (Kobe, 13 augustus 1967)

 

Lees verder “Amélie Nothomb, Jens Bisky, Nikolaus Lenau, Tom Perrotta”

Amélie Nothomb, Jens Bisky, Nikolaus Lenau, Tom Perrotta, Will Clarke, Rappa, Rudolf G. Binding, Vladimir Odojevski, Albert Sorel, Julia Mann

De Franstalige Belgische schrijfster Amélie Nothomb werd geboren in Kobe in Japan op 13 augustus 1967. Zie ook mijn blog van 13 augustus 2006 en ook mijn blog van 13 augustus 2007 en ook mijn blog van 13 augustus 2008 en ook mijn blog van 13 augustus 2009.

Uit: Une forme de vie

“Comment avait-il entendu parler de moi ? Certains de mes romans avaient été traduits en anglais et avaient eu aux Etats-Unis un accueil plutôt confidentiel, cinq années auparavant. J’avais déjà reçu sans surprise des plis de militaires belges ou français qui, le plus souvent, demandaient des photos dédicacées. Mais un 2e classe de l’armée américaine basé en Irak, cela me dépassait.  

Savait-il qui j’étais ? A part l’adresse de mon éditeur correctement libellée sur l’enveloppe, rien ne le prouvait. “J’ai besoin d’un peu de compréhension et vous, vous me comprendrez, je le sais.” Comment pouvait-il savoir que moi, je le comprendrais ? A supposer qu’il ait lu mes livres, ceux-ci étaient-ils les témoignages les plus flagrants de la compréhension et de la compassion humaines ? Tant qu’à être une marraine de guerre, le choix de Melvin Mapple me laissait perplexe.  

D’autre part, avais-je envie de ses confidences ? Tant de gens déjà m’écrivaient leurs peines en long et en large. Ma capacité à supporter la douleur d’autrui était au bord de la rupture. De plus, la souffrance d’un soldat américain, cela prendrait de la place. Contiendrais-je un tel volume ? Non.  

Melvin Mapple avait sûrement besoin d’un psy. Ce n’était pas mon métier. Me mettre à la disposition de ses confidences serait lui rendre un mauvais service, car il se croirait dispensé de la thérapie dont six années de guerre avaient dû engendrer la nécessité.  

Ne pas répondre du tout m’eût paru un rien salaud. Je trouvai une solution médiane : je dédicaçai au soldat mes livres traduits en anglais, je les empaquetai et les lui postai. Ainsi, il me sembla avoir fait un geste pour le sous-fifre de l’armée américaine et j’eus ma conscience pour moi.”  

nothomb

Amélie Nothomb (Kobe, 13 augustus 1967)

 

De Duitse schrijver en journalist Jens Bisky werd geboren op 13 augustus 1966 in Leipzig. Na zijn afstuderen aan de Erweiterte Oberschule “Immanuel Kant” in Berlijn in 1985 ging Bisky als vrijwilliger voor een verlengde periode in militaire dienst als officier in de Nationale Volksarmee, waar hij als luitenant afzwaaide. Daarna werkte hij bij de jeugd radiozender DT64 in Berlijn. Vervolgens behaalde Bisky een diploma in culturele studies en germanistiek. Bisky werkt als redacteur bij de Süddeutsche Zeitung.

Uit: Geboren am 13. August

 “Ich bin im Kommunismus groß geworden, der 1966 im Leipziger Osten zur Untermiete wohnte. Glücklicherweise lagen die zwei winzigen Zimmer im dritten Stock zum Hinterhof, sodass die Straßenbahn Nr. 22, die vor dem Haus mit landestypischem Quietschen hielt, meinen Schlaf nicht störte.

Hätte sie mich geweckt, so hätte mein Geschrei die Fortschritte der Wissenschaft aufgehalten: Hier wurde gearbeitet. Weder Fernseher noch Klospülung unterbrachen den Gedankengang.

Das WC befand sich eine halbe Treppe tiefer. In meiner Vorstellung kann ich vom Gitterbett im elterlichen Schlafzimmer über die Aschenkästen auf dem Hof bis zur Rückseite der «Grünen Schenke» schauen, dem verwunschenen Ort, der sein Geheimnis nie preisgegeben hat. Als ich geboren wurde, lagerten dort Möbel; in einer besseren, längst versunkenen Zeit aber müssen vor den mit Stuck, Gold, Spiegeln und hellgrünen Arabesken schwungvoll verzierten Wänden Vorstadtpaare getanzt haben, Blicke und Küsse tauschend.

Es gab in Leipzig an allen Ecken schäbig gewordene Überbleibsel einer untergegangenen Welt, Mauerreste, verblasste Inschriften, verwitterte Passagen und Toreinfahrten, verfallende Türme in Parks. Was aus der bürgerlichen Epoche der Stadt noch stand, führte meine Phantasie in die Ferne  einer unerschlossenen Vergangenheit, diente ihr als Ersatz für die fehlenden Ritterburgen. Die Gegenwart war geschäftig, frisch, frei und auf unangestrengte Weise ernst zugleich.

Meine Eltern, beide Studenten, waren ein schönes Paar: er ein etwas kurz geratener Belmondo, sie eine Lollobrigida, die es ins Sächsische verschlagen hatte, wo sie mit ihren üppig wuchernden tiefschwarzen Haaren und dem dunklen Teint als Exotin auffiel, und das mit Freude.”

 bisky

 Jens Bisky (Leipzig, 13 augustus 1966)

 

De Oostenrijkse dichter Nikolaus Lenau werd geboren op 13 augustus 1802 in Csatád (in het Hongaarse deel van Oostenrijk-Hongarije). Zie ookmijn blog van 13 augustus 2007 en ook mijn blog van 13 augustus 2008 en ook mijn blog van 13 augustus 2009.

Die Jugendträume

Der Jüngling weilt in einem Blüthengarten,
Und schaut mit Lust des Lebens Morgenroth;
Auf seinem Antlitz ruht ein schön Erwarten,
Die Welt ist Himmel ihm, der Mensch ein Gott.

Ein Morgenlüftchen streut ihm duft’ge Rosen
Mit leisem Finger in das Lockenhaar;
Sein Haupt umflattert mit vertrautem Kosen
Ein bunt Gevögel, singend wunderbar.

Seyd stille, stille, daß die flücht’gen Gäste
Ihr nicht dem Jünglinge verscheucht; denn wißt:
Die Jugendträume sind es, wohl das beste,
Was ihm für diese Welt beschieden ist.
Doch, weh! ihm naht mit eisern schwerem Gange
Die Wirklichkeit, und fort auf ewig ftiehn
Die Vögel, und dem Jüngling wird so bange,
Da er sie weiter sieht und weiter ziehn.

 

Meeresstille I

Sturm mit seinen Donnerschlägen
Kann mir nicht wie du
So das tiefste Herz bewegen,
Tiefe Meeresruh!

Du allein nur konntest lehren
Uns den schönen Wahn
Seliger Musik der Sphären,
Stiller Ocean!

Nächtlich Meer, nun ist dein Schweigen
So tief ungestört,
Daß die Seele wohl ihr eigen
Träumen klingen hört;

Daß, im Schutz geschloss’nen Mundes
Doch mein Herz erschrickt.
Das Geheimniß heil’gen Bundes
Fester an sich drückt

 

Liebesfeier

An ihren bunten Liedern klettert
Die Lerche selig in die Luft;
Ein Iubelchor von Sängern schmettert
Im Walde voller Blüth’ und Duft.
Da sind, so weit die Blicke gleiten,
Altäre festlich aufgebaut,
Und all’ die tausend Herzen läuten
Zur Liebesfeier dringend laut.

Der Lenz hat Rosen angezündet
An Leuchtern von Smaragd im Dom:
Und jede Seele schwillt und mündet
Hinüber in den Opferstrom.

 lenau

Nikolaus Lenau (13 augustus 1802 – 22 augustus 1850)
Monument bij de Schillerplatz in Wenen

 

De Amerikaanse schrijver Tom Perrotta werd geboren op 13 augustus 1961 in Garwood. Zie ookmijn blog van 13 augustus 2007 en ook mijn blog van 13 augustus 2008 en ook mijn blog van 13 augustus 2009.

Uit: Little Children

Me, Myself, and Irene, Sarah thought impatiently. By the Farrelly Brothers. Why was it that the other mothers could never remember the titles of anything, not even movies they’d actually seen, while she herself retained lots of useless information about movies she wouldn’t even dream of watching while imprisoned on an airplane, not that she ever got to fly anywhere?
“Oh, I saw that,” said Theresa, mother of Courtney. A big, raspy-voiced woman who often alluded to having drunk too much wine the night before, Theresa was Sarah’s favorite of the group. Sometimes, if no one else was around, the two of them would sneak a cigarette, trading puffs like teenagers and making subversive comments about their husbands and children. When the others arrived, though, Theresa immediately turned into one of them. “I thought it was cute.”
Of course you did, Sarah thought. There was no higher praise at the playground than cute. It meant harmless. Easily absorbed. Posing no threat to smug suburbanites. At her old playground, someone had actually used the c-word to describe American Beauty (not that she’d actually named the film; it was that thing with Kevin what’s-his-name, you know, with the rose petals). That had been the last straw for Sarah. After exploring her options for a few days, she had switched to the Rayburn School playground, only to find that it was the same wherever you went. All the young mothers were tired. They all watched cute movies whose titles they couldn’t remember.
“I was enjoying it,” Cheryl said. “But fifteen minutes later, Jimmy and I were both fast asleep.”
“You think that’s bad?” Theresa laughed. “Mike and I were having sex the other night, and I drifted off right in the middle of it.”
“Oh, well.” Cheryl chuckled sympathetically. “It happens.”
“I guess,” said Theresa. “But when I woke up and apologized, Mike said he hadn’t even noticed.”
“You know what you should do?” Mary Ann suggested. “Set aside a specific block of time for making love. That’s what Lewis and I do. Every Tuesday night at nine.”

perrotta 

Tom Perrotta (Garwood, 13 augustus 1961)

 

De Amerikaanse schrijver Will Clarke werd geboren op 13 augustus 1970 in Shreveport, Louisiana. Zie ook mijn blog van 13 augustus 2007 en ook mijn blog van 13 augustus 2008 en ook mijn blog van 13 augustus 2009.

Uit: Lord Vishnu’s Love Handles

„According to Shelby’s DNA, our son, Noah, is likely to grow up to be a wealthy philanderer who will father tons of kids out of wedlock — who will in turn grow up and do the same. This will be very good for my genetic proliferation. Morally, though, it kind of sucks. But Shelby’s DNA reminded me that evolution is amoral and so is Shelby’s sex drive.

It’s her way of hedging her evolutionary bets. If there’s a war or something and we go back to a primitive society, her hearty offspring from those athletic fucks will survive, whereas my offspring might die because they’re too brainy. Plus her genes get the best of both worlds. She can have genetically diverse offspring and still be married to the “cerebral provider” who will use his high IQ and income to raise her bastard kids.

Shelby would tell you this is all horseshit. She will tell you she’s never once thought about genetics or evolutionary strategies. And she would be telling you the truth. But her genes have told me the real story. And it’s really fucking me up.

So far, we’ve only had one kid. Noah. And he’s mine. I can see it in his eyes; I can read it in his soul. Besides, Noah looks just like I did in baby pictures — all blue eyes, blond hair, and slobber. You see, my DNA has a little trick of its own. My sperm are a fierce sort and my body knows what Shelby’s up to. So I fuck her every chance I get. At least once a day. That way my little guys attack and kill all the foreign sperm. So far this has kept her extramarital affairs from fertilizing any eggs. Which is good, considering Shelby refuses to go on the Pill; she says it makes her fat. Plus, her infidelity always peaks when she’s ovulating. Or at least that’s when my dreams about her infidelity always peak. So far I’ve been winning. But I’m not sure how much longer me and my little guys can keep up the fight.

Anyway, it really doesn’t matter if I’m right about Shelby or not. Either way I’m fucked.”

clarke

Will Clarke (Shreveport, 13 augustus 1970)

 

De Surinaamse schrijver Rappa (pseudoniem van Robby Jonathan Parabirsing) werd geboren in Paramaribo op 13 augustus 1954. Zie ook mijn blog van 13 augustus 2009.

Uit: Niet Loellen

„We stapten uit; het was typisch herfstweer, ik was voor het eerst in dit jaargetijde in Nederland; Surinamers gaan echt niet zomaar buiten de zomerse tijden om naar Nederland. Ik was er voor een familiaire bigi-jari, vandaar.

We stapten uit; het was nog licht, maar het was al half acht ’s avonds, ook zoiets vreemds van Holland: ’s avonds is het nog licht en ’s overdag is het nog donker. Net zoals bij het afdrogen als je je ’s morgens had gebaad: je baddoek voelde koud aan, maar was droog en bruikbaar om af te drogen. Bij ons betekende een koude handdoek dat hij nat was. Dus thuis betekende koud nat en hier was koud droog. En als ik mijn tandpasta ’s morgens op m’n tandenborstel uitdrukte, moest ik er even aan wennen dat die koud was, kouwe tandpasta.

We moesten wachten op een andere tram om over te stappen. “Die is er over vijf minuten,” zei mijn zwager. Dat van dit land, alles gaat zo op tijd, schitterend gewoon voor ons, wij die aan die beroemde ‘Surinaamse Tijd (ST)’ gewend zijn. Iemand uit het buitenland vroeg me eens een definitie van ST; ik zei: “Dat is Greenwich time plus tussen vijf en vijfentwintig minuten.” De persoon keek me aan alsof ik de aarde plat had verklaard. Een natte regen (ja, wij kennen ook droge regens) druilde neer, opeens begon het stevig te waaien; ik had een tropische lange broek aan, geen jeans, dus die koude wind sneed dwars door me heen. M’n zwager zei:”Fris weertje.” Ik dacht:’Zo moeten bergbeklimmers zich voelen als ze via de westkant de laatste 500 meter van de Mount Everest beklimmen.’ Mijn zwager had intussen een discussie met me opgestart over het begrip van dat moment in Nederland: allochtonen, met allerlei combinaties daarmee: allochtonenbeleid, allochtonenbuurten, allochtonenonderwijs, en ga zo maar voort. Weer blies de wind, kowroe nak mi van voor en van achter. Ik gaf een reactie op een uitspraak van mijn zwager, maar terwijl ik dat deed, zocht ik dekking in het minuscule plexiglazen bushuisje, gelukkig, er waren metalen zitbankjes.“

 rappa

Rappa (Paramaribo, 13 augustus 1954)
Hier met Abdelkader Benali (l)

 

De Duitse dichter en schrijver Rudolf G. Binding werd geboren op 13 augustus 1867 in Basel. Zie ook mijn blog van 13 augustus 2007 en ook mijn blog van 13 augustus 2009.

Mai

Über dir im Blau –
horch: die Lerche lacht.
Leib zu Leib gemacht,
Licht und Leib Gesang.

Taumel fasst dich an
schaust du hell empor.
Trunken Aug und Ohr –
trunken tief vom Mai.

Tut er dir Gewalt?
Schwankst in meinem Arm
dass sich dein erbarm
über dir der Raum.

Horch: die Lerche lacht:
Alles Hell ist dein.
Doch das Hellste mein:
Deiner Jugend Tag.

 

Juni

Wohin steigt er – unserer Liebe verliebter Kalender?
Auf zur Höhe des Jahres mit der steigenden Sonne.

Lassen wollen wir auch die Erde nicht
wenn sie sich sonnab wendet in ihrem Laufe.
Aber wir werden ihr doch nur zögernd folgen
mit dem großen Vorrat unserer Sommer.

 

Juli

Das Lied des hohen Sommers
vom Reifen schwellt das Herz.
Was frommt des späten Kommers
nachzüglerischer Schmerz?

Dass tiefer uns ergreife
des Lebens Glut vom Grund
singt sich das Lied der Reife
von selbst in unserm Mund.

Entfliehe nicht dir selber.
Lass aller Zeit den Flug.
Reif‘ mit dem Korn der Felder.
Des Blühens war genug.

binding

Rudolf G. Binding (13 augustus 1867 – 4 augustus 1938)  

 

De Russische schrijver en muziekcriticus Prins Vladimir Fjodorovitsj Odojevski werd geboren op 13 augustus 1803 in Moskou. Hij studeerde aan de Universiteit van Moskou, werd vervolgens journalist en muziekcriticus, was mederedacteur van het bekende tijdschrift “Sovremennik” (samen met onder anderen Aleksandr Poesjkin) en publiceerde vanaf de jaren 1820 zijn eerste verhalen. Odojevski was sterk beïnvloed door de Duitse romantiek, in het bijzonder door de filosofie van Schelling. In zijn in 1844 gepubliceerde bundel Russische nachten, een door een centrale Faust-figuur aan elkaar geregen verhalencyclus worden filosofische en sociaal-politieke vragen opgeworpen en wordt gezocht naar een universele wetenschap. Odojevski staat ook bekend als de schrijver van Het jaar 4338 ((pas gepubliceerd in 1926), een utopische roman waarin hij zelfs preludeert op de basisprincipes van het internet (communicatie via magnetische telegraafsystemen) en onder andere blogging-technieken.

Uit: Prinzessin Mimi. Prinzessin Zizi (Vertaald doo rPeter Urban)

«Sagen Sie, mit wem haben Sie eben getanzt?» sagte Prinzessin Mimi, eine Dame am Arm aufhaltend, die, nach beendigter Mazurka, an der Prinzessin vorüberging.

«Er hat einmal mit meinem Bruder gedient! Seinen Familiennamen habe ich vergessen», antwortete Baronesse Dauerthal im Vorbeigehn und warf sich, müde, auf ihren Platz.

Dieses kurze Gespräch verlief inmitten der allgemeinen Bewegung, die gewöhnlich nach Beendigung des Tanzes einsetzt, für die Umstehenden unbemerkt.

Doch die Baronesse ließ dieses Gespräch nachdenklich werden, – und das nicht ohne Grund. Die Baronesse, wenn auch bereits zum zweiten Mal verheiratet, war noch immer jung und schön; ihre Liebenswürdigkeit, ihre prächtige Gestalt, ihre seidigen kastanienbraunen Locken zogen eine Menge junger Männer an. Jeder von ihnen verglich Eliza unwillkürlich mit ihrem Ehemann, dem heiseren alten Baron, und jedem von ihnen schien, als sprächen ihre schmachtenden, von Feuchtigkeit überzogenen

Augen von Hoffnung; lediglich ein erfahrener Beobachter fand in diesen dunkelbraunen Augen nicht die Flamme der Wonne, sondern schlicht jene südländische Trägheit, die sich, seiner Ansicht nach, in unseren Damen auf so seltsame Weise mit dem nordischen Phlegmatismus paart und den sie kennzeichnenden Charakter ausmacht.

Die Baronesse wußte um jeden einzelnen ihre Vorzüge; sie wußte, daß sie an der Seite des Barons für alle etwas Unmögliches, das Anstandsgefühl Verletzendes, Widersinniges war; sie wußte auch, daß während ihrer Hochzeit in der Stadt geredet worden war, sie hatte den Baron aus Berechnung geheiratet;…“

 odojevski

Vladimir Odojevski (13 augustus 1803 – 11 maart 1867)

 

De Franse schrijver en historicus Albert Sorel werd geboren op 13 augustus 1842 in Honfleur, Calvados. Zie ook mijn blog van 13 augustus 2007 en ook mijn blog van 13 augustus 2009.

Uit: Réflexions sur la violence

“Je crois bien que l’on pourrait même étendre le principe de la conservation aux choses militaires et montrer que les armées de la révolution et de l’empire furent une extension d’institutions antérieures. En tout cas il est assez curieux que Napoléon n’ait point fait d’innovations sérieuses dans le matériel et que ce soient les armes à feu de l’ancien régime qui aient tant contribué à assurer la victoire aux troupes révolutionnaires. C’est seulement sous la restauration que l’on modifia l’artillerie. La facilité avec laquelle la révolution et l’empire ont réussi dans leur œuvre, en transformant si profondément le pays, tout en conservant une si grande quantité d’acquisitions, est liée à un fait sur lequel nos historiens n’ont pas toujours appelé l’attention et que Taine ne semble pas avoir remarqué: l’économie productive faisait de grands progrès et ces progrès étaient tels que vers 1780 tout le monde croyait au dogme du progrès indéfini de l’homme. Ce dogme, qui devait exercer une si grande influence sur la pensée moderne, serait un paradoxe bizarre et inexplicable si on ne le considérait pas comme lié au progrès économique et au sentiment de confiance absolue que ce progrès économique engendrait. Les guerres de la révolution et de l’empire ne firent que stimuler encore ce sentiment, non seulement parce qu’elles furent glorieuses, mais aussi parce qu’elles firent entrer beaucoup d’argent dans le pays et contribuèrent ainsi à développer la production. Le triomphe de la révolution étonna presque tous les contemporains et il semble que les plus intelligents, les plus réfléchis et les plus instruits des choses politiques aient été les plus surpris; c’est que des raisons tirées de l’idéologie ne pouvaient expliquer ce succès paradoxal.”

sorel

Albert Sorel (13 augustus 1842 – 29 juni 1906)
Monument in het Le Jardin des Personnalités in Honfleur

 

De oudste zuster van de schrijvers Thomas en Heinrich Mann Julia Mann werd geboren op 13 augustus 1877 in Lübeck. Julia Mann groeide net als haar broers en zussen, Heinrich Mann, Thomas Mann, Carla en Victor Mann op in een grootburtgerlijke familie in Lübeck. In 1893 verhuisde het gezin naar München. Ze trouwde in 1900 als de eerste van haar broers en zussen met de vijftien jaar oudere bankdirecteur, dr. Joseph Löhr. Löhr werd door de familie Mann’, hoewel hij Julia een financieel zekere positie Julia bood, met reserve bekeken. Het echtpaar kreeg drie dochters. In 1901 werd dochter Maria Eva geboren, de tweeling Ilsemarie en Rose Marie kwam in 1907 ter wereld. Op dat moment had Julia Mann waarschijnlijk al een aantal buitenechtelijke relaties en was ook haar morfineverslaving bekend. Golo Mann schreef deze drugsverslaving, toe aan de walging die zijn tante voelde voor haar man en zijn eisen. Na zijn dood in 1922 verloor ze haar levensonderhoud door de inflatie en in 1927 verhing zij zich. Aaan Julia dankt Thomas Mann een gedetailleerd schriftelijk verslag over hun gemeenschappelijke Tante Elizabeth, die het archetype werd van Tony Buddenbrooks.

Uit: Julia und Carla Mann im Werk ihrer Brüder Thomas und Heinrich (Dossier des Bayerischen Rundfunks)

„In der Literatur lebt Julia Mann weiter – als Ines Institoris, Tochter der Senatorenwitwe Rodde, in Thomas Manns “Doktor Faustus”. Der Schriftsteller stand dieser Schwester Julia wesentlich näher als der Bohème-haften Carla. Beide hatten sie den Drang, innere Gefährdungen durch bürgerliche Repräsentation abzuwehren. Thomas Manns Sohn Golo in seinen Erinnerungen: “[In Thomas Manns] Roman ‘Lotte in Weimar’ … läßt er Goethe von seiner Schwester als von ‘meinem weiblichen Neben-Ich’ sprechen. Da dachte er ganz sicher an Julia. Wenn im inneren Monolog Goethes die Schwester Cornelia an ‘Gattenekel’ leidet, so litt Julia auch daran, und wer den Hofrat Löhr kannte, mag es begreifen. Ihre Neigung zum Morphium … kam von daher; was der Bankier nur zu oft von ihr wollte, konnte sie ohne das erlösende Gift nicht prästieren.”

Golo Mann liefert eine Interpretation hinterher, warum Julias Selbstmord für Thomas Mann erschütternd war, “nicht weil der Tod der längst peinlich gewordenen Verwandten einen Verlust bedeutet hätte, sondern, so hörte ich ihn zu meiner Mutter sagen, weil er ihn als einen Blitz empfand, der dicht neben ihm niedergegangen war (…) Kurzum, sein weibliches Neben-Ich war jammervoll gescheitert, und damit ein selbständig gewordener Splitter seiner eigenen Seele.”

 julia

Julia Mann (13 augustus 1877 –10 mei 1927)

Amélie Nothomb, Tom Perrotta, Nikolaus Lenau, Will Clarke

De Franstalige Belgische schrijfster Amélie Nothomb werd geboren in Kobe in Japan op 13 augustus 1967. Zie ook mijn blog van 13 augustus 2006 .

Uit: Le Fait du prince

 

“Si un invité meurt inopinément chez vous, ne prévenez surtout pas la police. Appelez un taxi et dites-lui de vous conduire à l’hôpital avec cet ami qui a un malaise. Le décès sera constaté en arrivant aux urgences et vous pourrez assurer, témoin à l’appui, que l’individu a trépassé en chemin. Moyennant quoi, on vous fichera la paix.

– Pour ma part, je n’aurais pas songé à appeler la police, mais un médecin.

– Cela revient au même. Ces gens-là sont de mèche. Si quelqu’un à qui vous ne tenez pas a une crise cardiaque à votre domicile, vous êtes le premier suspect.

– Suspect de quoi, si c’est une crise cardiaque?

– Aussi longtemps qu’on n’a pas prouvé que c’était une crise cardiaque, votre appartement est considéré comme une scène de crime. Vous ne pouvez plus toucher à rien. Les autorités envahissent votre domicile, c’est à peine si elles n’inscrivent pas l’emplacement des corps avec de la craie. Vous n’êtes plus chez vous. On vous pose mille questions, mille fois les mêmes.

– Où est le problème si l’on est innocent?

– Vous n’êtes pas innocent. Quelqu’un est mort chez vous.

– Il faut bien mourir quelque part.

– Chez vous, pas au cinéma, pas à la banque, pas dans son lit. Ce quidam a attendu d’être chez vous pour passer l’arme à gauche. Le hasard n’existe pas. S’il est mort à votre domicile, vous y êtes forcément pour quelque chose.

– Mais non. Cette personne peut avoir éprouvé une émotion violente à laquelle vous êtes étranger.

– Elle a eu le mauvais goût de l’éprouver dans votre appartement. Allez expliquer cela à la police. À supposer que les autorités finissent par vous croire, pendant ce temps le cadavre est chez vous, on n’y touche pas. S’il est mort sur votre canapé, vous ne pouvez plus vous y asseoir. S’il a trépassé à votre table, habituez-vous à partager les repas avec lui. Il va vous falloir cohabiter avec un macchabée. C’est pourquoi, je vous le répète: appelez un taxi. N’avez-vous pas remarqué, dans les journaux, la formule consacrée: l’individu est mort pendant qu’on le conduisait à l’hôpital. Avouez que c’est drôle, cette propension qu’ont les gens à mourir au cours d’un trajet, dans des véhicules anonymes. Oui, car vous aurez compris que ce ne doit pas être votre voiture. »

 

amelie-nothomb

Amélie Nothomb (Kobe, 13 augustus 1967)

 

De Amerikaanse schrijver Tom Perrotta werd geboren op 13 augustus 1961 in Garwood.

 

Uit: The Wishbones

 

„Buzzy, the bass player, had a suspended license, so Dave swung by his house on the way to the Wednesday-night showcase. Buzzy did quality control for a company that manufactured prosthetic devices, and lived with his wife and two kids on a street of more or less identical split levels that must have seemed like an exciting place in the days before the British Invasion, back when Kennedy was President and Elvis was King. Buzzy was the only member of the wedding band who was married, a fact whose irony did not escape the notice of his fellow musicians. Artie, the sax player and manager, had just broken up with a girl who danced at Jiggles. Stan, the drummer and sometime accordionist, was sleepwalking through a painful divorce. Ian, the singer/keyboardist and all-around showman, was living at home with his parents, as was Dave, who handled rhythm guitar and background vocals.

Buzzy was waiting by the curb, a scrawny, ponytailed guy in a tuxedo and Yankees cap, with a beer in one hand and a guitar case in the other. He stowed his bass in the backseat, on top of Dave’s Les Paul, and climbed in.

“Daverino,” he said, tilting the beer can in salute.

“Buzzmaster.”

Dave shifted into gear and headed for Central Avenue. The silence in the car was mellow, uncomplicated. Buzzy took a swig from the can and smacked his lips.

“Yup. Another Wednesday-night showcase.”

“You ready? The people are counting on you.”

Buzzy thought it over for a couple of seconds, then nodded.

“Coach,” he said, “I’mgonna play my heart out.”

Dave snorted his appreciation. The guys in the band liked to joke about the showcase, but they were careful not to complain—bookings had doubled since Artie found them the slot. And besides, goofy as it was, the showcase turned out to be a real time-saver: instead of scheduling separate auditions for every interested couple, the Wishbones could just tell prospective customers to come to the Ramada every third Wednesday of the month.

“You going out afterward?” Buzzy crushed the can in his hand and dropped it on the floor. “I’m in the mood for a few beers.”

“I can’t. I’m supposed to go over to Julie’s.”

“Hey.” Buzzy didn’t bother to conceal his surprise. “You guys really getting back together?”

 

tom perrotta

Tom Perrotta (Garwood, 13 augustus 1961)

 

 De Oostenrijkse dichter Nikolaus Lenau werd geboren op 13 augustus 1802 in Csatád (in het Hongaarse deel van Oostenrijk-Hongarije).

 

Der Baum der Erinnerung

     

Ja, du bist es, blütenreicher

Baum, das ist dein süßer Hauch!

Ich auch bins, nur etwas bleicher,

Etwas trauriger wohl auch.

Hinter deinen Blütenzweigen

Tönte Nachtigallenschlag,

Und die Holde war mein eigen,

Die an meinem Herzen lag.

 

Und wir meinten selig beide,

Und ich meint es bis zur Stund,

Daß so herrlich du vor Freude

Blühtest über unsern Bund.

 

Treulos hat sie mich verlassen;

Doch du blühst wie dazumal,

Kannst dich freilich nicht befassen

Mit der fremden Liebesqual.

 

»Allzulieblich scheint die Sonne,

Weht der linde Maienwind,

Und das Blühen und die Wonne

Allzubald vorüber sind!«

 

Mahnend säuseln mir die Lehre

Deine frohen Blüten zu;

Doch ungläubig fließt die Zähre,

Und mein Herz verlor die Ruh.

 

 

Dein Bild

       

Die Sonne sinkt, die Berge glühn,

Und aus des Abends Rosen

Seh ich so schön dein Bild mir blühn,

So fern dem Hoffnungslosen.

Strahlt Hesperus dann hell und mild

Am blauen Himmelsbogen,

So hat mit ihm dein süßes Bild

Die Sternenflur bezogen.

 

Im mondbeglänzten Laube spielt

Der Abendwinde Säuseln;

Wie freudig um dein zitternd Bild

Des Baches Wellen kräuseln! –

 

Es braust der Wald, am Himmel ziehn

Des Sturmes Donnerflüge,

Da mal ich in die Wetter hin,

O Mädchen, deine Züge.

 

Ich seh die Blitze trunkenhaft

Um deine Züge schwanken,

Wie meiner tiefen Leidenschaft

Aufflammende Gedanken.

 

Vom Felsen stürzt die Gemse dort,

Enteilet mit den Winden;

So sprang von mir die Freude fort

Und ist nicht mehr zu finden.

 

Da bin ich, weiß nicht selber wie,

An einen Abgrund kommen,

Der noch das Kind der Sonne nie

In seinen Schoß genommen.

 

Ich aber seh aus seiner Nacht

Dein Bild so hold mir blinken,

Wie mir dein Antlitz nie gelacht; –

Wills mich hinunterwinken? –

 

nikolaus_lenau

Nikolaus Lenau (13 augustus 1802 – 22 augustus 1850)
Portret door Johann Umlauf

 

De Amerikaanse schrijver Will Clarke werd geboren op 13 augustus 1970 in Shreveport, Louisiana.

 

Uit: Lord Vishnu’s Love Handles

 

This knowing things was what got me into the Internet back before anyone knew it would go colossal. This knowing things has put a very nice roof over our heads. But it is also part of my problem. A therapist once told me I might be crazy. Well, he didn’t say that exactly, but I knew what he meant. That’s when I stopped talking about what I “know.” And I stopped seeing that asshole. Now, I keep what goes on inside my head in my head. I just go to work building Web sites and I play golf at the club. I keep my mouth shut. I make money, which makes Shelby happy. And this, in turn, makes me happy.

Or at least, close to happy.

Okay, truth be told, I’m not all that happy. It’s the dreams and all this knowing-things-that-I-shouldn’t. It stalks me and beats me in the head. Like every time I think Shelby cheats on me. And I think she does this quite often. She fucks the pool guy. She screws her tennis pro. And she nails my best friend and business partner, Reed Bindler, every Wednesday night when she says she’s at Bunco. I dream about all of this; and I am afraid that this is true. I know that Shelby loves me. But I keep having these dreams and they are burning me alive.

Now, hold on to your seat because this is where things get really wacko. I think I know why Shelby cheats. I saw it one night after I rolled off her sweaty body and into a dream where her genes, her actual DNA, spoke to me. I know this sounds absolutely crazy, but they told me of their plan. They told me that they were promiscuous genes, programmed by nature to fuck around. Nothing against me, they said. Shelby just has slutty DNA. And from a survival-of-the-fittest perspective, this is a very good thing. Something about a wide range of spawnings adding variety to her own genes and thus ensuring their replication.

This is how her genes told me it works: Shelby marries me, a cerebral provider. They actually called me that. A “cerebral provider”? I mean, is that a compliment or is that a put-down? Anyhow, Shelby gets all her food and shelter needs met by me in spades. And our coupling will produce chil
dren who share my genes and her genes. This is good for me because my genes tend to be the faithful sort. Matched up with Shelby’s slut genes, my seed will spread all over the place.“

 

willclarke

Will Clarke (Shreveport, 13 augustus 1970)

 

Zie voor alle bovenstaande schrijvers  ook mijn blog van 13 augustus 2007 en ook mijn blog van 13 augustus 2008.

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e augustus ook mijn andere blog van vandaag.

 

Amélie Nothomb, Nikolaus Lenau, Will Clarke, Tom Perrotta, Rudolf G. Binding, Albert Sorel

De Franstalige Belgische schrijfster Amélie Nothomb werd geboren in Kobe in Japan op 13 augustus 1967. Zie ook mijn blog van 13 augustus 2006 en ook mijn blog van 13 augustus 2007.

 

Uit: Les combustibles

 

“LE PROFESSEUR. (…) Que lisez-vous, mon enfant ?

 

MARINA (sans le regarder). La Cuirasse du prophète.

 

LE PROFESSEUR. C’est bien, ça, de lire Sorloff ! Je suis impressionné par votre soif de culture.

 

MARINA. Vous vous moquez de moi ?

 

LE PROFESSEUR. Pas du tout. Qu’une jeune fille maigre et frigorifiée ait la détermination de s’initier à un auteur difficile, en dépit des bombardements, je trouve ça sincèrement admirable.

 

MARINA (le regarde enfin, très douce). Je ne suis pas en train de m’initier à un auteur difficile, Professeur. Savez-vous ce que je suis en train de faire ? Je lis chaque phrase avec lenteur et circonspection et à chaque phrase je me demande : “Y a-t-il dans ce sujet, ce verbe, ce complément, cet adverbe, y a-t-il quoi que ce soit qui vaille une belle flambée au coeur d’un poêle ? Le sens profond (ou supposé tel) de cette phrase est-il plus nécessaire à ma vie qu’un degré de plus dans cette pièce ?” Tenez, je vous lis une ligne au hasard : “Il y avait longtemps que le silence ne lui avait semblé aussi suspect.” Je n’ai rien à reprocher à cette phrase, je vois même où se situe sa profondeur, mais je me pose cette question : en quoi ce silence suspect a-t-il plus de valeur qu’une minute de chaleur ?

 

LE PROFESSEUR. Vous savez très bien qu’une phrase tirée de son contexte n’a pas d’intérêt.

 

MARINA. Je suis prête à la replacer dans son contexte : Emile a écouté les doléances de sa mère. Il l’a aidée à se remettre au lit, puis il est allé lire le journal à côté en attendant que la pauvre femme s’endorme. Je comprends son sentiment d’impuissance devant les souffrances de sa mère, je comprends en quoi le silence lui paraît suspect. Mais je persiste à ne pas comprendre en quoi ceci vaut plus qu’une minute de chaleur.

 

LE PROFESSEUR. Vous oubliez le style, Marina.

 

MARINA. Non. J’ai bien remarqué que cette succession de sifflantes avait un côté “Pour qui sont ces serpents qui sifflent sur vos têtes ?” qui rend le silence encore plus suspect. Bravo, Sorloff. En quoi ces allitérations vont-elles me faire oublier que je crève de froid ? »

 

amelie

Amélie Nothomb (Kobe. 13 augustus 1967)

 

De Oostenrijkse dichter Nikolaus Lenau werd geboren op 13 augustus 1802 in Csatád (in het Hongaarse deel van Oostenrijk-Hongarije). Zie ook mijn blog van 13 augustus 2007.

 

 

Dein ist mein Herz

 

Dein ist mein Herz,
mein Schmerz dein eigen
und alle Freuden die es sprengen;
dein ist der Wald,
mit allen Zweigen,
den Blüten allen und Gesängen.

 

Dein ist mein Herz,
mein Schmerz dein eigen
das Liebste, was ich mag erbeuten
mit Liedern die mein Herz entführten,
ist mir ein Wort daß sie dich freuten,
ein stummer Blick,
daß sie dich rührten.

 

 

 

Der feile Dichter

 

Die Muse muß zur Metze sich erniedern,
Der Dichter sendet sie zum Mäzenaten,
Und, frechgeschürzt, mit schaugestellten Gliedern,
Der Göttlichkeit vergessend, tief entraten,
Umtanzt sie ihn mit schnöden Schmeichelliedern,
Liebäugelnd mit den blinkenden Dukaten.
Sie muß den Gott in ihm zum Schlaf betören,
Das Tier zu wilder Glut und Flamm empören.

 

 

 

Jugend und Liebe

 

Die Jugend folgt, ein Rosenblatt, den Winden;
Wenn, jung getrennt, sich wiedersehn die Alten,
Sie meinen doch, in ihren ernsten Falten
Den Strahl der süßen Jugend noch zu finden.

 

Des Dauerns Wahn, wer läßt ihn gerne schwinden?
Mag auch ein Herz, das uns geliebt, erkalten,
Wir suchen immer noch den Traum zu halten,
Nur stiller sei geworden sein Empfinden.

 

Die Jugend folgt, ein Rosenblatt, den Lüften;
Noch leichter als die Jugend flieht die Liebe,
Die nur des Blattes wonnereiches Düften.

 

Und dennoch an den herben Tod des Schönen,
Im treuen Wahn, als ob es ihm noch bliebe,
Kann sich das Herz auch sterbend nicht gewöhnen

 

lenau_por

Nikolaus Lenau (13 augustus 1802 – 22 augustus 1850)
Portret door Friedrich Amerling

 

De Amerikaanse schrijver Will Clarke werd geboren op 13 augustus 1970 in Shreveport, Louisiana. Zie ook mijn blog van 13 augustus 2007.

 

Uit: The Worthy

 

If you ignore what I have to say, it really won’t surprise me. I’ve come to find that most people ignore the dead. If you do choose to hear me, listen closely, because what I have to tell you is a story of unholy proportions. Hopefully, if I can make you hear what I am supposed to tell you, I can finally break the ties that bind me to the secret letter society of Gamma Chi.

But before we get started, let me tell you about myself. My name is Conrad Avery Sutton III, and I am dead at age nineteen. When I was alive, I won’t lie, I had it pretty good — the Porsche, the pretty girls, and a trust fund full of oil money. When I started as a freshman at Louisiana State University there was no question that I would rush. My daddy had been a Gamma Chi as well as his daddy and all the men in the Sutton clan. Well, there was one exception, my cousin Barrow, who got blackballed and now he’s got one of those rainbow stickers on the back of his truck. God, my daddy and uncle were so embarrassed; they still don’t talk about it.

I went through Rush and I of course got a bid. I’ll admit I thought I was the shit with my navy jersey and gold letters. Next to my Porsche, those letters got me laid more times than I can remember. Of course it was all fun and games in the beginning — one endless keg of cold beer and blunts on command. But this mixture of chronic booze and blood oaths turned into a bitter, stinking mess.

Busted lips and broken beer bottles were all part of my pledge training. I was cocky, and the brothers saw fit to divest me of this character flaw. So I scrubbed urinals with a toothbrush to the beat of someone punching my kidneys. I served meals to my brethren walking only on my bloody knees. And when a spit cup was not readily available for an active brother, I learned to offer my hand as a spittoon. I even learned the fine art of acting. I was given the starring role in Gamma Chi’s video reenactment of the “Wasabi-up-the-Nose” scene from Jackass: The Movie. I never could smell right after that.”

 

clarke[1]

Will Clarke (Shreveport, 13 augustus 1970)

 

 

De Amerikaanse schrijver Tom Perrotta werd geboren op 13 augustus 1961 in Garwood, Zie ook mijn blog van 13 augustus 2007.

 

Uit: The Abstinence Teacher

 

On the first day of human sexuality, Ruth Ramsey wore a short lime green skirt, a clingy black top, and strappy high-heeled sandals, the kind of attention-getting outfit she normally wouldn’t have worn on a date-not that she was going on a lot of dates these days-let alone to work. It was a small act of rebellion on her part, a note to self-and anyone else who cared-that she was not a willing participant in the farce that would unfold later that morning in second-period Health & Family Life.

 

Randall kept his eyes glued to the computer screen as she approached. A stranger might have mistaken him for a dedicated Information Sciences professional getting an early start on some important research, but Ruth knew that he was actually scouring eBay for vintage Hasbro action figures, a task he performed several times a day. Randall’s partner, Gregory, was a successful real-estate broker and part-time artist who built elaborate dioramas featuring the French Resistance Fighter GI Joe, an increasingly hard-to-find doll whose moody Gallic good looks were dashingly accentuated by a black turtleneck sweater and beret. In his most recent work, Gregory had painstakingly re-created a Parisian café circa 1946, with a dozen identical GI Jeans staring soulfully at each other across red-checkered tablecloths, tiny handmade Gauloises glued to their plastic fingers.”

 

Perotta

Tom Perrotta (Garwood, 13 augustus 1961)

 

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 13 augustus 2007.

 

De Duitse dichter en schrijver Rudolf G. Binding werd geboren op 13 augustus 1867 in Basel.

 
De Franse schrijver en historicus Albert Sorel werd geboren op 13 augustus 1842 in Honfleur, Calvados.

 

Amélie Nothomb, Nikolaus Lenau, Will Clarke, Tom Perrotta, Rudolf G. Binding, Albert Sorel

De Franstalige Belgische schrijfster Amélie Nothomb werd geboren in Kobe in Japan op 13 augustus 1967. Zie ook mijn blog van 13 augustus 2006.

Uit: Stupeur et tremblements

Le 8 janvier 1990, l’ascenseur me cracha au dernier étage de l’immeuble Yumimoto. La fenêtre, au bout du hall, m’aspira comme l’eût fait le hublot brisé d’un avion. Loin, très loin, il y avait la ville – si loin que je doutais d’y avoir jamais mis les pieds.
Je ne songeai même pas qu’il eût fallu me présenter à la réception. En vérité, il n’y avait dans ma tête aucune pensée, rien que la fascination pour le vide, par la baie vitrée.
Une voix rauque finit par prononcer mon nom, derrière moi. Je me retournai. Un homme d’une cinquantaine d’années, petit, maigre et laid, me regardait avec mécontentement.
– Pourquoi n’avez-vous pas averti la réceptionniste de votre arrivée ? me demanda-t-il.
Je ne trouvai rien à répondre et ne répondis rien. J’inclinai la tête et les épaules, constatant qu’en une dizaine de minutes, sans avoir prononcé un seul mot, j’avais déjà produit une mauvaise impression, le jour de mon entrée dans la compagnie Yumimoto.
L’homme me dit qu’il s’appelait monsieur Saito. Il me conduisit à travers d’innombrables et immenses salles, dans lesquelles il me présenta à des hordes de gens, dont j’oubliais les noms au fur et à mesure qu’il les énonçait.
Il m’introduisit ensuite dans le bureau où siégeait son supérieur, monsieur Omochi, qui était énorme et effrayant, ce qui prouvait qu’il était le vice-président.
Puis il me montra une porte et m’annonça d’un air solennel que, derrière elle, il y avait monsieur Haneda, Je président. Il allait de soi qu’il ne fallait pas songer à le rencontrer.
Enfin, il me guida jusqu’à une salle gigantesque dans laquelle travaillaient une quarantaine de personnes. Il me désigna ma place, qui était juste en face de celle de ma supérieure directe, mademoiselle Mori. Cette dernière était en réunion et me rejoindrait en début d’après-midi.”

NOTHOMB_A

Amélie Nothomb (Kobe. 13 augustus 1967)

 

De Oostenrijkse dichter Nikolaus Lenau (eig. Nikolaus Franz Niembsch Edler von Strehlenau) werd geboren op 13 augustus 1802 in Csatád (in het Hongaarse deel van Oostenrijk-Hongarije). Nadat zijn vader, een Hongaarse ambtenaar in Boedapest was gestorven, bleven de kinderen alleen met hun moederachter totdat zij in 1811 opnieuw trouwde. Lenau studeerde in Wenen en Pressburg, eerst rechten, later medicijnen, maar kon niet echt voor een beroep kiezen. Wel begon hij al op jeugdige leeftijd gedichten te schrijven. Na de dood van zijn moeder in 1829 werd hij zwaarmoedig. In een brief schreef hij: ‘Ik ben melancholisch; het kompas van mijn ziel trilt de hele tijd en oriënteert zich op het lijden van het leven. Religie noch liefde is, naar het mij toeschijnt, in staat dit lijden te verzachten of zelfs maar te verklaren.” Ondanks alle melancholie echter wist hij tussen 1832 en 1844 een omvangrijk werk tot stand te brengen. Lenau was een typische vertegenwoordiger van de Weltschmerz, die begon met Lord Byron en zijn hoogtepunt bereikte met Giacomo Leopardi. Robert Schumann, Franz Liszt en Richard Strauss hebben veel liederen van hem op muziek gezet.

Einsamkeit

2

Der Wind ist fremd, du kannst ihn nicht umfassen,
Der Stein ist tot, du wirst beim kalten, derben
Umsonst um eine Trosteskunde werben,
So fühlst du auch bei Rosen dich verlassen;

Bald siehst du sie, dein ungewahr, erblassen,
Beschäftigt nur mit ihrem eignen Sterben.
Geh weiter: überall grüßt dich Verderben
In der Geschöpfe langen dunklen Gassen;

Siehst hier und dort sie aus den Hütten schauen,
Dann schlagen sie vor dir die Fenster zu,
Die Hütten stürzen, und du fühlst ein Grauen.

Lieblos und ohne Gott! der Weg ist schaurig,
Der Zugwind in den Gassen kalt; und du? –
Die ganze Welt ist zum Verzweifeln traurig.

 

Eenzaamheid II

De wind is vreemd, waait langs je buiten mate.
De steen is dood. Jij zult slechts koelte erven.
Geen woord van troost zul jij van hem verwerven,
Noch kan het bleke rood van rozen baten.

Zij gaan je zonder acht op jou verlaten,
Alleen bekommerd om hun eigen sterven.
Loop verder: overal groet je verderven
In de van schepselen verstoken straten.

Jij ziet ze hier en daar uit hutten kijken.
Zij slaan de luiken dicht. Jij gaat voorbij.
Jij beeft van top tot teen: de hutten wijken.

Geen liefde en geen God. De weg bevriest.
De wind jaagt ijzig door de straat. En jij? –
De hele wereld is wanhopig triest.

Vertaald door Frans Roumen

 

Eitel nichts!

’s ist eitel nichts, wohin mein Aug ich hefte!
Das Leben ist ein vielbesagtes Wandern,
Ein wüstes Jagen ists von dem zum andern,
Und unterwegs verlieren wir die Kräfte.

Ja, könnte man zum letzten Erdenziele
Noch als derselbe frische Bursche kommen,
Wie man den ersten Anlauf hat genommen,
So möchte man noch lachen zu dem Spiele.

Doch trägt uns eine Macht von Stund zu Stund,
Wie’s Krüglein, das am Brunnenstein zersprang,
Und dessen Inhalt sickert auf den Grund,

So weit es ging, den ganzen Weg entlang.
Nun ist es leer; wer mag daraus noch trinken?
Und zu den andern Scherben muß es sinken.

 

Herbstentschluß

Trübe Wolken, Herbstesluft,
Einsam wandl ich meine Straßen,
Welkes Laub, kein Vogel ruft –
Ach, wie stille! wie verlassen!

Todeskühl der Winter naht;
Wo sind, Wälder, eure Wonnen?
Fluren, eurer vollen Saat
Goldne Wellen sind verronnen!

Es ist worden kühl und spät,
Nebel auf der Wiese weidet,
Durch die öden Haine weht
Heimweh; – alles flieht und scheidet.

Herz, vernimmst du diesen Klang
Von den felsentstürzten Bächen?
Zeit gewesen wär es lang,
Daß wir ernsthaft uns besprechen!

Herz, du hast dir selber oft
Wehgetan und hast es andern,
Weil du hast geliebt, gehofft;
Nun ists aus, wir müssen wandern!

Auf die Reise will ich fest
Ein dich schließen und verwahren,
Draußen mag ein linder West
Oder Sturm vorüberfahren;

Daß wir unsern letzten Gang
Schweigsam wandeln und alleine,
Daß auf unsern Grabeshang
Niemand als der Regen weine!

lenau

Nikolaus Lenau  (13 augustus 1802 – 22 augustus 1850)

 

De Amerikaanse schrijver Will Clarke werd geboren op 13 augustus 1970 in Shreveport, Louisiana. Clarke publiceerde zijn romans eerst zelf op internet en via onafhankelijke boekwinkels. Uiteindelijk werden ze kort na de eeuwwisseling underground successen. Later werd zijn werk heruitgegeven door Simon & Schuster en kon de schrijver de filmrechten verkopen aan Hollywood.

Uit: Lord Vishnu’s Love Handles A Spy Novel (Sort Of)

“Shelby is a slut. She is also my wife. And that presents certain problems. Actually it presents major problems; I just don’t like to think about them. Mainly because I have no real way of knowing that Shelby is a slut. I just have these dreams. And I can’t exactly say to her over breakfast, “Honey, I had this dream last night that Reed Bindler was knocking your bottom out. And I think this needs to stop.”

That would be crazy talk. And I’ve spent my life pushing crazy talk like that to the back of my mind so that I could lead a normal existence. So that I could have a happy life here in Dallas. With Shelby and our two-year-old son, Noah. We live in a big Mission-style house on Lakewood Boulevard. I’ve got a green Range Rover and a hyper Border Collie named Max. It’s a good life. And I don’t think I should mess it up just because I have bad dreams about Shelby. That would be stupid.

However, to be perfectly honest, I do have this habit of just knowing things. And that scares me. What’s wild is my knowledge has no logical basis. I didn’t read it in a book or pick it up in conversation. Sometimes I just know. And I’m not talking about getting a weird feeling about lottery numbers or shit like that. I’m talking about full blown, I-know-this-for-a-fact, Jack. Like right now, I know that the phone is about to ring and it’s going to be Shelby’s mom. And I know that Noah is about to get a sore throat. I can taste it coming on. And sure enough, he gets one. And sure enough, the phone rings and it’s my mother-in-law.”

Clarke

Will Clarke (Shreveport, 13 augustus 1970)

 

De Amerikaanse schrijver Tom Perrotta werd geboren op 13 augustus 1961 in Garwood, New Jersey. In zijn jeugd verslond hij Tolkien en John Irving en hij besloot al op zeer jonge leeftijd schrijver te worden. Hij studeerde Engels in Yale en behaalde zijn MA in Engels en creatief schrijven aan de Syracuse University. Hij trouwde met de schrijfster Mary Granfield. In 1994 publiceerde Perrotta zijn eerste boek Bad Haircut: Stories of the Seventies, gevolgd door The Wishbones, zijn eerste roman uit 1997. Little Children verscheen in 2004 en werd genoemd op verschillende lijsten “Best Books of 2004”, waaronder die van The New York Times Book Review, Newsweek, National Public Radio, and People magazine. In 2006 schreef Perrotta mee aan de filmversie van Little Children.

Uit: Little Children

“Jerry and I started watching that Jim Carrey movie the other night?”This was Cheryl, mother of Christian, a husky three-and-a-half-year-old who swaggered around the playground like a Mafia chieftain, shooting the younger children with any object that could plausibly stand in as a gun–a straw, a half-eaten banana, even a Barbie doll that had been abandoned in the sandbox. Sarah despised the boy and found it hard to look his mother in the eye. “The Pet Guy?” inquired Mary Ann, mother of Troy and Isabelle. “I don’t get it. Since when did passing gas become so hilarious?” Only since there was human life on earth, Sarah thought, wishing she had the guts to say it out loud. Mary Ann was one of those depressing supermoms, a tiny, elaborately made-up woman who dressed in spandex workout clothes, drove an SUV the size of a UPS van, and listened to conservative talk radio all day. No matter how many hints Sarah dropped to the contrary, Mary Ann refused to believe that any of the other mothers thought any less of Rush Limbaugh or any more of Hillary Clinton than she did. Every day Sarah came to the playground determined to set her straight, and every day she chickened out. “Not the Pet Guy,” Cheryl said. “The state trooper with the split personality.”

Perotta

Tom Perrotta (Garwood, US 1961)

 

De Duitse dichter en schrijver Rudolf G. Binding werd geboren op 13 augustus 1867 in Basel. Na een militaire carrière tot het einde van de Eerste Wereldoorlog (hij bracht het tot Rittmeister en Staboffizier) legde hij zich vooral toe op de literatuur en op de paardenfokkerij. In 1934 werd hij voorzitter van de Deutsche Akademie der Dichtung. In zijn “Antwort eines Deutschen” verdedigde hij het NS-Duitsland tegen zijn critici. Voor de nazi’s was Binding, die tot het eliaire en grootburgerlijk schrijversestablishment behoorde, een belangrijk propagandainstrument. Binding zelf, die zich bereidwillig als uithangbord liet gebruiken, hoewel hij later afstand nam van het „nazigepeupel“, was echter eerder een onpolitiek schrijver die ook al in de repupliek van Weimar populair was en in aanzien stond. Oplagen van ruim een half miljoen exemplaren voor zijn novellen Opfergang (1912) en Moselfahrt aus Liebeskummer (1932) – beide verfilmd – maar ook talrijke heruitgaven van zijn werken zeggen veel over zijn populariteit. Andere titels zijn Legenden der Zeit (1921) en het autobiografische Erlebtes Leben (1928). Binding was volgens sommigen een exponent van de conservatieve revolutie.

Gleichung

Soll ich dann nicht mehr sein,
wenn ich dir fern bin?
Wirst du dann Erde sein,
wenn ich ein Stern bin?

Folgest du mir nicht mehr,
wenn ich entschwunden?
Wenn ich entfesselt schon,
bist du gebunden?

Leben und Tod ist nur
gleiches Berauschen.
Sterne und Erde sind
nicht mehr zu tauschen.

Sterb` ich dir heute nicht,
sterb` ich dir morgen;
Schwebend im Gleich des All
sind wir geborgen.

BindingFoto

Rudolf G. Binding (13 augustus 1867 – 4 augustus 1938)

 

De Franse schrijver en historicus Albert Sorel werd geboren op 13 augustus 1842 in Honfleur, Calvados. Als historicus beschreef hij o.a. de ontwikkeling van zijn land, dat hij beschoude als „la France généreuse“. Hoewel een zekere mate van nationalisme hem niet vreemd was benoemde hij verkeerde ontwikkelingen in de Franse buitenlandse politiek van de 19e eeuw zakelijk en onverbloemd. Sorel schreef ook twee romans: „La grande falaise“ (1872) und „Le Docteur Egra“ (1873).

Uit: Talleyrand au congres de Vienne          

“On a dit tant de mal de Talleyrand que, pour parler de lui avec quelque nouveauté, il faut en dire du bien. Je ne dirai rien de l’homme : il est sacrifié, et je ne me risquerai pas à en esquisser le portrait, après la terrible eau-forte de Sainte-Beuve. D’ailleurs, sur l’homme nous n’avons rien appris depuis cette anatomie qui en a mis à nu toutes les infirmités, soudé toutes les plaies secrètes et découvert le squelette. Mais il reste le politique et le négociateur. Sainte-Beuve l’avait à peine touché : les pièces manquaient. C’est pourtant la partie essentielle de sa vie. Le reste n’a d’intérêt que par là ; supprimez ce grand rôle sur la première scène du monde, qu’importeraient la chronique de coulisse et les portraits en déshabillé ? Son histoire publique est une partie de la nôtre : tout ce qui relève en lui l’homme d’État élève l’État qu’il a servi. C’est un côté des choses qu’il est bon de considérer. Talleyrand a été mêlé à deux plus grands actes de notre histoire moderne : dans les deux scènes qui marquent le début de la fin de l’ère de la révolution, les Etats généraux et le Congrès de Vienne, il a paru sur le premier plan et donné des impulsions décisives. Ce sera toujours l’intérêt supérieur de sa carrière, et c’est ce qu’avait senti sir Henri Bulwer lorsqu’il composa cet Essai qui est, au demeurant, ce que nous possédons de plus complet sur Talleyrand. « Je voulais, écrivait-il à Sainte-Beuve, montré le côté sérieux et censé du caractère de cet homme du XVIIIe siècle, sans faire du tort à son esprit et trop louer son honnêteté. »”

sorel

Albert Sorel (13 augustus 1842 – 29 juni 1906)