Marjoleine de Vos, Martin Michael Driessen, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Louis Amédée Achard, Pierre-Jean de Béranger, Hans Böhm, Werner Rohner

De Nederlandse dichteres en schrijfster Marjoleine de Vos werd geboren in Oosterbeek op 19 april 1957. Zie ook alle tags voor Marjoleine de Vos op dit blog.

 

Al-afwezige

Dat u er altijd was en zult zijn, die eeuwen
der eeuwen waarin wij als gras en broodkruimels
roepen maar geen antwoord, smeken maar stilte
geen taal misschien een teken voor wie wil.
Tegen u is praten gemompel van gekken
steeds luider in leegte die u bent of niet.
Ik kom eraan in mijn huurauto en ik zeg:
je wereld is prachtig, de vlaktes van de Kaap
de platte bergen aan de horizon, ’s avonds
gloeien de steden van het oude Europa
’s morgens rijst Naxos blozend uit zee
men zingt over vroeger, je dalen weerklinken
maar waar ben jij? Wat ik zie is je kleed
geborduurd met vogels, golven, kantwerk
van kale bomen – als dat je kleed is. Je weet
hoe wij leven, kent onze sauzen, bruggen, musea
we dansen heel prachtig, beschieten elkaar
en sterven aan ziektes, we huilen om doden
vanwaar zal onze hulp komen niet uit die bergen
van je die zwijgen, niet van jou die maar afwacht.
We zingen u half tevoorschijn, we schreeuwen
om ontferming beloven ons wonderen en soms
buigen we ons neder en zeggen: niet zoals wij.
U bent maar vorm, een wijze van zeggen, hoopvol
wil ik bedanken vervloeken beklagen.
Mocht u mij horen ik ben hier op aarde
tot in de eeuwen der eeuwen ben ik hier.

 

Geen ongeloof

Dat in haar iemand schuilen zou die anders
leven wou maar door haar geen kans geboden
kwijnt in een verdrukt bestaan. Een vrouw
die van geduld een tuin zou maken, dagelijks
en zonder haast haar hand toestond te doen
wat hij te doen maar vond, die rondging
en sereen het bloeien komen liet dat komen wou.
Zij zou niet ongeduldig dromen vullen
haar geest zou dieper zijn en meer verstaan
mystiek staarde haar aan uit roos en tulp
en aan de appelboom het leven zelf.
Ook zou ze soms de hovenier zien gaan,
raakte niet aan want wist wie hij kon zijn.
Geen ongeloof of veinzerij maar alles echt.

 

Spreeuwenzang

Geloof in waarheid kwijt, is uitzicht al genoeg.
Zonlicht, wind, de mensen met hun levend lijf.
Wat wil ik dat ik schrijf? Dat welbehagen
als vanzelf de dagen vult, zou wel iets zijn.
Zie toch de spreeuw die, sleutel in zijn rug,
voor lente in zijn vleugels klapt, spikkels
luidkeels op zijn borst. Zo ik. Een spreeuw
die uit het nest naar buiten kijkt en zucht.
Om liefde. Om lucht.

 

 
Marjoleine de Vos (Oosterbeek, 19 april 1957)

 

De Nederlandse schrijver, vertaler en regisseur Martin Michael Driessen werd geboren op 19 april 1954 in Bloemendaal. Zie ook alle tags voor Martin Michael Driessen op dit blog.

Uit: De pelikaan

“De kleine stad aan de Adriatische kust had ooit deel uitgemaakt van het Ottomaanse en toen van het Habsburgse rijk en behoorde nu tot Joegoslavië. Er was nooit veel veranderd en als de postbode Andrej zijn ronde honderd jaar eerder had gemaakt zou het door vrijwel dezelfde stad zijn geweest als nu. Vervallen huizen waren vervangen door eendere, in dezelfde bouwstijl; alleen hoger op de grijze hellingen lagen nieuwbouwwijken met betonnen flats, die echter buiten zijn revier vielen want Andrej bezorgde de post in het oude gedeelte van de stad, de wirwar van stegen en gangetjes boven de havenboulevard die, stedenbouwkundig gezien, hoogstens interessant was vanwege het na de oorlog aangelegde Plein van het Volk en de voormalige aartshertogelijke residentie.
De boulevard werd door een lange rij palmen opgesierd die ooit ter ere van een bezoek van Tito waren geplant. Het parkeerverbod was bij ontstentenis van veel toerisme eigenlijk geheel overbodig, en werd dan ook sinds jaar en dag genegeerd.
De vissershaven was pittoresk, de blauwe kustlijn ten noorden en ten zuiden van de baai eveneens; er was een kabelspoorweg, en het stadje kon op een klokkenmuseum zonder weerga bogen. Ondanks deze bijzondere kwaliteiten was het een muurbloempje van de Europese geschiedenis. Hier gebeurde niets, het stadje had de ene generatie na de andere voortgebracht en begraven, zonder dat één van zijn kinderen naam had gemaakt in de wereld.
Misschien waren juist de ogenschijnlijke attracties hem fataal geworden: fraai, maar te klein en ook weer niet mooi genoeg om met steden als Zadar en Dubrovnik te concurreren.
Al honderd jaar in reisgidsen aangeprezen, werd het stadje nooit echt populair. En het had nog steeds geen industrie, nauwelijks handel, en de kuststrook was agrarisch gezien vrijwel onbeduidend.
Andrej speelde in zijn jonge jaren in het eerste voetbalelftal, eerst als spits en later als keeper.
Afgezien van het klokkenmuseum waren het vooral de pelikanen die het stadje allure gaven. Het waren roze pelikanen, die elk jaar terugkeerden en bezit namen van de boulevard; onwaarschijnlijke creaturen, haast messiaans in hun verschijning, die zich een paar maanden lieten voederen eer ze naar Afrika terugkeerden.
De huizen hadden allemaal hoge plafonds en ramen met luiken ervoor, van zwaar hout, met kleine spleten tussen de lamellen, die alleen in de koele avond. en ochtenduren met haken tot een kier werden geopend. Alle trappenhuizen waren als met opzet smal en bedompt; het ging er niet om ergens heen te gaan of ergens vandaan te komen; men bleef bij voorkeur waar men was. Het elektriciteitsnet was voorwereldlijk. Het bestond uit een bedrading die noch afdoende geisoleerd, noch planmatig aangelegd was, en dateerde van zo lang geleden dat de bewoners van het stadje het als een soort atavistisch wortelwerk beschouwden, dat ze liever ongemoeid lieten. Dat gold ook voor waterleiding en riolering.”

 


Martin Michael Driessen (Bloemendaal, 19 april 1954)

 

De Braziliaanse dichter, schrijver en vertaler Manuel Carneiro de Souza Bandeira Filho werd geboren op 19 april 1886 in Recife. Zie ook alle tags voor Manuel Bandeira op dit blog.

 

De cactus

Die cactus herinnerde aan de wanhoopsgestes der sculptuur:
Laocoön omstrengeld door de slangen,
Ugolino met zijn uitgevaste zoons,
en ook aan ’t droog Noordoosten, wildernissen en savanna’s.

Hij was wel enorm, zelfs voor dit land
van zo uitzonderlijke vruchtbaarheid.

Op een dag heeft hem een wervelende rukwind
met zijn wortels uitgewoeld.
De cactus viel dwars over straat,
brak de dakrand van de gevels langs de weg,
stremde het verkeer van bussen, trams, automobielen,
haalde neer ’t elektrisch net en roofde een etmaal lang
de stad van energie en licht:

– Hij was prachtig, hard, onhandelbaar.

 

Vertaald door Albert Helman

 

Pneumothorax

Koorts, bloedspuwing, ademnood en nachtzweet.
Een heel leven dat had kunnen zijn en dat niet was.
Uche, uche, uche.

Liet de dokter komen:
– Zeg eens drie en dertig.
– Drie en dertig… drie en dertig… drie en dertig…
– Diep ademen.

– U hebt een gat in de linker long en de rechter is al aangetast.
– Wat denkt u dokter, kunnen we geen pneumothorax proberen?
– Nee. Het enige wat u kunt doen is een Argentijnse tango spelen.

 

Vertaald door August Willemsen

 

The Road

This road, where I live, between two turns of the way
Is more interesting than a city avenue
In the cities everybody looks alike
Everybody is everybody
Not here: you feel that here everyone carries his own soul
Each being is himself
Even the dogs
These country dogs look like business men
Go around always worried
How many people coming and going!
Everything has an impressive air that leads to meditation
Burial on foot or the milk cart pulled by a fuzy goat
Not even water whispers are lacking,
Suggesting with the voice of symbols
That life goes on, goes on!
And youth shall end
.

 

Vertaald door A. B. M. Cadaxa

 

 
Manuel Bandeira (19 april 1886 – 13 oktober 1968)
Cover bloemlezing

 

De Zuidtiroolse dichter norbert c. kaser werd geboren op 19 april 1947 in Brixen. Zie ook alle tags voor norbert c. kaser op dit blog.

 

alto adige

alto adige
alto fragile

reiseland
durchgangsland
niemandsland

zu lange das requiem
als daß die tote erstuende
aber die grabreden
geben die leiche nicht preis

andreas hofer
laeßt sich
nicht ver(d)erben
aber der sarg ist
noch offen

ha-ha-hai-
heimatland

 

sehnsucht

mit roter nase klappernd die spuren
des fruehlings erwarten
mit roter nase ueber pfingsten
gekommen
muehsam schlagen die baeume aus
aus dem kraeutergarten
jammern die salatpflaenzchen
die katzen noch im maerzgeplaerr
jussuff auf befehl in sommeruniform
auf befehl die oefen kalt
klappernd die spuren
des fruehlings
wir trinken
wein

 

 
n. c. kaser (19 april 1947 – 21 augustus 1978)

 

De Russische schrijver Veniamin Kaverin werd geboren op 19 april 1902 in Pskov. Zie ook alle tags voor Veniamin Kaverin op dit blog.

Uit: Two captains (Vertaald door Bernard Isaacs)

“But Father wasn’t there any more, and, besides, it was doubtful whether the trip would have helped her now. She stood in the passage, bareheaded and barefooted, and did not even turn her head when somebody came into the house. She was silent all the time, except when she uttered two or three words in a distracted manner. What’s more, she seemed to be afraid of me, somehow. When I started to “speak”, she stopped up her ears with a tortured expression. She passed a hand over her eyes and forehead as if trying to recollect something. She was so queer that even Aunt Dasha crossed herself furtively when Mother, in answer to her pleadings, turned and fixed her with a dreadful stare. It must have been a fortnight before she came round. She still had fits of absent-mindedness, but little by little she began to talk, go outside into the yard and work. Ever more often now the word “petition” was on her lips. The first to utter it was old Skovorodnikov, then Aunt Dasha picked it up, and after her the whole yard. A petition must be lodged! That (Lay Mother went out and took us with her-me and my sister. We were going to the “Chambers” to hand in a petition. The “Chambers” were a dark building behind tall iron railings in Market Square. My sister and I waited for a long time, sitting on an iron seat in the dimly lit high-ceilinged corridor. Messengers hurried to and fro with papers, doors slammed. Then Mother came back, seized my sister’s hand, and we all started off at a run. The room we went into was barriered off, and I couldn’t see the person to whom Mother was speaking and bowing humbly. But I heard a cold indifferent voice, and this voice, to my horror, was saying something which I alone in all the world could disprove. “Ivan Grigoriev…” I heard the rustle of pages being turned over. “Article 1454 of the Criminal Code. Premeditated murder. What do you want, my dear woman?” “Your Honour,” my mother said in a tense unfamiliar voice, “he’s not guilty. He never killed anyone.” “The court will go into that.” I had been standing all the time on tiptoes, my head thrown back so far that it bade fair to drop off, but all I could see across the barrier was a hand with long dry fingers, in which a pair of spectacles was being slowly dangled.”

 


Veniamin Kaverin (19 april 1902 – 4 mei 1989)
DVD Cover voor de Russische verfilming door Vladimir Vengerov uit 1955

 

De Franse schrijver Louis Amédée Achard werd geboren op 19 april 1814 in Marseille Zie ook alle tags voor Louis Amédée Achard op dit blog.

Uit: Belle-Rose

« M. Dufailly était devenu progressivement et par une suite de transformations habiles, d’abord M. du Failly, puis M. du Failly de Malzonvilliers, puis enfin M. de Malzonvilliers tout court. Maintenant, il n’attendait plus que l’occasion favorable de se donner un titre, baron ou chevalier. À l’époque où ses affaires nécessitaient de fréquents voyages dans la province, et souvent même jusqu’à Paris, M. de Malzonvilliers avait maintes fois confié la gestion de ses biens à Guillaume Grinedal, qui passait pour le plus honnête artisan de Saint-Omer. Cette confiance, dont M. de Malzonvilliers s’était toujours bien trouvé, avait établi entre le fauconnier et le traitant des relations intimes et journalières, qui profitèrent aux trois enfants, Jacques, Claudine et Pierre. Suzanne, qui était à peu près de l’âge de Claudine, avait des maîtres de toute espèce, et les leçons servaient à tout le monde, si bien que les fils du père Guillaume en surent bientôt plus long que la moitié des petits bourgeois de Saint-Omer.
Jacques profitait surtout de cet enseignement ; comme il avait l’esprit juste et persévérant, il s’acharnait aux choses jusqu’à ce qu’il les eût comprises. On le rencontrait souvent par les champs, la tête nue, les pieds dans des sabots et un livre à la main, et il ne le lâchait pas qu’il ne se le fût bien mis dans la tête. Une seule chose pouvait le détourner de cette occupation, c’était le plaisir qu’il goûtait à voir son père manier les vieilles armes qu’on lui apportait des quatre coins de la ville et des châteaux du voisinage pour les remettre en état. Guillaume Grinedal était le meilleur arquebusier du canton ; c’était un art qu’il avait appris au temps où il était maître de fauconnerie chez M. d’Assonville, et qui lui aurait rapporté beaucoup d’argent s’il avait voulu l’exercer dans l’espoir du gain. Mais, dans sa condition, il agissait en artiste, ne voulant pas autre chose que le juste salaire de son travail, qu’il estimait toujours moins qu’il ne valait. Jacques s’amusait souvent à l’aider, et lorsqu’il avait fourbi un haubert ou quelque épée, il s’estimait le plus heureux garçon du pays, pourvu toutefois que Mlle de Malzonvilliers lui donnât au point du jour son sourire quotidien. Lorsque Suzanne se promenait dans le jardin du fauconnier en compagnie des enfants et des animaux domestiques qui vivaient par là en bonne intelligence, elle offrait, avec Jacques, le plus étrange contraste qui se pût voir.”

 


Louis Amédée Achard (19 april 1814 – 24 maart 1875)
Cover

 

De Franse dichter en schrijver van liedteksten Pierre-Jean de Béranger werd geboren op 19 april 1780 in Parijs. Zie ook alle tags voor Pierre-Jean de Béranger op dit blog.

 

Le grenier

Je viens revoir l’asile où ma jeunesse
De la misère a subi les leçons.
J’avais vingt-ans, une folle maîtresse,
De francs amis et l’amour des chansons.
Bravant le monde et les sots et les sages,
Sans avenir, riche de mon printemps,
Leste et joyeux je montais six étages.
Dans un grenier qu’on est bien à vingt ans !

C’est un grenier, point ne veux qu’on l’ignore.
Là fut mon lit bien chétif et bien dur ;
Là fut ma table ; et je retrouve encore
Trois pieds d’un vers charbonnés sur le mur.
Apparaissez, plaisirs de mon bel âge,
Que d’un coup d’aile a fustigés le Temps.
Vingt fois pour vous j’ai mis ma montre en gage.
Dans un grenier qu’on est bien à vingt ans !

Lisette ici doit surtout apparaître,
Vive, jolie, avec un frais chapeau
Déjà sa main à l’étroite fenêtre
Suspend son schall en guise de rideau.
Sa robe aussi va parer ma couchette ;
Respecte, Amour, ses plis longs et flottants.
J’ai su depuis qui payait sa toilette.
Dans un grenier qu’on est bien à vingt ans !

À table un jour, jour de grande richesse,
De mes amis les voix brillaient en choeur,
Quand jusqu’ici monte un cri d’allégresse.
À Marengo Bonaparte est vainqueur !
Le canon gronde ; un autre chant commence ;
Nous célébrons tant de faits éclatants.
Les rois jamais n’envahiront la France.
Dans un grenier qu’on est bien à vingt ans !

Quittons ce toit où ma raison s’enivre.
Oh ! qu’ils sont loin ces jours si regrettés !
J’échangerais ce qu’il me reste à vivre
Contre un des mois qu’ici Dieu m’a comptés.
Pour rêver gloire, amour, plaisir, folie,
Pour dépenser sa vie en peu d’instants,
D’un long espoir pour la voir embellie,
Dans un grenier qu’on est bien à vingt ans !

 


Pierre-Jean de Béranger (19 april 1780 – 16 juli 1857)
Portret door Edouard Cibot, 1853

 

De Duitse dichter, schrijver en letterkundige Hans Böhm werd geboren op 18 april 1876 in Keulen. Zie ook alle tags voor Hans Böhm op dit blog.

 

Glaube

Welches Wunder welch ein tiefer Sinn
Daß ich schon dein Eigen bin
Und noch weiß ich kaum dein Wesen.
Muß dich lieben dir vertraun
All mein Leben auf dich baun
Eh ich ganz in dir gelesen.

Schwerer Ernst im schönsten Spiel!
Wie nun unsre Karte fiel
Sehn wir nur allmählich.
Ist Gewinn es, ist es Wahn?
Dennoch seis gewagt getan!
Denn der Preis ist selig.

Lieb ist Hoffen Lieb ist Ahnen.
In den himmlisch hohen Bahnen
Rollen ruhig unsre Sterne.
Hold und treu ist die Natur;
Was ich Schlimmstes auch erfuhr.

 

Maria

Leise falt ich meine Hände
Um den Leib den Er begnadet:
Seligkeit so mich umbadet
Sink in diese süßen Wände!

Daß allein von Himmelswonne
Sich mein reiner Knabe nähre –
Bis in Demut ich gebäre
Aller Erden Heil und Sonne.

 

 
Hans Böhm (18 april 1876 – 12 december 1946)
Keulen, Alter Markt door Carl Rüdell, 19e eeuw
(Geen portret beschikbaar)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Zwitserse schrijver Werner Rohner werd in 1975 geboren in Zürich. Zie ook alle tags voor Werner Rohner op dit blog.

Uit: Das Ende der Schonzeit

„Obwohl die beiden sich da erst vier Monate kannten, umarmte Rebekka sie zu jeder Begrüssung, brachte ihr Blumen mit, die sie aus der Cafeteria für sie geklaut hatte, und fragte, als ob es das Normalste auf der Welt wäre, wie es ihr gehe. Zwar antwortete Mutter auch ihr nur mit einem nichtssagenden Nicken, und ich war froh darüber, dass sie sich zu verstehen schienen; manchmal aber befremdete mich diese Nähe zwischen den beiden.

Doch nicht nur Mutters Hände fielen mir auf. Ich ertappte mich dabei, dass ich versuchte, mir andere Details zu merken, innerlich Fotos von Mutter machte im Wissen, dass später doch immer etwas fehlen würde. Manchmal führte ich gar tonlose Selbstgespräche: blaue Augen – gräulich blaue Augen, korrigierte ich mich –, eine sehr gerade Nase, altersblonde Haare und dieser Geruch, vermischt mit parfümiertem Tabak, so vertraut, dass ich nicht sagen konnte, ob es überhaupt einer war. Manches wiederholte ich, als ob ich Vokabeln büffelte; und während ich mir einprägte, wie sich Mutter im Rollstuhl an ihre Zigarette klammerte, hatte ich gleichzeitig Angst davor, dieses Bild nie mehr aus dem Kopf zu kriegen.
WIE FAST ALLE KINDER von Eltern, die rauchen, hatte auch ich mir, aber vor allem Mutter geschworen, nie damit anzufangen – tatsächlich rauchte ich, seit ich dreizehn war. Ich hatte aber geschafft, das vor ihr zu verbergen, bis ich an meiner Maturafeier ohne nachzudenken vor ihren Augen eine Zigarette zwischen die Lippen steckte. Doch anstatt mich zu tadeln, anstatt überhaupt etwas zu sagen, griff sie in ihre Handtasche und zog eines von mindestens fünf Feuerzeugen heraus, die sie immer dabeihatte. Sie streckte es mir entgegen – auch damals waren die Nägel lackiert – und zündete meine Camel ohne Filter an. Dabei schaute sie mich an, lange, schweigend, mit diesem Blick, den man vielleicht stolz nennen könnte. Ich wusste, wenn sie mich so anschaute, dann war das einerseits Liebe, andererseits ein Versöhntsein mit sich und der Welt; es musste etwas mit Schöpfertum zu tun haben, und es war mir unangenehm.“

 


Werner Rohner (Zürich, 1975)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e april ook mijn blog van 19 april 2018 en ook mijn blog van 19 april 2015 deel 2.

Martin Michael Driessen, Marjoleine de Vos, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Louis Amédée Achard, Pierre-Jean de Béranger, Gudrun Reinboth, Werner Rohner

De Nederlandse schrijver, vertaler en regisseur Martin Michael Driessen werd geboren op 19 april 1954 in Bloemendaal. Zie ook alle tags voor Martin Michael Driessen op dit blog.

Uit: Vader van God

“In den beginne was alles en het universum was statisch en ondoordringbaar; tot God zijn marlpriem nam en de tijd ontvlocht.
Hij richtte zijn blik op de plaats die later Stonehenge zou gaan heten, om te zien wat er gebeurde. Voorlopig was het enig opmerkelijke aan de plek, dat er heinde en verre geen kei te bekennen viel.
Onberekenbare valwinden doorkamden het steppegras dat het toenmalige Europa bedekte, of drukten het plat tot kruinen en tonsuren; de volksverhuizingen vonden plaats in de luchten, waar vogels en zwevende zaadjes van het ene continent naar het andere werden geblazen.
Het was een lege en onrustige wereld. De aarde was nog geen schijf. Heuvelruggen kromden zich, eilanden doken op of gingen onder, en niemand kon er zeker van zijn dat een nieuwe dag niet ook een nieuwe aarde zou betekenen.
Diffuse wolken kolkten door het zwerk, gelaagd als de schillen van een ui, en de twee zonnen die aan de hemel stonden deden de aarde dampen. Nevelslierten wervelden over de monocultuur van gras en nog eens gras.
Toen naderden er vijf druïden met wapperende gewaden uit het oosten.
‘Hier dan maar,’ sprak de oudste, en hij stak zijn staf in het gras. De overige vier tuurden elk in een andere windrichting, hoewel dit begrip nog niet bestond in hun vormeloze wereld, die geen polen kende en waarin de wind alomtegenwoordig was.
‘Dit is het Begin,’ sprak de oude druïde en ging op zijn hurken zitten, omhoogturend langs zijn opgerichte staf.
De vier jongere druïden hurkten en tuurden eveneens omhoog. De tweevoudige schaduw die de staf wierp werd langer en langer; na elkander zonken de zonnen onder de hellende horizon. De aarde zwabberde als een pannenkoek die nog in zijn pan moet terugvallen, en geen mens wist of zij haar laatste wenteling reeds had volvoerd, of dat de kiem van het leven weer zou worden verpletterd in het sissende Braadvet.
Nadat zij lang gehurkt hadden zonder enige regelmaat te hebben ontdekt in de schots en scheve dans der planeten rond de top van de staf, waagde de jongste van hen de vraag: ‘Het begin waarvan?” 

 


Martin Michael Driessen (Bloemendaal, 19 april 1954)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Marjoleine de Vos werd geboren in Oosterbeek op 19 april 1957. Zie ook alle tags voor Marjoleine de Vos op dit blog.

 

Hoop en Vlijt

De onmetelijkheid van het heelal is te verdragen
op een mooie lentedag in de Beemster,
thuis op deze eenzame planeet vol tulpen
en stolpen ‘Gladde akker’, ‘Hoop en Vlijt’.
Geen zwarte ruimte maar stralende zon
langs de vaart een grutto zonder weet
van leegte tussen manen, sterren, stelsels.
Een zwaan broedt plechtig het leven uit,
bestaat, weet niet wat de vraag is, vreest niet
dat geen oog, geen vaderhand haar nu nog leidt
dat zij en de dotters, kikkers linden
er alleen staan voor de onverschillige kosmos.
Ook wij, doelloos op weg naar Graft
geloven nergens in en vertrouwen toch
op aankomst, desnoods door niemand behouden.
Zorgeloos DNA, op pootjes vol levenslust.

 

Midden in het leven

In duinpan en weiland regent het beloftes
van lucht en gras, water weet dat je bent
als de melk uit de kan en als de schenkster.
Op de fiets wil je de wereld inademen
landschap verslinden, volhouden:
dit ben ik, kastanje, wilgen, koe en dijk
mijn lichaam een appel aan de boom
mijn ziel een zilvermeeuw boven het wad.

En niet denken, weer middag, hoe lang nog
houdt de zon halt boven de bungalows
gaat niets voorbij in de tuin met vetplanten
staat de straat vol onvermurwbaar licht.
In het museum van Madame Tussaud zit ik
voor altijd achter het raam, uitzicht op dahlia’s.

 

 
Marjoleine de Vos (Oosterbeek, 19 april 1957)

 

De Braziliaanse dichter, schrijver en vertaler Manuel Carneiro de Souza Bandeira Filho werd geboren op 19 april 1886 in Recife. Zie ook alle tags voor Manuel Bandeira op dit blog.

 

Theme and Return

But why is there
so much suffering
if in the sky,
is the slow glide of the night?

But why is there
so much suffering
if the wind
is a song in the night?

But why is there
so much suffering
if now with the dew,
the flower gives fragrance to night?

But why is there
so much suffering,
if my thoughts
are free in the night?

 

Vertaald door Peteskid

 

Dead Bull

I feel half drowned
Among the wreckage of the present
Divided, subdivided
As if in muddy flood waters
Where the dead bull rolls, huge
Dead bull, dead bull, dead bull
Trees of the quiet landscape
With you — tall, so marginal! —
The soul remains, the startled soul
Startled for evermore
While the body goes with the dead bull
Dead bull, dead bull, dead bull
Dead bull, immoderately big
Bull astoundingly bull
Dead, without form or sense
Or meaning. No one knows
What you were. Now a dead bull
Dead Bull, dead bull, dead bull

 

Fact and Image

The skyscraper rises in the pure air
Washed by the rain
To come down reflected in the muddy
Pool of the yard
Between fact and image
On the immediate dry ground
Four pigeons are walking

 

Vertaald door A. B. M. Cadaxa

 

 
Manuel Bandeira (19 april 1886 – 13 oktober 1968)
Cover

 

De Zuidtiroolse dichter norbert c. kaser werd geboren op 19 april 1947 in Brixen. Zie ook alle tags voor norbert c. kaser op dit blog.

 

feld bei rimini

feld bei rimini am morgen weckten mich
kaelte, nebel und naesse
es war finster ein die sich ueber das feld
bißchen ging wind hergemacht hatten da
haeuser zogen zum erhob sich fuenf schritt
meer hin muecken von mir die melonen
landeinwaerts das große sonne aus dem klee
licht meiner lampe ich stand auf hinterließ
bot den insekten ein rechteck zerdrueckten
freude und glueck klees im feld und ging
und halt bis ich davon mit einem gesicht
im feuchten klee das den huegeln von san
meinen schlafsack marino glich weil die
ausbreitete mich muecken um meine lampe
verkroch das licht gewußt hatten
loeschte da wußten
sie mich
genießbar

mein atem verlor
sich ueber dem feld
der klee schlug ueber
meinem schlaf zusammen
ein bißchen wind ein
bißchen angst weil
die haeuser alle zum
meer hin traumgewan
delt waren einmal
schrak ich auf weil ich ging aus dem feld
ich glaubte zu hause ein bißchen ging wind
zu sein ich ging

 

 
n. c. kaser (19 april 1947 – 21 augustus 1978)
Cover

 

De Russische schrijver Veniamin Kaverin werd geboren op 19 april 1902 in Pskov. Zie ook alle tags voor Veniamin Kaverin op dit blog.

Uit: Two captains (Vertaald door Bernard Isaacs)

“The children are upset too,” Aunt Dasha said with a sigh when I had stopped, thinking I had made myself clear, and looked at Mother.
“It isn’t that. He wants to tell me something. Is there something you know, Sanya?”
Oh, if only I could speak! I started again, describing what I had seen.
Mother understood me better than anyone else, but this time I saw with despair that she did not understand a word. How could she? How far removed from that scene on the pontoon bridge were the attempts of that thin, dark little boy to describe it, as he flung himself about the room, clad in nothing but his shirt. At one moment he threw himself upon the bed to show how soundly his father had slept that night, the next he jumped on to a chair and raised tightly clenched fists over a puzzled-looking Aunt Dasha.
After a while she made the sign of the cross over me. “The boys must have been beating him.”
I shook my head vigorously.
“He’s telling how they arrested his father,” said Mother. “How the policeman threatened him. Isn’t that right, Sanya?”
I started to cry, my face buried in her lap. She carried me to the bed and I lay there for a long time, listening to them talking and thinking how to communicate to them my amazing secret.
I am sure that in the long run I would have managed it somehow, if Mother hadn’t taken ill the next morning. She had always seemed a bit queer to me, but I had never seen her so queer before.
Previously, when she would suddenly start standing at the window for hours on end, or jumping up in the middle of the night and sitting at the table in her nightdress until the morning. Father would take her back to the home village for a few days, and she would come back recovered.”

 

           
Veniamin Kaverin (19 april 1902 – 4 mei 1989)
Cover Russische uitgave

 

De Franse schrijver Louis Amédée Achard werd geboren op 19 april 1814 in Marseille Zie ook alle tags voor Louis Amédée Achard op dit blog.

Uit: Récits d’un soldat

“Au moment oů nous allions quitter Paris, nous avions eu la nouvelle de ces défaites, sitôt suivies d’irréparables désastres. Maintenant j’avais sous les yeux le témoignage sanglant et mutilé de ces chocs terribles au-devant desquels on avait couru d’un cour si léger. Mon ardeur n’en était pas diminuée ; mais la pitié me prenait à la gorge à la vue de ces malheureux, dont plusieurs attendaient encore un premier pansement. Quoi ! tant de misčres et si peu de secours !
Le chemin de fer établi pour le service du camp emmena les mobiles au Petit-Mourmelon, d’oů une première étape les conduisit à leur campement, le sac au dos. Pour un garçon qui, la veille encore, voyageait à Paris en voiture et n’avait fatigué ses pieds que sur l’asphalte du boulevard, la transition était brusque. Ce ne fut donc pas sans un certain sentiment de bonheur que j’aperçus la tente dans laquelle je devais prendre gîte, moi seizičme. L’espace n’était pas immense, et quelques vents coulis, qui avaient, quoique au cour de l’été, des fraîcheurs de novembre, passaient bien par les fentes de la toile et les interstices laissés au ras du sol ; mais il y avait de la paille, et, serrés les uns contre les autres, se servant mutuellement de calorifčres, les mobiles, la fatigue aidant, dormirent comme des soldats.
Aux premičres lueurs du jour, un coup de canon retentit : c’était le réveil. Comme des abeilles sortent des ruches, des milliers de mobiles s’échappaient des tentes, en s’étirant. L’un avait le bras endolori, l’autre la jambe engourdie. Le concert des plaintes commença. L’élément comique s’y męlait à haute dose ; quelques-uns s’étonnčrent qu’on les eűt réveillés si tôt, d’autres se plaignirent de n’avoir pas de café à la crème. Au nombre de ces conscrits de quelques jours si méticuleux sur la question du confortable, j’en avais remarqué un qui, la veille au soir, avait paru surpris de ne point trouver de souper dressé sous la tente.
A quoi songe-t-on ? s’était-il écrié.
Les yeux ouverts, sa surprise devint de l’indignation. Le déjeuner n’arrivait pas.
Si c’est comme cela qu’on nous traite, murmura-t-il, que sera-ce en campagne?”

 

 
Louis Amédée Achard (19 april 1814 – 24 maart 1875)
Cover

 

De Franse dichter en schrijver van liedteksten Pierre-Jean de Béranger werd geboren op 19 april 1780 in Parijs. Zie ook alle tags voor Pierre-Jean de Béranger op dit blog.

 

Le petit homme gris

Il est un petit homme,
Tout habillé de gris,
Dans Paris ;
Joufflu comme une pomme,
Qui, sans un sou comptant,
Vit content,
Et dit : Moi, je m’en…
Et dit : Moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en ris !
Oh ! qu’il est gai (bis),
Le petit homme gris !

A courir les fillettes,
A boire sans compter,
A chanter,
Il s’est couvert de dettes ;
Mais quant aux créanciers,
Aux huissiers,
Il dit : Moi, je m’en…
Il dit : Moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en ris !
Oh ! qu’il est gai [bis),
Le petit homme gris !

Qu’il pleuve dans sa chambre,
Qu’il s’y couche le soir
Sans y voir ;
Qu’il lui faille en décembre
Souffler, faute de bois,
Dans ses doigts ;
Il dit : Moi, je m’en…
Il dit : Moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en ris !
Oh ! qu’il est gai (bis),
Le petit homme gris !

Sa femme, assez gentille,
Fait payer ses atours
Aux amours :
Aussi plus elle brille,
Plus on le montre du doigt.
Il le voit,
Et dit : Moi, je m’en…
Et dit : Moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en ris !
Oh ! qu’il est gai (bis),
Le petit homme gris !

Quand la goutte l’accable
Sur un lit délabré,
Le curé,
De la mort et du diable
Parle à ce moribond,
Qui répond :
Ma foi, moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en…
Ma foi, moi, je m’en ris !
Oh ! qu’il est gai (bis),
Le petit homme gris !

 

 
Pierre-Jean de Béranger (19 april 1780 – 16 juli 1857)
Borstbeeld naar David d’Angers, 1834

 

De Duitse schrijfster en dichteres Gudrun Reinboth werd geboren op 19 april 1943 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Gudrun Reinboth op dit blog.

 

stiller fluss

in sanften mäandern
träumt sich
der fluss durchs land
umarmt die brücken
leckt die wurzeln
der trauerweiden
löscht an den ufern
die spuren der rehe
vorm auge des jägers
kreist still um netz und kahn
leiht seinen spiegel
rot segelnden wolken
trägt fernhin sein gold
in den brennenden abend
sehnt sich nach endlichkeit
nach meer und schlaf
das meer liegt still
es wartet

 

brave bürger

als zeugen gerufen
tauchen sie ab
sehen nicht hören nicht
haben das alles
doch nicht gewusst gewollt

wenn es vorbei ist
legen sie die augenbinde ab
ordentlich gefaltet

 

 
Gudrun Reinboth (Berlijn, 19 april 1943)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Zwitserse schrijver Werner Rohner werd in 1975 geboren in Zürich. Zie ook alle tags voor Werner Rohner op dit blog.

Uit: Lektionen im Größenwahn

„Andererseits, gäbe es wirklich mehrere Jesus (im Zeitalter des Klonens und der großen Anzahl gut erhaltener Jesushaare ist das gar nicht so unwahrscheinlich), so wäre es nicht auszuschließen, dass sie sich bloß gegenseitig taub predigen, die Schuld aus den Schuhen schieben oder gar bekriegen würden, wie man das von anderen Größenwahnsinnigen kennt. Aber genau um diesen Größenwahn geht es: Er ist unabdingbar fürs Schreiben. Man muss sich schon selbst Flügel verleihen, wenn man fliegen will. (Und wenn sie gegen innen wachsen, legt man sich einfach auf die Erdstrahlung, denn auch die trägt – das habe ich letzthin geträumt – und man muss nicht mehr albern mit den Armen flattern.) Den einen oder anderen Absturz wird man zwar nicht überleben (zum Beispiel, wenn man plötzlich nicht mehr unterscheiden kann zwischen dem Geschriebenen und der Erinnerung; oder wenn man Jahre an einem Manuskript arbeitet, um es am Ende nicht einmal mehr gut genug für die Schublade zu finden), aber für Kinder Gottes sollte das mit der Auferstehung kein allzu großes Problem darstellen. (Und es ist ja kein Geheimnis, dass Gott die Welt nach Jesus’ Tod den Schriftstellern überlassen hat, seinen eigentlichen Söhnen und Töchtern.) Und auch Jesus ist doch nur so bekannt, weil er sich nach der Krise am Kreuz wieder aufgerappelt hat. Weil er glaubte, es würde ihm sein Leiden erleichtern, wenn er es teilen, mitteilen könnte, damit die Menschen begreifen, wie schwer er wirklich trägt; er war einfach sehr einsam. Einsamkeit und Größenwahn. Und vielleicht noch die Welt (mit der eigenen Erfindung) verändern wollen und glauben, man richte damit nicht nur Schaden an. Das sind nicht die schlechtesten Voraussetzungen zum Schreiben.Wenn man sich nicht selbst zum Gott erklärt, tut es niemand.“

 

 
Werner Rohner (Zürich, 1975)
Zürich

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e april ook mijn blog van 19 april 2015 deel 2.

Martin Michael Driessen, Marjoleine de Vos, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Louis Amédée Achard, Pierre-Jean de Béranger, Gudrun Reinboth, Werner Rohner

De Nederlandse schrijver, vertaler en regisseur Martin Michael Driessen werd geboren op 19 april 1954 in Bloemendaal. Zie ook alle tags voor Martin Michael Driessen op dit blog.

Uit: Rivieren

“De kade stond onder water en er was maar nauwelijks genoeg ruimte om onder de eerste brug door te varen. Hij duwde af. Op deze zondagochtend was Sainte-Menehould even slaperig als hij. Er was niemand te bekennen. Hij stuurde de kano naar het midden van de stroom en bukte onder de middelste boog van de brug. Toen hij aan de andere kant het licht in voer en zich weer oprichtte, gingen er in een huis aan de linkeroever roestige vensterluiken open. Drie donkere, kroesharige kleine meisjes doken op en wuifden hem opgewonden toe. Hij zwaaide terug.
De kano stuurde goed, alleen stak de punt te veel omhoog, hoewel hij alle bagage voorin had gestouwd. Het was een lange aluminium Canadees, eigenlijk te groot voor een man alleen. Hij had hem aan zijn zoon cadeau gedaan op diens zestiende verjaardag. Ze waren er die zomer samen de Loire mee afgevaren, een groot stuk althans, langs Chambord en de andere beroemde kastelen. Dat was na de veelbelovende beginrepetities voor Don Carlos geweest. Later was hij zijn rol kwijtgeraakt omdat hij de regieassistente had geslagen. Waar hij tot op de dag van vandaag geen spijt van kon hebben. Wie geen respect heeft, begrijpt niets van theater. De rivier stroomde nu tussen overhangende bomen en struiken, zoals het nog tientallen kilometers zou doorgaan, althans volgens de vooroorlogse kanogids die hij de avond tevoren had geraadpleegd. ‘De Aisne,’ had hij gelezen, ‘is een gemoedelijke rivier, die zich in tallooze meanders door het lieflijke Noord-Fransche landschap slingert. Behalve incidenteele boomhindernissen zijn er tot aan de groote barrage van Autry generlei bijzondere problemen te verwachten.’ Des te beter, dacht hij, bijzondere problemen heb ik al genoeg aan boord.
Het was stil. De bomen met hun bollen van maretakken staken af tegen de parelgrijze morgenhemel. Bisamratten plonsden in het water en doken onder, als ze door het verschijnen van zijn kano verrast werden. Zwaluwen stortten zich uit hun nestgaten in de hoge, afgekalfde lemen oevers in de buitenbochten van de stroom en zochten een veilig heenkomen. La France Profonde, dacht hij terwijl hij met rustige peddelslagen koers hield, wat wil je meer.”

 

 
Martin Michael Driessen (Bloemendaal, 19 april 1954)

Lees verder “Martin Michael Driessen, Marjoleine de Vos, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Louis Amédée Achard, Pierre-Jean de Béranger, Gudrun Reinboth, Werner Rohner”

Marjoleine de Vos, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Louis Amédée Achard, Werner Rohner

De Nederlandse dichteres en schrijfster Marjoleine de Vos werd geboren in Oosterbeek op 19 april 1957. Zie ook alle tags voor Marjoleine de Vos op dit blog.

 

Ruimtevrees

Achter eilanden, daar weer achter
dijken, zee en Zweden. Waar zou je heen?
De blik verliest je met zichzelf in ruimte
waar aankomst ver en ver te zoeken is.
Niet voor de woerd die plotseling en onbedaarlijk
groen het zonlicht en je oog inzwemt.
Kijk bij je voet, maant hij, waar speenkruid
bloeit, de lucht gespiegeld blauw is in het diep.
Voel warmte op je neus, zie ’t vroege blad
van vlier. Je keek te ver. Wat je zoekt is hier.

 

Kooklust

Met gretige borsten staat begeerte aan het aanrecht
zoent het zaad uit tomaten, kijkt naar het zwellen
van beslag onder vochtige doek. Haar hand liefkoost
de haas van een jonge stier, zijn zoekende tong
is gemaakt voor de hare, verzaligd streelt ze
zijn ballen de pan in. Hartstocht
is een keukenprinses met aanraakbare huid,
donzig als deeg, geurig als boter, een weerloze
van bot bevrijde eend die naakt wil zijn
als een olijf in olie, een perzik op sap.
Ze wil zich ontleden op het hakblok, betast worden
door gulzige vingers en gloeiend verslonden.
Een vis zijn, zwemmend in roomsaus
gewiegd, gekend, begeerd, genoten.

 

 
Marjoleine de Vos (Oosterbeek, 19 april 1957)

Lees verder “Marjoleine de Vos, Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Louis Amédée Achard, Werner Rohner”

Pierre-Jean de Béranger, Louis Amédée Achard, Stefan Schütz, Gudrun Reinboth, Werner Rohner

De Franse dichter en schrijver van liedteksten Pierre-Jean de Béranger werd geboren op 19 april 1780 in Parijs. Zie ook alle tags voor Pierre-Jean de Béranger op dit blog.

 

Ainsi soit-il !

Je suis devin, mes chers amis ;
L’avenir qui nous est promis
Se découvre à mon art subtil.
Ainsi soit- il !

Plus de poète adulateur ;
Le puissant craindra le flatteur ;
Nul courtisan ne sera vil.
Ainsi soit-il !

Plus d’usuriers, plus de joueurs,
De petits banquiers grands seigneurs,
Et pas un commis incivil.
Ainsi soit-il !

L’amitié, charme de nos jours,
Ne sera plus un froid discours
Dont l’infortune rompt le fil.
Ainsi soit-il !

La fille, novice à quinze ans,
A dix-huit, avec ses amants,
N’exercera que son babil.
Ainsi soit-il !

Femme fuira les vains atours ;
Et son mari, pendant huit jours,
Pourra s’absenter sans péril.
Ainsi soit-il !

L’on montrera dans chaque écrit
Plus de génie, et moins d’esprit,
Laissant tout jargon puéril.
Ainsi soit-il !

L’auteur aura plus de fierté,
L’acteur moins de fatuité ;
Le critique sera civil.
Ainsi soit-il !

On rira clos erreurs des grands,
On chansonnera leurs agents,
Sans voir arriver l’alguazil.
Ainsi soit-il !

En France enfin renaît le goût ;
La justice règne partout,
Et la vérité sort d’exil.
Ainsi soit-il !

Or, mes amis, bénissons Dieu,
Qui met chaque chose en son lieu :
Celles-ci sont pour l’an trois mille.
Ainsi soit-il !

 

 
Pierre-Jean de Béranger (19 april 1780 – 16 juli 1857)
Standbeeld in Parijs

Lees verder “Pierre-Jean de Béranger, Louis Amédée Achard, Stefan Schütz, Gudrun Reinboth, Werner Rohner”

Pierre-Jean de Béranger, Louis Amédée Achard, Stefan Schütz, Gudrun Reinboth, Werner Rohner

De Franse dichter en schrijver van liedteksten Pierre-Jean de Béranger werd geboren op 19 april 1780 in Parijs. Zie ook alle tags voor Pierre-Jean de Béranger op dit blog.

 

Bon vin et fillette

L’amour, l’amitié, le vin,
Vont égayer ce festin ;
Nargue de toute étiquette !
Turlurette, turlurette,
Bon vin et fillette !

L’amour nous fait la leçon ;
Partout, ce dieu sans façon,
Prend la nappe pour serviette.
Turlurette, turlurette,
Bon vin et fillette !

Que dans l’or mangent les grands,
Il ne faut à deux amants
Qu’un seul verre, qu’une assiette.
Turlurette, turlurette,
Bon vin et fillette !

Sur un trône est-on heureux ?
On ne peut s’y placer deux ;
Mais vive table et couchette !
Turlurette, turlurette,
Bon vin et fillette !

Si pauvreté qui nous suit
A des trous à son habit,
De fleurs ornons sa toilette.
Turlurette, turlurette,
Bon vin et fillette !

Mais que dis-je ? Ah ! dans ce cas,
Mettons plutôt habit bas :
Lise en paraîtra mieux faite,
Turlurette, turlurette,
Bon vin et fillette !

 

 
Pierre-Jean de Béranger (19 april 1780 – 16 juli 1857)
Borstbeeld door David d’Angers, 1829

Lees verder “Pierre-Jean de Béranger, Louis Amédée Achard, Stefan Schütz, Gudrun Reinboth, Werner Rohner”

Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Pierre-Jean de Béranger, Louis Amédée Achard, Werner Rohner

De Braziliaanse dichter, schrijver en vertaler Manuel Carneiro de Souza Bandeira Filho werd geboren op 19 april 1886 in Recife. Zie ook alle tags voor Manuel Bandeira op dit blog.

 

English Sonnet No. 1

When death close my blank eyes —
Hard from so much vain torment,
What thoughts will fill your young bosom
Of all my sad moments?

I see you now distracted and distant:
More than distant – withdrawn. And I predict,
already now I predict, the exact moment
When your desire will no longer turn to another man

For you will have nothing, but your loneliness,
Left, abandoned! One day I shall leave
I shall sleep the ultimate sleep.
On that day you will cry… What matters? Cry.

Then I will feel much closer
To me, your uncertain heart.

 

Vertaald door Mariza G Goes

 

Naked

When you are dressed,
Nobody imagines
The worlds hidden
Under your clothes.

(Thus, in the day light,
We do not have notion
Of the stars that shine
In the deep sky.

But naked is the night
And naked in the night,
Vibrate your worlds
And the worlds of the night.

Your knees shine.
Your navel shines,
Shines all your
Abdominal lyre.

Your exiguous bosoms
– As two small fruits
in the firmness
Of your firm torso

– Your bosom shines)
Ah! Your hard nipples!
Your back!
Your flanks!

Ah, your shoulders!

When naked, your eyes
Become naked also:
Your gaze lingers longer,
Slower, more liquid.

Then, within those eyes,
I float, swim, jump,
Lower in a perpendicular
Diving!

I dive to the depths
Of your being, there where
Your soul smiles at me,
Naked, naked, naked.

 

Manuel Bandeira (19 april 1886 – 13 oktober 1968)

Lees verder “Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Pierre-Jean de Béranger, Louis Amédée Achard, Werner Rohner”

Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Pierre-Jean de Béranger, Louis Amédée Achard, Werner Rohner

De Braziliaanse dichter, schrijver en vertaler Manuel Carneiro de Souza Bandeira Filho werd geboren op 19 april 1886 in Recife. Zie ook alle tags voor Manuel Bandeira op dit blog.

 

Absolute Death

To die.
To die body and soul.
Completely.

To die without leaving the sad remains of flesh,
Without leaving the bloodless mask of wax,
Surrounded by flowers,
Which will rot away — so happy! — one day,
Bathed in tears
Born less from grief than from the shock of death.

To die without leaving perhaps even a pilgrim soul…
On the way to heaven?
But what heaven can fulfill your dream of heaven?

To die without leaving a furrow, a trace, a shadow,
Without leaving even the remembrance of a shadow
In any human heart, in any human thought,
In any human skin.

To die so completely
That one day when somebody sees your name on a page
He will ask: “Who was he?…”

To die still more completely:
Without leaving even this name.

 

Apple

From one angle I see you just like a dried-up breast
From another just like a belly from whose navel still hangs the
umbilical cord

You are red as the divine love

Inside you in the little seeds
Palpitates a prodigious life
Infinitely

And you remain so simple
Beside a knife
In a poor hotel room.
Vertaald door John Nist

 


Manuel Bandeira (19 april 1886 – 13 oktober 1968)
Portret door Cândido Portinari

Lees verder “Manuel Bandeira, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Pierre-Jean de Béranger, Louis Amédée Achard, Werner Rohner”

Arno Holz, Mesa Selimović, Margreet van Hoorn, Johann Uhland, Werner Rohner, Joanne Gobure

De Duitse dichter en schrijver Arno Holz werd geboren op 26 april 1863 in Rastenburg in Oost-Pruisen. Zie ook mijn blog van 26 april 2009 en ook mijn blog van 26 april 2010.

 

Erfüllung

 

Dann losch das Licht,

und durch die Stille

nur noch ein Herzschlag . . .

 

Seligkeit!

 

Im Garten, frühauf, pfiff ein Vogel,

von tausend Gräsern troff der Tau,

der ganze Himmel stand in Rosen.

 

Lieber!  Liebe!

Und wieder: Kuss auf Kuss . . .

 

Was kann die Welt uns jetzt noch bieten!

 

 

Letztschöpferische Erkenntnis

 

Horche nicht hinter die Dinge.     Zergrüble dich nicht.     Suche nicht nach dir selbst.

 

Du bist nicht!

 

Du bist der blaue, verschwebende Rauch, der sich aus deiner Zigarette ringelt,

der Tropfen, der eben aufs Fensterblech fiel,

das leise, knisternde Lied, das durch die Stille deiner Lampe singt.

 

 

Arno Holz (26 april 1863 – 26 oktober 1929)

 

Lees verder “Arno Holz, Mesa Selimović, Margreet van Hoorn, Johann Uhland, Werner Rohner, Joanne Gobure”

Leopoldo Alas, Julius Grosse, Sigmund von Birken, Werner Rohner, Ulrike Ulrich, Jindrich Horejsi

De Spaanse schrijver Leopoldo Alas  (wereldwijd bekend als ‘Clarín’) werd geboren op 25 april 1852 in Zamora. Zie ook mijn blog van 25 april 2009.

 

Uit: Le coq de Socrate et autres contes

 

– Oh, philosophe idéaliste, philosophe de pacotille ! , dit le coq en un grec de Gorgias lui-même, ne te donne pas tant de mal, tu ne voleras même pas comme un coq. Quoi? Que je sache parler te surprend ? Tu ne me connais donc pas ? Je suis le coq de la basse-cour de Gorgias. Mais moi je te connais. Tu es une ombre. L’ombre d’un mort. Tel est le destin des disciples qui survivent à leurs maîtres. Ils restent ici, comme des larves, à effrayer le petit monde. Quand meurt le rêveur inspiré, restent les disciples sans envergure qui transforment l’idéal poétique du visionnaire sublime en un motif supplémentaire d’angoisse, en une tristesse de plus pour le monde, en une superstition qui se pétrifie.

– Silence, le coq ! Au nom de l’idée de ton espèce, la nature t’ordonne de te taire.“

 

Alas

Leopoldo Alas (25 april 1852 – 13 juni 1901)

 

De Duitse dichter en schrijver Julius Waldemar Grosse werd geboren op 25 april 1828 in Erfurt Zie ook mijn blog van 25 april 2009.

 

Verschollenes Glück

 

Ich weiss ein Mäjrchen, dass ein Wandrer kam

Zum Waldesgrund, da läutet’ es wie Glocken,

Und eine Blume fand er wundersam

Und schmückte traumvoll seine braunen Locken.

Als er zurück zu Menschen kam voll Gram,

Bestaunten ihn die Leute tief erschrocken:

Die Welt war älter um viel hundert Jahre,

Und Keine
r kannt’ ihn mit dem Kranz im Haare.

 

So bist du meine Zauberblume auch,

Und von des Traumes Bann bin ich umfangen,

Ich weiss nicht mehr, was bei den Menschen Brauch,

Mir ist, als wären hundert Jahr vergangen.

Ein Fremdling bin ich worden, denn ein Hauch

Des Alters weht in dieser Welt, der bangen.

Nur ich bin jung und fremd im blütheiivollen

Lenzschmuck des Glücks wie vor der Welt verschollen.

 

Drum kehr ich nun auf immer heim zu dir

Und meinem Märchenglück im Waldesgrunde.

Vergessen will ich sein. Mir sprudelt hier

Des Lebens Quell und Heil für jede Wunde.

Dein Auge feuchten Strahles über mir,

Ein Flüstern, weggeküsst von deinem Munde —

So mögen mir Jahrtausende verschwinden,

Zur Welt den Rückweg will ich nimmer finden.

 

Erfurt

Julius Grosse (25 april 1828 – 9 mei 1902)
Erfurt (Geen portret beschikbaar)

 

De Duitse dichter en schrijver Sigmund von Birken werd geboren op 25 april 1626 in Wildstein nabij Eger. Zie ook mijn blog van 25 april 2009.

Das verirrete Schäflein

1.
Ach ich armes Schäflein schreye
Und bekenne selbst mit Reue,
Daß ich mich vergangen hab.
Ich ließ mich die Lust verführen,
Lief mit Böcken hin spaziren,
Kam weit von der Heerde ab.

2.
Ach mich stechen im Gewissen
Dornen, und ich soll ein Bissen
Dort der Höllen-Wölfe seyn.
Jesu, treuer Hirt, wolst kommen:
Laß die neun und neunzig Frommen,
Komm, hol mich, das huntertst’, ein.

3.
Mache, daß in deinem Stalle
Eine Freud ob mir erschalle,
Bring mich wieder zu der Heerd;
Und dein Stab alsdann mich lenke,
Daß ich mich nit ferner kränke.
Jesu, laß es seyn gewährt.

Birkenau

Sigmund von Birken (25 april 1626 – 21 juni 1681)

 

De Engelse essayist en diplomaat Sir William Temple werd geboren in Londen op 25 april 1628. Hij bezocht het Emmanuel College van de Universiteit van Cambridge. William Temple voerde diverse diplomatieke missies uit in het buitenland. Hij was in 1666 afgevaardigde bij de Vrede van Kleef, gezant in Brussel en ontving in datzelfde jaar de titel van baronet. In 1668 onderhandelde hij met succes in de Triple Alliantie tussen Engeland, Holland en Zweden. Hij werd daarop ambassadeur in Den Haag, maar werd in 1670 teruggeroepen, toen Karel II een geheim verdrag had gesloten met Lodewijk XIV. Later weigerde hij een functie als minister en besteedde hij zijn tijd aan het schrijven van essays. Swift stond hem bij bij de voorbereiding voor publicatie van zijn brieven, essays en memoires {Memoirs, 1692). Zijn korte essays werden onder de titel Miscellanea in drie delen gepubliceerd in 1680, 1690 en 1701. Andere essays van Temple werden gepubliceerd onder de titels Essay upon the Present State of Ireland (1668), Observations upon the United Provinces of the Netherlands (1672) en The Advancement of Trade in Ireland (1673).

 

Uit: On Fortune

 

t is unreasonable that I should give fortune so a great a space in my thoughts, while she gives me so small an one in hers. I have often said I could never adore a disdainful face, never smile upon a frown unless in scorn, never pursue a fugitive unless for revenge; in fine never love anything that hated me; and yet while I most unjustly detain the tribute of my thoughts from a kinder mistress, why do I thus unjustly lavish them away upon this cruel and yet common strumpet, for the last is the word that most speaks her disgrace or rather mine, to be at the pains of courting her, and after all at the shame of a refusal?

 Sure, ’t would create a gall in a dove, beget despite in a Stoic, and so it would in me, could my passion find anything to seize upon; but to rail at fortune were to scold against an echo: as one has no voice, so t’ other has no power but what we give it. I might fret at my spleen, wear out my lungs, but to as little purpose as I do my pens. Fortune is nothing, and my thoughts e’en as empty as if they were so too. We say she is blind, when the truth of it is ’t is we that are so.

Our ignorance gives her a name, when we cannot discover the cause of any effect, either because the way is dark, or we are purblind; ’t is but believing there is none, and then in comes fortune like a cypher that signifies nothing, and yet you may make it stand for whatever you please. Sure he were a wise man would conclude there were no sea further than he could see, or there were no bottom because his line were at an end.“

 

sir-william-temple

William Temple (25 april  1628  –  27 januari 1699)

 

 

Onafhankelijk van geboortedata:

 

De Zwitserse schrijver Werner Rohner werd in 1975 in Zürich geboren. Hij studeerde economie, filosofie, germanistiek en filmwetenschappen. Van 1999 tot 2000 woonde hij in Wenen. Hij werkte als secretatis, sportjournalist, schrijver en filmcriticus. Zijn stuk Kopie – ein Bühnenthriller ging in 2004 in première in het Theaterhaus Kaserne Basel. Rohner publiceerde in tijdschriften en blemlezingen.

 

Uit: Gesammelte Vorurteile

 

“Carmen war mit mir in Malaysia. Seit sie pensioniert ist, wohnt sie bei ihrer Mutter. Einmal im Monat kommt Alma mit ihrer Mutter zu Besuch. Während die beiden Mütter vor den Fernseher gesetzt werden, kochen die beiden Töchter katalanische Spezialitäten. Dabei sprechen sie über die Familie, die leidige Erbgeschichte oder auch mal über das Wetter, meistens sehr laut. Nur manchmal, selten, reden sie leise über das Vergessen; obwohl beide Mütter ohnehin schlecht hören. Sie fragen sich, ob das Vergessen total sein kann. Und wenn ja, ob man das wahrnehmen kann. Was es sein könne, das am Vergessen glücklich macht; und wann das kippt und das Vergessen das Leben zerstört.
Im Wohnzimmer sprechen währenddessen die beiden alten Frauen miteinander. Sie schauen einander dabei nicht an, immer auf den Fernseher. Für beide gibt es nur noch Früher; aber so nennen sie es nicht. Sie sprechen davon, als ob es gestern oder gar heute gewesen sei. Für sie ist es einfach die zeitlose Gegenwart oder eine sehr verwirrende Gleichzeitigkeit. Sie erzählen sich gegenseitig ihre Kindheit. Präzise, mit dem einen oder anderen Detail, aber ohne sie auszuschmücken. Sie berichten zum Beispiel, in welchem Dorf sie aufgewachsen sind. Wen sie geheiratet haben (ohne zu wissen, ob der Ehemann sie verlassen hat oder einfach nur tot ist, aber auch ohne sich dafür zu interessieren). Und früher oder später finden sie heraus, dass sie im selben Dorf aufgewachsen sind. Immer bevor das Essen fertig ist. Vielleicht freuen sie sich darüber, aber man hört es ihnen nicht an. Die beiden Töchter trauen sich nicht einzutreten und das Gespräch zu unterbrechen. Wenige Minuten später kommen die beiden Mütter darauf, dass ihre Väter, die sie beide nicht mehr kennen gelernt haben, den gleichen Namen tragen.”

 

Werner_Rohner

Werner Rohner (Zürich, 1975)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Ulrike Ulrich werd geboren in 1968 in Düsseldorf. Zij studeerde in Münster germanistiek, kunstgeschiedenis en communicatiewetenschappen. Daarna werket zij in Bochum op het gebied van de computerlinguistiek. In 1999 trok zij naar Wenen waar zij werkte aan de Schule für Dichtung. Ulrich schrijft gedichten, proza, draaiboeken, columns en hoorspelen en is tevens werkzaam als uitgeefster van bloemlezingen. Sinds 2002 woont zij in Zwitserland.

 

aufbruch

 

sie bricht schon lange auf.

packt ihren mut zusammen und das nötigste.

macht listen, was sie nicht vergessen darf.

gibt ausgeliehene bücher zurück,

lässt am fahrkartenschalter

in der schlange einen nach dem anderen vor.

vergewissert sich, dass die gleise noch dortliegen.

beobachtet menschen, die wegfahren.

abends, wenn die fernzüge die nacht durchmachen,

schaut sie unverhohlen in die liegewagenabteile.

sie schaut sich die gesichter der alleinreisenden an, die viel gepäck haben.

sie geht auf den bahnhof und sucht nach verwandten zügen.

wenn sie zurückkommt, fragt er sie nicht, wo sie war.

 

ulrich

Ulrike Ulrich (Düsseldorf, 1968)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 25 april 2008.

De Tsjechische dichter en vertaler Jindřich Hořejší werd geboren op 25 april 1886 in Praag.