Rogi Wieg, Aubrey Beardsley, X.J. Kennedy, Frédéric Mitterrand, Robert Stone, Gennadi Ajgi, Lukas Holliger

De Nederlandse schrijver en dichter Rogi Wieg werd geboren op 21 augustus 1962 in Delft. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2006 en ook mijn blog van 21 augustus 2007.

Mijn leven

Ik doe wat ik doe langzamerhand
zonder innerlijke achtergrond, ja, een jeugd
en veel in koelen bloede daarna, maar het meeste
is ijlte, een strandwandeling met dichtregels
op golftoppen, zomaar, de ijlte, niet
gevuld met ontstaansgeschiedenissen zonder Schepper.
Het is dit of dat, maar nooit dit en dat
tegelijkertijd, mijn leven komt en gaat,
als katoen, druiven, maaltijden,
komt en gaat en blijft dan ineens weg.

 

 

Brief aan mijn dochter

Er is altijd een thema en dat ben jij, deugniet,
simpel gezegd, niet cryptisch, niet met vergelijkingen,
of mystiek, niet met dichterlijke ingrepen, niet met
woorden die met elkaar spelen – spelende woorden

betekenen al iets ingewikkelds, het spijt me – jij bent
voor mij de mogelijkheid tot eenvoud die, in elk geval,
míj ontroert en mij doet werken op papier aan de liefde
van een vader die buiten zijn verzen wil gaan voor jou,

in een gewone brief aan mijn dochter. En elke brief aan jou
wil ik bewaren, korte brieven, zinnen die al het poëtische
ontkrachten en aantonen dat kunst soms waardeloos is. Niet
omdat de kwaliteit ontbreekt, maar om hele andere redenen.

Dit wilde ik je vanavond even zeggen, al ben ik alleen, deugniet.

 

Seizoenen

Vandaag van werk naar kamers toe
is er een lichtheid in mijn ledematen.
Ik ben niet onbekend, uit wat ik doe
blijkt onderling verband, ik werk de maten

die niet groot of klein meer lijken.
De tijd bepaalt zich niet tot ongenoegen,
het lichaam is hier niet met angst te vergelijken,
waardoor ik ondervind dat men zich in kan voegen.

Bladeren vallen naar de aarde,
de namiddag is geel en opgemaakt,
lege metro’s waarin niemand ooit naar huis toe gaat.

Ik geef aan dit seizoen een waarde
van veel te grote woorden; de stilstand waakt
over het jaargetijde dat mij soms verder laat.

 

Wieg

Rogi Wieg (Delft, 21 augustus 1962)

 

De Engelse dichter, schrijver en illustrator Aubrey Vincent Beardsley werd geboren op 21 augustus 1872, Brighton. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2007.

 

Uit: The Art of the Hoarding

 

“Advertisement is an absolute necessity of modern life, and if it can be made beautiful as well as obvious, so much the better for the makers of soap and the public who are likely to wash.
The popular idea of a picture is something told in oil or writ in water to be hung on a room’s wall or in a picture gallery to perplex an artless public. No one expects it to serve a useful purpose or take a part in everyday existence. Our modern painter has merely to give a picture a good name and hang it.
Now the poster first of all justified its existence on the grounds of utility, and should it further aspire to beauty of line and colour, may not our hoardings claim kinship with the galleries, and the designers of affiches pose proudly in the public eye as the masters of Holland Road or Bond Street Barbizon (and, recollect, no gate money, no catalogue)?
&
nbsp;  Still there is a general feeling that the artist who puts his art into the poster is déclassé—on the streets—and consequently of light character. The critics can discover no brush work to prate of, the painter looks askance upon a thing that achieves publicity without a frame, and beauty without modelling, and the public find it hard to take seriously a poor printed thing left to the mercy of sunshine, soot, and shower, like any old fresco over an Italian church door.
What view the bill-sticker and sandwich man take of the subject I have yet to learn. The first is, at least, no bad substitute for a hanging committee, and the clothes of the second are better company than somebody else’s picture, and less obtrusive than a background of stamped magenta paper.”

 

Beardsly

Aubrey Beardsley (21 augustus 1872 – 16 maart 1898)

 

 

De Amerikaanse dichter, schrijver, vertaler en bloemlezer X.J. Kennedy werd geboren in Dover, New Jersey op 21 augustus 1929. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2007.

 

 

The Devil’s Advice to Poets

Molt that skin! Lift that face!—you’ll go far.
Grow like Proteus yet more bizarre.
In perpetual throes
Majors metamorphose—
Only minors remain who they are. 

 

 

 

 

Nothing in Heaven Functions as It Ought

Nothing in Heaven functions as it ought:
Peter’s bifocals, blindly sat on, crack;
His gates lurch wide with the cackle of a cock,
Not turn with a hush of gold as Milton had thought;
Gangs of the slaughtered innocents keep huffing
The nimbus off the Venerable Bede
Like that of an old dandelion gone to seed;
And the beatific choir keep breaking up, coughing.

But Hell, sleek Hell, hath no freewheeling part:
None takes his own sweet time, none quickens pace.
Ask anyone, “How come you here, poor heart?”—
And he will slot a quarter through his face.
You’ll hear an instant click, a tear will start
Imprinted with an abstract of his case.

 

kennedy

X.J. Kennedy (Dover, 21 augustus 1929)

 

 

De Franse schrijver, scenarioschrijver, documentairemaker en filmer Frédéric Mitterrand werd geboren op 21 augustus 1947 in Parijs. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2007.

 

Uit: Le Festival de Cannes

 

Une actrice qui m’aimait bien et qui me faisait souvent des reproches parce qu’elle me devinait parfaitement malgré ma réticence à me confier m’a dit un jour: ” Il y a quelque chose de profondément malade dans le désir de payer.”Je suis bien d’accord et depuis le temps que je n’arrive pas à m’en guérir, j’ai eu tout le loisir d’y réfléchir; les mensonges qu’on se raconte, les vraies raisons qu’on se dissimule, je suis incollable en la matière. Je sais que c’est un travers que je traine depuis toujours; je faisais déjà trop de cadeaux en classe, l’aventure grecque n’a fait que confirmer. Le truc le plus moche qui est enraciné au coeur de cette histoire c’est le mépris: celui garçon pour le type qui le paye, celui du type qui paye à l’égard du garçon, celui des gens pour ce genre de transaction qui parait déplaisante à presque tout le monde. On peut fanfaronner en rappelant que c’est une pratique qui remonte à la nuit des temps, invoquer légèrement la commodité et le plaisir, ça ne sert à rien de faire le malin, les avantages restent pervers: le mépris protège le garçon qui se croit indemne, il flatte le désir de puissance du client, il permet à chacun de rejouer indéfiniment tous les rôles de l’humiliation et de la honte. Le vieux qui paye, c’est dégoûtant, le jeune qui paye c’est encore pire: il se dérobe à des risques de son âge en usant de l’arme déloyale de l’argent: faussaire en séduction, trafiquant de sentiments, tricheur de l’amour. Mais à quoi bon y revenir, quand on sait comment ça marche et qu’on mesure les dégâts, on ne s’en sort pas pour autant…»

 

mitterrand_2_280x600

Frédéric Mitterrand (Parijs, 21 augustus 1947)

 

De Amerikaanse schrijver Robert Stone wed geboren op 21 augustus 1937 in New York. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2007.

 

Uit: Damascus Gate

 

“Jerusalem, 1992

 

That morning Lucas was awakened by bells, sounding across the Shoulder of Hinnom from the Church of the Dormition. At first light there had been a muezzin’s call in Silwan, insisting that prayer was better than sleep. The city was well supplied with divine services.

He climbed out of bed and went into the kitchen to brew Turkish coffee. As he stood at the window drinking it, the first train of the day rattled past, bound over the hills for Tel Aviv. It was a slow, decorous colonial train, five cars of nearly empty coaches with dusty windows. Its diminishing rhythms made him aware of his own solitude.

When the train was gone, he saw the old man who lived in one of the Ottoman houses beside the tracks watering a crop of kale in the early morning shade. The kale was deep green and fleshy against the limestone rubble from which it somehow grew. The old man wore a black peaked cap. He had high cheekbones and a ruddy face like a Slavic peasant’s. The sight of him made Lucas imagine vast summer fields along which trains ran, long lines of gray boxcars against a far horizon. Once Lucas dreamed of him.

He had grapefruit and toast for breakfast and read the morning’s Jerusalem Post. A border policeman had been stabbed in the Nuseirat camp in the Gaza Strip but was expected to recover. Three Palestinians had been shot to death by Shin Bet hit squads, one in Rafah, two in Gaza City. Haredim in Jerusalem had demonstrated against the Hebrew University’s archeological dig near the Dung Gate; ancient Jewish burial sites were being uncovered. Jesse Jackson was threatening to organize a boycott against major league baseball. In India, Hindus and Muslims were fighting over a shrine that probably predated both of their religions. And, in a story from Yugoslavia, he saw again the phrase “ethnic cleansing.” He had come across the evocative expression once or twice during the winter. “

 

stone2

Robert Stone (New York, 21 augustus 1937)

 

De Russische dichter Gennadi Ajgi werd geboren op 21 augustus 1934 in het dorpje Sjajmoerzjino in de Tsjoewasjische republiek. Zie ook mijn blog van 21 augustus 2007.

 

 

Rivier buiten het dorp

en lijkend op een spinnenweb

als stof uit de bodem als op de zolder

opgaand in het veld

en zijde en spinnenweb

worden er door aangetrokken

laten zich meeslepen

en verschijnen als buren net als

schaduw en stof

en lijkend op een spinnenweb

zoals zijde in vervoering ni
et van hier lijkt te zijn

en het verband met de wolken

uit donzig-wankel gras

de ogen misleidend

 

met een blos op het gezicht.

Vertaald door Lut Seys

Agni

Gennadi Ajgi (21 augustus 1934 – 21 februari 2006)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 21 augustus 2007.

 
De Zwitserse schrijver, dramaturg en redacteur Lukas Holliger werd geboren op 21 augustus 1971 in Basel.

Maren Winter, Ernst-Jürgen Dreyer, Edgar Guest, Charles de Coster, Salvatore Quasimodo, Arno Surminski, Sylvie Richterová, Bolesław Prus

De Duitse schrijfster Maren Winter werd geboren op 20 augustus 1961 in Lübeck. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2007.

 Uit: Das Erbe des Puppenspielers

 

…Da standen wir nun, mein Bruder Ansgar und ich, unmündige Burschen, die ihre Bündel an die Brust pressten und sich vor der neuen Heimat fürchteten. Weit waren wir gefahren, immer gen Norden bis an den Rand des christlichen Reiches.
Gegen den weißen Himmel erhob sich die civitas, der Fronhof von Rinhausen, ein mächtiger Bau aus Stein, umgeben von unzähligen Ställen und Scheunen, Back- und Brauhäusern. Weit breitete sich das Salland aus, dessen Erträge allein dem Fronherrn zugute kamen. Im Osten drängten sich kleine Felder mit schiefen Hütten, die ein paar Kolonenbauern ermöglichten, ihr eigenes Brot zu essen. Von der Insel im Rhein klang die Klosterglocke herüber, und wir erahnten den Gesang der Mönche, die Tag und Nacht für unser Heil beteten. Dahinter aber drohte endlos der Wald. Dort hielten sich die Sachsen verborgen.
Der Hausmeier stieß uns durch das Tor. “Wir sind zu Hause”, sagte er. Das waren die ersten Worte, die er direkt an uns richtete, nachdem er uns in seine Obhut genommen hatte.
Eine Welle lärmender Geschäftigkeit rollte über uns hinweg. Wagen polterten, Kinder liefen schreiend umher, Pferdehufe klapperten, und dazwischen stoben die Hühner auseinander. Irgendwo wurden scharfe Befehle gerufen, und in einem offenen Verschlag hämmerte der Schmied ohrenbetäubend auf das Eisen. Die Luft war kalt, voll von Staub und fremden Gerüchen.
Ansgar streckte sich, und das Muster aus Lehm und Schmutz auf seinem Hals zog sich auseinander. Seine Tunika war mürbe und die Säume aufgerissen, der Stoff bedeckte nicht einmal seine Knie. Er besaß nichts anderes, sonst hätte er mir das kratzige Ding schon längst vererbt.
Ich fror. Bestimmt sah ich genauso schäbig aus.”

 

Winter

Maren Winter (Lübeck, 20 augustus 1961)

 

 

De Duitse schrijver, dichter, vertaler en muziekwetenschapper Ernst-Jürgen Dreyer werd geboren op 20 augustus 1934 in Oschatz in Saksen. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2007.

 

Uit: Die Spaltung

 


Da du grad von diesem Typ Frauen sprichst: diese Frauen üben auf dich und mich, die wir aus der gleichen Klasse kommen, starke Anziehung aus. So will ich dir ein Erlebnis erzählen, das, wenn du so willst, ein ganzer Roman ist. Es ist dabei auch so eine Frau im Spiel. Aber vielleicht sollte ich, bevor ich damit beginne, analysieren, inwiefern gerade wir diesem Zauber so ausgeliefert sind. Wir sind auch der Arbeiterklasse gegenüber sehr kritisch. Klassenbewußtsein wird ja heute mit Lokalpatriotismus verwechselt. Ja der plötzliche Emanzipationsprozeß unserer Klasse setzt gerade die Eigenschaften frei, die wir schon als Kinder mit Mißtrauen betrachtet haben. Wir fallen diesen Frauen gegenüber auf folgenden Irrtum herein: Wir halten sie für das Bild dessen was unsere Mütter hätten sein sollen, aber nicht werden konnten. Dann verwundert man sich des Todes, mit welcher Grobheit man diese Frauen, die uns – auch deshalb, weil sie, wegen des Altersunterschieds, unser Begehren nicht mehr erreicht – wie Göttinnen scheinen, von ihren eigenen Töchtern behandelt sieht. Also stimmt auch da nicht alles hundertprozentig. Wir vergessen in der Verwirrung das Relative. Wir glauben uns vor ihnen bewähren zu müssen. Das ist auch an deiner Geschichte die eigentliche Pointe. Du gingst also davon mit einem Glücksgefühl, das etwas an sich hatte wie von bestandener Prüfung. Durch deine proletarische Hülle hindurch hat sie dich erkannt, glaubst du. Aber darin irrst du dich sehr. Sie sehen auf dich wie die gnädige Frau auf den Kutscher sieht, und du bist einfach ihrer vollendeten Sitten zu ungewohnt, als daß du durchschauen könntest, daß sie dich keinen Augenblick als gleichberechtigt empfunden haben. Wenn du davongehst wie auf Wolken, dann ahnst du nicht, daß du dich pausenlos und mit jedem Wort vor ihnen blamiert hast. Oder besser gesagt: sie haben dich vor sich selber blamiert auf eine so feine Art, daß du nicht einmal im Traum dahinterkämest. Genug, ich rate dir zur Vorsicht ihnen gegenüber; ihnen dein Herz auszuschütten wäre das falscheste was du tun kannst und wenn du dich auf den Boden geworfen hättest, wie du nachträglich wünschtest, so wäre deine Blamage vollkommen gewesen – so vollkommen, daß vielleicht sogar du – sagen wir, du hörst, wie sie, kaum daß du zur Tür hinaus bist, in Gelächter ausbricht (aber es gehört zu ihrer Art damit zu warten bis du es eben nicht mehr hörst) – sogar du gemerkt hättest, wo der wahre Defekt liegt, denn der liegt in aller Blamage nie beim Blamierten, sondern bei dem, der blamiert.”

 

ernst-juergen-dreyer

Ernst-Jürgen Dreyer (Oschatz, 20 augustus 1934)
Zelfportret

 

De Engelse dichter Edgar Albert Guest werd geboren op 20 augustus 1881 in Birmingham, Engeland. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2006 en ook mijn blog van 20 augustus 2007.

 

 

I see you’ve travelled some

 

Wherever you may chance to be—
Wherever you may roam,
Far away in foreign lands;
Or just at Home Sweet Home;
It always gives you pleasure,
it makes your heart strings hum
Just to hear the words of cheer,
“I see you’ve travelled some.”

 

When you get a brother’s greeting,
And he takes you by the hand,
It thrills you with a feeling
that you cannot understand,
You feel that bond of brotherhood
that tie that’s sure to come
When you hear him say in a friendly way
“I see you’ve travelled some.”

 

And if you are a stranger,
In strange lands all alone
If fate has left you stranded—
Dead broke and far from home,
It thrills you—makes you dumb,
When he says with a grip of fellowship,
“I see you’ve travelled some.”

 

And when your final summons comes,
To take a last long trip,
Adorned with Lambskin Apron White
and gems of fellowship—
The Tiler at the Golden Gate,
With Square and Level and Plumb
Will size up your pin and say “Walk In”,
“I see you’ve travelled some.”

 

edgar_a_guest

Edgar Guest (20 augustus 1881 – 5 augustus 1959)

 

 

De Belgische schrijver Charles de Coster werd geboren in München op 20 augustus 1827. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2007.

 

Uit: De legende en de heldhaftige, vroolijke en roemrijke daden van Uilenspiegel en Lamme Goedzak in Vlaanderenland en elders

 

In meimaand, als de hagedoorn in bloei stond, werd te Damme, in Vlaanderenland, Uilenspiegel, de zoon van Klaas geboren.

Terwijl Katelijne, de vroedvrouw, hem in warme doeken bakerde, bezag ze zijn hoofd en riep ze blijde uit:

–Hij is met den helm geboren!

Maar weldra jammerend, met den vinger een zwart stipje op den schouder van den boorling toonend:

–Laas! schreide zij, dat is het zwarte merk van den vinger des duivels!

–Heer Satan is vandaag vroeg opgestaan, antwoordde Klaas, dat hij

alreeds den tijd vond om mijn zoon te teekenen?

–Satan sliep nog niet, zei Katelijne, want luister, nu eerst kraait Kanteklaar de hennen wakker.

En zij gaf het kind over aan Klaas en ging naar buiten.

De dageraad verdreef nu het nachtelijk duister, de zwaluwen vlogen kwetterend rakelings over de weide, en de zon kleurde vuurrood de kimme.

Klaas deed het venster open en sprak tot Uilenspiegel:

–Kind met den helm, zie, daar is moeder de Zon, die Vlaanderenland komt groeten. Bezie haar als uwe kijkers zullen open zijn; verkeert gij later ooit in twijfel, weet gij niet wat te doen om goed te doen, ga dan om raad bij de Zonne; zij is warm en helder: wees zoo goed

als zij warm, zoo eerlijk als zij helder is.

–Klaas, mijn man, zei Soetkin, ge spreekt tot een doove; kom en drink, mijn jongen.

En de moeder stak den boorling hare schoone, blanke borsten toe.”

 

Coster

Charles de Coster (20 augustus 1827 – 7 mei 1879)

 

De Italiaanse dichter en criticus Salvatore Quasimodo werd geboren op 20 augustus 1901 in Modica op Sicilië. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2006 en ook mijn blog van 20 augustus 2007.

 

 

BOOM

Van U gaat een schaduw uit
dat de mijne wel dood lijkt
al trilt die ook bij mijn bewegen
of breekt hij het frisse, zachtblauwe water
aan de oever van de Anapo, waar ik

vanavond terugkeer
omdat maart met zijn maanlicht
mij voortdrijft
rijk als hij reeds is aan kruiden
en vogels

ik leef niet alleen van schaduw
want aarde en zon en het zoete geschenk van water
hebben voor u al uw loof vernieuwd
terwijl ik mij buig en verdor
en mijn gezicht voelt aan als uw schors

 

 

Vertaald door Dr. Catharina Ypes

 

Salvatore_Quasimodo

Salvatore Quasimodo (20 augustus 1901 – 14 juni 1968)

 

 

De Duitse schrijver Arno Surminski werd geboren op 20 augustus 1934 in Jäglack in Oostpruisen. Zie ook mijn blog van 20 augustus 2007.

 

Uit: Die Vogelwelt von Auschwitz

Während des Zweiten Weltkrieges erschien in einer wissenschaftlichen Zeitschrift in Wien ein Aufsatz mit dem Titel »Beobachtungen über die Vogelwelt von Auschwitz«.

Der Autor, ein Biologe, hatte als SS-Wachmann im KZ Auschwitz von 1940 bis Ende 1941 Dienst geleistet und dort die Vogelfauna erforscht, um darüber eine wissenschaftliche Arbeit zu schreiben. Der Titel dieser Novelle ist jenem Aufsatz entlehnt, die Personen, ihre Gedanken und Träume sind frei erfunden, die Welt, in der es geschah, war real.   1.

In der alten Königsstadt am Ufer der Weichsel lebte in der Mitte des 20. Jahrhunderts ein Mensch namens Marek Rogalski, den kriegerische Um stände in ein Gefangenenlager gebracht hatten. Diese Umstände begannen in den Septembertagen des Jahres 39; niemand wusste zu sagen, wie lange sie andauern würden. Marek Rogalski war jung an Jahren und gehörte in die Hörsäle der Kunst und der Wissenschaften, doch die erwähnten Umstände hatten seinen Studien ein plötzliches Ende gesetzt.

Er wusste nicht, warum sie ihn festhielten. Die alte Gewohnheit, Menschen in Gewahrsam zu nehmen oder gar zu töten, wenn sie Böses getan hatten und zu besorgen war, dass sie es weiter tun würden, reichte der neuen Zeit nicht. In jenem Krieg, der in Europa wütete, verfielen sie darauf, Menschen in Verwahrung zu nehmen, nur weil sie einem bestimmten Volk, einer Klasse, einer Rasse angehörten. Oft genügte es, denken zu können. Letzteres war Marek Rogalski zum Verhängnis geworden.

Das Lager befand sich zwischen den Flüssen Sola und Weichsel unweit der Stadt Owicim. Dort hatten sie alte Militärkasernen hergerichtet, einen Stacheldrahtzaun um sie gezogen und graue Wachtürme in die Landschaft gesetzt. Am Eingang zum Lage
r bauten sie ein Tor und stellten bewaffnete Posten auf, manchmal waren da auch Hunde.“

 

Surminski

Arno Surminski (Jäglack, 20 augustus 1934)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 20 augustus 2007.

 

De Tsjechische schrijfster Sylvie Richterová werd geboren op 20 augustus 1945 in Brno.

 
De Poolse schrijver Bolesław Prus (eig. Aleksander Glowacki) werd geboren in Hrubieszów, Lublin, op 20 augustus 1847.

 

 

Jonathan Coe, Frederik Lucien De Laere, Ogden Nash, Li-Young Lee, Frank McCourt, James Gould Cozzens, Louis Th. Lehmann, Inigo de Mendoza

De Engelse schrijver Jonathan Coe werd geboren op 19 augustus 1961 in Birmingham. Zie ook mijn blog van 19 augustus 2007.

 

Uit: The Rotters Club

           

Thursday, March 7th, 1974 was an important day, a memorable day. It was the day Philip made his first foray into journalism, and it was the day Benjamin found God. Two events which were to have far-reaching consequences.

It was also the day on which Benjamin’s worst nightmare seemed about to come true.

For many days now, Philip had been hard at work on an article which he hoped to see published in the school newspaper. The Bill Board appeared once a week, on Thursday mornings, and he was one of its most avid readers. The title betrayed its humble origins as a loose collection of typewritten essays and notices which used to be posted on a bulletin board in one of the upper corridors; but this had proved an inconvenient format, in most respects, and the previous year an enterprising young English master called Mr. Serkis had overseen its transition into print. The paper now extended to eight stapled sheets of A4, put together on Tuesdays by a cartel of sixth-formers in the glamorous secrecy of an office tucked away in the rafters above The Carlton Club. It was rare, very rare, for someone as young as Philip to have anything accepted by this uncompromising crew; but today, somehow, he had managed it.

Shortly before nine o’clock that morning he was to be found sitting in the school library, reading his article for the twelfth time through eyes misty with pride and excitement. The front page of the paper contained a long editorial penned by Burrell, of the upper-sixth, lamenting the indecisive outcome of last week’s general election, and the reappointment of Harold Wilson as Prime Minister. Philip couldn’t possibly aspire to writing such a piece, at this stage; the front half of the paper would remain unreachable, beyond imagination. But at least his review came before the sports results, and Gilligan’s cartoons. And how comfortably it nestled on the page, between Hilary Turner’s magisterial discussion of The Caucasian Chalk Circle, which had just opened at the Birmingham Rep, and a few lines of appreciation—penned by Mr. Fletcher himself—about the poet Francis Piper, in advance of his keenly anticipated visit to King William’s (a visit scheduled for that very morning, Philip almost-registered in his trancelike state). To see his own efforts slotted in between the work of these senior practitioners was more than he would have dared hope for.“

 

 

Coe

Jonathan Coe (Birmingham, 19 augustus 1961)

 

De Vlaamse dichter Frederik Lucien De Laere werd geboren in Brugge op 19 augustus 1971. Hij publiceerde de dichtbundels ‘Paniek in het circus’ en ‘De martelgang’ bij uitgeverij PoëzieCentrum. Werk van hem verscheen in verschillende literaire tijdschriften (o.a. De Brakke Hond, Deus ex Machina, Poëziekrant) en enkele bloemlezingen, waaronder Hotel New Flandres, de Dikke Komrij, en de Vette Breukers. De Laere staat met zijn poëzie regelmatig op het podium en is stichtend lid van de dichtersgroep Het Venijnig Gebroed. Hij was te gast op o.m. Versmacht in de Nacht, The
ater aan Zee, Lowlands-festival, Dichter aan huis, Poetry International en Crossing Border. In 2007 en 2008 was hij stadsdichter van Damme. Momenteel is hij werkzaam als leraar geschiedenis en aardrijkskunde.

 

 

De ventilator 

 

Zij zit met haar snoer
in de muur van het onderaardse
en zet met haar staart
het vuur om
in wind
waardoor zij in mijn kamer
een koel heelal creëert. 

 

Zij is mijn verloofde.
Zij is de elektrische bloem
die haar schoonheid over mij waait
en mij toedekt met een nachtbries. 

 

Wanneer zij mij ’s anderendaags wekt
sta ik op, verfrist,
uit de kist
waarin toevallig ook mijn dood huist.

 

frederikluciendelaere

Frederik Lucien De Laere (Brugge, 19 augustus 1971)

 

 

De Amerikaanse dichter Frederic Ogden Nash werd geboren in Rye, New York, op 19 augustus 1902. Zie ook mijn blog van 19 mei en mijn blog van 19 augustus 2006 en ook mijn blog van 19 augustus 2007.

 

A Lady Who Thinks She Is Thirty

Unwillingly Miranda wakes,
Feels the sun with terror,
One unwilling step she takes,
Shuddering to the mirror.

Miranda in Miranda’s sight
Is old and gray and dirty;
Twenty-nine she was last night;
This morning she is thirty.

Shining like the morning star,
Like the twilight shining,
Haunted by a calendar,
Miranda is a-pining.

Silly girl, silver girl,
Draw the mirror toward you;
Time who makes the years to whirl
Adorned as he adored you.

Time is timelessness for you;
Calendars for the human;
What’s a year, or thirty, to
Loveliness made woman?

Oh, Night will not see thirty again,
Yet soft her wing, Miranda;
Pick up your glass and tell me, then–
How old is Spring, Miranda?

 

 

A Word to Husbands

 

To keep your marriage brimming
With love in the loving cup,
Whenever you’re wrong, admit it;
Whenever you’re right, shut up.

 

 

Nash

Ogden Nash (19 augustus 1902 – 19 mei 1971)

 

 

De Amerikaanse dichter Li-Young Lee werd geboren op 19 augustus 1957 in Jakarta, Indonesië. Zie ook mijn blog van 19 augustus 2007.

 

 

Immigrant Blues

People have been trying to kill me since I was born,
a man tells his son, trying to explain
the wisdom of learning a second tongue.

It’s the same old story from the previous century
about my father and me.

The same old story from yesterday morning
about me and my son.

It’s called “Survival Strategies
and the Melancholy of Racial Assimilation.”

It’s called “Psychological Paradigms of Displaced Persons,”

called “The Child Who’d Rather Play than Study.”

Practice until you feel
the language inside you, says the man.

But what does he know about inside and outside,
my father who was spared nothing
in spite of the languages he used?

And me, confused about the flesh and soul,
who asked once into a telephone,
Am I inside you?

You’re always inside me, a woman answered,
at peace with the body’s finitude,
at peace with the soul’s disregard
of space and time.

Am I inside you? I asked once
lying between her legs, confused
about the body and the heart.

If you don’t believe you’re inside me, you’re not,
she answered, at peace with the body’s greed,
at peace with the heart’s bewilderment.

It’s an ancient story from yesterday evening

called “Patterns of Love in Peoples of Diaspora,”

called “Loss of the Homeplace
and the Defilement of the Beloved,”

called “I Want to Sing but I Don’t Know Any Songs.”

 

The Hour and What Is Dead

Tonight my brother, in heavy boots, is walking

through bare rooms over my head,

opening and closing doors.

What could he be looking for in an empty house?

What could he possibly need there in heaven?

Does he remember his earth, his birthplace set to torches?

His love for me feels like spilled water

running back to its vessel.


At this hour, what is dead is restless

and what is living is burning.


Someone tell him he should sleep now.


My father keeps a light on by our bed

and readies for our journey.

He mends ten holes in the knees

of five pairs of boy’s pants.

His love for me is like sewing:

various colors and too much thread,

the stitching uneven. But the needle pierces

clean through with each stroke of his hand.


At this hour, what is dead is worried

and what is living is fugitive.

 

Someone tell him he should sleep now.


God, that old furnace, keeps talking

with his mouth of teeth,

a beard stained at feasts, and his breath

of gasoline, airplane, human ash.

His love for me feels like fire,

feels like doves, feels like river-water.

 

At this hour, what is dead is helpless, kind

and helpless. While the Lord lives.


Someone tell the Lord to leave me alone.

I’ve had enough of his love

that feels like burning and flig
ht and running away.

 

 

lee4

Li-Young Lee (Jakarta, 19 augustus 1957)

 

De Iers-Amerikaanse schrijver Frank McCourt werd geboren op 19 augustus 1930 in New York. Zie ook mijn blog van 19 augustus 2007  en ook mijn blog van 19 augustus 2006 .

 

Uit: Teacher Man

 

If I knew anything about Sigmund Freud and psychoanalysis I’d be able to trace all my troubles to my miserable childhood in Ireland. That miserable childhood deprived me of self-esteem, triggered spasms of self pity, paralyzed my emotions, made me cranky, envious and disrespectful of authority, retarded my development, crippled my doings with the opposite sex, kept me from rising in the world and made me unfit, almost, for human society. How I became a teacher at all and remained one is a miracle and I have to give myself full marks for surviving all those years in the classrooms of New York. There should be a medal for people who survive miserable childhoods and become teachers, and I should be first in line for the medal and whatever bars might be appended for ensuing miseries.

I could lay blame. The miserable childhood doesn’t simply happen. It is brought about. There are dark forces. If I am to lay blame it is in a spirit of forgiveness. Therefore, I forgive the following: Pope Pius XII; the English in general and King George VI in particular; Cardinal MacRory, who ruled Ireland when I was a child; the bishop of Limerick, who seemed to think everything was sinful; Eamonn De Valera, former prime minister (Taoiseach) and president of Ireland. Mr. De Valera was a half-Spanish Gaelic fanatic (Spanish onion in an Irish stew) who directed teachers all over Ireland to beat the native tongue into us and natural curiosity out of us. He caused us hours of misery. He was aloof and indifferent to the black and blue welts raised by schoolmaster sticks on various parts of our young bodies. I forgive, also, the priest who drove me from the confessional when I admitted to sins of self-abuse and self-pollution and penny thieveries from my mother’s purse. He said I did not show a proper spirit of repentance, especially in the matter of the flesh. And even though he had hit that nail right on the head, his refusal to grant me absolution put my soul in such peril that if I had been flattened by a truck outside the church he would have been responsible for my eternal damnation. I forgive various bullying schoolmasters for pulling me out of my seat by the sideburns, for walloping me regularly with stick, strap and cane when I stumbled over answers in the catechism or when in my head I couldn’t divide 937 by 739. I was told by my parents and other adults it was all for my own good. I forgive them for those whopping hypocrisies and wonder where they are at this moment. Heaven? Hell? Purgatory (if it still exists)?”

frank_mccourt

Frank McCourt (New York, 19 augustus 1930)

 

 

De Amerikaanse schrijver James Gould Cozzens werd geboren op 19 augustus 1903 in Chicago. Zie ook mijn blog van 19 augustus 2007.

 

Uit: Guard of Honor

 

Colonel Ross did not have the facts on whatever other troubles Colonel Woodman had or thought he had; but he knew all about this episode of the AT-7–perhaps more than Woody thought. It was really all you needed to know. A routine order had gone from Washington to Fort Worth and from Fort Worth to Sellers Field; give an AT-7 to General Beal. Understandably, Colonel Woodman didn’t like giving away planes; but anyone not obsessed with a persecution complex need only look at a map to figure it out. The finger was put on Sellers Field because it was the point nearest Ocanara to which AT-7’s were then being delivered. Moreover, Sellers Field, as Woody so loudly protested, was not scheduled to be, and was not, ready to use all its planes. Still, standard operating procedure would be to query the order. Fort Worth grasped, at least as well as Colonel Woodman did, that basic principle of military management: always have on hand more of everything than you can ever conceivably need. If Colonel Woodman in the normal way queried Fort Worth, Fort Worth could be counted on to query Washington.”

 

Cozzens

James Gould Cozzens (19 augustus 1903 – 9 augustus 1978)

 

De Nederlandse schrijver, dichter en vertaler Louis Th. Lehmann, werd geboren op 19 augustus 1920 in Rotterdam. Zie ook mijn blog van 19 augustus 2006 en ook mijn blog van 19 augustus 2007.

 

 

Denford Mill House

The next lock will not see the writing

the waterhen, tripping in flight

imprints upon the rushing river’s schoulders.

A water mill is not a home,

the stream passes through

like time through me.

 

 

 I

 

De kleine bomen, helder in de heggen

sturen hun takken doelbewust

en sierlijker dan armen of ook vingers

door het misleidend spel der bladeren.

Zij dwingen ons met redelijke tekentaal

het wijde land rondom hen te vergeten.

 

 

II

 

In deze stad is het alleen de wind die leeft

want er zijn teveel dingen zonder vorm,

en zelfs wanneer jij bij me bent,

voelen wij nog het huis dat voor

de slagen van de wind

wankelt als een moede bokser.

 

lehmann

Louis Th. Lehmann (Rotterdam, 19 augustus 1920)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 19 augustus 2007.

 

De Spaanse dichter Iñigo López de Mendoza werd geboren op 19 augustus 1398 in Carrión de los Condes, Palencia.

 

Marc Degens, Ulrich Woelk, Jami, Alain Robbe-Grillet, Brian Wilson Aldiss, Hugo Bettauer, Václav Bolemír Nebeský

De Duitse schrijver Marc Degens werd geboren op 18 augustus 1971 in Essen. Zie ook mijn blog van 18 augustus 2007.

 

Uit: Hier keine Kunst

 

„Ich trat vor die Haustür und ein warmer, wundervoller Frühlingstag schloß mich in die Arme. Die Magnolien und die Zierkirschen in den Vorgärten blühten prachtvoll, ebenso die Wildtulpen und der Rhododendron. Am Straßenrand grünten die Kastanien, und die Sonne funkelte fröhlich am ansonsten restlos blauen Himmel. Ein Gönner hatte ringsherum Aufmerksamkeiten verteilt, rot und gelb und blau leuchtende Geschenke. Kostbare Darreichungen, die meine Augen voller Freude pflückten und in die Kammern meines Herzens schafften. Ich zündete die Zigarre an, die Manni Höttges spendiert hatte, und ließ die ersten beiden Züge tief in meiner Körperflora verschwinden. Die Drosseln flöteten, die Rotkehlchen trillerten, und die Buchfinken jubelten. Herrlich, im Herzen bin ich Rentner!
Auf der unbefahrenen Straße spielte ein Mädchentrio Seilhüpfen. Vergnügt sprangen und sangen die drei:

 

Hau Ruck
Donald Duck
Micky Maus
du bist auu

 

Die lustig in der Mitte hüpfende Elfe im Blumendirndl berührte mit der Fußspitze das Seil, geriet aus dem Gleichgewicht, vertrat sich … Und fiel wie ein Holzbrett auf den Asphalt. Erschrocken ließen ihre Spielkameradinnen die Seilenden fallen und eilten ihr zu Hilfe. Sie reichten dem Mädchen die Hand und halfen ihr auf. Eine breite Schramme verunstaltete ihr linkes Knie, und helles Blut quoll aus der Wunde … Doch das Mädchen ließ sich nichts anmerken. Sie lachte, klatschte zweimal laut in die Hände, rief avanti! und stürmte zurück in die Mitte:

 

Teddybär, Teddybär
dreh dich um“

 

 

degens

Marc Degens (Essen,  18 augustus 1971)

 

De Duitse schrijver Ulrich Woelk werd geboren op 18 augustus 1960 in Beuel bij Bonn. Zie ook mijn blog van 18 augustus 2007.

 

Uit: Einstein on the Lake

 

MIT ZWANZIG wollte ich Schriftsteller werden. Mein erster Roman, den ich auf sechs- bis siebenhundert Seiten veranschlagte, handelte von einem Mann, für den sich die Richtung der Gravitation über Nacht umkehrte. Mein Held – eine autobiographisch gefärbte, existentialistische Charaktermixtur – wachte auf, weil er an die Zimmerdecke gefallen war, und betrachtete verwundert das über ihm schwebende Bett, das am Fußboden festzukleben schien. Ich tippte die Geschichte, eine Menge Zigaretten rauchend, auf einer elektrischen Olivetti, trank Rotwein und ergab mich mit melancholischer Inbrunst und durchdrungen von dem Wunsch, etwas Großes und Besonderes zu erschaffen, in das, was ich für mein zukünftiges Schriftstellerleben hielt. Draußen, irgendwo weit fort von mir und meinen Gedanken, war es Winter, und es fiel nicht sehr viel Licht ins Zimmer. Sowieso hatte ich den Schreibtisch gegen eine fensterlose Zimmerwand gerückt, um den kafkaesken Charakter meines Werks nicht durch störende Realitätseinflüsse zu gefährden. Akribisch und ganz von me
iner literarischen Mission überzeugt beschrieb ich, wie es ist, wenn alles auf dem Kopf steht und jeder Handgriff und jede Selbstverständlichkeit zu einem gewaltigen Problem wird. Ich schlief auf einer Klappcouch, und wenn ich ein paar Absätze vollendet hatte, lag ich dort, stierte an die Zimmerdecke und dachte über diesen eigenartigen Kosmos nach, den zu erschaffen ich mich im Begriff sah. Und bei allem, was mein unglücklicher, zum Surrealismus verurteilter Held tat, ob er durch Türöffnungen kletterte oder ein Ei zum Braten in die Pfanne steigen ließ, war eines immer gewiß: Er würde das Haus, in dem er wohnte, niemals mehr verlassen können. Vor der Tür, dort, wo für andere die Welt und das Leben begann, lag für ihn nichts als ein unendlich tiefer Abgrund.
Soweit ich mich erinnere, schrieb ich rund hundert Seiten in diesem Winter, von dem ich ansonsten nur wenig mitbekommen habe. Aber im Frühjahr, als die Sonne wieder höher stieg und ein schönes Lichtmuster auf die Rauhfasertapete warf, kam ich mit dem Roman nur noch schleppend voran. Ich öffnete die Haustür, und als ich in die weiche Frühlingsluft hinaustrat mit ihrem dichten erdigen Wachstumsgeruch, den ich tief einsog, erfüllte mich der brennende Wunsch, ganz und gar in diesem einen Augenblick aufzugehen. Mein literarischer Ehrgeiz verflüchtigte sich, und irgendwann gab ich es auf, der Welt und dem Leben den Rücken zu kehren. Mein erster und einziger Roman blieb unvollendet.”

 

woelk

Ulrich Woelk (Beuel, 18 augustus 1960)

 

De Perzische dichter Moulana Nuruddin Abdorrahman Jami werd geboren op 18 augustus 1414 in een dorpje bij Jam, in het huidige Afghanistan. Zie ook mijn blog van 18 augustus 2007.

 

 

All that exists in the created universe is illusion,

fantasy, reflections in mirrors, or shadows.
But the Sun of Guidance has dawned in the shadow

of “Other than God”, so be not perplexed in the desert

of error!
Who is man? The reflection of the Eternal Light.

What is the world? A wave on the Everlasting Sea.
How could the reflection be cut off from the Light?

How could the wave be separate from the Sea?
Know that this reflection and this wave are that very Light and Sea,

for here duality is impossible, impossible.
Look at the travelers on the Path of Love,

 how each has a different spiritual state.
The one sees in each atom of the world a Sun

radiant and imperishable,
Another directly witnesses in the mirror of existence

the beauty of the hidden archetypes,
And a third sees each one in the other,

without veiling or defect

 

jami-small1

Jami (18 augustus 1414 – 19 november 1492)

 

De Franse schrijver en filmmaker Alain Robbe-Grillet werd geboren in Brest op 18 augustus 1922. Robbe-Grillet wordt beschouwd als de meester van de nouveau roman, en was lid van de Académie française. Zijn echtgenote was de romanschrijfster Catherine Robbe-Grillet, die schreef onder de naam Jeanne de Berg.  Alain Robbe-Grillet studeerde agrarische wetenschappen en werkte eerst voor het nationale instituut voor statistiek in Parijs. Het begrip Nouveau Roman is terug te voeren op zijn essay Pour un Nouveau Roman uit 1963. De roman moest geen werkelijkheid weergeven of overtuigingen overbrengen, maar literaire vormen en hun ontwikkeling laten zien. Zijn eerste roman Les Gommes verscheen in 1953.

Uit: Le miroir qui revient

 

« Je n’ai jamais parlé d’autre chose que de moi. Comme c’était de l’intérieur, on ne s’en est guère aperçu. Heureusement. Car je viens là, en deux lignes, de prononcer trois termes suspects, honteux, déplorables, sur lesquels j’ai largement contribué à jeter le discrédit et qui suffiront, demain encore, à me faire condamner par plusieurs de mes pairs et la plupart des mes descendants : « moi », « intérieur », « parler de ».

Le second de ces petits mots à l’inoffensive apparence ressuscite à lui seul, fâcheusement, le mythe humaniste de la profondeur (notre vieille taupe, à nous autres écrivains), tandis que le dernier ramène en catimini celui de la représentation, dont le difficile procès traînait toujours. Quant au moi, de tout temps haïssable, il prépare ici sans aucun doute une entrée en scène encore plus frivole : celle du biographisme.

[…]

J’ai moi-même beaucoup encouragé ces rassurantes niaiseries. Si je me décide aujourd’hui à les combattre, c’est qu’elles me paraissent avoir fait leur temps : elles ont perdu en quelques années ce qu’elle pouvaient avoir de scandaleux, de corrosif, donc de révolutionnaire pour se ranger dorénavant parmi les idées reçues, alimentant encore le militantisme gnangnan des journaux de mode, mais avec leur place déjà préparée dans le glorieux caveau de famille des manuels littéraires. L’idéologie, toujours masquée, change facilement de figure. C’est une hydre-miroir, dont la tête coupée reparaît bien vite à neuf, présentant à l’adversaire son propre visage, qui se croyait vainqueur. »

 

robbe-grillet

Alain Robbe-Grillet (18 augustus 1922 – 18 februari 2008)

 

 

De Britse schrijver Brian Wilson Aldiss werd geboren in East Dereham (Norfolk) op 18 augustus 1925. Tijdens WO II iwerd Aldiss in Birma gelegerd en daarna werkte hij als boekhandelaar in Oxford. Naast korte SF-verhalen voor verschillende tijdschriften, schreef hij korte verhalen voor een tijdschrift van boekhandelaren over het leven in een denkbeeldige
boekhandel. Dit trok de aandacht van de uitgever Faber and Faber en resulteerde in zijn eerste boek The Brightfount Diaries (1955), een verzameling van de boekhandelstukken.

Na publicatie van zijn eerste SF-boek Space, Time and Nathaniel (1957) wijdde hij zich geheel aan het schrijven.Tijdens de Worldcon van 1958 werd hij uitverkozen tot meest belovende nieuwe auteur en in 1960 werd hij voorzitter van de British Science Fiction Association. Gedurende de jaren 60 was hij literair redacteur bij de krant Oxford Mail. Aldiss was niet alleen met zijn eigen werk zeer succesvol, maar ook als samensteller van bloemlezingen.

 

Uit: The Glass Forest

 

WE CAN DRAW A CLEAR LINE AT THE POINT WHERE LIFE BEGINS. The expulsion from the womb marks our entry into the world. Where a life-story begins is less clear. So mine will open with the Tea Vision. The Tea Vision marked a first awareness that I enjoyed an interior life apparently not communicable to others.

I was three years old. Our living room, high above our shop, had large windows and comfortable window seats, from which one could look out at the people coming and going in Norwich Street. Opposite was the grocers, Kingston & Hurn. In the upper windows, my ‘unt’ Nellie Hurn could be glimpsed occasionally, living out her life in velvets, playing patience behind her clicking bead curtains.

In the shop windows below, Nellie’s husband installed an advert for Mazawattee Tea, based on Alice in Wonderland characters. There sat Alice, at the head of the table, pouring Mazawattee tea from a huge red pot into cups which the Mad Hatter and the March Hare were holding. Beaming with pleasure, they lifted the cups to their mouths to drink. When they lowered the cups, the cups were immediately refilled. No pause in the action was permitted. In those days the design would be solidly made of three-ply and worked off the electric mains.

Passers-by in the street watched the advert for a moment, smiled and walked on. I was its captive. I could not stop observing from my window. The pleasures of the Mad Hatter and the March Hare never dimmed. Their smiles never grew less. The teapot never emptied. They never had too much Mazawattee Tea.”

brian-aldiss

Brian Wilson Aldiss (East Dereham, 18 augustus 1925)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 18 augustus 2007.

 

De Oostenrijkse schrijver en journalist Hugo Bettauer werd geboren op 18 augustus 1872 in Baden bij Wenen.

 

De Tsjechische dichter en vertaler Václav Bolemír Nebeský werd geboren op 18 augustus 1818 in Nový Dvůr.

Jonathan Franzen, Tsegaye Gabre-Medhin, Roger Peyrefitte, V. S. Naipaul, Ted Hughes, Anton Delvig, Robert Sabatier, Herta Müller

De Amerikaanse schrijver Jonathan Franzen werd geboren op 17 augustus 1959 in Western Springs, Illinois. Zie ook mijn blog van 17 augustus 2007.

Uit: The Discomfort Zone

 

Our friend Kirby, it turned out, had charmed the owner of the Florida house, and the beer keg was fully operational, and so our last week of living like rich people unfolded amicably. I spent morbid, delicious amounts of time by myself, driven by the sort of hormonal instinct that I imagine leads cats to eat grass. The half-finished high-rises to our east were poised to engulf our idyll, even if we’d wanted to come back another year, but the transformation of a quiet, sandpiper-friendly beach into a high-density population center was such a novelty for us that we didn’t even have a category for the loss it represented. I studied the skeletal towers the way I studied bad weather.

At the end of the week, my parents and I drove deeper into Florida, so that I could be taken to Disney World. My father was big on fairness, and because my brothers had once spent a day at Disneyland, many years earlier, it was unthinkable that I not be given the equivalent treat of a day at Disney World, whether or not I was too old for it, and whether or not I wanted to be there. I might not have minded going with my friend Manley, or with my not-girlfriend Hoener, and mocking and subverting the place and allowing myself to like it that way. But mocking and subverting in the presence of my parents was out of the question.”

 

jonathan-franzen

Jonathan Franzen (Western Springs, 17 augustus 1959)

 

De Ethiopische schrijver Tsegaye Gabre-Medhin werd geboren op 17 augustus 1936 in Boda bij Ambo. Zie ook mijn blog van 17 augustus 2007.

 

Uit: Literature and the African Public

 

But as to why these trees of African languages were not, so fur, given enough chance to bear fruit, demands of us, to face certain rigid factors of history and politics.

What was Africa considered to be before the colonial days? The Westerners had mostly to rely on what their travelers, their ivory hunters and slave traders reported to them, followed by the information from their missionaries and finally through the suppressed echoes of the whip of their colonial administrators. As such, the first introduction of the black man in the concept of the Western, was in the image of a humiliated humanity. The slander to his dignity, to his way of life, to his values, which so incessantly recur as a matter of fact across the “civilized” world today, drew breath, then. Although his social systems were almost, destroyed although condemned to grapple with these world wide historic and current realities which negate his values, yet, it is still not by his capacity as an individual, not by his success or failure as a member of a group reflection, but the color of his skin and his physical characteristics appeared to be the core of the element by which the Western master judged him. He is put on trial by his very appearance and played the underdog of his country’s class structures.

 

Out of these and against these, the African was taught to protest in his master’s ways, in his master’s values, in his master’s language. Yet Africa was never mute in her own heritage of self expressions before or after the colonial days. The problem is how to record her abundant oral literatures in her own languages and preserve them for her children, how to record the very social traditions both in their similar and contradicting shades and evolve them in a harmony of oneness through the taste of time and the criteria of their own humane level, since any language should be given a chance to develop its potential of literature.”

 

medhin_184

Tsegaye Gabre-Medhin (17 augustus 1936 – 25 februari 2006)

 

De Franse schrijver en diplomaat Roger Peyrefitte werd geboren op 17 augustus 1907 in  Castres. Zie ook mijn blog van 17 augustus 2007.

 

Uit: Les Amitiés particulières

Peyrefitte_page9c

 

 peyrefitte
Roger Peyrefitte (17 augustus 1907 – 5 november 2000)

 

 

De Britse schrijver Sir Vidiadhar Surajprasad Naipaul werd geboren op 17 augustus 1932 in Chaguanas, Trinidad en Tobago. Zie ook mijn blog van 17 augustus 2006 en ook mijn blog van 17 augustus 2007.

 

Uit: The Enigma of Arrival

 

To see the possibility, the certainty, of ruin, even at the moment of creation: it was my temperament. Those nerves had been given me as a child in Trinidad partly by our family circumstances: the half-ruined or broken-down houses we lived in, our many moves, our general uncertainty. Possibly, too, this mode of feeling went deeper, and was an ancestral inheritance, something that came with the history that had made me: not only India, with its ideas of a world outside men’s control, but also the colonial plantations or estates of Trinidad, to which my impoverished Indian ancestors had been transported in the last century – estates of which this Wiltshire estate, where I now lived, had been the apotheosis.
Fifty years ago there would have been no room for me on the estate; even now my presence was a little unlikely. But more than accident had brought me here. Or rather, in the series of accidents that had brought me to the manor cottage, with a view of the restored church, there was a clear historical line. The migration, within the British Empire, from India to Trinidad had given me the English language as my own, and a particular kind of education. This had partly seeded my wish to be a writer in a particular mode, and had committed me to the literary career I had been following in England for twenty years.
The history I carried with me, together with the self-awareness that had come with my education and ambition, had sent me into the world with a sense of glory dead; and in England had given me the rawest stranger’s nerves. Now ironically – or aptly – living in the grounds of this shrunken estate, going out for my walks, those nerves were soothed, and in the wild garden and orchard beside the water meadows I found a physical beauty perfectly suited to my temperament and answering, besides, every good idea I could have had, as a child in Trinidad, of the physical aspect of England.”

 

naipaul1_184

V. S. Naipaul (Chaganuas, 17 augustus 1932)

 

De Engelse dichter en schrijver Ted Hughes werd geboren op 17 augustus 1930 in Mytholmroyd, Yorkshire. Zie ook mijn blog van 17 augustus 2006.

 

Lovesong

He loved her and she loved him.
His kisses sucked out her whole past and future or tried to
He had no other appetite
She bit him she gnawed him she sucked
She wanted him complete inside her
Safe and sure forever and ever
Their little cries fluttered into the curtains

Her ey
es wanted nothing to get away
Her looks nailed down his hands his wrists his elbows
He gripped her hard so that life
Should not drag her from that moment
He wanted all future to cease
He wanted to topple with his arms round her
Off that moment’s brink and into nothing
Or everlasting or whatever there was

Her embrace was an immense press
To print him into her bones
His smiles were the garrets of a fairy palace
Where the real world would never come
Her smiles were spider bites
So he would lie still till she felt hungry
His words were occupying armies
Her laughs were an assassin’s attempts
His looks were bullets daggers of revenge
His glances were ghosts in the corner with horrible secrets
His whispers were whips and jackboots
Her kisses were lawyers steadily writing
His caresses were the last hooks of a castaway
Her love-tricks were the grinding of locks
And their deep cries crawled over the floors
Like an animal dragging a great trap
His promises were the surgeon’s gag
Her promises took the top off his skull
She would get a brooch made of it
His vows pulled out all her sinews
He showed her how to make a love-knot
Her vows put his eyes in formalin
At the back of her secret drawer
Their screams stuck in the wall

Their heads fell apart into sleep like the two halves
Of a lopped melon, but love is hard to stop

In their entwined sleep they exchanged arms and legs
In their dreams their brains took each other hostage

In the morning they wore each other’s face

 

Hughes

Ted Hughes (17 augustus 1930 – 28 oktober 1998)

 

De Russische dichter Anton Delvig werd geboren op 17 augustus 1798 in Moskou. Hij studeerde samen met Aleksandr Poesjkin aan het lyceum Zarskoje Selo en raakte met hem bevriend. Samen gaven ze de Literaturnaya Gazeta uit (1830-1831). Delvig stond in de traditie van het Russische neoclassicisme.

 

 

Russisches Lied

 

Sang wohl, sang das Vögelein,
Und verstummte.
Ward dem Herzen Freude kund,
Und Vergessen.

 

Vöglein, das so gerne singt,
Warum schweigt es?
Herz, was ist mit dir geschehn,
Daß du traurig?

 

Ach, das Vöglein tötete
Rauher Schneesturm,
Und das Herz des Burschen brach
Böses Reden.

 

Wär’ das Vöglein gern geflogen
Fort zum Meere,
Wär’ der Bursche gern entflohen
In die Wälder.

 

In dem Meere treibt die Flut,
Doch kein Schneesturm –
Wilde Tiere birgt der Wald,
Doch nicht Menschen.

1825

 

Vertaald door Friedrich Bodenstedt

 

 

Der Dichter

 

Lang verbirgt er im Herzen die tiefen Gefühl’ und Gedanken:
Scheint mit den Menschen, mit uns, nicht sie zu teilen bereit!
Selten nur so – nach demWillen des Himmels? – beginnt er zu singen,
Götter! dann bringt uns sein Lied Leben und Liebe und Glück,
Ganz wie in uraltem Wein, dem teuren Gaste kredenzet,
Schmeicheln den Sinnen zugleich: Farbe und Duft und
Geschmack!

1829

 

Vertaald door Rolf-Dietrich Keil

 

Delvig

Anton Delvig (17 augustus 1798 – 26 januari 1831)

 

De Franse dichter en schrijver Robert Sabatier werd geboren op 17 augustus 1923 in Parijs. Sinds 1971 is hij lid van de l’Académie Goncourt. Hij schrijft gedichten die de invloed verraden van het surrealisme. In zijn proza draait het vaak om outsiders Sabatier schreef eveneens een Histoire de la Poésie française.

 

LES FEUILLES VOLANTES

 

Adieu mon livre, adieu ma page écrite,
Se détachant de moi comme une feuille,
Me laissant nu comme un cliché d’automne.

 

Je vous dédie une arche de parole
Pour naviguer, mes amis, naviguer
Dans ma mémoire où se taisent les loups.

 

Vole ma feuille au-dessus de la ville,
Franchis le fleuve et détruis la frontière.
Amour, amour, ô ma géographie!

 

Et si tu cours au fil de l’onde, un songe
Recueillera mes images mouillées
Que dans un pré le soleil séchera.

 

Poète ici, poète comme un arbre
Offrant sa feuille à la terre gourmande
Et dans l’humus herbe ressuscitant.

 

Un autre livre, une parole neuve,
Les mêmes mots dans d’autres mariages
Et toujours l’homme et son tapis volant.

 

Sabatier

Robert Sabatier (Parijs, 17 augustus 1923)

 

De Duitse schrijfster Herta Müller werd geboren op 17 augustus 1953 in Nitzkydorf, Roemenië. Zij studeerde germanistiek en Roemeense literatuur aan de universiteit van het westen in Timişoara. Vanaf 1976 werkte zij als vertaalster in een machinefabriek, maar toen ze in 1979 niet wilde samenwerken met de Securitate werd zij ontslagen. Zij werkte tijdelijk als docente en privélerares. In 1982 kon haar eerste roman slechts in een gecensureerde versie verschijnen. In 1987 emigreerde zij met haar man naar de BRD. Ze kreeg in de volgende jaren verschillende leeropdrachten als writer in residence.

 

Uit: Der König verneigt sich und tötet

 

In der Dorfsprache – so schien es mir als Kind – lagen bei allen Leuten um mich herum die Worte direkt auf den Dingen, die sie bezeichneten. Die Dinge hießen genauso, wie sie waren, und sie waren genauso, wie sie hießen. Ein für immer geschlossenes Einverständnis. Es gab für die meisten Leute keine Lücken, durch die man zwischen Wort und Gegenstand hindurch schauen und ins Nichts starren mußte, als rutsche man aus seiner Haut ins Leere. Die alltäglichen Handgriffe waren instinktiv, wortlos eingeübte Arbeit, der Kopf ging den Weg der Handgriffe nicht mit und hatte auch nicht seine eigenen, abweichenden Wege. Der Kopf war da, um die Augen und Ohren zu tragen, die man beim Arbeiten brauchte. Die Redewendung: »Der hat seinen Kopf auf den Schultern, damit es ihm nicht in den Hals regnet,« dieser Spruch konnte auf den Alltag aller angewendet werden. Oder doch nicht? Warum riet meine Großmutter meiner Mutter, wenn es Winter und draußen nichts zu tun, wenn mein Vater ohne Unterlaß Tage hintereinander sturzbesoffen war: »Wenn du meinst, daß du nicht durchhältst, dann räum den Schrank auf.« Den Kopf still stellen durchs Hin- und Herräumen von Wäsche. Die Mutter sollte ihre Blusen und seine Hemden, ihre Strümpfe und seine Socken, ihre Röcke und seine Hosen neu falten und stapeln oder nebeneinander hängen. Frisch beieinander sollten die Kleider der Beiden verhindern, daß er sich aus dieser Ehe heraus säuft.”

 

Mueller_Herta1hf_2004

Herta Müller (Nitzkydorf, 17 augustus 1953)

Moritz Rinke, T. E. Lawrence, Charles Bukowski, Reiner Kunze, Susanne Fischer, Max Schuchart, Jules Laforgue, Pierre Henri Ritter jr., Alice Nahon

De Duitse (toneel)schrijver Moritz Rinke werd geboren op 16 augustus 1967 in Worpswede bij Bremen. Zie ook mijn blog van 16 augustus 2007.

 

Uit: Die Nibelungen

 

2. Szene

Burgund, Worms.

 

Auf dem Platz vor der Burg. Auf der einen Seite: König

Gunther, thronend, daneben seine Brüder Gernot

und Giselher. Dahinter Ortwin von Metz, Sindold und

Hunold, alle in den Diensten des Königs. Auf der anderen

Seite: Kriemhild, daneben Ute, ihre Mutter. In der

Mitte des Platzes: Hagen von Tronje. Ritter in aufwendiger

Aufmachung passieren den Thron von Gunther. Er

weist der Hälfte der Bewerber den Weg zu Kriemhild.

KRIEMHILD: Nie im Leben! Der sieht ja aus wie ein Stoffzelt!

Mutter, ich will keinen viereckigen Mann!

UTE: Nun schau doch erst mal hin! In Franken trägt man derzeit

solche Kleider!

KRIEMHILD: Mutter, ich habe nicht gut geschlafen, ich bin müde!

UTE spricht den Bewerber an: Guten Tag. Dies ist meine wunderbare

Tochter. Wie viele Männer haben Sie denn im Gefolge?

KRIEMHILD: Mutter, mir träumte schlecht. Ich ziehe einen Falken

auf, einen prächtigen Falken mit großen Flügeln. Ich stelle

ihn in einem Käfi g aus Gold in die Sonne. Ich öffne die

Tür, setze mich davor und singe ein Lied. Sie wissen doch,

welches Lied? Singt ein Lied.

UTE: Ein schöner Traum, mein Kind.

KRIEMHILD: Jetzt stürzen sich zwei Adler vom Himmel! Sie werfen

sich auf den Käfi g! Sie reißen durch die geöffnete Tür den

Falken! Sie brechen seine Flügel! Hagen, den will ich nicht,

den will ich nicht!

Hagen führt den fränkischen Bewerber ab.

UTE: Da geht er hin. In bestem Samt! Hast du das Schuhwerk

gesehen?

KRIEMHILD: Mutter, die haben meinen Falken zerhackt!

17

2. Szene

UTE: Mein Kind, den Falken, den du aufziehst, das ist ein großer,

schöner Mann.

KRIEMHILD: Ich will aber keinen Mann! Den Käfi g mit einem Lied

zu öffnen und dann das Herz so bluten sehen? Tränen laufen

über ihr Gesicht.

UTE: Kriemhild, liebes Kind. Du darfst das Herz nicht ein Leben

lang verschlossen halten, nur weil du Angst hast, es könnte

getroffen werden. Glaubst du denn, ohne Dankrat säßen wir

hier? Dieser Kuss, mein Kind! Küsst sie. Ihm ging der seine

voraus.

KRIEMHILD: Vater ist tot, und Sie sind unglücklich! Singt.

UTE: Widersprich nicht immer! Und sing nicht, wenn ich mit dir

rede! Ich war glücklich, ja! Und die Erinnerung macht mich

noch heute glücklich. Sieh, diesen treffl ichen Ritter! Spricht

einen neuen Bewerber an. Guten Tag. Dies ist meine wunderbare

Tochter, wie viele Männer haben Sie denn im Gefolge?

DER BEWERBER: Hohe Damen, fünfhundert Recken tapferen

Schlages, gehüllt in bayerischen Samt und Juwelen als Gabe.

Dort vor dem Tor. Kniet.

UTE: Alle in bayerischem Samt?

KRIEMHILD: Danke, das genügt. Was soll ich mit fünfhundert

Recken in bayerischem Samt? Tschüss.

HAGEN weist den bayerischen Bewerber ab: Besser so, keine Frau für

Euch, gute Reise.

UTE: Du schaust zu schnell! Es gibt Männer, da kommt der Charakter

nicht sofort zum Vorschein. Klugheit, Güte, sie liegen

in der Tiefe und kommen, wenn du sie brauchst. Hagen, führ

ihn zurück! Er hat einen interessanten Blick!

KRIEMHILD: Mutter, mir geht es gut. Ich brauche nicht die Tiefe

dieser Männer, danke. Hagen, sag ihm, er ist ein interessanter

Mann mit wirklich gutem Samt. Ich kann mich nur nicht mit

ihm verbinden.

GERNOT ruft über den Platz: Hagen! Sollen wir hier noch weitermachen?

Die Römer sagen: Quousque tandem? Wie lange

noch? Wie lange noch?

 

Rinke

Moritz Rinke (Worpswede, 16 augustus 1967)

 

De Britse prozaschrijver, archeoloog en militair Thomas Edward Lawrence werd geboren op 16 augustus 1888. Hij staat beter bekend als Lawrence of Arabia. Zie ook mijn blog van 16 augustus 2006.

 

Uit: Revolt in the Desert

    

“Back with our camels, we dumped the loads, and sent the animals to safe pasture near some undercut rocks from which the Arabs scraped salt. The freedmen carried down the Stokes gun with its shells; the Lewis guns; and the gelatine with its insulated wire, magneto and tools to the chosen place. The sergeants set up their toys on a terrace, while we went down to the bridge to dig a bed between the ends of two steel sleepers, wherein to hide my fifty pounds of gelatine. We had stripped off the paper wrapping of the individual explosive plugs and kneaded them together by help of the sun heat into a shaking jelly in a sandbag.

The burying of it was not easy. The embankment was steep, and in the sheltered pocket between it and the hill-side was a windlaid bank of sand. No one crossed this but myself, stepping carefully; yet I left unavoidable great prints over its smoothness. The ballast dug out from the track I had to gather in my cloak for carriage in repeated journeys to the culvert, whence it could be tipped naturally over the shingle bed of the water-course.”

lawrence

T. E. Lawrence (16 augustus 1888 – 19 mei 1935)

 

De Amerikaanse dichter en fictieschrijver Charles Bukowski werd geboren op 16 augustus 1920 in Andernach, Duitsland. Zie ook mijn blog van 16 augustus 2006.

 

Big Night On The Town

 drunk on the dark streets of some city,
it’s night, you’re lost, where’s your
room?
you enter a bar to find yourself,
order scotch and water.
damned bar’s sloppy wet, it soaks
part of one of your shirt
sleeves.
It’s a clip joint-the scotch is weak.
you order a bottle of beer.
Madame Death walks up to you
wearing a dress.
she sits down, you buy her a
beer, she stinks of swamps, presses
a leg against you.
the bar tender sneers.
you’ve got him worried, he doesn’t
know if you’re a cop, a killer, a
madman or an
Idiot.
you ask for a vodka.
you pour the vodka into the top of
the beer bottle.
It’s one a.m. In a dead cow world.
you ask her how much for head,
drink everything down, it tastes
like machine oil.

you leave Madame Death there,
you leave the sneering bartender
there.

you have remembered where
your room is.
the room with the full bottle of
wine on the dresser.
the room with the dance of the
roaches.
Perfection in the Star Turd
where love died
laughing.

 

Consummation Of Grief

I even hear the mountains
the way they laugh
up and down their blue sides
and down in the water
the fish cry
and the water
is their tears.
I listen to the water
on nights I drink away
and the sadness becomes so great
I hear it in my clock
it becomes knobs upon my dresser
it becomes paper on the floor
it becomes a shoehorn
a laundry ticket
it becomes
cigarette smoke
climbing a chapel of dark vines. . .
it matters little
very little love is not so bad
or very little life
what counts
is waiting on walls
I was born for this
I was born to hustle roses down the avenues of the dead.

 

charles_bukowski

Charles Bukowski (16 augustus 1920 – 9 maart 1994)

 

De Duitse dichter en schrijver Reiner Kunze werd geboren op 16 augustus 1933 in Oelsnitz, Erzgebirge. Zie ook mijn blog van 16 augustus 2006.

 

 

Der Vogel Schmerz

Nun bin ich dreißig jahre alt
und kenne Deutschland nicht:
Die grenzaxt fällt in Deutschland wald
O land, das auseinanderbricht
im menschen

Und alle brücken treiben pfeilerlos

Gedicht, steig auf, flieg himmelwärts!
Steig auf, gedicht, und sei
der vogel Schmerz

 

 

 

Die Brücken von Budapest
(für Elisabeth)

 

Die brücken erinnern ans lieben

Weil sie
überbrücken
wie die arme der liebenden die nacht
der phallus den tod

 

Weil sie
von neuem überbrücken und
dennoch
dennoch
de
nnoch

 

Die brücken erinnern ans lieben: spannung
wie in den muskeln liebender

 

Die Margareteninsel,
entbunden des keuschheitsgelübdes, spreizt
die schenkel ihrer brücke, der himmel
ein männerauge

 

Zwischen ferse und schulter
ein einziger bogen, erinnert ans lieben
die brücke der brücken

 

mit deinem namen

 

Kunze

Reiner Kunze (Oelsnitz, 16 augustus 1933)

 

De Duitse schrijfster Susanne Fischer werd geboren op 16 augustus 1960 in Hamburg. Zie ook mijn blog van 16 augustus 2007.

 

Uit: Interview mit meinem Stuhl

 

Interviewerin: Bier? Wein? Schnaps?
Herr Jules: I wo. Kaffee, Wasser, Tee. Jedenfalls solange ich dabei bin.
Interviewerin: Na, das ist doch nicht schlimm.
Herr Jules: Nicht schlimm? Jetzt will ich Ihnen mal was sagen: Die Frau hat schon zwei Computertastaturen mit Kaffee ruiniert. Seit sie einen Laptop hat, ist sie vorsichtiger geworden. Aber nicht viel. Was glauben Sie wohl, warum sie mich ausgesucht hat?
Interviewerin: Weil Sie so blau sind? Und aus schönem harten Holz?
Herr Jules: Weil ich Löcher habe. Sonst müsste sie in einer Kaffeepfütze sitzen.
Interviewerin: Naja, das führt ja alles etwas weg vom Thema. Wie ist denn das nun mit dem Schreiben bei Susanne Fischer? Tut sie das gern? Ungern? Sie sind ja wohl immer dabei?
Herr Jules: Ich habe keine Ahnung. Schauen Sie sich doch mal um, wie es hier aussieht. Alles voller Papierstapel, Zeitungen, Briefe und so. Wir haben das kleinste und kälteste Zimmer im Haus. Den ganzen Tag sitzt sie woanders im Büro. Da hat sie ihren Stuhl übrigens auch schon ruiniert, die Stellschrauben sind herausgefallen; allmählich bekomme ich Angst. Abends schlendert sie dann manchmal bei mir vorbei, so um halb neun, wenn das Kind im Bett ist und andere Möbel Feierabend machen dürfen. Dann ächzt sie herum, als würde sie gequält, und lässt sich auf mich plumpsen, rücksichtslos. Und dann –
Interviewerin: – schreibt sie?
Herr Jules: Dann legt sie virtuelle Patiencen auf ihrem Computer. Das muss man sich mal vorstellen. Das ist ja wohl das Dämlichste, womit man sich überhaupt beschäftigen kann. Ich habe mich schon gefragt, ob ihr Fernseher kaputt ist, aber die ist einfach so.

Interviewerin: Könnte man das nicht als eine Art, nun, mechanische Entleerung des Kopfes vom Alltag, ein Fegen der poetischen Bühne betrachten, ein Umschalten, ehe es richtig losgeht mit der Kreativität?
Herr Jules: Na, Sie machen mir Spaß. Die Frau hat einfach Angst vorm Schreiben. Jeden Tag wieder. Soll sie doch Fernsehen gucken. Und all die Bücher, die hier ungelesen rumliegen, dabei liest sie angeblich gern. Das könnte sie doch auch abends tun. Statt dessen hängt sie vor ihrem Computer herum und ächzt und ruckelt mit dem Stuhl auf diese besonders unangenehme Weise.”

 

fischer

Susanne Fischer  (Hamburg, 16 augustus 1960)

 

De Nederlandse dichter, journalist en vertaler Max Schuchart werd geboren in Rotterdam op 16 augustus 1920. Hij was redacteur van het tijdschrift Proloog en het Handelsblad.

Max Schuchart was vooral bekend dankzij zijn vertaling In de ban van de Ring van The Lord of the Rings van J.R.R. Tolkien. Deze vertaling, die in 1957 voor het eerst verscheen, was de allereerste vertaling ter wereld van dit boek. Voor deze vertaling kreeg hij de Martinus Nijhoffprijs en de M.B.E., een Britse ridderorede. Hij vertaalde ook werk van Richard Adams, Daniel Defoe, D.H. Lawrence, Salman Rushdie, J.D. Salinger, Dylan Thomas en Oscar Wilde.

 

 

Het Chinese theekopje – (een studie)

 

Het porselein, het dunne,
is aan de binnenkant
wit, gelijk aangedunde
melk zonder een roomrand.
Beschilderd met figuurtjes –
een klein teer vrouwspostuurtje
met twee mannen als buurtjes –
is ’t aan de buitenkant.

Ovaal is ’t vrouwenkopje
en ’t opgestoken haar,
zwart als knoopjesdropje
houdt een spang bij elkaar.
’t Pruimenmondje coquetjes,
als gevouwen servetjes
driehoekig, vroom en netjes
’t amandelogenpaar.

Kaal zijn de mannenhoofdjes,
rosig op ’t schedelvlak,
en boven de spleetoogjes
wenkbrauwen dik, gitzwart.
Langs het mondje, chagrijnig,
bungelt verveeld, diklijnig,
mealncholiek, venijnig,
een snor als pruimtabak.

Drie gouden cirkellijntjes
stralen de hoofdjes om.
Grillige tierlantijntjes
op ’t donkerglanzend fond:
Chinese bloemmotieven,
de Lotus der gelieven,
figuren naar believen
en goudvlakjes van zon.

 

Schuchart

Max Schuchart (16 augustus 1920 – 25 februari 2005)

 

De Franse dichter Jules Laforgue werd geboren in Montevideo op 16 augustus 1860. In 1875 remigreerde zijn familie vanuit Uruguay naar het Franse Tarbes. Eind 1876 vertrok Jules Laforgue naar Parijs om er filosofie te studeren. Nauwelijks een jaar later overleed zijn moeder als gevolg van een moeilijke bevalling. In 1879 verschenen de eerste gedichten van Laforgue in het literaire tijdschrift “L’Enfer”. In Parijs sluit hij zich daarop aan bij de literaire kring van de Hydropathes, waar hij kennis maakte met de symbolisten. In 1880 verschenen al zijn eerste gedichten in “La Vie Moderne” van Paul Bourget.

 

Fragment

J’ai passé l’âge timide
Dans un stagnant pays
Où pèse un ciel torride
Sur rien que des champs de maïs

 

Tuiles, choux, commères du voisinage,
C’est là que j’ai passé mon bel âge
Et lan lan la – C’est là !
Les beaux ramiers de l’incurie
Chaque soir vers toi j’irai aussi fidèle
Que chaque soir le soleil vers l’occident

 

Puis-je me plaindre de n’être pas heureux
Quand il est des femmes à jamais laides

 

 

Encore cet astre

Espèce de soleil! tu songes : – Voyez-les,
Ces pantins morphinés, buveurs de lait d’ânesse
Et de café; sans trêve, en vain, je leur caresse
L’échine de mes feux, ils vont étiolés! –

 

– Eh! c’est toi, qui n’as plus que des rayons gelés!
Nous, nous, mais nous crevons de santé, de jeunesse!
C’est vrai, la Terre n’est qu’une vaste kermesse,
Nos hourrahs de gaîté courbent au loin les blés.

 

Toi seul claques des dents, car tes taches accrues,
Te mangent, ô Soleil, ainsi que des verrues
Un vaste citron d’or, et bientôt, blond moqueur,

 

Après tant de couchants dans la pourpre et la gloire,
Tu seras en risée aux étoiles sans cœur,
Astre jaune et grêlé, flamboyante écumoire!

 

Laforgue

Jules Laforgue (16 augustus 1860 – 20 augustus 1887)

 

De Nederlandse journalist, letterkundige, criticus en publicist Pierre Henri Ritter jr. werd geboren in Utrecht op 16 augustus 1882. Tussen 1903 en 1910 verscheen proza van hem in de stijl van Van Deyssel in De XXe Eeuw; dit vroege werk is gebundeld in zijn, onder het pseudoniem Rudolf Atele verschenen, Kleine Prozastukken (1911). Later publiceerde hij dit werk onder eigen naam, maar ter onderscheiding van zijn vader plaatste hij er ‘jr.’ achter. Zo ontstond de naam waaronder hij jarenlang grote bekendheid genoot: dr. P.H. Ritter Jr. Na zijn promotie in 1909 was Ritter werkzaam bij de overheid. Ware pioniersarbeid verrichtte Ritter sinds 1925 met zijn wekelijkse boekenrubriek voor de AVRO en in die zin is hij van grote betekenis geweest voor de popularisering van de literatuur.

 

Uit: Anneke Wijdom (Anke Servaes)

 

“Anke Servaes behoort tot de letterkundigen, die zich tot een speciaal gebied hebben beperkt, maar die ons op dat gebied uitmuntend werk hebben geschonken. Zij was de beschrijfs
ter en doorgrondster van het lot van invalide en verdrukte kinderen, haar sfeer is die van het Kinderziekenhuis. Niemand, die zich met deze aangrijpende zijde van het leven bemoeit, kan haar boeken ongelezen laten.

De gang van haar leven en de aard van haar karakter vormen een overeenkomst met de belangstelling, die dat leven heeft gestuwd. Haar kunst kwam rechtstreeks voort uit haar zelfverloochenende, aan anderen toegewijde en opgewekte natuur. Daarom is een schets van haar levensloop niet een bijkomstige oriëntering, maar is zij verbonden aan het begrip van haar werk. Wij bezitten het voorrecht te beschikken over een eerbiedige en gevoelige levensbeschrijving van Anke Servaes, van de hand van haar echtgenoot, de Heer R. Valkhoff. Haar figuur rijst uit dit te harer Nagedachtenis gesteld geschrift duidelijk omhoog.

Wij komen er uit te weten, dat zij geboren werd te Tilburg. Haar vader was ingenieur der Spoorwegen, een man vol energie, een scherp verstand, een organiserend talent en een figuur vol van doorzettingsvermogen. Haar moeder een Dordtse, gaf haar de romantische inslag, de gave der fantasie, haar belangstelling voor de schilderkunst en het talent van voordragen van poëzie. En bovenal haar gemoedelijkheid en drang naar gezelligheid.”

 

ritter

Pierre Henri Ritter jr. (16 augustus 1882 – 13 april 1962)

 

De Vlaamse dichteres Alice Nahon werd te Antwerpen geboren op 16 augustus 1896. Zie ook mijn blog van 16 augustus 2006.

 

VONDELINGSKENS

‘k Vond z’in Vlaanderen, waar geen hand
Zegent d’idealen…;
Waar men, als een vreemde, bant
D’eigen zoete tale.

‘k Vond ze, waar geen zachte stem
Door m’n zuchten streelde…;
‘k Vond ze ver, heel ver van hem,
Ver van alle weelde.

In ’t vertellen van wat wind…,
’t Rits’len van de hagen…,
In de kijkers van een kind…,
’t Scheem’ren van de dagen…

‘k Vond z’in ’t eigen stil gedacht…,
In wat bloemen-zegen…;
‘k Vond ze, spelend langs de gracht
Van verlaten wegen…

Zoudt ge weelde vragen toch
Van die schaam’le dingskens…?
’t Zijn geen rijke kind’ren…, och,
’t Zijn maar vondelingskens…

 

nahon_1924

Alice Nahon (16 augustus 1896 –  21 mei 1933)

Mary Jo Salter, Guillaume van der Graft, Marga Kool, Heinrich Eichen, Benedict Kiely, Thomas de Quincey, Matthias Claudius, R.J. Peskens, Daan Zonderland, Jan Campert, Edna Ferber

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan en groeide op in Detroit, Baltimore en Maryland. Zij studeerde zowel aan Harvard als aan Cambridge University. Tijdens haar verblijf aan Harvard studeerde zij samen met de dichteres Elizabeth Bisshop. Salter werkt als redacteur voor de Atlantic Monthly en de The New Republic. Ook doceerde zij sinds 1984 aan het Mount Holyoke College. Tegenwoordig doceert zij aan de John Hopkins University en zij is sinds 1995 vice presidente van de Poetry Society of America. Zij is getrouwd met de schrijver Brad Leithauser.

 

Werk o.a: Sunday Skaters, 1994, A Kiss in Space, 1999, Open Shutters, 2003

 

 

A Rainbow Over the Seine

 

Noiseless at first, a spray
of mist in the face, a nose-
gay of moisture never
destined to be a downpour.

 

Until the sodden cloud
banks suddenly empty
into the Seine with a loud
clap, then a falling ovation

 

for the undrenchable
sun–which goes on shining
our shoes while they’re filling
like open boats and the sails

 

of our newspaper hats
are flagging, and seeing
that nobody thought to bring
an umbrella, puts

 

up a rainbow instead.
A rainbow over the Seine,
perfectly wrought as a draw-
bridge dreamed by a child

 

in crayon, and by the law
of dreams the connection
once made can only be lost;
not being children

 

we stand above the grate
of the Metro we’re not
taking, thunder underfoot, and
soak up what we know:

 

the triumph of this arc-
en-ciel, the dazzle
of this monumental
prism cut by drizzle, is

 

that it vanishes.

 

salter

Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)

 

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2007.

Er is nog veel te doen,
nalezen wat ik toen
had moeten weten, orde

scheppen in wat geworden is,
tijd hebben, heten

zoals ik heb genoemd.

 

***

 

Ik ben de stilte op het spoor
waar alles mee is begonnen.

Afstanden werden uitgezet,
einders gespannen om naar te

reikhalzen, kringen getrokken
en met een midden bekroond. Hoe

centripetaal is de taal!
Ik geef mij aan een woord gewonnen,

ik ben de stilte op het spoor.

 

 

Barnard

Guillaume van der Graft (Rotterdam, 15 augustus 1920)

 

 

De Nederlandse schrijfster en dichteres Marga Kool werd geboren in Beekbergen op 15 augustus 1949. Zij is vooral bekend vanwege haar werk in het Drents maar publiceert ook in het Nederlands. Kool groeide op in een boerengezin. Ze woonde op verschillende plaatsen in het oosten van het land en vanaf haar elfde jaar in het Drentse Zuidwolde. Ze werkte in het onderwijs, onder andere dertien jaar als lerares Nederlands. Daarnaast was ze bestuurder: voor D66 zat ze tien jaar in de gemeenteraad van Zuidwolde en daarna in de Provinciale Staten van Drenthe. Tussen 1991 en 1999 was ze in Drenthe gedeputeerde van Milieu en Cultuur. Sinds 2000 is ze dijkgraaf van het waterschap Reest en Wieden.
Marga Kool zette zich naast haar werk vooral actief in voor de Nedersaksische streektaal.Zij won op negentienjarige leeftijd met haar televisiespel&nbsp
;Niemandsland een schrijfwedstrijd van de AVRO. De eenakter werd uitgezonden met Cox Habbema in de hoofdrol. Daarna publiceerde ze met tussenpozen verhalen, gedichten, toneelstukken en liedteksten, zowel in het Drents als in het Nederlands

 

Uit: Een kleine wereld

 

’s Maandags in alle vroegte kwam Lange Jan voorbijfietsen, met achter de fiets het rode fietskarretje met de wasmachine. Jan had een lange, uitgerekte Gazelle. Het fietskarretje had een lange boom met een krulvormig uiteinde, waarmee het vastgebonden was aan een pin onder het zadel.
Lange Jan fietste raar. Langzaam en amechtig. Iedere keer dat een been naar beneden trapte ging zijn bovenlijf naar voren; de kin priemde ver over het stuur.
Op het karretje stond de wasmachine, stevig vastgebonden met de zwarte binnenbanden van een fiets. De ventielen glinsterden in de zon. De wasmachine was een ronde, glimmend witte kuip, een echte snelwasser, die door de boerenvrouwen werd geminacht en door de vrouw van de hoofdonderwijzer de hemel in werd geprezen. ‘Ja, wat wil je. Zij krijgen de kleren toch niet smerig,’ spotte buurvrouw Albers. ‘Nee, en ook niet schoon,’ schamperde buurvrouw Geesje terug.
Dan lachten ze wat. Niet hardop. Ze trokken de mondhoeken naar beneden, er kwamen lachrimpeltjes rond hun ogen, ze trokken de schouders omhoog en gniffelden met de klank van leedvermaak. Ons gehucht was te klein voor notabelen. Dokter, dominee en notaris woonden ver weg in het hoofddorp. Het was een buurt van boeren, middenstanders en arbeiders. Meester was bij ons de hoogste in rang: de burgemeester van het gehucht. En zijn vrouw was dus een eigenwijs portret, vonden de mensen. Dat ze iedere maandag de elektrische wasmachine van Lange Jan huurde, maakte het er niet beter op.”

 

Kool

Marga Kool (Beekbergen, 15 augustus 1949)

 

De Duitse dichter en schrijver Heinrich Eichen werd geboren op 15 augustus 1905 in Bonn. Hij groeide op in Elbig in het toenmalige Polen. Aanvankelijk werkte hij voor de gemeente, later werd hij boekhandelaar. Al jong publiceerde hij gedichten. Nadat de Duitse bevolking uit Elbig verdreven was leefde Eichen vanaf 1945 tot aan zijn dood in Berlijn, waar hij opnieuw als boekhandelaar, maar ook als journalist werkte. Hij stond dicht bij de jeugdbeweging en steunde die ook in zijn geschriften. Als homosexueel werd Eichen in het Derde Rijk geconfronteerd met politieverhoren en andere intimidaties. Na WO II schreef hij onder diverse pseudoniemen ook voor tijdschriften voor homo’s. Zijn laatste dichtbundel heette Gesang der Plastik, een sonnettencyclus bij het werk van de beeldhouwer Georg Kolbe.

 

 

Knaben am See

Hell sang zum Himmel ihrer Jugend Lust.
Sie stürmten auf dem Grün der Erde
unbändig und voll Kraft wie junge Pferde;
und ihre Anmut war nur unbewußt.

Die Flut des Sees umspülte ihre Brust.
Sie teilten ihn mit jauchzender Gebärde,
sie glitten, trunken schwebend, ohn’ Beschwerde,
und ihre Anmut war nur unbewußt.

Sie wuchsen leuchtend an des Wassers Rand.
Der Atem ihrer Leiber ging im Takt.
Der Rhytmus ihres Stehens schon war Tanz.

Der Sonne Licht hing jubelnd überm Land,
da schlanke Knaben, blühend braun und nackt,
verharrten singend in des Tages Glanz.

H_eichen

Heinrich Eichen (15 augustus 1905 – 30 mei 1986)

 

 

De Ierse schrijver en journalist Benedict Kiely werd geboren in Omagh op 15 augustus 1919. Al jong wilde Kiely schrijver worden. Tot zijn voorbeelden rekende hij schrijvers als George Bernard Shaw, H.G. Wells en Jonathan Swift. Na zijn schooltijd studeerde hij in Dublin Engels en geschiedenis. In 1941 startte hij zijn loopbaan als journalist en radiopresentator. In 1945 verscheen zijn eerste roman, Countries of Contention, en meer dan een dozijn andere werken zouden volgen.

 

Uit: The White Wild Bronco

 

“At the age of five, when asked what he wanted to be when he grew up, Isaac said he wanted to be a German. He was then blond and chubby and not at all pugnacious. Because he stuttered, he pronounced the word, German, with three, sometimes with six, initial consonants. He had heard it by his father’s bedside where, propped most of the day on high pillows, the old fusilier remembered Givenchy and Messines Ridge in the hearing of his friends: Doherty the undertaker Mickey Fish, who sold fish on Fridays from a flat dray and from door to door, and who stopped young women – even under the courthouse clock – to ask them the time of evening Pat Moses Gavigan who fished pike and cut the world’s best blackthorns; and the Cowboy Carson, the only man in our town who lived completely in the imagination. Occasionally the old fusilier read aloud out of one or other of the learned anthropological tomes dealing with the adventures of Tarzan the ape man, but mostly the talk was about Germans. Isaac, quiet on his creepie stool, liked the sound of the word. Bella, the loving wife of the old fusilier, had received her husband home from the war, we were told, in a glass case, the loser by a stomach shot away when – all his superior officers dead – he, the corporal, gallantly led an action to success, carried the kopje or whatever it was they carried in Flanders, and stopped just short of advancing, like the gallant Dublins, into the fire of his own artillery. Back home, stomachless in his glass case, he cheated the War Office on the delicate question of expectation of life, collected a fine pension and lived at ease until the world was good and ready for another war. No crippled veteran, left to beg at the town’s end, was the old fusilier. Secure in his bed, in his lattice-windowed room in his white cottage that was snug in the middle of a terrace of seven white cottages, he talked, read about Tarzan, told how fields were won and, on big British Legion days, condescended to receive homage from visiting celebrities, including, once, Lady Haig hersel”

 

kielybenedict

Benedict Kiely (15 augustus 1919 – 9 februari 2007)

 

De Engelse schrijver Thomas De Quincey werd geboren op 15 augustus 1785 in Manchester. Toen hij zeventien was vluchtte De Quincey, die gold als een briljante leerling die van jongs af dol was op boeken, weg van de Manchester Grammar School om enkele maanden lang berooid en hongerig door de straten van Londen te zwerven. Na zich weer verzoend te hebben met zijn familie begon hij aan een studie in Oxford dat hij echter na vier zonder diploma verliet. Hij trok naar het Engelse Lake District om in de buurt te zijn van zijn literaire helden William Wordsworth en Samuel Taylor Coleridge. Na aanvankelijk ook met hen vriendschappelijke contacten te hebben onderhouden raakte hij langzamerhand vervreemd van beide mannen, mede doordat hij vanaf 1813 steeds verslaafder werd aan opium. Gedwongen door geldnood en schulden op op aandringen van zijn goede vriend John Wilson begon hij te schrijven voor Blackwood’s Edinburgh Magazine.  Na het succes van zijn Confessions of an English Opium-Eater schreef hij meer dan 200 artikelen over onderwerpen, variërend van filosofie, geschiedenis, literatuur tot contemporaine politiek.

 

Uit: Confessions of an English Opium-Eater

“It is so long since I first took opium, that if it had been a trifling incident in my life, I might have forgotten its date: but cardinal events are not to be forgotten; and from circumstances connected with it, I remember that it must be referred to the autumn of 1804. During that season I was in London, having come thither for the first time since my entrance at college. And my introduction to opium arose in the following way. From an early age I had been accustomed to wash my head in cold water at least once a day: being suddenly seized with toothache, I attributed it to some relaxation caused by an accidental intermission of that practice, jumped out of bed, plunged my head into a basin of cold water, and with hair thus wetted went to sleep. The next morning, as I need hardly say, I awoke with excruciating rheumatic pains of the head and face, from which I had hardly any respite for about twenty days. On the twenty-first day, I think it was, and on a Sunday, that I went out into the streets; rather to run away, if possible, from my torments, than with any distinct purpose. By accident I met a college acquaintance who recommended opium. Opium! dread agent of unimaginable pleasure and pain! I had heard of it as I had of manna or of ambrosia, but no further: how unmeaning a sound was it at that time! what solemn chords does it now strike upon my heart! what heart-quaking vibrations of sad and happy remembrances! Reverting for a moment to these, I feel a mystic importance attached to the minutest circumstances connected with the place and the time, and the man (if man he was) that first laid open to me the Paradise of Opium-eaters. It was a Sunday afternoon, wet and cheerless: and a duller spectacle this earth of ours has not to show than a rainy Sunday in London. My road homewards lay through Oxford-street; and near “the stately Pantheon” (as Mr. Wordsworth has obligingly called it), I saw a druggist’s shop. The druggist, unconscious minister of celestial pleasures!-as if in sympathy with the rainy Sunday, looked dull and stupid, just as any mortal druggist might be expected to look on a Sunday: and, when I asked for the tincture of opium, he gave it to me as any other man might do: and furthermore, out of my shilling, returned me what seemed to be real copper halfpence, taken out of a real wooden drawer. Nevertheless, in spite of such indications of humanity, he has ever since existed in my mind as the beatific vision of an immortal druggist, sent down to earth on a special mission to myself. And it confirms me in this way of considering him, that, when I next came up to London, I sought him near the stately Pantheon, and found him not: and thus to me, who knew not his name (if indeed he had one) he seemed rather to have vanished from Oxford-street than to have removed in any bodily fashion. The reader may choose to think of him as, possibly, no more than a sublunary druggist: it may be so: but my faith is better: I believe him to have evanesced, or evaporated. So unwillingly would I connect any mortal remembrances with that hour, and place, and creature, that first brought me acquainted with the celestial drug.”

thomas-de-quincey-2-sized

Thomas de Quincey (15 August 1785 – 8 December 1859)

 

 

De Duitse dichter Matthias Claudius werd op 15 augustus 1740 geboren in het Duitse stadje Reinfeld in de buurt van Lübeck. Hij studeerde theologie en rechten, maar beide studies voltooide hij niet. Hij was werkzaam als journalist en bevriend met de Duitse dichters Klopstock en Herder. Hij stierf in 1815 in Hamburg.

 

 

Der Mond ist aufgegangen

 

Der Mond ist aufgegangen,
die goldnen Sternlein prangen
am Himmel hell und klar;
der Wald steht schwarz und schweiget,
und aus den Wiesen steiget
der weiße Nebel wunderbar.

 

Wie ist die Welt so stille
und in
der Dämmrung Hülle
so traulich und so holt
als eine stille Kammer,
wo ihr des Tages Jammer
verschlafen und vergessen sollt.

 

Seht ihr den Mond dort stehen?
Er ist nur halb zu sehen
und ist doch rund und schön.
So sind wohl manche Sachen,
die wir getrost belachen,
weil unsre Augen sie nicht sehn.

 

Wir stolze Menschenkinder
sind eitel arme Sünder
und wissen gar nicht viel;
wir spinnen Luftgespinste
und suchen viele Künste
und kommen weiter von dem Ziel.

 

Gott, laß dein Heil uns schauen,
auf nichts Vergänglichs bauen,
nicht Eitelkeit uns freun;
laß uns einfältig werden
und vor dir hier auf Erden
wie Kinder fromm und fröhlich sein.

 

Wollst endlich sonder Grämen
aus dieser Welt uns nehmen
durch einen sanften Tod;
und wenn du uns genommen,
laß uns in Himmel kommen,
du unser Herr und unser Gott.

 

So legt euch denn, ihr Brüder,
in Gottes Namen nieder;
kalt ist der Abendhauch.
Verschon uns, Gott, mit Strafen
und laß uns ruhig schlafen
und unsern kranken Nachbar auch.

 

claudiu1

Matthias Claudius (15 augustus 1740 – 21 januari 1815)

 

 

De Nederlandse schrijver R.J. Peskens (auteursnaam van uitgever Geert van Oorschot) werd geboren in Vlissingen op 15 augustus 1909.Van Oorschot debuteerde als dichter onder eigen naam in Links Richten met socialistische verzen. Zijn poëzie werd gebundeld in De turfgravers (1930) en Gevangenis (1932). Hij was als dienstweigeraar geruime tijd
gedetineerd.Als R.J. Peskens debuteerde hij in 1964 in de reeks De Witte Olifant van zijn eigen uitgeverij met proza getiteld Uitgestelde vragen. Er volgden onder dit pseudoniem nog vijf verhalenbundels en een roman. De naam Peskens had hij ontleend aan een beruchte anarchist uit Vlissingen en de initialen stonden voor de voornamen van twee van zijn meest geliefde dichters: de ‘R.’ van Richard Minne en de ‘J.’ van Jan van Nijlen.


Er was een tijd dat ik mij dichter vond,
om welke reden wou ik dat toch wezen?
want elke regel die in mij ontstond
kon men veel mooier bij een ander lezen.

Uit: Brieven van een uitgever (aan Ant ter Braak, 5 november 1986)

“Je zult ondertussen al wel de uitnodiging voor het ‘ere-doctoraat-feest’ ontvangen hebben. Het is eigenlijk allemaal een beetje overdreven vind ik. Een arbeider behoort zijn werk goed te doen en dat heb ik geprobeerd. Het is natuurlijk wel plezierig als je waardering voor je werk ondervindt, maar moet dat extra ‘beloond of geprezen’ worden?
Het is ook een beetje een vreemd huis waarin ik nu terecht ben gekomen, maar een katholieke universiteit die een atheïst, een sociaal democraat met anarchistische afwijkingen, een dwarsligger met zo’n doctoraat ‘eert’ is eigenlijk niet katholiek meer.”

 

peskens

R.J. Peskens (15 augustus 1909 – 18 december 1987)

 

De Nederlandse dichter Daan Zonderland (pseudoniem van Dr. Daniel Gerhard (Daan) van der Vat) werd geboren in Groningen op 15 augustus 1909. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2006.

 

Letterlijk

 

“Geachte Heer, ik moet u danken
voor het postpakket dat ik ontving.
Maar u vergeeft mij ongetwijfeld
een zekere teleurstelling.

Toen ik de hand vroeg van uw dochter
die ik hartstochtelijk bemin,
deed ik zulks niet in letterlijke,
doch in overdrachtelijke zin.

 

 

De aardrijkskunde geeft geen antwoord

 

De aardrijkskunde geeft geen antwoord
Op menig interessante vraag.
Waarin bijvoorbeeld schuilt de oorzaak
Dat men moet huilen in Snikzwaag?

Woont er wellicht in Opperburen
Geen burger op begane grond?
Kent Kietvitshaar geen kievitsveren?
Is zwijgen zonde in Roermond?

In welke talen converseert men
In ’t Brabants Babyloniënbroek?
Waarmee bedekt men oosterbenen
In ’t vreemde plaatsje Westerbroek?

Wie zit er stil in ’t dorpje Wippert?
En wie is wie in ’t Friese Wie?
Zijn er alleen maar kromme benen
In het Noord-Hollands Krommenie?

Kent men in Noordeloos geen Noorden?
Wie komt in Voorin achteraan?
En moet een man in Plankenwambuis
Zijn hele leven rechtop staan?

Heeft Middenin geen buitenkanten?
Heeft Nummereen geen plaats voor twee?
Kent men in Nigtevecht geen neven?
Zegt niemand ooit in Jabeek: ‘Nee!’?

Was de geboorteplaats van Nemo
Wellicht het dorpje Nergena?
En zijn er werklijk geen sopranen
In ’t schone plaatsje Altena?

zonderland

Daan Zonderland (15 augustus 1909 – 5 augustus 1977)

 

 

De Nederlandse schrijver, dichter en journalist Jan Campert werd geboren op 15 augustus 1902 in Spijkenisse.Zie ook mijn blog van 15 augustus 2006.

 

Mijn God, maak mij het sterven licht-
en zoo ik heb gefaald
gelijk een elk wel falen kan,
schenk mij dan Uw gena,
opdat ik heenga als een man
als ‘k voor de loopen sta.

 

Op vrijdagavond 10 mei 1940, de eerste avond van de oorlog, schetst Jan Campert de sfeer in de stad: “Nooit was Amsterdam zoo mooi en zoo rustig als op deze eersten oorlogsavond. En zóó stil. Maar het was een stilte die van een onheilspellende geheimzinnigheid was vervuld. Want voor het eerst was Nederland’s grootste stad verduisterd.”

jan_campert
Jan Campert (15 augustus 1902 – 12 januari 1943)

 

 

De Amerikaanse schrijfster Edna Ferber werd geboren op 15 augustus 1885 in Kalamazoo, Michigan. Zij was de dochter van Hongaarse immigranten. In haar werk staan vaak vrouwen centraal. In 1924 kreeg zij voor haar roman So Big de Pulitzerprijs. Veel van haar werk is ook met succes verfilmd, zoals bijvoorbeeld Giants met o.a. James Dean en Come and get It.

 

Uit: Gigolo

 

“No nonsense about them. This was the rush hour. Hungry men from the shops and offices and garages of the district were bent on food (not badinage). They ate silently, making a dull business of it. Coffee? What kinda pie do you want? No fooling here. “Hello, Jessie.”

As she mopped the slab in front of him you noticed a slight softening of her features, intent so grimly on her task. “What’s yours?”

“Bacon-and-egg sandwich. Glass of milk. Piece of pie. Blueberry.”

Ordinarily she would not have bothered. But with him: “The blueberry ain’t so good to-day, I noticed. Try the peach?”

“All right.” He looked at her. She smiled. Incredibly, the dishes ordered seemed to leap out at her from nowhere. She crashed them down on the glazed white surface in front of him. The bacon-and-egg sandwich was served open-faced, an elaborate confection.”

 

Ferber

Edna Ferber (15 augustus 1885 – 16 april 1968)

Carola Herbst, Wolf Wondratschek, Danielle Steel, Erwin Strittmatter, Sir Walter Scott, Alice Rivaz, Julia Mann-da Silva-Bruhns, John Galsworthy, Johannes Trojan, Marie Delle Grazie, Ernest Thayer, Sibilla Aleramo

De Duitse schrijfster Carola Herbst werd geboren op 14 augustus 1960 in Rostock. Zij studeerde veeartsenijkunde. Sinds 2002 heeft zij schrijven als hoofdberoep. Zij werkt daarnaast als lector en schrijft artikelen voor regionale media. Eind 2004 verscheen haar romandebuut „Weiße Geheimnisse“, het eerste deel van een trilogie over een familie.

Uit: Weiße Geheimnisse

 

“Großherzogtum Mecklenburg-Schwerin, Juli 1816
Die Silhouette des Reiters war im schwindenden Licht der Dämmerung gerade noch zu erkennen.
Das Pferd war müde. Hals und Flanken überdeckte eine mehlartige Schicht angetrockneten Schweißes, die einen süßlichen Geruch verströmte. Unwillig gab das Tier durch dauerndes Kopfnicken seinem Reiter zu verstehen, dass eine Rast längst überfällig war. Dem Reiter fiel dies jedoch kaum auf. Immer wieder gab seine Nackenmuskulatur nach und sein Kopf sank ihm im Sekundenschlaf auf die Brust.
Er trug eine Uniform, die ihn als Offizier auswies. Die Qualität seiner Kleidung war unbestritten hochwertig, weil aus gutem Tuch gefertigt, doch Entbehrungen einer langen Reise hatten Spuren hinterlassen. Staub und Schlammspritzer hatten den Eindruck der vor Reiseantritt sicherlich tadellosen Uniform mächtig ruiniert.
Als das Pferd kurz einknickte, weil es mit dem rechten Huf der Vorderhand in eine Unebenheit geraten war, wachte der junge Mann ruckartig auf.
“Hast ja Recht, mein Guter”, murmelte er schlaftrunken, “wir sind schon wieder viel zu lange auf der Straße, aber wirst sehen, heute wird unsere Mühe belohnt. Wenn wir den nächsten Hügel genommen haben, müssten wir es sehen können.”
Aufmunternd tätschelte er seinem Wallach den muskulösen Hals. In diesem Moment musste das Pferd Witterung von Artgenossen aufgenommen haben, denn es beschleunigte seine Schritte, ohne dass es der Aufforderung des Reiters bedurft hätte.“

 

carolaherbst

Carola Herbst (Rostock, 14 augustus 1960)

 

De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt en groeide op in Karlsruhe. Hij studeerde literatuur, filosofie en sociologie in Heidelberg, Göttingen en Frankfurt am Main. In 1968 won hij de Leonce-und-Lena-Preis van Darmstadt. Het jaar daarop verscheen zijn eerste verhalenbundel Früher begann der Tag mit einer Schußwunde met het beroemde Mittagspause. Hij bleef proza en gedichten schrijven, ook toen hij gedurende de jaren tachtig langere tijd in de VS en Mexici verbleef. Na zijn terugkeer vestigde hij zich eerst in München, later in Wenen. Wondratschek schrijft ook hoorspelen en draaiboeken.

 

 

In den Autos

Wir waren ruhig,
hockten in den alten Autos,
drehten am Radio
und suchten die Straße
nach Süden.

 

Einige schrieben uns Postkarten aus der Einsamkeit,
um uns zu endgültigen Entschlüssen aufzufordern.

 

Einige saßen auf dem Berg,
um die Sonne auch nachts zu sehen.

 

Einige verliebten sich,
wo doch feststeht, daß ein Leben
keine Privatsache darstellt.

 

Einige träumten von einem Erwachen,
das radikaler sein sollte als
jede Revolution.

 

Einige saßen da wie tote Filmstars
und warteten auf den richtigen Augenblick,
um zu leben.

 

Einige starben,
ohne für ihre Sache gestorben zu sein.

 

Wir waren ruhig,
hockten in den alten Autos,
drehten am Radio
und suchten die Straße
nach Süden.

 

 

 

Am Quai von Siracusa

 

Die Möven lassen sich durch Winde fallen,
die Schiffe liegen wie auf Grund.
Das Meer steht still zu dieser Stund,
der dunkelsten von allen.

Kein Gast bewohnt im Grand-Hotel die Räume.
Verlassen stehn die Kaufmannshäuser da.
Hier ist die Schönheit ganz dem Ende nah
und ohne Trost selbst deine Träume.

Den Löwen sitzt schon Moder im Gebiß.
Die Katzen gebären in leeren Palästen. Und
durch das Lächeln der Madonna geht ein Riß.

Eroberer sind hier an Land gegangen.
Die Fischer halten ihren Fang. Die Stadt,
Vergangenheiten überhangen, von Anfang an.

Wondratschek

Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943)

 

 

De Amerikaanse schrijfster Danielle Steel werd geboren in New York op 14 augustus 1947. Steel heeft meer dan 60 romans geschreven, waarvan verschillende verfilmd zijn. Naast haar werk voor volwassenen heeft Steel ook een serie kinderboeken geschreven, de Max en Martha-serie. Ook schreef ze vier ‘Freddie’-boeken, over gebeurtenissen in het leven van kinderen, zoals een doktersbezoek en een nacht uit logeren. Ook heeft zij een poëziebundel gepubliceerd. Steel is zeer geïnteresseerd in het welzijn van kinderen. Zelf heeft zij negen kinderen grootgebracht. Ze is vijf keer getrouwd geweest, met Claude-Eric Lazard, Danny Zugelder, William Toth, John Traina en Tom Perkins. Haar zoon Nicholas Traina pleegde op 19-jarige leeftijd zelfmoord. Steel schreef twee non-fictieboeken over Nicholas’ leven en dood, Having a Baby en His Bright Light.

 

Uit: Toxic Bachelors

 

“The sun was brilliant and hot, shining down on the deck of the motor yacht Blue Moon. She was 240 feet, eighty meters, of sleek, exquisite powerboat, remarkably designed. Pool, helipad, six elegant, luxurious guest cabins, a master suite right out of a movie and an impeccably trained crew of sixteen. The Blue Moon–and her owner–had appeared in every yachting magazine around the world. Charles Sumner Harrington had bought her from a Saudi prince six years before. He had bought his first yacht, a seventy-five-foot sailboat, when he was twenty-two. She had been called the Dream. Twenty-four years later, he enjoyed life on his boat as much as he had then.

At forty-six, Charles Harrington knew that he was a lucky man. In many ways, seemingly, life had been easy for him.
At twenty-one, he had inherited an enormous fortune and had handled it responsibly in the twenty-five years since. He had made a career of managing his own investments and running his family’s foundation. Charlie was well aware that few people on earth were as blessed as he, and he had done much to improve the lot of those less fortunate, both through the foundation and privately.”

 

steel

Danielle Steel (New York, 14 augustus 1947)

 

De Duitse schrijver Erwin Strittmatter werd geboren op 14 augustus 1912 in Spremberg. Hij behoorde tot de bekendste schrijvers uit de DDR. Hij liet aan de stad Spremberg en het dorp Bohsdorf een indrukwekkend literair monument na: de sterk autobiografisch getinte romantrilogie Der Laden.

 

Uit: Geschichten ohne Heimat

 

Sie hatte sich ein Karrband um die Schulter und um die Brust gelegt, eine grobe Schärpe, mit der sie einen großen Handwagen, einen Hundewagen, zog. An die linke Deichselseite war ein Hund gespannt. Der hellgelbe Kettenhund zerrte mit heraushängender Zunge; er hatte es eilig, aufs Feld und aus dem Geschirr zu kommen, um nach Hasen und Mäusen jagen zu können. Die Frau lehnte sich zurück und bremste den Eifer des Hundes mit der Deichsel ab. Sie wollte den Marin betrachten, der vor dem Dorfgasthaus aus einem modernen Auto stieg.
Der Mann, der aus dem Auto stieg, erkannte die Frau und entsann sich ihres Namens: Grete Nothnick. Sie war ein paar Jahre älter als er, doch sie schien alterlos zu sein, denn ihr Haar war in der Kindheit hellblond gewesen, und jetzt mochte es grau sein, aber auf die Entfernung sah es immer noch aus wie hellblond.
Der Mann hatte ein gutes Gedächtnis für Menschengesichter; schon in der Kindheit waren sie ihm wie Bücher gewesen, in denen er mit den Jahren besser und besser lesen gelernt hatte. Er erinnerte sich, daß vor Jahrzehnten die Mutter der Frau mit dem Hundewagen auf der Chaussee entlang gefahren war. Das Mädchen Grete hatte damals den Wagen von hinten geschoben, um ihrer Mutter und dem Hunde die Last zu erleichtern. Vielleicht ists noch derselbe Hundewagen, dachte er, und es war ihm, als ob die Zeit fünfzig Jahre still gestanden hätte“ .

 

Strittmatter

Erwin Strittmatter (14 augustus 1912 – 31 januari 1994)

 

De Schotse dichter en schrijver Sir Walter Scott werd geboren in Edinburgh op 14 augustus 1771. De grondlegger van de historische roman behoort tot de invloedrijkste schrijvers uit de wereldliteratuur. Nadat hij naam had gemaakt als romantisch dichter (en verzamelaar) van historische balladen, publiceerde Walter Scott in 1814 – onder pseudoniem – Waverley, de eerste van een reeks romans over het Schotse verleden waarin een hoofdpersoon moet kiezen tussen verschillende (politieke) loyaliteiten. De beroemdste zijn Rob Roy (1817), waarin de bedreigde erfgenaam van een landgoed anno 1715 de hu
lp inroept van een nationalistische bandiet, The Heart of Midlothian (1818), over een 18de-eeuwse vrouw die verdacht wordt van moord op haar kind, en The Bride of Lammermoor (1819), een liefdestragedie die door Donizetti tot een opera werd bewerkt. Vanaf Ivanhoe (1819, een kruisridder helpt een dame in nood) verlegde Scott zijn aandacht naar andere landen en vroegere tijden, om in Redgauntlet (1824, een 18de-eeuwse opstand tegen de Engelse koning) weer terug te keren naar Schotland.

 

Uit: Ivanhoe

 

I know not whether the fair Rowena would have been altogether satisfied with the species of emotion with which her devoted knight had hitherto gazed on the beautiful features, and fair form, and lustrous eyes, of the lovely Rebecca; eyes whosebrilliancy was shaded, and, as it were, mellowed, by the fringe of her long silken eyelashes, and which a minstrel would have compared to the evening star darting its rays through a bower of jessamine. 

But Ivanhoe was too good a Catholic to retain the same class of feelings towards a Jewess.  This Rebecca had foreseen, and for this very purpose she had hastened to mention her father’s name and lineage; yet—for the fair and wise daughter of Isaac was not without a touch of female weakness—she could not but sigh internally when the glance of respectful admiration, not altogether unmixed with tenderness, with which Ivanhoe had hitherto regarded his unknown benefactress, was exchanged at once for a manner cold, composed, and collected, and fraught with no deeper feeling than that which expressed a grateful sense of courtesy received from an unexpected quarter, and from one of an inferior race.  It was not that Ivanhoe’s former carriage expressed more than that general devotional homage which youth always pays to beauty; yet it was mortifying that one word should operate as a spell to remove poor Rebecca, who could not be supposed altogether ignorant of her title to such homage, into a degraded class, to whom it could not be honourably rendered.”

scott

Sir Walter Scott (14 augustus 1771 – 21 september 1832)

 

 

De Zwitserse schrijfster Alice Rivaz werd geboren op 14 augustus 1901 in Rovray, in het Franstalige deel van Zwiserland. Zij studeerde muziek en sloot haar studie af als pianiste en muzieklerares. Zij publiceerde talrijke romans en verhalenbundels. De belangrijkste werken van Alice Rivaz zijn: “Nuages dans la main” (1940), “Sans alcool” (1961), “L’Alphabet du matin” (1969), “De mémoire et d’oubli” (1973), “Jette ton pain” (1979) and “Traces de vie” (1983).

 

Uit: Wolken in der Hand (Nuages dans la main)

 

“Für Madame Lorenzo begann der Tag immer wie folgt: Auf dem Trottoir gegenüber wurden laut scheppernd zehn Milchkannen abgeladen. Dies kam einem wirklichen Zeichen gleich, denn jeden Morgen, wenn der Milchmann zu hantieren begann, hörte Fernands Schnarchen jenseits der Wand unvermittelt auf. Sie hörte, wie er sich schwerfällig im Bett umdrehte, wobei das Gestell wie ein alter Kinderwagen knarrte. Dann schlief er ruhig wieder ein. Da sie aber sozusagen nicht geschlafen hatte – größtenteils wegen seines Schnarchens -, bedeutete das grelle Blechgeklirr der Kannen immer den Gnadenstoß, der ihrer kurzen, vertanen Nacht ein Ende setzte.
Außerdem war von der Nacht jetzt nur mehr sehr wenig übrig, bloß ein paar graue, malvenfarbene, bereits zu verschwommene und durchsichtige Streifen, außerdem Schattenfetzen, die ziemlich genau die Form der Möbel und des Raumes zwischen den Möbeln annahmen. Sie wußte, diese dunklen, an den Rändern bereits angeknabberten Fetzen würden noch mehr schrumpfen, kleiner werden, allmählich aus dem Zimmer wegfließen wie Wasser, das aus einer Badewanne abläuft. Wie gerne sie diese Fetzen zurückgehalten hätte! Doch wie sollten ihre Hände das schaffen?”

 

rivaz2

Alice Rivaz (14 augustus 1901 – 27 februari 1998)

 

Julia Mann-da Silva-Bruhns was de moeder van (o.a.) de Duitse schrijvers Heinrich en Thomas Mann. Zij werd geboren op 14 augustus 1851 in Paraty, Brazilië. Haar vader Johann Ludwig Hermann Bruhns was vanuit Lübeck naar Brazilië geëmigreerd en daar getrouwd met Maria Luiza da Silva, dochter van een grootgrondbezitter. Zelf bezat hij enkele suikerrietplatages tussen Santos en Rio de Janeiro. Toen zij vijf was stierf haar moeder en een jaar later besloot haar vader haar terug te sturen naar Duitsland. In 1869 trouwde zij met de veertien jaar oudere senator Thomas Johann Heinrich Mann. Julia Mann schreef in 1903 haar herinneringen aan haar jeugd in Brazilië neer. Haar jongste zoon Viktor bereidde de uitgave voor, maar het boek verscheen pas in 1958 onder de titel Dodos Kindheit. (In familiekring werd zij Dodo genoemd). Haar beroemde zonen hebben romanfiguren geschapen waarvoor zij model stond. In Buddenbrooks-Verfall einer Familie was zij een voorbeeld voor Gerda Arnoldsen en Tony Buddenbrook. In Doktor Faustus is de figuur van Frau Senatorin Rodde op haar gebaseerd.

 

Uit: Doktor Faustus

 

“…er wohnte in der Rambergstrasse , nahe der Akademie , als Untermieter einer Senatorwitwe aus Bremen , namens Rodde , die dort in einem noch neuen Hause mit ihren beiden Töchtern eine Wohnung zu ebener Erde innehatte…”

(…)

“…es war künstlerische oder halbkünstlerische Welt, die sich da zusammenfand , eine sozusagen stubenreine Boheme , gesittet und dabei frei , locker , amüsant genug , um die Erwartungen zu erfüllen , die Frau Senator Rodde bestimmt hatten , ihren Wohnsitz von Bremen nach der süddeutschen Hauptstadt zu verlegen…”

 

JuliaMannMoeder

Julia Mann – da Silva-Bruhns (14 augustus 1851 – 11 maart 1923)

 

CasaMann

Casa Mann in Paraty

 

De Britse schrijver John Galsworthy werd geboren op 14 augustus 1867 in Kingston Hill in Surrey. Galsworthy schreef romans, verhalen en toneelstukken, waarin hij zich kritisch met het Engelse maatschappelijke leven bezighield. Zijn bekendste werk is de romancyclus The Forsyte Saga (1922). In 1932 won hij de Nobelprijs voor de Literatuur. Galsworthy is ook een van de oprichters en de eerste voorzitter van International PEN, een internationale organisatie die zich inzet voor de vrijheid van meningsuiting.

 

Uit: The Forsyte Saga

 

“Those privileged to be present at a family festival of the Forsytes have seen that charming and instructive sight—an upper middle-class family in full plumage. But whosoever of these favoured persons has possessed the gift of psychological analysis (a talent without monetary value and properly ignored by the Forsytes), has witnessed a spectacle, not only delightful in itself, but illustrative of an obscure human problem. In plainer words, he has gleaned from a gathering of this family—no branch of which had a liking for the other, between no three members of whom existed anything worthy of the name of sympathy—evidence of that mysterious concrete tenacity which renders a family so formidable a unit of society, so clear a reproduction of society in miniature. He has been admitted to a vision of the dim roads of social progress, has understood something of patriarchal life, of the swarmings of savage hordes, of the rise and fall of nations. He is like one who, having watched a tree grow from its planting—a paragon of tenacity, insulation, and success, amidst the deaths of a hundred other plants less fibrous, sappy, and persistent—one day will see it flourishing with bland, full foliage, in an almost repugnant prosperity, at the summit of its efflorescence.”

 

galsworthy-1

John Galsworthy (14 augustus 1867 – 31 januari 1933)

 

De Duitse schrijver Johannes Trojan werd geboren op 14 augustus 1837 in Danzig. Hij studeerde medicijnen in Göttingen, en toen germanistiek in Berlijn en Bonn. In 1862 werd hij assistentredacteur van de Berliner Morgenzeitung, in 1868 redacteur van het politiek-satirische Kladderadatsch en van 1886 tot 1909 de hoofdredacteur ervan. In 1898 moest hij twee maanden de gevangenis in wegens majesteitsschennis.

 

Uit: Mein Leben

 

„Meine Mutter starb, als ich noch klein war. Unter den Augen meines Vaters, eines so klugen wie gütigen Mannes, bin ich aufgewachsen, zusammen mit lieben Geschwistern, von denen eines mein Zwillingsschwesterchen war. Ich habe das Danziger Gymnasium von der Septima an besucht, um Ostern 1856 das Abiturientenexamen bestanden und dann in Göttingen, Bonn und Berlin studiert. Medizin zuerst, dann deutsche Philologie. Im Januar 1862 bin ich zur Schriftstellerei und Dichtkunst übergegangen und habe es versucht, bei der Presse etwas zu verdienen. Zuerst wurde es mir sehr sauer durchzukommen, und so manches Mal gab es bei mir nichts zu Mittag. Doch bald wurde es besser. Noch im Jahre 1862 erlangte ich eine feste Anstellung bei einem Humoristisch-satirischen Blatt, das sich damals im 14. Jahr seines Bestehens befand. Diesem Blatt habe ich jetzt 44 Jahre angehört, zuerst als Mitarbeiter, dann als Redakteur. Für viele andere Blätter noch habe ich nebenbei geschrieben. Ich kann sagen, daß ich bemüht gewesen bin, in alles, was ich schrieb – und war es die kleinste Gelegenheitssache – von meinem Eigenen, was ich zu geben hatte, hineinzutun und allen Fleiß daran zu wenden.”

 

Trojan3

Johannes Trojan (14 augustus 1837 – 23 november 1915)

 

De Oostenrijkse schrijfster Marie Eugenie Delle Grazie werd geboren op 14 augustus 1864 in Bela Crkva. Samen met Marie von Ebner-Eschenbach was zij een van de vooraanstaande schrijfsters in het Oostenrijk van rond 1900. Behalve populaire boeken schreef ze ook maatschappijkritisch werk waarin zij opkwam voor de vrijheid en de waardigheid van de mens.

 

Vergessen

In meiner Großmutter Garten,
Auf der alten Rasenbank,
Wollt’ ich die Gespielen erwarten –
Vor dem Beet mit den dunklen Violen –
Sie sollten mich dort holen
Zu einem Maiengang!

Die Stunden kamen und gingen,

Weiß nicht, wie mir geschah –

Da hört’ ich die Freunde singen

Und wußt’, daß sie mich vergessen,

Dieweil ich in Träumen gesessen –

So einsam stand ich da!

 

Wie war das nur geschehen?

Ich sann das Herz mir schwer

Und mocht’ doch von hinnen nicht gehen –

Denn der süße Duft der Violen

Stieg auf, so heiß und verstohlen –

Wie ein Zauber wars um mich her…

 

Vergangen sind und verklungen

Darüber viel Jahr’ und Wort’ –

Was das Glück auch den andern gesungen:

In meiner Großmutter Garten,

zwischen Träumen und scheuem Erwarten –

ich sitz’ noch immer dort!

 

delle_grazie
Marie Delle Grazie 14 augustus 1864 – 19 februari 1931)

 

 

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Ernest Lawrence Thayer werd geboren op 14 augustus 1863 in Lawrence, Massachusetts. Hij studeerde magna cum laude af in filosofie aan de universiteit van Harvard in 1885, waar hij uitgever was van de Harvard Lampoon. William Randolph Hearst huurde Thayer in als humoristisch columnist voor San Francisco Examiner 1886-88. Hij is bekend gebleven dankzij zijn ballade Casey at the Bat.

 

Casey at the Bat (fragment)

 

The outlook wasn’t brilliant for the Mudville nine that day;
The score stood four to two, with but one inning more to play,
And then when Cooney died at first, and Barrows did the same,
A pall-like silence fell upon the patrons of the game.

A straggling few got up to go in deep despair. The rest
Clung to that hope which springs eternal in the human breast;
They thought, “If only Casey could but get a whack at that–
We’d put up even money now, with Casey at the bat.”

But Flynn preceded Casey, as did also Jimmy Blake,
And the former was a hoodoo, while the latter was a cake;
So upon that stricken multitude grim melancholy sat,
For there seemed but little chance of Casey getting to the bat.

But Flynn let drive a single, to the wonderment of all,
And Blake, the much despisèd, tore the cover off the ball;
And when the dust had lifted, and men saw what had occurred,
There was Jimmy safe at second and Flynn a-hugging third.

 

Thayer

Ernest Thayer (14 augustus 1863 – 21 augustus 1940)

 

 

De Italiaanse schrijfster Sibilla Aleramo (eig. Rina Faccio) werd geboren in Alessandria op 14 augustus 1876. Zie ook mijn blog van 14 augustus 2007.

Uit: The roses that weren’t our roses: letters of Sibilla Aleramo and Dino Campana

 

28 February 1917 Sibilla Aleramo to Dino Campana

 

Dino,

 

You said: “Sibilla will endure one week, then she’ll start smothering me with letters, letters sent express …”

It’s been a month since you left, and I’m writing you–for the first time. I haven’t heard anything at all about you, except that you were feeling “well and almost happy.” Then Cesarino stopped writing me, too.

I’m not expecting anything more.

But I’m writing to you because there’s a truth that I wish I’d told you, that you might let into your breast now if I tell you from a distance and without the hope
of ever seeing you again.

Dino, it would have been impossible for us to have loved each other any more than we did, impossible for anyone to ever love that much again.

Dino, the pain isn’t important, and death isn’t important.

I’ve already passed out of life, even if I still cry.

Dino, try to preserve in your soul the memory of our love, then, as you didn’t know how to hold onto love in life, try to carry it with you into eternity, as I will!

Dino, may God watch over you.

 

**********

 

Evening, 13 September 1917, Novara Sibilla Aleramo to Emilio Cecch

 

Dear Cecchi,

 

I’d like to write a “historic” letter … Didn’t man invent history to justify life? It is true that I’m waiting for a train to take me back to Milan, whence I came this very morning, after having arrived last night along these same tracks. .. Dear friend, I came here to see Campana who is in prison. He was arrested three days ago for the usual reasons (being mistaken for a German). This is how I see him after nine months, through a chain link fence. I’ve never been in a prison. The visit lasted half an hour: even the guards seemed to stiffer, hearing his sobs and seeing me so rigid.

There was so much wind when I left–it was like that day you arrived in Alexandria, remember? I could see the white mountains in the distance. And freedom seemed to me the most awesome thing on earth. I almost–maybe, yes, I did–envied him, who I’d left inside where at least there was someone who would hear him weep … Oh, I’ve been driven from humanity. Oh, I no longer have any expression of my humanity … But I’m speaking here, now. Forgive me. Care for me. Write to Campana in Marradi; the delegate promised to send him there tomorrow with release papers. Tell him to work, to have faith … I didn’t promise him a thing–and yet, I belong to him. I always have, you know that. Maybe everything will be fine. Who knows. Courage.

aleramo

Sibilla Aleramo (14 augustus 1876 – 13 januari 1960)

Amélie Nothomb, Nikolaus Lenau, Will Clarke, Tom Perrotta, Rudolf G. Binding, Albert Sorel

De Franstalige Belgische schrijfster Amélie Nothomb werd geboren in Kobe in Japan op 13 augustus 1967. Zie ook mijn blog van 13 augustus 2006 en ook mijn blog van 13 augustus 2007.

 

Uit: Les combustibles

 

“LE PROFESSEUR. (…) Que lisez-vous, mon enfant ?

 

MARINA (sans le regarder). La Cuirasse du prophète.

 

LE PROFESSEUR. C’est bien, ça, de lire Sorloff ! Je suis impressionné par votre soif de culture.

 

MARINA. Vous vous moquez de moi ?

 

LE PROFESSEUR. Pas du tout. Qu’une jeune fille maigre et frigorifiée ait la détermination de s’initier à un auteur difficile, en dépit des bombardements, je trouve ça sincèrement admirable.

 

MARINA (le regarde enfin, très douce). Je ne suis pas en train de m’initier à un auteur difficile, Professeur. Savez-vous ce que je suis en train de faire ? Je lis chaque phrase avec lenteur et circonspection et à chaque phrase je me demande : “Y a-t-il dans ce sujet, ce verbe, ce complément, cet adverbe, y a-t-il quoi que ce soit qui vaille une belle flambée au coeur d’un poêle ? Le sens profond (ou supposé tel) de cette phrase est-il plus nécessaire à ma vie qu’un degré de plus dans cette pièce ?” Tenez, je vous lis une ligne au hasard : “Il y avait longtemps que le silence ne lui avait semblé aussi suspect.” Je n’ai rien à reprocher à cette phrase, je vois même où se situe sa profondeur, mais je me pose cette question : en quoi ce silence suspect a-t-il plus de valeur qu’une minute de chaleur ?

 

LE PROFESSEUR. Vous savez très bien qu’une phrase tirée de son contexte n’a pas d’intérêt.

 

MARINA. Je suis prête à la replacer dans son contexte : Emile a écouté les doléances de sa mère. Il l’a aidée à se remettre au lit, puis il est allé lire le journal à côté en attendant que la pauvre femme s’endorme. Je comprends son sentiment d’impuissance devant les souffrances de sa mère, je comprends en quoi le silence lui paraît suspect. Mais je persiste à ne pas comprendre en quoi ceci vaut plus qu’une minute de chaleur.

 

LE PROFESSEUR. Vous oubliez le style, Marina.

 

MARINA. Non. J’ai bien remarqué que cette succession de sifflantes avait un côté “Pour qui sont ces serpents qui sifflent sur vos têtes ?” qui rend le silence encore plus suspect. Bravo, Sorloff. En quoi ces allitérations vont-elles me faire oublier que je crève de froid ? »

 

amelie

Amélie Nothomb (Kobe. 13 augustus 1967)

 

De Oostenrijkse dichter Nikolaus Lenau werd geboren op 13 augustus 1802 in Csatád (in het Hongaarse deel van Oostenrijk-Hongarije). Zie ook mijn blog van 13 augustus 2007.

 

 

Dein ist mein Herz

 

Dein ist mein Herz,
mein Schmerz dein eigen
und alle Freuden die es sprengen;
dein ist der Wald,
mit allen Zweigen,
den Blüten allen und Gesängen.

 

Dein ist mein Herz,
mein Schmerz dein eigen
das Liebste, was ich mag erbeuten
mit Liedern die mein Herz entführten,
ist mir ein Wort daß sie dich freuten,
ein stummer Blick,
daß sie dich rührten.

 

 

 

Der feile Dichter

 

Die Muse muß zur Metze sich erniedern,
Der Dichter sendet sie zum Mäzenaten,
Und, frechgeschürzt, mit schaugestellten Gliedern,
Der Göttlichkeit vergessend, tief entraten,
Umtanzt sie ihn mit schnöden Schmeichelliedern,
Liebäugelnd mit den blinkenden Dukaten.
Sie muß den Gott in ihm zum Schlaf betören,
Das Tier zu wilder Glut und Flamm empören.

 

 

 

Jugend und Liebe

 

Die Jugend folgt, ein Rosenblatt, den Winden;
Wenn, jung getrennt, sich wiedersehn die Alten,
Sie meinen doch, in ihren ernsten Falten
Den Strahl der süßen Jugend noch zu finden.

 

Des Dauerns Wahn, wer läßt ihn gerne schwinden?
Mag auch ein Herz, das uns geliebt, erkalten,
Wir suchen immer noch den Traum zu halten,
Nur stiller sei geworden sein Empfinden.

 

Die Jugend folgt, ein Rosenblatt, den Lüften;
Noch leichter als die Jugend flieht die Liebe,
Die nur des Blattes wonnereiches Düften.

 

Und dennoch an den herben Tod des Schönen,
Im treuen Wahn, als ob es ihm noch bliebe,
Kann sich das Herz auch sterbend nicht gewöhnen

 

lenau_por

Nikolaus Lenau (13 augustus 1802 – 22 augustus 1850)
Portret door Friedrich Amerling

 

De Amerikaanse schrijver Will Clarke werd geboren op 13 augustus 1970 in Shreveport, Louisiana. Zie ook mijn blog van 13 augustus 2007.

 

Uit: The Worthy

 

If you ignore what I have to say, it really won’t surprise me. I’ve come to find that most people ignore the dead. If you do choose to hear me, listen closely, because what I have to tell you is a story of unholy proportions. Hopefully, if I can make you hear what I am supposed to tell you, I can finally break the ties that bind me to the secret letter society of Gamma Chi.

But before we get started, let me tell you about myself. My name is Conrad Avery Sutton III, and I am dead at age nineteen. When I was alive, I won’t lie, I had it pretty good — the Porsche, the pretty girls, and a trust fund full of oil money. When I started as a freshman at Louisiana State University there was no question that I would rush. My daddy had been a Gamma Chi as well as his daddy and all the men in the Sutton clan. Well, there was one exception, my cousin Barrow, who got blackballed and now he’s got one of those rainbow stickers on the back of his truck. God, my daddy and uncle were so embarrassed; they still don’t talk about it.

I went through Rush and I of course got a bid. I’ll admit I thought I was the shit with my navy jersey and gold letters. Next to my Porsche, those letters got me laid more times than I can remember. Of course it was all fun and games in the beginning — one endless keg of cold beer and blunts on command. But this mixture of chronic booze and blood oaths turned into a bitter, stinking mess.

Busted lips and broken beer bottles were all part of my pledge training. I was cocky, and the brothers saw fit to divest me of this character flaw. So I scrubbed urinals with a toothbrush to the beat of someone punching my kidneys. I served meals to my brethren walking only on my bloody knees. And when a spit cup was not readily available for an active brother, I learned to offer my hand as a spittoon. I even learned the fine art of acting. I was given the starring role in Gamma Chi’s video reenactment of the “Wasabi-up-the-Nose” scene from Jackass: The Movie. I never could smell right after that.”

 

clarke[1]

Will Clarke (Shreveport, 13 augustus 1970)

 

 

De Amerikaanse schrijver Tom Perrotta werd geboren op 13 augustus 1961 in Garwood, Zie ook mijn blog van 13 augustus 2007.

 

Uit: The Abstinence Teacher

 

On the first day of human sexuality, Ruth Ramsey wore a short lime green skirt, a clingy black top, and strappy high-heeled sandals, the kind of attention-getting outfit she normally wouldn’t have worn on a date-not that she was going on a lot of dates these days-let alone to work. It was a small act of rebellion on her part, a note to self-and anyone else who cared-that she was not a willing participant in the farce that would unfold later that morning in second-period Health & Family Life.

 

Randall kept his eyes glued to the computer screen as she approached. A stranger might have mistaken him for a dedicated Information Sciences professional getting an early start on some important research, but Ruth knew that he was actually scouring eBay for vintage Hasbro action figures, a task he performed several times a day. Randall’s partner, Gregory, was a successful real-estate broker and part-time artist who built elaborate dioramas featuring the French Resistance Fighter GI Joe, an increasingly hard-to-find doll whose moody Gallic good looks were dashingly accentuated by a black turtleneck sweater and beret. In his most recent work, Gregory had painstakingly re-created a Parisian café circa 1946, with a dozen identical GI Jeans staring soulfully at each other across red-checkered tablecloths, tiny handmade Gauloises glued to their plastic fingers.”

 

Perotta

Tom Perrotta (Garwood, 13 augustus 1961)

 

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 13 augustus 2007.

 

De Duitse dichter en schrijver Rudolf G. Binding werd geboren op 13 augustus 1867 in Basel.

 
De Franse schrijver en historicus Albert Sorel werd geboren op 13 augustus 1842 in Honfleur, Calvados.

 

Marguerite Radclyffe Hall, Réjean Ducharme, Marcellus Emants, Hans-Ulrich Treichel, Thomas Mann

 

De Engelse schrijfster Marguerite Radclyffe Hall werd geboren op 12 augustus 1880 in Bournemouth. Zie ook mijn blog van 12 augustus 2007.

 

Uit: The Well of Loneliness

 

Sir Philip never knew how much he longed for a son until, some ten years after marriage, his wife conceived a child; then he knew that this thing meant complete fulfilment, the fulfilment for which they had both been waiting. When she told him, he could not find words for expression, and must just turn and weep on her shoulder. It never seemed to cross his mind for a moment that Anna might very well give him a daughter; he saw her only as a mother of sons, nor could her warnings disturb him. He christened the unborn infant Stephen, because he admired the pluck of that Saint. He was not a religious man by instinct, being perhaps too much of a student, but he read the Bible for its fine literature, and

Stephen had gripped his imagination. Thus he often discussed the future of their child: ‘I think I shall put Stephen down for Harrow’, or: ‘I’d rather like Stephen to finish off abroad, it widens one’s outlook on life’.

 

And listening to him, Anna also grew convinced; his certainty wore down her vague misgivings, and she saw herself playing with this little Stephen, in the nursery, in the garden, in the sweet-smelling meadows.

‘And himself the lovely young man,’ she would say, thinking of the soft Irish speech of her peasants; ‘And himself with the light of the stars in his eyes, and the courage of a lion in his heart!’

 

When the child stirred within her she would think it stirred strongly because of the gallant male creature she was hiding; then her spirit grew large with a mighty new courage, because a man-child would be born. She would sit with her needle-work dropped on her knees, while her eyes turned away to the long line of hills that stretched beyond the Severn valley. From her favourite seat underneath an old cedar, she would see these Malvern Hills in their beauty, and their swelling slopes seemed to hold a new meaning. They were like pregnant women, full-bosomed,

courageous, great green-girdled mothers of splendid sons! thus through all those summer months she sat and watched the hills, and Sir Philip would sit with her–they would sit hand in hand. And because she felt grateful she gave much to the poor, and Sir Philip went to church, which was seldom his custom, and the Vicar came to dinner, and just towards the end many matrons called to give good advice to Anna.

 

But: ‘Man proposes–God disposes’, and so it happened that on Christmas Eve, Anna Gordon was delivered of a daughter; a narrow-hipped, wide-shouldered little tadpole of a baby, that yelled and yelled for three hours without ceasing, as though outraged to find itself ejected into life.’

 

 

 

radclyffe_hall

Marguerite Radclyffe Hall (12 augustus 1880 – 7 oktober 1943)

 

 


 

 

De Canadese Franstalige schrijver Réjean Ducharme werd geboren op 12 augustus 1941 in Saint-Félix-de-Valois, Québec. Ducharme leeft teruggetrokken in Montreal en sinds het verschijnen van zijn debuut in 1966 is hij nauwelijks geintersseerd in publiciteit. Naast schrijver is hij ook beeldend kunstenaar en maakt hij sculpturen. Zijn debuutroman, L’avalée des avalés, won

Le combat des livres, een wedstrijd die was uitgeschreven door de Canadese radio. Tevens werd het werk voorgedragen voor de

Prix Goncout.

 

Werk o.a.: Le nez qui voque (1967), La fille de Christophe Colomb (1969), Les enfantomes (1976), Va savoir (1994)

 

Uit: L’Hiver de force

 

“On sent qu’on va se sentir mieux quand on sentira bon. Frotte-moi fort, que ça parte en lambeaux, comme une mue. La peau de mon dos dort; frotte, frotte-la-moi bien fort. Cours chercher les ciseaux puis coupe mes cheveux. Ras! Comme un soldat qui a de l’estomac puis qui se dégonfle pas! Donne ton sein, agnus dei pour planter mes poignards, pour éclater mes obus, pour que ma bouche pourrie morde et loge son venin, pour emmitoufler mon cri, l’endormir, le faire rêver. Mange mon nez, mange mes pieds, vorace-moi toute; que tes dents crèvent les ampoules qui soulèvent ma peau, que tu lèches les gousses éclatées de tout ce mal. L’extrémité des caresses, c’est la mort; arrêtons-nous en pleine rage, au coeur du geste. Mourir, il ne faut pas être bien intelligent pour se donner la peine de faire ça, car c’est sans conséquences. Le propre de ta mort, c’est de ne rien te faire.”

 

 

rejeanducharme_1975

Réjean Ducharme (Saint-Félix-de-Valois, 12 augustus 1941)

 

 

 

 

 

De Nederlandse schrijver Marcellus Emants werd op 12 augustus 1848 in Voorburg geboren. Zie ook mijn blog van 12 augustus 2007.

 

Uit: Lilith

 

Voltooid is ’t grootsche werk. Het heerlijk beeld,

Dat scheppend zich Jehova dacht, zweeft vrij

In d’ aether rond, door zonnegloed gedragen.

Aanbiddend staren de englen ’t wonder aan,

Tot plotseling Jehova’s heilge naam,

Door millioenen lippen uitgegalmd,

            Een donderslag gelijk, veel duizend malen

Van ster naar ster door ’t eindloos ruim weerkaatst.

 

‘Looft, looft den Heer, die in ons sluimrend oog,

Den glans deed stralen van zijn majesteit!

Stort allen juichend neer, aanschouwt de wereld,

Welke uit het niet zijn blik te voorschijn riep!

Ziet hoe in de aarde een kiem van godlijk leven,

Op zijn gebod, in wondren zonder tal

Weldra zijn heerlijkheid zal openbaren’!

 

Zoo klinkt der englen zang door de eeuwge zalen,

Terwijl op aarde de eerste morgen daagt. –

Gelijk een kus van goddelijke lippen

Zinkt de eerste zonnestraal in Edens hof.

Het duister wijkt, het eeuwig zwijgen sterft,

En overal ontwaakt des levens pracht.

Een gouden gloed doorstroomt den morgenhemel,

Het koeltje suist, uit bloemengeur geboren,

De starre stroom verbreekt zijn winterboeien,

Het zwellend zaad ontkiemt in vruchtbare aarde,

Uit grauwe knoppen bloost een bloemtapijt

Met nooit aanschouwden glans van frissche kleuren,

Een dartle vlinderschaar zweeft fladdrend rond,

           

            Het stralend licht in bonte tinten brekend,

En door de bosschen ruischt een dankend lied

Vol morgenrood en goddelijke liefde. –

In ’t midden van den hof blikt Edens heer

Nog spraakloos op de wondren om zich henen.

Wel hoort zijn oor de reine accoorden trillen,

Wel dwaalt zijn oog door ’t bont gekleurd tafreel,

En drinkt zijn ziel der bloesems frissche geuren,

Maar ’t brein kan nog de heerlijkheid niet vatten,

Die aan zijn blik eensklaps ontsloten werd. –

 

Nu stijgt de zon omhoog, en allerwege

Verkwijnt het grauw der laatste schaduwtint.

Daar dringt op eenmaal in den morgennevel,

Die over Adam’s ziel ligt uitgespreid,

Verblindend helder de eerste lichtstraal door.

Hij heft de handen op, zijn doffen blik

Doorstroomt een gloed uit zonneglans gesproten,

En dankend paart zijn stem zich aan den jubel,

Welke al wat leeft in ’t paradijs ontstijgt:

 

‘O! heerlijkheid, als mijn bewondrend oog

Tot op dees’ dag er geene mocht aanschouwen,

Wie schiep uw pracht, wie schonk u aan mijn blik?

 

 

 

 

EMANTS

Marcellus Emants (12 augustus 1848 – 14 oktober 1923)

 

 

 

 

 

 

De Duitse dichter en schrijver en germanist Hans-Ulrich Treichel werd geboren op 12 augustus 1952 in Versmold. Zie ook mijn blog van 12 augustus 2007.

 

 

Halbinsel Gower

 

Die Luft liegt wie Molke auf Sträuchern
und Hecken. Hier hören die Barden
die Wildpferde singen. Ich höre nichts.
Seh nur zwei Schafe, die am Bushäuschen warten.
Das liegt an der Molke. Oder am Bier. Wir trinken
noch drei im Pub König Artus: der Zauberer
Nebel, Prinzessin Wolke und ich.

 

 

 

Erinnerung

 

Ich weiß nicht, woher ich den Apfelbaum
nehme, die Katze, den Schatten, der Großvater
saß nicht vorm Haus, und nirgendwo war da
ein Sommer, ein Schwimmbad,
kein Mädchen in Rosa und keine Kabine,
ich weiß nicht, woher ich die Brombeeren nehme,
die Frau mit der Schürze, den Mann auf dem Sofa,
das Fahrrad, das Fieber, der Fleck auf der Kachel.
Was wollten noch gleich die Schwalben am Himmel?
Wer waren die Leute am Küchentisch?

 

 

 

 

Hans-Ulrich_Treichel

Hans-Ulrich Treichel (Versmold, 12 augustus 1952)

 

 

 

 

 

 

Op 12 augustus 1955 overleed de Duitse schrijver Thomas Mann. Zie ook mijn blog van 12 augustus 2006 en ook mijn blog van 12 augustus 2007.

 

UitBuddenbrooks

 

Und es kam, es war nicht mehr aufzuhalten, die Krämpfe der Sehnsucht hätten nicht mehr verlängert werden können, es kam, gleichwie wenn ein Vorhang zerrisse, Tore aufsprängen, Dornenhecken sich erschlössen, Flammenmauern in sich zusammensänken. . . Die Lösung, die Auflösung, die Erfüllung, die vollkommene Befrie­digung brach herein, und mit entzücktem Aufjauchzen ent­wirrte sich alles zu einem Wohlklang, der in süßem und sehn­süchtigem Ritardando sogleich in einen anderen hinüber sank … es war das Motiv, das erste Motiv, was erklang! Und was nun begann, war ein Fest, ein Triumph, eine zügellose Orgie eben dieser Figur, die in allen Klangschattierungen prahlte, sich durch alle Oktaven ergoss, aufweinend im Tremolando verzit­terte, sang, jubelte, schluchzte, angetan mit allem brausenden, klingenden, perlenden, schäumenden Prunk der orchestralen Ausstattung sieghaft daherkam. ..

Es lag etwas Brutales und Stumpfsinniges und zugleich etwas asketisch Religiöses, etwas wie Glaube und Selbstaufgabe in dem fanatischen Kultus dieses Nichts, dieses Stücks Melodie, dieser kurzen, kindischen, har­monischen Erfindung von anderthalb Takten… etwas Laster­haftes in der Maßlosigkeit und Unersättlichkeit, mit der sie genossen und ausgebeutet wurde, und etwas zynisch Verzwei­feltes, etwas wie Wille zu Wonne und Untergang in der Gier, mit der die letzte Süßigkeit aus ihr gesogen wurde, bis zur Erschöpfung, bis zum Ekel und Überdruss, bis endlich, endlich in Ermattung nach allen Ausschweifungen ein langes, leises Arpeggio in Moll hineinrieselte, um einen Ton emporstieg, sich in Dur auflöste und mit einem wehmütigen Zögern erstarb. ­

Hanno saß noch einen Augenblick still, das Kinn auf der Brust, die Hände im Schoß. Dann stand er auf und schloss den Flügel. Er war sehr blass, in seinen Knien war gar keine Kraft, und seine Augen brannten. Er ging ins Nebenzimmer, streckte sich auf der Chaiselongue aus und blieb so lange Zeit, ohne ein Glied zu rühren.”

 

 

 

 

Thomas_Mann

Thomas Mann (6 juni 1875 – 12 augustus 1955)

 

Thomas Mann op 9 jarige leeftijd

 

 

 

 

 

Buddenbrookhaus_um_1870

 

Het Buddenbrook huis rond 1870