Hilde Van Cauteren

De Vlaamse dichteres Hilde Van Cauteren werd geboren 10 maart 1967 Hamme. Van Cauteren studeerde aan Sint-Lucas in Gent en werkte een aantal jaren in lager en middelbaar onderwijs. Zij was jarenlang vrijwillig lesgever bij verschillende verenigingen. Daarnaast is Hilde Van Cauteren (voor Groen!) actief bezig met lokale politiek. Van Cauteren schrijft behalve poëzie ook proza. Zij is lid van de dichtersgroep Pazzi di Parole en behaalde met haar gedichten verschillende nominaties en prijzen. Voor de jeugd schreef zij „Het Naveltheater“, een roman over theater, vrijheid en gelijke rechten.

Verbeter mij

want men zei me dat ik een meisje was
en vroeg me of ik daar blij mee was
en of ik dan alle dagen op tijd
voor het eten zou zorgen.

En men zei dat ik onderdanig was
en geneigd om te volgen en dat ik
zou vloeien. Met regelmaat, en discreet
onder mijn rokken. Verbeter mij

want ik heb een naakte achterkant,
een rusteloos profiel en ik durf
op tafel slaan, zonder dat er deeg
ligt om te kneden, en ik kijk niet

altijd naar beneden. Verbeter mij,
als mijn blik te wild wordt of mijn tong
te scherp. Als de onrust van het vlees
mijn zinnen binnen dringt, verbeter mij.

Hilde Van Cauteren (Hamme, 10 maart 1967)

Ed Hoornik, Heere Heeresma, Vita Sackville-West, Peter Altenberg, Keri Hulme

De Nederlandse dichter en prozaïst Ed Hoornik werd geboren in Den Haag op 9 maart 1910. Zie ook mijn blog van 9 maart 2007 en ook mijn blog van 9 maart 2008. en ook mijn blog van 9 maart 2009 en ook mijn blog van 9 maart 2010.

 

Bewaarschool

Soms, als ik loop door een straat,

waar kalk valt uit een muur,

verschijnt mij een kindergelaat

en een non aan een kierende deur.

 

En ik klem mij weer vast aan de vrouw,

die mij altijd naar school toe bracht;

het galmde door het gebouw,

als de deur dichtviel met een slag.

 

Daar staat – de voet op de slang –

nog het blauwe Mariabeeld;

voor de deur aan het eind van den gang

houdt een non de sleutels gereed.

 

Zit daar op de achterste rij

bij de trommel met koek en brood

nog de knaap, die het huis op de lei

voor mijn blik met zijn hand afsloot?

 

Maar dan heb ik de straat al voleind,

en ik loop op het heldere plein;

voor ’t raam, waar de zon in schijnt,

sluit een vreemde vrouw het gordijn.

 

 

Ik wilde…

Ik wilde bij de dood belet aanvragen,

hij deed zelf open en hij liet mij in.

‘Er lang omheen praten heeft weinig zin;

ik kom hier’, zei ik, ‘om je uit te dagen’.

 

Hij glimlachte: je komt dus uitstel vragen;

kan ik je dienen, een glas port of gin?

”t Is mij hetzelfde’, zei ik, ‘schenk maar in’.

 

‘En nu muziek, daar staat de grammofoon,

een dodenmars, dat ben je zo gewoon,

als je op straat loopt en daar loopt te azen.’

 

– Geen treurmars speel ik zonder eerbetoon. –

Hij schonk mij in; wij stootten met de glazen.

‘Kies nu de naald uit’, riep ik in extase.

 


Ed Hoornik
(9 maart 1910 – 1 maart 1970)

Den Haag, Jan Hendrik Verheijen, Gezicht op het Mauritshuis

en de Grenadierspoort, 1e helft 19de eeuw.

 

 

Lees verder “Ed Hoornik, Heere Heeresma, Vita Sackville-West, Peter Altenberg, Keri Hulme”

Umberto Saba, Agnes Miegel, Heleen van Royen, Ota Filip, Taras Sjevtsjenko

De Italiaanse dichter en schrijver Umberto Saba werd geboren op 9 maart 1883 in Triëst. Zie ook mijn blog van 9 maart 2007 en en ook mijn blog van 9 maart 2009 en ook mijn blog van 9 maart 2010.

 

Winter

 

It’s night, a bitter winter. You raise
the drapes a little and peer out. Your hair
blows wildly; joy suddenly
opens wide your black eyes,
and what you saw—it was an image
of the world’s end—comforts
your inmost heart, warms and eases it.

A man ventures out on a lake
of ice, under a crooked streetlamp.

 

Poetry

 

It’s as if for a man battered by the wind,
blinded by snow—all around him an arctic
inferno pummels the city—
a door opens along a wall.

He goes in. He finds again a living kindness,
the sweetness of a warm corner. A forgotten
name places a kiss on
cheerful faces that he has not seen
except obscurely in menacing dreams.
He returns
to the street, and the street, too, is not the same.
Fine weather has come back, busy hands
break up the ice, the blue reappears
in the sky and in his heart. And he thinks
that every extreme of evil foretells a good.

 

 

Vertaald door George Hochfield en Leonard Nathan 

 

 

Umberto Saba (9 maart 1883 – 25 augustus 1957)

 

 

Lees verder “Umberto Saba, Agnes Miegel, Heleen van Royen, Ota Filip, Taras Sjevtsjenko”

Peter Zantingh

De Nederlandse schrijver, columnist en blogger Peter Zantingh werd geboren op 9 maart 1983 in Heerhugowaard en is tegenwoordig Utrechter. Hij studeerde Small Business in Alkmaar en Digitale Communicatie in Utrecht. Zantingh werkt mee aan nieuwswebsite nrc.nl en nrcnext.nl, lifestyleblogs iPhoneclub en iPadClub, online cultuurmagazine 8WEEKLY, Lowlandssite Lowlove en wielrenblog Het Is Koers. Ondertussen schrijft hij aan zijn debuutroman (werktitel Een uur en achttien minuten) bij uitgeverij De Arbeiderpers.

Twee sleuteltjes

In mijn brievenbus zat een envelop. Ik maakte hem open en vond alleen twee sleuteltjes. Geen brief, geen adressering, alleen het logo van een bedrijf dat ik niet kende. Ik googlede het, maar werd er niet wijzer van. Het waren gekke sleuteltjes. Niet van een deur of een fiets, maar van iets ongewoners, iets mysterieus. Ik bekeek ze en dacht na. Dit kon natuurlijk twee kanten op.

Eén: ik was zojuist in een Bassie en Adriaan-achtig verhaal terecht gekomen. Deze sleuteltjes zouden me leiden naar kleine briefjes met cryptische aanwijzingen. Ik zou zoiets als “daar waar Utrecht hoog is, maar onopgeleid” ontcijferen en onder de Domtoren de volgende aanwijzing vinden. Daarna kwam de rest van Europa aan de beurt. Overal waren er mannen die op twintig meter afstand toekeken, lange grijze jassen met antennes. Misschien waren er zelfs camera’s, dus ik moest vanaf nu veel grappige dingen zeggen en oppassen waar ik naar keek op internet.

We hebben je moeder. Ze heeft nog maar negen nagels.

Twee: schurken hadden het op mijn moeder voorzien. Ze hadden, door mij langere tijd nauwlettend te volgen, gezien dat ik een LCD-televisie had en vaak luxe taartjes kocht bij de Albert Heijn. Ze hadden de indruk gekregen dat ik rijk was en logischerwijs mijn moeder ontvoerd om losgeld te kunnen eisen. Er zou een race tegen de klok beginnen, langs kluisjes, postvakjes en andere sloten, een oneerlijke zoektocht waarin ik constant achter de feiten aanliep. Ze zouden me altijd een stap voor zijn. Ik vond het ook vervelend dat ze me anoniem zouden opbellen om gemene dingen te zeggen. “We hebben je moeder. Ze heeft nog maar negen nagels.”

Wat waren mijn opties? Ik kon geen actie ondernemen; er was teveel onduidelijkheid over de herkomst en bedoeling van de twee sleuteltjes. Ik zou moeten wachten op meer aanwijzingen voordat ik wist in welk avontuur ik de hoofdrol speelde.

Of zou ik hiermee de verwarming kunnen ontluchten? Dat probeerde ik en ach, verdomd, dat lukte.

Geen avontuur, en dat voelde toch wel vreemd. Als een meisje dat bang is dat ze zwanger is en als dan blijkt dat ze het niet is, mist ze toch haar kindje. Toch was ik ook wel blij dat alles goed ging met mijn moeder.

Peter Zantingh (Heerhugowaard, 9 maart 1983)

Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, John McPhee, Harry Thürk, Heinar Kipphardt

De Marokkaans-Nederlandse schrijver Hafid Bouazza werd geboren op 8 maart 1970 in Oujda, Marokko. Zie ook mijn blog van 8 maart 2007 en ook mijn blog van 8 maart 2008 en ook mijn blog van 8 maart 2009 en ook mijn blog van 8 maart 2010.

 

Üit: Spotvogel 

 

Het is tijd voor mijn geest om te ruien. Er valt veel te zeggen voor het schrijven met een veerpen, hoe geaffecteerd ook: met dode veren brengt men woorden tot leven. Hopelijk zichzelf ook. Het is tijd voor mij om hier, in dit berglandschap, vlak bij een rivier en de zee, te schrijven. Ik denk woorden te hebben gevonden, waaronder gedachten schuilen en niet enkel de wind die mijn geest zo lang heeft doorblazen.’

(…)

 

‘En als de avond als een bonte griffioen de manen liet neerhangen en op een bloederige ruïneuze horizon de zon verslond en nadat de donkerten als de hengsten van Yamm, de god van de oceaan, kwamen aangalopperen, de sterren als schuim opwierpen, wist Marfisa uit huis te sluipen en dicht tegen de muur gedrukt naar de ingang van de moskee te rennen, haar hart zo snel en luid kloppend dat het leek alsof de rossen van de nacht weer waren gewekt.’

(…)

 

‘Hoe ver in de tijd dit ook heeft afgespeeld, hoe miskleurig het geheugen mijn verhaal ook moge hebben opgepronkt met geleende kleuren: dit gebeurde in het land waar ik geboren werd en waar ik het liefst vertoefde, en dat land, mijn enige en lieve lezeres, is niet Marokko, maar een land in het Noorden, waar, zoals Plinius zei, de bomen onder de rivieren groeien – een Moerasland, een Houtland, een Neder Land.’

 


Hafid Bouazza (Oujda, 8 maart 1970)

 

Lees verder “Hafid Bouazza, Jeffrey Eugenides, John McPhee, Harry Thürk, Heinar Kipphardt”

Mouloud Feraoun, Juana de Ibarbourou, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch

De Algerijnse schrijver Mouloud Feraoun werd geboren op 8 maart 1913 in het bergdorp Tizi Hibel, Kabylie. Zie ook mijn blog van 8 maart 2010.

 

Uit: Journal 1955-1962

 

“N’ai-je pas écrit tout ceci au jour le jour, selon mon état d’âme, mon humeur, selon les circonstances, l’atmosphère créée par l’événement et le retentissement qu’il a pu avoir dans mon cœur ? Et pourquoi ai-je ainsi écrit au fur et à mesure si ce n’est pour témoigner, pour clamer à la face du monde la souffrance et le malheur qui ont rôdé autour de moi ? Certes, j’ai été bien maladroit, bien téméraire, le jour où j’ai décidé d’écrire, mais autour de moi qui eût voulu le faire à ma place et aurais-je pu rester aveugle et sourd pour me taire et ne pas risquer d’étouffer à force de rentrer mon désespoir et ma colère ? Et maintenant que c’est fait, que tout est là, consigné, bon ou mauvais, vrai ou faux, maintenant que nous entrevoyons la fin du cauchemar, faudra-il garder tout ceci pour moi ?
(…)Je sais combien il est difficile d’être juste, je sais que la grandeur d’âme consiste à accepter l’injustice pour éviter soi-même d’être injuste, je connais, enfin, les vertus héroïques du silence. Bonnes gens, j’aurais pu mourir, depuis bientôt dix ans, dix fois j’ai pu détourner la menace, me mettre à l’abri pour continuer de regarder ceux qui meurent. Ceux qui ont souffert, ceux qui sont morts pourraient dire des choses et des choses. J’ai voulu timidement en dire un peu à leur place. Et ce que j’en dis, c’est de tout cœur, avec ce que je peux avoir de discernement et de conscience” (17 août 1961).
 

 


Mouloud Feraoun (8 maart 1913 – 15 maart 1962)

 

Lees verder “Mouloud Feraoun, Juana de Ibarbourou, Eric Linklater, Jan Potocki, Dominic Angeloch”

A. Marja

De  Nederlandse schrijver A. Marja (pseudoniem van Arend Theodoor Mooij werd geboren in Oude Leije op 8 maart 1917. In 1924 verhuisde het gezin Mooij naar Winschoten, waar Marja van 1930 tot 1936 de christelijke hbs bezocht. In 1934 ontmoette hij de dichter in de dop Koos Schuur, met wie hij tot zijn dood nauw bevriend zou blijven. Onder invloed van een leraar Duits publiceerde Marja, nog onder zijn eigen naam, op 2 februari 1935 een gedicht in Volk en Vaderland.  A. Marja debuteerde in 1937 met de dichtbundel “Stalen op zicht”. Zijn enige roman “Snippers op de rivier” beleefde vijf herdrukken en werd door critici bejubeld. Marja wordt door sommigen tot de Groninger School gerekend. Marja maakte furore met zijn ‘practical jokes’, rigoureuze grappen die hij uithaalde met collega-dichters en schrijvers, die hem niet altijd in dank werden afgenomen. Zijn biografie kenmerkt zich door ongeluk: hij kon van zijn scheppend werk niet leven, had moeite met het behouden van een vaste baan, hertrouwde tweemaal en had al vroeg hartklachten en diabetes. In oktober 2008 zorgden een heruitgave van Snippers op de rivier, een bloemlezing uit de gedichten van A. Marja en een speciale aflevering van het literaire tijdschrift Tzum voor een revival.

Een psychiater

Soms als er iemand op zijn divan ligt
zich los te kronkelen uit een neurose,
begint hij aan zijn binnenkant te blozen
om wat er gaapt tussen zijn overwicht

en ’t knaapje dat nog altijd in hem leeft
met spillebenen, lokken, meide-kleren
en, later, dat hardnekkig masturberen
waarvan zijn moeder nooit geweten heeft.

De angst dat al die anderen ’t begrijpen
kan af en toe nog zijn testikels knijpen,
maar laat hem los zodra hij spreekuur heeft.

Alleen die blos – omdat wie tot hem komen
niet weten hoe de droesem hunner dromen
cement wordt waarmee hij zijn vesting bouwt.

 

Een dorp

De groenbemoste boerenhuizen keren
beminnelijk hun mesthoop naar de straat,
waar zich de dorpsjeugd tracht te amuseren
en men op zondag statig kerkwaarts gaat.

Het hart, bedolven onder zoveel kleren,
houdt regelmaat, ook als het feller slaat:
wie hier zijn heilsleer tracht te propageren
ruikt mest en kent weer ’s mensen aardse staat.

Ik rijd er rond en denk: de jaren kwamen
en gingen weer, zij waren matig boos
of matig goed; een vaag gerucht van namen

bleef zelfs wel de oorlog hier – maar na een poos
zie ik een bouwval met verwoeste ramen:
de synagoge, zin- en waardeloos.

 


A. Marja (8 maart 1917 – 10 januari 1964)

Bret Easton Ellis, Jürgen Theobaldy, Georges Perec, Milo Dor, Reinhard Kaiser

De Amerikaanse schrijver Bret Easton Ellis werd geboren op 7 maart 1964 in Los Angeles. Zie ook alle tags voor Bret Easton Ellis op dit blog.

 Uit: De Figuranten (Vertaald door Johannes Jonkers)

 „Ze hadden een film over ons gemaakt. De film was gebaseerd op een boek dat geschreven was door iemand die wij kenden. Het boek was een niemendalletje over vier weken in de stad waarin we zijn opgegroeid en was grotendeels een accuraat portret. Het werd als fictie bestempeld, maar er waren slechts een paar details gewijzigd en onze namen waren niet veranderd en er stond niets in wat niet was gebeurd. Er was bijvoorbeeld echt een snuffmovie gedraaid in die slaapkamer in Malibu op een middag in januari, en ja, ik was het terras op gelopen dat uitkeek op de Stille Oceaan, waar de schrijver me probeerde te troosten door me te verzekeren dat het geschreeuw van de kinderen die gemarteld werden nep was, maar hij zei het glimlachend en ik moest me afwenden. Andere voorbeelden: mijn vriendin had inderdaad een coyote overreden in de canyons onder Mulholland, en een diner op kerstavond met mijn familie bij Chasen’s waarover ik terloops bij de auteur had geklaagd, was getrouw weergegeven. En er was echt een meisje van twaalf door een groep verkracht – ik was erbij in die kamer in West Hollywood, samen met de schrijver, die in het boek alleen een vage weerzin van mijn kant vermeldde en niet accuraat beschreef hoe ik me die avond werkelijk voelde – de geilheid, de schok, hoe bang ik was voor de schrijver, een blonde en geïsoleerde jongen op wie mijn toenmalige vriendin half verliefd was geworden. Maar de schrijver zou haar liefde nooit helemaal beantwoorden, omdat hij zo opging in zijn eigen passiviteit dat hij de door haar gewenste klik niet kon maken, en daarom had ze zich op mij gericht, maar toen was het al te laat, en omdat de schrijver niet kon uitstaan dat ze zich op mij had gericht, werd ik de mooie en versufte verteller, niet in staat tot liefde of vriendelijkheid. Zo werd ik de beschadigde partyboy die met een bloedneus door de wrakstukken zwierf en vragen stelde die geen antwoord behoefden. Zo werd ik de jongen die overal de ballen van snapte. Zo werd ik de jongen die naliet een vriend te redden. Zo werd ik de jongen die niet van het meisje kon houden.“

 

Bret Easton Ellis (Los Angeles, 7 maart 1964)

Lees verder “Bret Easton Ellis, Jürgen Theobaldy, Georges Perec, Milo Dor, Reinhard Kaiser”

Abe Kōbō, Manuel del Cabral, Jan Frederik Helmers, Manfred Gregor, Alessandro Manzon

De Japanse schrijver Abe Kōbō werd geboren op 7 maart 1924 in Tokyo. Zie ook alle tags voor Abe Kōbō op dit blog.

 Uit: The ruined map (Vertaald door E. Dale Saunders)

 „On the left was a sharp rise with a high protective wall of stone blocks piled on top of each other. On the right was an almost perpendicular cliff, set off from the street by a minimally low guardrail and a ditch. I saw the drawn, pale face of the boy: he came sliding and tumbling down, as if he were holding the guardrail under his arm. My heart leapt thumping to my throat. I started to open the window with the thought of scolding the boy, but I flinched at the reproachful looks which the women cast at me. It would be easier to let him go on by, I supposed. It would be ridiculous if by agitating the women I found myself in the position of having to take responsibility for the boy’s bruises. Nothing would jeopardize my situation more than their trumping up some story against me. I had to be without blemish for the present, at least around here.

I stepped on the accelerator. The car barely moved, and there was the smell of burning rubber. Suddenly the curve was there. The colors of the women, clustered around the boy who had missed death with neither loss of blood nor broken bones, flew to the side of my rear-view mirror, and clear sky appeared like the surface of a Braun tube after the picture has disappeared. The stretch of road was flat, and a small bus station lay in a wide space carved out of the hillside. There were benches with roofs to ward off the rain, a public telephone, and even a drinking fountain beside a brick enclosure that perhaps was a flower bed in summer.“


Abe Kōbō (7 maart 1924 – 22 januari 1993)

Lees verder “Abe Kōbō, Manuel del Cabral, Jan Frederik Helmers, Manfred Gregor, Alessandro Manzon”

Gabriel García Márquez, Günter Kunert, Elizabeth Barrett Browning, Stéphane Hoffmann, Teru Miyamoto, Nicolas Bouvier

De Colombiaanse schrijver Gabriel García Márquez werd op 6 maart 1928 in de kustplaats Aracataca geboren. Zie ook mijn blog van 6 maart 2007 en ook mijn blog van 6 maart 2008 en ook mijn blog van 6 maart 2009 en ook mijn blog van 6 maart 2010.

 

Uit:  Die Erzählungen von Gabriel Garcia Marquez
(Die dritte Entsagung, vertaald door
Curt Meyer-Clason)

Da war wieder dieser Lärm. Jener kalte, schneidende, senkrechte Lärm, den er schon so gut kannte; der sich jetzt aber als scharf und schmerzhaft erwies, als sei er ihm von einem Tag auf den anderen ungewohnt geworden.
Der Lärm kreiste in seinem leeren Schädel, dumpf und stechend. Eine Wabe hatte sich in den vier Wänden seiner Gehirnschale gebildet. Sie wuchs zunehmend in aufeinanderfolgenden Spiralen und schlug drinnen und ließ seine Wirbelsäule erzittern, unmäßig und misstönend, im sicheren Rhythmus seines Körpers. Etwas war in seinem stofflichen Aufbau eines festgefügten Menschen aus der Ordnung geraten; etwas, das »bei den anderen Malen« normal funktioniert hatte und nun in seinem Kopf hart und trocken hämmerte, mit den Knochen einer abgezehrten Hand hämmerte und ihn an alle bitteren Empfindungen des Lebens erinnerte. Er fühlte den animalischen Drang, die Fäuste gegen die blauen, vom Druck des verzweifelten Schmerzes violett angeschwollenen Adern seiner Schläfen zu pressen. Er hätte den Lärm, der den Augenblick mit seiner scharfen Diamantspitze durchbohrte, zwischen seinen beiden empfindlichen Handflächen orten mögen. Mit der Bewegung einer Hauskatze zogen sich seine Muskeln zusammen, als er sich vorstellte, wie er durch die gepeinigten Winkel seines fieberzerfetzten heißen Kopfes verfolgt wurde. Er würde ihn gleich einholen. Nein. Der Lärm hatte ein glattes, fast unberührbares Fell.

Aber er war entschlossen, ihn dank seiner gut geübten Strategie einzuholen und mit der ganzen Kraft seiner Verzweiflung lange und endgültig zu zerquetschen. Er würde nicht zulassen, dass er nochmals in sein Ohr dränge, dass er durch seinen Mund entweiche, durch jede einzelne seiner Poren oder durch seine Augen, die dabei aus den Höhlen treten und dem fliehenden Lärm aus der Tiefe ihrer ausweglosen Dunkelheit blind nachschauen würden.“ 

 

 

Gabriel García Márquez (Aracataca,  6 maart 1928)

 

Lees verder “Gabriel García Márquez, Günter Kunert, Elizabeth Barrett Browning, Stéphane Hoffmann, Teru Miyamoto, Nicolas Bouvier”