Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts

De Belgische dichter en schrijver Tom Lanoyewerd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Tom Lanoye op dit blog.


In de piste

Nam niet de Grote Houdini in
de ene hand zijn hoge hoed, en
in de andere een olifant die hij
met een eenvoudig gebaar voorgoed
in zijn hoofddeksel kon doen
verdwijnen?

Wat een onrecht.

Mijn hoofd is bloot, en jij,
niet eens zo groot en zonder
slurf (nou ja), toonbeeld van
schoonheid, na zoveel jaar durf jij
nog steeds genadeloos aan mij
verschijnen.

 

Jazz

Toe, vil mijn schaam dat wit
konijn, span dat vel en roer de
trom. Maak wat koel was kokend
en kanonsloop wat was krom.

Vel mijn boom de achterdocht
en zaag de takken trommelstok van
liefde. Drum je namen in mijn
bas en maak mij jouw gekliefde.

Hou me hou me hou me vast, en
kerf uit mij jouw boot. Sla
je peddels ritme op mij plat,
en bedwing met mij de dood.

 

Het klappen van de zweep

Zij was het type dat alleen door een gesprek
zover te krijgen was; een ernstige babbel,
iets diepgaands, over de vergankelijkheid
van het levende, de noodzaak van relativeren,
Wittgenstein, de anarchie, structurele crises,
neurosevorming, de dreiging van het neo-fascisme
of kernenergie. Als het maar eindigde in bed.

Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

Lees verder “Tom Lanoye, Jeanette Winterson, Lolita Pille, Lernert Engelberts”

Kristien Hemmerechts, David Rowbotham, Norah Lofts, Cecil Scott Forester

De Belgische schrijfster Kristien Hemmerechts werd geboren in Brussel op 27 augustus 1955. Zie ook mijn blog van 27 augustus 2007 en ook mijn blog van 27 augustus 2008 en ook mijn blog van 27 augustus 2009 en ook mijn blog van 27 augustus 2010.

 

Uit: Over literaire honden

„De staart, de nieuwe roman van Patricia de Martelaere, heeft wat met honden. Theo, de hoofdfiguur, denkt ‘aan de alfabetische lijst van honderassen die hij ooit, samen met de rasbeschrijvingen en de standaardnormen, uit het hoofd heeft geleerd.’ De lezer krijgt exacte informatie over de sint-bernard, de bokser, de dobermann, de poedel, de Duitse herdershond, de Afghaanse windhond, de golden retriever, de chihuahua, de collie, de rottweiler, de buldog, de Chinese shar-pei, de chow-chow, de karabash of Anatolische herdershond, de Ierse wolfshond, de mopshond. Dat gebeurt in de vorm van steekkaarten, die in de ‘taalstroom’ (zonder hoofdstukken, zonder alinea’s) tussen andere tekstsegmenten gemonteerd staan. Maar ook in het ‘verhaal’ lopen nogal wat honden rond, zoals Boes, Kazan en Hermes. Theo, die vaak als kind of puber wordt opgevoerd, wil zo vreselijk graag een hond op moeilijke momenten in zijn bestaan, bijvoorbeeld als hij geen vriend meer heeft. Soms ook voelt hij zich hopeloos verloren tussen zijn altijd zieke moeder en zijn vader-met-het-vampieregezicht, die buldert dat hij nooit volwassen zal worden, altijd kind zal blijven en van wie hij weet met wie hij zal trouwen na mama’s dood. Dan kan een hond helpen. Want sommige honden springen tegen je op als ze je zien en weten dan met hun blijdschap geen blijf; ze blijven maar likken aan je gezicht, terwijl hun staart ‘roffelend tegen de deurpost slaat’. En je moet niet vrezen dat ze genegenheid veinzen, want als ze iets niet kunnen, is het wel veinzen. Zoals overigens te lezen staat in Wittgensteins filosofische onderzoeking 250: ‘Waarom kan een hond geen pijn veinzen? Is hij te eerlijk? Zou je een hond pijn kunnen leren veinzen? Je kunt hem misschien leren bij bepaalde gelegenheden te janken alsof hij pijn heeft, zonder dat hij pijn heeft. Maar voor het eigenlijke veinzen zou de juiste omgeving voor dit gedrag nog altijd ontbreken.’ In dat verband is het verhaal van Odysseus’ hond, dat in De staart ter sprake komt, heel typisch. Alleen de hond Argos herkent Odysseus, die na twintig jaar omzwervingen vermomd naar het eiland Ithaca terugkeert. Argos spitst de oren, kwispel-staart en sterft. Slechts hij heeft de echte Odysseus gezien ondanks de vermomming, over de tijd heen. Wat de mensen niet kunnen, kan hij wel.“

 

Kristien Hemmerechts (Brussel, 27 augustus 1955)

Lees verder “Kristien Hemmerechts, David Rowbotham, Norah Lofts, Cecil Scott Forester”

Christopher Isherwood, Guillaume Apollinaire, Jules Romains, Walter Helmut Fritz, Julio Cortázar

De Brits-Amerikaanse schrijver Christopher Isherwood werd geboren op 26 augustus 1904 inDisley in het graafschap Cheshire in Engeland. Zie ook mijn blog van 26 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Christopher Isherwood op dit blog.

 

Uit: Goodbye to Berlin

„This morning, as I was walking down the Bülowstrasse, the Nazis were raiding the house of a small liberal pacifist publisher. They had brought a lorry and were piling it with the publisher’s books. The driver of the lorry mockingly read out the titles of the books to the crowd:

“Nie Wieder Krieg!” he shouted, holding up one of them by the corner of the cover, disgustedly, as though it were a nasty kind of reptile. Everybody roared with laughter.

“‘No More War!'” echoed a fat, well-dressed woman, with a scornful, savage laugh. “What an idea!”

(,,,)

At present, one of my regular pupils is Herr N., a police chief under the Weimar régime. He comes to me every day. He wants to brush up his English, for he is leaving very soon to take up a job in the United States. The curious thing about these lessons is that they are all given while we are driving about the streets in Herr N.’s enormous closed car. Herr N. himself never comes into our house: he sends up his chauffeur to fetch me, and the car moves off at once. Sometimes we stop for a few minutes at the edge of the Tiergarten, and stroll up and down the paths—the chauff eur always following us at a respectful distance.

Herr N. talks to me chiefly about his family. He is worried about his son, who is very delicate, and whom he is obliged to leave behind, to undergo an operation. His wife is delicate, too. He hopes the journey won’t tire her. He describes her symptoms, and the kind of medicine she is taking. He tells me stories about his son as a little boy. In a tactful, impersonal way we have become quite intimate. Herr N. is always charmingly polite, and listens gravely and carefully to my explanations of grammatical points. Behind everything he says I am aware of an immense sadness.

We never discuss politics; but I know that Herr N. must be an enemy of the Nazis, and, perhaps, even in hourly danger of arrest. One morning, when we were driving along the Unter den Linden, we passed a group of self-important S.A. men, chatting to each other and blocking the whole pavement. Passers-by were obliged to walk in the gutter. Herr N. smiled faintly and sadly: “One sees some queer sights in the streets nowadays.” That was his only comment.

Sometimes he will bend forward to the window and regard a building or a square with a mournful fixity, as if to impress its image upon his memory and to bid it good-bye.“

 

Christopher Isherwood (26 augustus 1904 – 4 januari 1986)

Lees verder “Christopher Isherwood, Guillaume Apollinaire, Jules Romains, Walter Helmut Fritz, Julio Cortázar”

Joachim Zelter, Joachim Helfer, Jürgen Kross, Ludwig Aurbacher, Boris Pahor

De Duitse schrijver Joachim Zelter werd geboren in Freiburg im Breisgau op 26 augustus 1962. Zie ook mijn blog van 26 augustus 2007 en ook mijn blog van 26 augustus 2008. en ook mijn blog van 26 augustus 2009 en ook mijn blog van 26 augustus 2010.

 

Uit: Der Ministerpräsident

„Sie sagte nichts.

Ich sollte ihr nachsprechen. Oder mit ihr sprechen. Oder angefangene Wörter weitersprechen. Die Unterschiede zwischen einzelnen Buchstaben mit meiner Zunge spüren, zum Beispiel den Unterschied zwischen den Buchstaben D und T. T nicht wie D sprechen, D nicht wie T sprechen. Nicht Tuten, sondern Duden. Nicht Busen, sondern Blusen. Sie trug weiße Blusen. Wunderschöne Blusen.

Herr März kam. So nannte er sich: März. Julius März. März wie Januar, Februar, März. Er kannte mich. Er kannte mich mit einer Vehemenz, die mich beeindruckte. Er fragte gar nicht: Ob auch ich ihn kenne? Es gab für ihn keinen Zweifel, dass ich ihn kenne. Schon seit Jahren. So sah er jedenfalls aus. Als würde oder müsse man ihn schon lange kennen. Er sprach lautstark. In mein Bett hinein. Und über mein Bett hinweg: Was ich für Sachen machen würde? Heijeijei. Was mit meinem Gesicht sei? Heijeijei. Ich hörte von einer Lähmung. Einer Lähmung meiner rechten Gesichtshälfte. So erklärte ihm das die Ärztin. Das rechte Auge schließe nicht ganz. Dafür reagierten die Pupillen. Bei einer immer noch starren Mimik. Und mein Mund sei noch ein wenig schief. Doch das werde wieder. Hörte ich sie sagen. Und März antwortete: Hoffentlich. Er verabschiedete sich. Drückte meine Hand. Mit beiden Händen drückte er meine Hand. Und er sagte: Du. Nicht Sie, sondern Du. Dann ging er.

Kein Radio, kein Fernsehapparat. Dass das nicht gut sei, sagte die Ärztin, ein Radio, ein Fernseher an meinem Bett. Jedenfalls nicht jetzt. Dass mich das aufregen und erschrecken könnte. Dafür Blumen, in allen Farben und Variationen. Verbunden mit Grüßen und den besten Wünschen von zahllosen Menschen.“

 

Joachim Zelter (Freiburg im Breisgau, 26 augustus 1962)

Lees verder “Joachim Zelter, Joachim Helfer, Jürgen Kross, Ludwig Aurbacher, Boris Pahor”