In Memoriam Martijn Teerlinck

 

In Memoriam Martijn Teerlinck

De Vlaamse dichter en muzikant Martijn Teerlinck is afgelopen dinsdag, 10 december, op 26-jarige leeftijd overleden. Martijn Teerlinck werd geboren op 31 maart 1987 in Lendelede. Zie ook alle tags voor Martijn Teerlinck op dit blog.

 

Lucht

alle lucht is ingehouden adem van de wereld
die langzaam aan het stikken is

maar mensen hebben vijgenbladgezichten
en zij lopen onbekommerd in hun eeuwen

mensen slikken alles zonder storm: aarde en vlees
daar stinkt het binnen in hun stolpen naar

en ik, al ben ik dunbevleugeld
en al heb ik een lichaam van draden

als ik toch longen had gehad
had ik ze aan de wereld willen geven

maar ik heb lege druppels
die te drogen hangen in mijn borst

daarom beadem ik zachtjes een stem bij elkaar
en laat ik de wereld waaien in mij

 

 
Martijn Teerlinck (31 maart 1987 – 10 december 2013)

Anton H.J. Dautzenberg

De Nederlandse schrijver Anton H.J. Dautzenberg werd geboren in Heerlen op 13 december 1967. Hij publiceerde in 2010 de absurdistische verhalenbundel ‘Vogels met zwarte poten kun je niet vreten’ en in 2011 het autobiografische ‘Samaritaan’, over zijn keuze om bij leven een nier ter donatie af te staan aan een onbekende en de reacties daarop. Eerder verschenen drie boeken onder het pseudoniem ‘Troy Titane’. Dautzenberg woont en werkt in Tilburg. Dautzenberg studeerde journalistiek en bedrijfskunde. In februari en maart 2011 publiceerde Dautzenberg in de VPRO-Gids een serie van drie interviews. De interviews waren bedoeld als begeleiding bij drie programma’s over de op dat moment actuele financiële crisis. Eén daarvan had Dautzenberg gehouden met Lemmy Kilmister (de oprichter van de band Motörhead), die een expert op het gebied van de financiële crisis zou zijn. Kort hierop publiceerde de VPRO een rectificatie op haar website en in de VPRO Gids. Dautzenberg bleek de serie artikelen volledig uit zijn duim te hebben gezogen, om “de werkelijkheid als thema te onderzoeken door deze te duiden, te manipuleren, te transponeren, te vermenigvuldigen of te negeren”.[1] Dautzenbergs beschrijving van een interview met Arnon Grunberg berustte wel deels op waarheid, maar ook deels op verzinsels. Dautzenberg werd in 2011 lid van Vereniging MARTIJN, die een tijdlang verboden is geweest. Hij deed dit uit protest tegen een zoals hij het zelf stelde ‘heksenjacht tegen pedofielen’. Hoewel hij het gedachtegoed van Vereniging MARTIJN niet ondersteunt en het uitoefenen van pedofiele handelingen ten strengste verwerpt, vindt hij dat mensen met pedofiele gevoelens hierover moeten mogen fantaseren en praten zonder daarvoor bedreigd of geweld aangedaan te worden

 Uit: Samaritaan

“Wie ben jij?
‘Ik ben de schrijver van dit boek.’
De schrijver? Dit boek?
‘Een autobiografische roman nog wel.’
Het moet niet gekker worden… Volgens mij is de dosis morfine te hoog, veel te hoog. Ik ben overvallen door een mystieke slaap. Ik zal de verpleegster even bellen, dan kan zij het pompje nakijken.
‘Dat is niet nodig. Ik heb helemaal geen kwade bedoelingen. Zoals ik al zei, is het een autobiografisch boek.’
Ik laat dit even tot me doordringen…
‘Neem de tijd.’
Stel dat ik mijn hallucinatie voor de grap even volg… Ik ben een personage in een boek, in jouw boek?
‘Klopt.’
En dat boek is autobiografisch?
‘Ook juist.’
Dan ben ik dus in feite… jou?
‘Ja en nee.’
Waarom doe je toch zo moeilijk?
‘Ik geef antwoord op je vraag.’

 
Anton H.J. Dautzenberg (Heerlen, 13 december 1967)

Kader Abdolah, Susanna Tamaro, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne

De Iraans – Nederlandse schrijver Kader Abdolah (pseudoniem van Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani) werd geboren in Arak op 12 december 1954. Zie ook alle tags voor Kader Abdolah op dit blog.

Uit:The House Of The Mosque (Vertaald door Susan Massotty)

“Alef Lam Mim. There was once a house, an old house, which was known as ‘the house of the mosque’. It was a large house with thirty-five rooms. For centuries the house had been occupied by successive generations of the family who served the mosque.
Each room had been named according to its function: the Dome Room, for example, or the Opium Room, the Storytelling Room, the Carpet Room, the Sick Room, the Grandmother’s Room, the Library and the Crow’s Room.
The house lay behind the mosque and had actually been built onto it. In one corner of the courtyard was a set of stone steps leading up to a flat roof, which was connected to the mosque.
In the middle of the courtyard was a hauz, a hexagonal basin of water in which people washed their handsand face before prayers.
The house was now occupied by the families of three cousins: Aqa Jaan, the merchant who presided over the city’s bazaar, Alsaberi, the imam of the house and spiritual leader of the mosque, and Aqa Shoja, the mosque’s muezzin.
It was a Friday morning in early spring. The sun felt warm, the air was filled with the rich smell of earth, the trees were in leaf, and the plants were beginning to bud. Birds flew from branch to branch, serenading the garden. The two grandmothers were pulling out the plants that had died in the winter, while the children chased each other and hid behind the thick tree trunks.
An army of ants crawled out from under one of the ancient walls and covered the path by the old cedar tree like a moving brown carpet. Thousands of young ants, seeing the sun for the first time and feeling its warmth on their backs, surged down the path.
The house’s cats, stretched out by the
hauz, looked in surprise at the teeming mass. The children stopped playing to stare at the wondrous sight. The birds fell silent and perched in the pomegranate tree, craning their necks to follow the ants’ progress.”

 

 
Kader Abdolah (Arak, 12 december 1954)

Lees verder “Kader Abdolah, Susanna Tamaro, Sophie Kinsella, Gustave Flaubert, John Osborne”

Andrea De Carlo, Naguib Mahfouz, Paul Rigolle, Ludwig Laher, Janko Ferk

De Italiaanse schrijver Andrea De Carlo werd geboren in Milaan op 11 december 1952. Zie ook alle tags voor Andrea De Carlo op dit blog.

Uit: Due di Due (Vertaald door Paula Geldenhuys)

“I observe the confused mass of heads and busts in motion, hoping to recognize the hair of a girl whom I saw a few days earlier, and instead I’m struck by the gaze of one who is trying to make his way with an expression of concentrated estrangement.
It is the gaze of an uninvited guest, of a stowaway: a gaze dissociating from his own lineaments, from his own way of turning his head to the right and to the left.
Then in the reconstructed recollection there is a void, wherein Guido Laremi with his extraneous gaze is reabsorbed into the background. I free my motor scooter from the chain and I crank it up, and these simple doings cost me fatigue and repetition, anger against the objects.
I’m on, at length, and I’m trying to cut my way through the people and the cars, and I hit somebody. I feel a knock on one side of the handlebars; I sway and lose my balance; I fly over the scooter dragged by my heavy greatcoat, by the canvas-bag filled with mandatory books.
Some round heads and long necks, some apple or pumpkin or pine-seed-like faces, some bunker-slit or bottle-end or wide-screen-like pair of spectacles turn around in the jumble of movements; they look away as soon as I’m back on my feet with no interesting damage.
A couple of meters from me Guido Laremi is pressing a hand on his flank, says «Damn». He is more or less my age, blue eyes, disheveled, fairish hair. He’s wearing an English raincoat, but it wears too short on him; he, too, keeps his collar raised. He is staring at me, and his gaze is now filled with irritation, other than extraneousness.
I tell him «I’m sorry»; I pull up my motor scooter. All about streaming-out students continue to knock and push and press one another, amidst grumbles and squeaks and laughs and guttural cries.”

 
Andrea De Carlo (Milaan, 11 december 1952)

Lees verder “Andrea De Carlo, Naguib Mahfouz, Paul Rigolle, Ludwig Laher, Janko Ferk”

J.C. van Schagen

De Nederlandse schrijver, dichter en graficus Johan Christiaan Jacob (Chris) van Schagen werd geboren in Vlissingen op 11 december 1891. Hij volgde de lagere school en de HBS in Middelburg en begon zijn ambtelijke loopbaan in deze Zeeuwse hoofdstad. Van Schagen studeerde rechten in Amsterdam, waar hij zijn vrouw Willy Dalman leerde kennen. Zij trouwden in 1918. Hun dochter Joos werd in 1920 geboren. Het gezin van Schagen verhuisde naar Rotterdam. Zijn gedicht “Narrenwijsheid” werd in 1925 in druk genomen. In 1928 schreef hij “Litanie”. Van Schagen maakte maatschappelijk carrière. Deze carrière werd afgebroken in 1942 wegens ‘politieke moeilijkheden’. Hij was toen ambtenaar bij de gemeente Rotterdam. Daarna volgde hij lessen van Antoon Derkzen van Angeren, aan de Rotterdamse Academie voor Beeldende Kunsten, en leerde onder andere etsen en lithograferen. In 1946 publiceerde hij “Onderaardsch” en “Flarden van den wind”, proza en poëzie. Vanaf de jaren vijftig publiceerde van Schagen veel poëzie en proza en maakte ook steeds meer ‘prenten’. Het overgrote deel van zijn werk werd door van Schagen zelf uitgegeven. Meer dan twintig titels in de reeks Domburgse Cahiers en de serie schriftsels, poëzie en proza, werden verzonden aan honderden liefhebbers. De ‘prenten’, schilderijen, etsen, lithografieën, monotypes en vooral unica-drukken, verkocht hij voor een groot deel aan huis. Van Schagen heeft diverse tentoonstellingen van zijn werk gekend. Het hoogtepunt hiervan, achtereenvolgens een overzichtstentoonstelling in Rotterdam, Veere, Middelburg en Domburg, ging gepaard aan de presentatie van een literair drieluik in de serie Archief van Schagen, gepubliceerd door uitgeverij De Prom.

Narrenwijsheid (Fragment)

I

Niets is, dat niet goddelijk is.
Daarom wil ik niets uitzonderen.
Ik geef geen namen.

Ik laat adel en schoonheid liggen, ik vraag niet naar
recht, ik blijf niet staan bij slecht en leelijk.
Goed en deugdzaam gaan mij niet aan.

De regen regent over bosch en zee en over de stille velden
In de slootjes regent de regen, op de verre buiten-
wegen en op het zinken platje van de keuken
In de vuile gootjes van de binnenstad regent de
regen en de regen regent op de keetjes van
de burgerwacht
En op het trottoir met de natte krant, de uienschil
en het lucifertje.
De gevangene in zijn cel hoort den regen, de moeder
staat voor het raam met haar kindje.
De kellner staart in de regen door de spiegelruit,
voorbij het kleintje koffie.
De politicus loopt op en neer in zijn kamer en
bedenkt, wat hij zeggen zal, maar hij blijft
staan en luistert naar den regen.
De regen regent over de schepen in de havens, over
het station en de emplacementen, over
de fabrieken buiten de stad.
En over het oude paard van de kolenwagen aan
den overkant.
Zachtjes ritselt de regen in de graskantjes van de weg,
Hij leekt langs de planken van het fietsenhok en
langs het warme gezicht van het schoolmeisje,
Langs het gelaat van den ouden man, die heeft liefgehad,
langs de vale gezichten van den chauffeur
en den journalist met zijn potloodje.
Op de roode pannendaken der oude huizen, op de
afdakjes en de binnenplaatsen, in de steegjes
en de hofjes en in de groene grachten van de
oude stad regent de regen.
Hij regent pokkeputjes in het kille strand, waar het
seizoen verkeken is,
Op de daken der hôtels met de rood pluche kamertjes
regent hij, over de leege ambtenaarsbuurten
en de bouwterreinen.
Op de tramremise en de kar van den bakker, op den
werkman van het sintelpad,
En er is een diepe, zwarte toon gekomen in de
dingen, oud en dromerig en vertrouwd.

Zoo regent de regen.
Daarom geef ik geen namen.
Ik ga maar en ben.

 
J.C. van Schagen (11 december 1891 – 17 april 1985)

Emily Dickinson, Karl Heinrich Waggerl, Jorge Semprún, Carolyn Kizer, Pierre Louÿs

De Amerikaanse dichteres Emily Dickinson werd geboren op 10 december 1830 in Amherst, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Emily Dickinson op dit blog.

On this long storm the rainbow rose

On this long storm the rainbow rose,    
On this late morn the sun;       
The clouds, like listless elephants,      
Horizons straggled down.        
The birds rose smiling in their nests,          
The gales indeed were done;   
Alas! how heedless were the eyes       
On whom the summer shone!  
The quiet nonchalance of death
No daybreak can bestir;                 
The slow archangel’s syllables 
Must awaken her.

 

Look back on time with kindly eyes

Look back on time with kindly eyes,     
He doubtless did his best;       
How softly sinks his trembling sun       
In human nature’s west!

 

The last night that she lived

The last night that she lived,    
It was a common night,
Except the dying; this to us     
Made nature different.  
We noticed smallest things,—        
Things overlooked before,       
By this great light upon our minds        
Italicized, as ’t were.    
That others could exist
While she must finish quite,            
A jealousy for her arose          
So nearly infinite.        
We waited while she passed;   
It was a narrow time,   
Too jostled were our souls to speak,           
At length the notice came.       
She mentioned, and forgot;      
Then lightly as a reed  
Bent to the water, shivered scarce,      
Consented, and was dead.              
And we, we placed the hair,     
And drew the head erect;         
And then an awful leisure was, 
Our faith to regulate.

 
Emily Dickinson (10 december 1830 – 15 mei 1886)

Lees verder “Emily Dickinson, Karl Heinrich Waggerl, Jorge Semprún, Carolyn Kizer, Pierre Louÿs”

Gioconda Belli, Michael Krüger, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda, Ödön von Horváth, John Milton

De Nicaraguaanse schrijfster, dichteres en ex-politica Gioconda Belli werd geboren op 9 december 1948 in Managua. Zie ook alle tags voor Gioconda Belli op dit blog.

 

Niemand sucht aus

Man sucht sich das Land seiner
Geburt nicht aus,
und liebt doch das Land, wo man
geboren wurde.
Man sucht sich die Zeit nicht aus,
in der man die Welt betritt,
aber muß Spuren in seiner Zeit
hinterlassen.

Seiner Verantwortung kann sich
niemand entziehen.
Niemand kann seine Augen
verschließen, nicht seine Ohren,
stumm werden und sich die
Hände abschneiden.

Es ist die Pflicht von allen zu lieben,
ein Leben zu leben,
ein Ziel zu erreichen.

Wir suchen den Zeitpunkt nicht aus,
zu dem wir die Welt betreten,
aber gestalten können wir diese Welt,
worin das Samenkorn wächst,
das wir in uns tragen.

 

Ihn erwarten

Am Morgen
erwache ich wie eine Gazelle
freudig im Busch
und warte auf dich.

Am Mittag,
vergraben zwischen Blumen,
male ich deinen Namen
in den Bauch der Flüsse.

In der Dämmerung,
bebend vor Liebe, ducke ich mich
und warte darauf,
daß du kommst in der Nacht,
daß du kommst und dich niederläßt
wie ein Vogel auf mir
und deinen Körper
über mir schwingst
wie eine Fahne.

 

Vertaald door Anneliese Schwarzer

 


Gioconda Belli (Managua, 9 december 1948)

Lees verder “Gioconda Belli, Michael Krüger, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda, Ödön von Horváth, John Milton”

Joe McGinniss

De Amerikaanse schrijver Joe McGinniss werd geboren in New York City op 9 december 1942. Na de middelbare school bezocht hij het Holy Cross College in Worchester, Massachusetts. Na zijn afstuderen in 1964 werkte McGinniss als verslaggever voor de Worcester Telegram. McGinniss werd vervolgens sportjournalist voor The Philadelphia Bulletin, en al snel voor de concurrent The Philadelphia Inquirer, waarvan hij in 1966 columnist werd. Twee jaar later, in 1968, struikelde McGinniss over een verhaal dat zijn eerste boek zou worden. Richard Nixon’s campagne adviseur stond hem toe om uit de eerste hand te observeren hoe het proces van “het verkopen” van een president aan het publiek in zijn werk ging. Het boek, “The Selling of the President”, werd gepubliceerd in 1969. Het leverde hem diverse positieve beoordelingen op en zijn naam kwam op de New York Times bestseller lijst. McGinniss’s volgende boek, “The Dream Team”, gepubliceerd in 1972, was het verhaal van een succesvolle jonge romanschrijver die door zijn obsessie met paardenraces, vrouwen en alcohol volkomen de weg kwijt raakt. De receptie was een afknapper. De grote commerciële doorbraak van McGinniss kwam in 1979 toen hij een ontmoeting had met Jeffrey MacDonald, een voormalige Groene Baret Amerikaanse legerarts, die beschuldigd werd van moord op zijn vrouw en twee dochters. McGinniss mocht van hem een boek schrijven over zijn moordzaak. MacDonald werd veroordeeld voor de drievoudige moord en veroordeeld tot levenslang. McGinniss deed drie jaar onderzoek naar de zaak. “Fatal Vision” werd gepubliceerd in 1983 en het was meteen een bestseller. In 1993 verscheen “The Last Brother”, een biografie van Ted Kennedy. In 1994 werd McGinniss 1 miljoen dollar voorschot aangeboden door zijn uitgever om een boek te schrijven over het proces tegen O.J. Simpson, maar uiteindelijk gaf hij het geld terug omdat hij het proces “a mockery of justice” vond.

Uit: Fatal Vision

“I have been sitting here most of the morning,” Grebner said, “not saying very much, just listening to your story, and I have been an investigator for a long time, and if you were a Pfc — a young, uneducated person — I might try to bring you in here and bluff you. But you are a very well-educated man — doctor, captain — and I’m going to be fair with you.
“Your story doesn’t ring true. There’s too many discrepancies. For instance, take a look at that picture over there.” Grebner gestured toward a photograph of the living room of 544 Castle Drive.
“Do you see anything odd about that scene?”
“No.”
“It is the first thing I saw when I came into the house that morning. Notice the flowerpot?”
“It’s standing up.”
“Yes. Notice the magazines?”
“Yeah.”
“Notice the edge of the table right there?”
“I don’t understand the significance of it.”
“Okay. The lab technician, myself, Mr. Ivory, and Mr. Shaw, and any number of other people have tipped that table over. It never lands like that. It is top-heavy and it goes over all the way, even pushes the chair next to it out of the way. The magazines don’t land under the leading edge of that table, either. They land out on the floor.”
“Couldn’t this table have been pushed around during the struggle?”
“It could have been, but it would have been upside down when it stopped. And the plant and the pot always go straight out and they stay together in all instances.”
“Well, what — what are you trying to say?”
“That this is a staged scene.”
“You mean that I staged the scene?”
“That’s what I think.”
“Do you think that I would stand the pot up if I staged the scene?”
“Somebody stood it up like that.”
“Well, I don’t see the reasoning behind that. You just told me I was college-educated and very intelligent.”

 


Joe McGinniss (9 december 1942 – 10 maart 2014)

Bij de tweede zondag van de Advent (Mariae Verkündigung, Rainer Maria Rilke)

 

Bij de tweede zondag van de Advent

 

 
Adriaen van de Velde, De boodschap aan Maria, 1667

 

Mariae Verkündigung

Nicht dass ein Engel eintrat (das erkenn),
erschreckte sie. Sowenig andre, wenn
ein Sonnenstrahl oder der Mond bei Nacht
in ihrem Zimmer sich zu schaffen macht,
auffahren -, pflegte sie an der Gestalt,
in der ein Engel ging, sich zu entrüsten;
sie ahnte kaum, dass dieser Aufenthalt
mühsam für Engel ist. (O wenn wir wüssten,
wie rein sie war. Hat eine Hirschkuh nicht,
die, liegend, einmal sie im Wald eräugte,
sich so in sie versehn, dass sich in ihr,
ganz ohne Paarigen, das Einhorn zeugte,
das Tier aus Licht, das reine Tier -.)
Nicht, dass er eintrat, aber dass er dicht,
der Engel, eines Jünglings Angesicht
so zu ihr neigte; dass sein Blick und der,
mit dem sie aufsah, so zusammenschlugen
als wäre draußen plötzlich alles leer
und, was Millionen schauten, trieben, trugen,
hineingedrängt in sie: nur sie und er;
Schaun und Geschautes, Aug und Augenweide
sonst nirgends als an dieser Stelle -: sieh,
dieses erschreckt. Und sie erschraken beide.
Dann sang der Engel seine Melodie.

 

 
Rainer Maria Rilke (4 december 1875 – 29 december 1926)
Praag in de Advent (Rilke werd geboren in Praag)

 

Zie voor de schrijvers van de 8e december ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Louis de Bernières, Bill Bryson, Mary Gordon, Delmore Schwartz, Jim Morrison, James Thurber, Hervey Allen

De Britse schrijver Louis de Bernières werd geboren in Londen op 8 december 1954. Zie ook alle tags voor Louis de Bernières op dit blog.

Uit: Corelli’s Mandolin

‘Only my finger,’ replied Stamatis.
‘And how long have you been deaf in this ear?’
‘Since as long as I can remember.’
Dr Iannis found an absurd picture rising up before his imagination. It was Stamatis as a toddler, with the same gnarled face, the same stoop, the same overmeasure of aural hair, reaching up to the kitchen table and taking a dried pea from a wooden bowl. He stuck it into his mouth, found it too hard to bite, and crammed it into his ear. The doctor chuckled, ‘You must have been a very annoying little boy.’
‘He was a devil.’
‘Be quiet, woman, you didn’t even know me in those days.’
‘I have your mother’s word, God rest her soul,’ replied the old woman, pursing her lips and folding her arms, ‘and I have the word of your sisters.’
Dr Iannis considered the problem. It was undoubtedly an obdurate and recalcitrant pea, and it was too tightly packed to lever it out. ‘Do you have a fishhook, about the right size for a mullet, with a long shank? And do you have a light hammer?’
The couple looked at each other with the single thought that their doctor must have lost his mind. ‘What does this have to do with my earache?’ asked Stamatis suspiciously.
‘You have an exorbitant auditory impediment,’ replied the doctor, ever conscious of the necessity for maintaining a certain iatric mystique, and fully aware that ‘a pea in the ear’ was unlikely to earn him any kudos. ‘I can remove it with a fishhook and a small hammer; it’s…”

 
Louis de Bernières (Londen, 8 december 1954)

Lees verder “Louis de Bernières, Bill Bryson, Mary Gordon, Delmore Schwartz, Jim Morrison, James Thurber, Hervey Allen”