Osip Mandelstam, F. Springer, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer

De Russische dichter Osip Mandelstam werd geboren op 15 januari 1891 in Warschau. Zie ook alle tags voor Osip Mandelstam op dit blog.

Bahnhofskonzert

Kein Atmen mehr. Das Firmament – voll Maden.
Verstummt die Sterne, keiner glüht,
Doch über uns, Gott siehts, Musik, dort oben −
Der Bahnhof bebt vom Aonidenlied,
Und wieder ist die Luft, zerrissen von Signalen,
Die Geigenluft, die ineinanderfließt.

Der Riesenpark. Die Bahnhofskugel, gläsern.
Die Eisenwelt – verzaubert, abermals.
Und feierlich, in Richtung Nebel-Eden,
Zu einem Klang-Gelage rollt die Bahn.
Ein Pfauenschrei, Klaviergetöse.
Ich kam zu spät. Ich träum ja. Mir ist bang.

Der Glaswald rings, ich habe ihn betreten.
Der Geigen-Bau – in Tränen, aufgewühlt.
Der Duft der Rosen in den Moder-Beeten;
Der Chor der Nacht, der anhebt, wild.
Der teure einst, der mitzog, er, der Schatten…
Sein Nachtquartier: ein gläsernees Gezelt…

Die Eisenwelt, sie schäumt, schäumt vor Musik −
Mir ist, als bebte sie am ganzen Leibe −
Ich steh im Glasflur, lehne mich zurück.
Wo willst du hin? Es ist die Totenfeier
Des Schattens, der dort ging. Noch einmal war Musik
.

 

Man gab mir einen Körper

Man gab mir einen Körper – wer
sagt mir, wozu? Er ist nur mein, nur er.

Die stille Freude: atmen dürfen, leben.
Wem sei der Dank dafür gegeben?

Ich soll der Gärtner, soll die Blume sein.
Im Kerker Welt, da bin ich nicht allein.

Das Glas der Ewigkeit – behaucht:
Mein Atem, meine Wärme drauf.

Die Zeichnung auf dem Glas, die Schrift:
Du liest sie nicht, erkennst sie nicht.

Die Trübung, mag sie bald vergehn.
Es bleibt die zarte Zeichnung stehn.

 

Vertaald door Paul Celan

 
Osip Mandelstam (15 januari 1891 – 27 december 1938)
Monument in Voronezj, Rusland

Lees verder “Osip Mandelstam, F. Springer, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer”

Antoine Wauters

De Belgische dichter en schrijver Antoine Wauters werd op 15 januari 1981 geboren te Luik. Hij studeerde wijsbegeerte aan de Université Libre de Bruxelles, waarna hij Frans en wijsbegeerte onderwees in Luik en Brussel. In 2008 debuteerde bij met niet minder dan drie titels:”Os” (Been), “La Bouche en quatre” (De mond in vieren) en “Debout sur la langue” (Rechtop op de tong), waarvoor hij werd bekroond met de Prix Emile Polak, uitgereikt door de Académie Royale de Langue et Littérature françaises de Belgique. Hij is co-scenarist van de korte film A New Old Story, onder regie van Antoine Cuypers, met de zanger Arno en Sophia Leboutte in de hoofdrollen. In 2012 verscheen “Césarine de nuit”. Hij werkt als scenarioschrijver voor cinema en boekuitgaves.

Uit: Os

cueille langue, dents, dame d’onze heures et muguet, cueille cheveu chenu, regard chauve en larmes tombées à l’eau, fauche les mal pensées, les amorphes, tasse-moi de frissons sauvages, de gorges où rugir en sang, cueille, tasse, entame l’incendie des feuillus térébrants

*

ne parle pas des bris sous peau, des soupentes, du mur couru de lézards, pas du sac à carnage, des tissus fous de rixes, vices et tire-fonds, tais la bouche enflée de nids d’effrois, tournes-y sept fois le manque, cent fois tes vies de venin, cent fois dix corps en cri boa

 *

joue-moi du compas dans l’œil, du chien andalou où tu veux, coiffe-moi d’ankylose et de paralysies centuples, joue-moi sur toutes les gammes de la disparition, varie valse-moi sur les chemins néants, intimes en capharnaüm

 
Antoine Wauters (Luik, 15 januari 1981)

Honderd jaar Etty Hillesum

De Nederlandse schrijfster Etty Hillesum werd geboren in Middelburg op 15 januari 1914. Dat is vandaag precies honderd jaar geleden. Zie ook alle tags voor Etty Hillesum op dit blog.

Uit: Het verstoorde leven – Dagboek van Etty Hillesum.

9 maart 1941
“Vooruit dan maar! Dit wordt een pijnlijk en haast onoverkomelijk moment voor mij : het geremde gemoed prijs geven aan een onnozel stuk lijntjespapier. De gedachten zijn soms zo klaar en helder in het hoofd en de gevoelens zo diep, maar opschrijven, dat wil nog niet. In hoofdzaak is het, geloof ik, schaamtegevoel. Grote geremdheid, durf de dingen niet prijs te geven, vrij uit me te laten stromen en toch zal dat moeten, wil ik op den duur het leven tot een redelijk en bevredigend einde brengen.”

 
19 maart 1941
“God, sta me bij en geef me kracht. Want de strijd zal moeilijk worden. Zijn mond en zijn lichaam waren vanmiddag zo dichtbij, dat ik ze niet kan vergeten. En ik wil geen verhouding met hem. Maar het gaat er hard naar toe. Maar ik wil het niet. Zijn toekomstige vrouw zit in Londen, eenzaam en wacht op hem. En de banden, die mij binden, zijn me ook zo dierbaar. Nu ik langzamerhand ‘gesammelt’ raak, voel ik, dat ik eigenlijk een doodernstig mens ben, die geen grapjes verstaat op het gebied van de liefde.”

 
26 augustus 1941
“Binnen in mij zit een heel diepe put en daarin zit God. Soms kan ik erbij, maar vaker liggen er stenen en gruis voor die put, dan is God begraven. Dan moet Hij weer opgegraven worden.”
Ik stel me voor, dat er mensen zijn, die bidden met hun ogen naar de hemel geheven. Die zoeken God buiten zich. Er zijn ook mensen, die het hoofd diep buigen en in de handen verbergen., ik denk, dat die God binnen in zich zoeken.”

 
23 juli 1943
“s’Nachts, als ik daar zo lag op mijn brits, temidden van zachtjes, snurkende hardop dromende, stilletjes huilende en woelende vrouwen en meisjes, die overdag zo dikwijls zeiden: “We willen niet denken, we willen niet voelen, anders worden we gek; dan was ik soms van een eindeloze vertedering en lag ik wakker en liet de gebeurtenissen, de vele indrukken van een veel te lange dag langs me passeren en dacht:
“Laat mij het denkende hart van deze barak mogen zijn. ik wil het weer zijn. Ik lig nier nu zo geduldig en tot rust gekomen, ik voel me al een stuk beter, niet geforceerd, zomaar echt beter…”

 
Etty Hillesum (15 januari 1914 – 30 november 1943)

J. Bernlef, Edward St Aubyn, Yukio Mishima, Anchee Min, Isaäc da Costa

De Nederlandse schrijver en dichter J. Bernlef werd geboren op 14 januari 1937 in Sint Pancras. Zie ook alle tags voor J. Bernlef op dit blog.

 

Grote onbekende

En altijd die twee vogels aangestipt in het blauw
als roetvlokjes wegzeilend van eeuw naar eeuw

Altijd die twee vogels; met minieme wieken
schragen zij de hemel, dragen of slepen de wolken.

Altijd hebben mensen omhooggekeken
en daar van alles gezien

Nu de lucht leeg is, het landschap verlaten
hebben de twee vogels het rijk alleen

Ik kijk ze na, vliegend in stilstand
knipperen mijn ogen met ze mee.

 

De kleur

Mijn verleden, vastgelegd in foto’s met kartelrandjes
heeft nooit kleur gekend, in grijstinten tonen zij een bestaan
steeds verder van mij vandaan, ik kijk ernaar
probeer de kleur te raden van het tuinhek waar
ik toen tegen leunde. De lucht is blauw, dat weet ik zeker.

Zou de kleurenblinde hebben gemerkt hoe
technicolor de beelden in de bioscoop
deed opbloeien, het moet haast wel
de wereld raakte voor hem steeds verder uit het zicht
hij wist dat hij het anders zag.

Kleurenfoto’s stellen mij teleur
het is allemaal net echt, niet wat ik wil;
liever kijk ik naar die grijze beelden
ze kleuren mijn denken tot de dag van vandaag.

 

Na een depressie

Hij tekent geraamtes op de rand van een krant
probeert wat te huilen maar het aloude gevoel
verdampt in de luide kop van de zon – dan maar
koffie gezet in het bittere besef dat de wereld
nog niets van zijn sterven wil weten

Hij kruipt uit zijn horloge zijn kleren in
scheert zich en ziet in de spiegel iemand met
glimmend geheven kin zijn handen wrijven
klaar om in te grijpen in sterrenstelsels en tabellen.

 

 
J. Bernlef (14 januari 1937 – 29 oktober 2012)

Lees verder “J. Bernlef, Edward St Aubyn, Yukio Mishima, Anchee Min, Isaäc da Costa”

Edmund White, Daniel Kehlmann, Jay McInerney, Lorrie Moore, Jan de Bas, Clark Ashton Smith, Jurgis Kunčinas

De Amerikaanse schrijver en essayist Edmund White werd geboren op 13 januari 1940 in Cincinnati. Zie ook alle tags voor Edmund White op dit blog.

Uit: A Boy’s Own Story

“We lived one year in a suburb so new it was still being built in fields of red clay: a neat grid of streets named after songbirds was being dropped like a lattice of dough over a pie. Up and down Robin and Tanager and Bluebird I raced my bike; in a storm I pedaled so fast I hoped to catch up with the wind-driven rain. As I sped into the riddling wet warmth I shook my right hand according to a magical formula of my own. The universe, signaled by its master, groaned, revolved, released a flash of lightning. At last the imagination, like a mold on an orange, was covering the globe of my mind.”
(…)

Imprisoned under all our layers of long underwear, thick socks, shirts, vests, jackets, coats and hoods were these tropical bodies; the steam and hot water brought color back into the pallor, found the nacreous hollow in a hip, detected the subtly raised triceps, rinsed a sharp clavicle in a softening flood, swirled dull brown hair into a smooth black cap and pulled evening gloves of light over raw hands and skinny, blue-veined forearms.
(…)

I also felt surging within me a fierce need to be independent. Of course I responded to the appeal of divine hydraulics, this system of souls damned or crowned or destroyed or held in suspense, these pulleys and platforms sinking and lifting on the great stage, and I recognized that my view of things seemed by contrast impoverished, lacking in degree and incident. But the charming intricacy of a myth is not sufficient to compel belief. I found no good reason to assume that the ultimate nature of reality happened to resemble the backstage of an opera house.”

 

 
Edmund White (Cincinnati, 13 januari 1940)
Cover

Lees verder “Edmund White, Daniel Kehlmann, Jay McInerney, Lorrie Moore, Jan de Bas, Clark Ashton Smith, Jurgis Kunčinas”

Edgardo Cozarinsky

De Argentijnse schrijver en regisseur Edgardo Cozarinsky werd geboren 13 januari 1939 in Buenos Aires. Cozarinsky komt uit een familie van Russisch- Joodse immigranten uit Odessa en Kiev . Hij groeide op, zoals hij later pleegde te vertellen, met oude Hollywood-films in de theaters van zijn wijk en met de Europese literatuur. Hij studeerde literatuur aan de universiteit van zijn geboortestad en verdiende zijn brood als filmcriticus voor Argentijnse en Spaanse kranten en tijdschriften . Als 20 -jarige ontmoette hij Silvina Ocampo, Adolfo Bioy Casares en leerde via hen Jorge Luis Borges kennen. In 1974 verliet hij als gevolg van de dramatische politieke situatie vóór de dood van Juan Peron Argentinië en vestigde zich in Frankrijk. Hij leeft als schrijver en filmmaker (regisseur, scenarioschrijver en producent) en “als een nomade uit roeping” gedeeltelijk in Parijs en gedeeltelijk in Buenos Aires en refelcteert in zijn literaire en filmische werken over Borges,Tsjechov en Nabokov. Edgardo Cozarinsky schreef romans en korte verhalen en essays . Dankzij de vertalingen van zijn boeken, onder anderen in het Frans, Engels en Duits, is hij een van de bekendste vertegenwoordigers van de Argentijnse literatuur buiten de Spaanstalige wereld. Hij was o.a. te gast op het Internationaal Literatuur Festival Berlijn 2007.

Uit: Die Braut aus Odessa: Erzählungen (Vertaald door Sabine Giersberg)

„An einem Frühlingsnachmittag im Jahre 1890 beobachtete ein junger Mann vom Primorsky Boulevard aus die Bewegung der Schiffe im Hafen von Odessa.
In seinem sonntäglichen Gewand hob er sich von der Alltagslässigkeit oder dem exotischen Aussehen der Passanten ab. Der junge Mann war für ein großes Abenteuer gekleidet: die Lackschuhe hatte ihm seine Mutter geschenkt, den Maßanzug sein Onkel, von Beruf Schneider, er hatte ihn erst am Tag vor seiner Abreise fertiggestellt; und schließlich der Hut, den sein Vater zweiundzwanzig Jahre zuvor am Tag seiner Hochzeit und danach vielleicht noch fünf- oder sechsmal getragen hatte. Es waren noch drei Tage hin bis zu dem großen Abenteuer, aber für ihn waren die vierhundert Werst, die Kiew von Odessa trennten, und dieser erste Anblick eines Hafens und des Schwarzen Meeres (das in das Mittelmeer übergehen würde und dieses in den Atlantik) schon Teil der Reise, die aus ihm einen neuen Menschen machen würde.
Doch über der Begeisterung, mit der er die vielen Eindrücke der großen Stadt und des Hafens verschlang, lag ein Schleier von Traurigkeit. Er hatte seine Education sentimentale noch nicht zu Ende durchlaufen, und sein erstes Liebeserlebnis beschäftigte seine Gedanken derart, dass er die bevorstehende Reise, das kühnste Abenteuer seines Lebens, nicht recht genießen konnte. Um diesen Schmerz zu vertreiben, den er nicht auslöschen konnte, folgte er mit dem Blick jedem Menschen, der vorüberging; an jedem war etwas, das sein Interesse weckte. Eine Kinderfrau in adretter Uniform schob lustlos den Wagen, aus dem aus üppiger Spitze ein quengelndes Baby herausschaute; zwei beleibte Männer, die sich durch die Goldketten unsichtbarer Taschenuhren auszeichneten, schlenderten vorbei und diskutierten über die Preise von Weizen und Sonnenblumen auf verschiedenen europäischen Märkten; ein schwarzer Seemann – es war das erste Mal, dass er jemanden von dieser Hautfarbe sah – beobachtete, ebenso neugierig wie er, alles, was um ihn herum vorging; ein anderer Seemann, der eher wie ein als Seemann verkleideter Schauspieler aussah, hatte einen goldenen Ring im Ohr und einen Papagei auf der Schulter, den er erfolglos zu verkaufen versuchte.“

 

 
Edgardo Cozarinsky (Buenos Aires, 13 januari 1939)

Mohammad-Ali Jamālzādeh

De Iraanse schrijver Mohammad-Ali Jamālzādeh Esfahani werd geboren op 13 januari 1892 in Isfahan. De datum van zijn geboorte is onzeker; jaren tussen 1892-1896 worden genoemd en tegen het eind van zijn leven was zelfs hij zelf niet zeker van het werkelijke jaar. Het jaar 1895 wordt wel van oudsher gezien als het jaar van zijn geboorte. Jamalzadeh ’s vader, Sayyed Jamal ad-Din Esfahani, was een progressieve mullah en prediker die revolutionair werd en die woedende preken hield die zijn zoon inspireerden, maar die hem zelf zijn leven kostten: hij werd geëxecuteerd in 1908 op bevel van van Mohammad – Ali Shah Qajar die hem als de meest gevaarlijke van zijn vijanden beschouwde. De jonge Jamalzadeh woonde slechts tot hij twaalf of dertien was in Iran. Daarna woonde hij in Libanon, waar hij de Aintoura Catholic School bezocht (1908 ) in de buurt van Beiroet, in Frankrijk (1910) en in Zwitserland, waar hij rechtenstudeerde aan de Universiteit van Lausanne, later voortgezet aan de Universiteit van Bourgondië in Dijon, Frankrijk. Na de dood van zijn vader nam het leven van Jamalzadeh een tragische wending, maar dankzij steun van vrienden en af en toe betaald werk als leraar, overleefde hij. Tegen de tijd van de Eerste Wereldoorlog werd hij lid van een groep Iraanse nationalisten in Berlijn en, in 1915, richtte hij een krant (Rastakhiz ) op voor deze groep in Bagdad. In deze periode werkte hij ook voor het tijdschrift Kaveh (1916). In 1917 publiceerde hij zijn eerste boek “Ganj -e Shaye-gan (Eng: The Worthy Treasure). In hetzelfde jaar vertegenwoordigde hij de nationalisten op het Wereldcongres van de socialisten in Stockholm. In zijn latere jaren, tot 1931, toen hij zich in Genève vestige en werkte voor de Internationale Arbeidsorganisatie, had hij slechts tijdelijke dienstverbanden, zoals aan de Iraanse ambassade in Berlijn. Gedurende al deze jaren had Jamalzadeh weinig contact met Iran. Maar dat belette hem om op zijn eigen houtje Perzisch te leren. Op basis van zijn karige ervaringen, opgedaan op jonge leeftijd, schreef hij over het leven van de hedendaagse Iraniërs. Zijn preoccupatie met het taalgebruik en zijn Dickensiaanse stijl van schrijven, inclusief herhalingen, het opstapelen van bijvoeglijke naamwoorden, herinnerde de lezer aan Jamalzadehs achtergrond. Jamalzadehs belangrijkste werk “Yeki Bud yeki Nabud” (Eng: Once Upon a Time), gepubliceerd in 1921 in Berlijn bereikte Iran pas een jaar later, en toen het gebeurde werd het niet gunstig ontvangen. Het publiek, vooral de geestelijkheid, verafschuwde Jamalzadehs uitbeelding van het land in die mate dat exemplaren van het boek op de openbare pleinen werden verbrand. Deze vijandige reactie van het publiek beïnvloedde Jamalzadeh zozeer dat hij zich twintig jaar onthield van alle literaire activiteiten. Hij begon in de jaren 1940 opnieuw te schrijven, maar tegen die tijd was de vorm niet meer nieuw, waren zijn ideeën niet meer origineel en had hij zijn bijtende gevoel voor humor verloren. Naast het Perzisch sprak en schreef Jamalzadeh Frans, Duits en Arabisch. Hij vertaalde vele boeken uit deze talen in het Perzisch. Gezien zijn enorme invloed op het Perzische korte verhaal, wordt hij vaak aangeduid als de vader van dit genre in Iran .

Uit: Persian Is Sugar (Vertaald door Iraj Bashiri)

“In no other place on the face of the earth but in Iran are saints and sinners treated alike. Finally, after five long years of suffering and homelessness, I was returning home. In fact, before actually setting eyes on the sacred land of Iran from high up on the deck, I could hear the Gilaki songs of the Anzali boatmen singing “balamjan, balamjan.” Soon after, the ship anchored and we were transferred to the shore in boats. There, each boat was surrounded by those same boatmen as well as many others, in the same manner that a dead locust would be surrounded by an army of ants. Every passenger was hassled by several boatsmen, oarsmen, or porters. My situation was worse than the rest of the passengers because the others were generally businessmen from Baku and Rasht, wearing traditional long robes and short hats. Additionally, they were known to be tightwads whose purse strings were not likely to be loosened up even when threatened by either club wielders or bludgeon holders. They would rather die than allow anyone but themselves to see the color of their money. Wretched me, on the other hand, had not had a chance even to change my derby hat, which I had been wearing since I left Europe. Taking me for a wealthy Haji’s son and a spendthrift, chanting “Sahib, Sahib,” they surrounded me. Each piece of my luggage became a bone of contention among several mean porters and lowly boatmen.
The commotion that the arrival of the ship had created knew no end. Bewildered and flabbergasted, I viewed the scene, all the while trying to figure out a way by which I could escape the clutches of these marauders. But the worse was yet to come. Two gruff passport inspectors with irascible faces emerged from among the crowd. They were flanked by several morose and stern government agents in red uniforms with hats that carried the sun-and-lion emblem. The one inspecting my passport frowned. Then he acted as if he had just heard the news of the assassination of the king or had received the irreversible decree of the Angel of Death. Taking his eyes off the passport momentarily, he looked me up and down, as if measuring me for a new suit. Finally he said, “What is this? Are you Iranian?”

 

 
Mohammad- Ali Jamālzādeh (13 januari 1892 – 8 november 1997)

Cees van der Pluijm, Jacques Hamelink, Kamiel Verwer, Haruki Murakami, Alain Teister, Jakob Lenz

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

 

Sonnet voor Elisabeth Eybers

Er klinken kinderstemmen in ’t portiek
Hun schel geluid weerkaatst aan alle kanten

Geen oude dromen meer; ik ben weer thuis
Bepaalde bomen kan men niet verplanten

Melancholie: herinneringen aan stilte
Voorafgaand aan een storm voorbije vreugd

Verdriet: besef dat elke dag je heugt
Hoe liefde langzaam overging in kilte

En Heimwee: willen ruiken aan het zilte
Van zeewind die je aanwaait uit je jeugd

Ik lees verdoofd de verse ochtendkranten
Met al het vale nieuws, de dood incluis

En zie hem staan, als één dier emigranten
En weet opeens. Mijn droom had geen abuis.

 

Exodus

Er was een droom van duizend mooie jongens
Op witte paarden rijdend door de nacht
Met wapperende zachtfluwelen kleren

Ze hadden heel het leven in hun macht
De aarde draaide door hun galopperen
En waar zij reden, werd het nooit meer licht

Hun schoonheid was alleen nog te bezweren
Door ’t magisch ritueel van een gedicht:
Er was een droom van duizend mooie jongens

Maar niemand kreeg die woorden uit zijn mond
Want wie hen zag, versteende waar hij stond

 

Kennelijk

Hij heeft de mooiste ogen die ik ken
Van diep en prachtig glanzend donkerbruin
Als hij me aankijkt, raakt ik zo bewogen
Dat ik het eerste uur van slag af ben

Soms stoeien wij een beetje in de tuin
Dan komt hij los en wordt hij opgetogen
Vooral als ik hem kietel en hem jen
(Zo rolden wij het rozenperk in puin!)

Wij hebben een apart soort dialogen
Waarvan nog nooit een derde iets verstond:
Verliefden kunnen praten met hun ogen

Mijn moeder vindt de omgang ongezond
(Als het aan haar lag had het niet gemogen)
Maar ja, ik houd nu eenmaal van mijn hond.

 

 
Cees van der Pluijm (Radio Kootwijk, 12 januari 1954)

Lees verder “Cees van der Pluijm, Jacques Hamelink, Kamiel Verwer, Haruki Murakami, Alain Teister, Jakob Lenz”

Fatos Kongoli, William Nicholson, Florian Havemann, Jack London, Ferenc Molnár, Charles Perrault

De Albanese schrijver Fatos Kongoli werd geboren op 12 januari 1944 in Elbasan. Zie ook alle tags voor Fatos Kongoli op dit blog.

Uit: The Loser (Vertaald door Robert Elsie en Janice Mathie-Heck)

“There comes a day when you get the impression that you’ve paid your dues to the world, the cycle is complete and there’s no more reason to ruminate on the past, in particular when your life has nothing of value to offer.
“What now?” you might ask.
Nothing. Just a confession.
One morning a couple of months ago, a friend of mine, Dorian Kamberi, a mechanical engineer and the father of two children, boarded a freighter called the Partisan and sailed across the Adriatic with his family. If I hadn’t had second thoughts at the last minute, I might be living in some refugee camp in that dreamland called Italy too, or somewhere else in Europe, together with a horde of my countrymen. But at the last minute, as we were sitting on deck squashed like sardines, I told Dori that I was getting off. It’s possible that he didn’t even hear what I’d said. After the trials and tribulations of our journey – a veritable Odyssey – from town to the ship, my words must have sounded absurd. If anyone other than my friend had been beside me, he’d have chucked me into the sea. Dori said nothing and just gave me a blank stare. The whole time, I could feel the warm pee of his little son, who I was still carrying on my shoulders, trickling down the back of my neck.
My hesitation must have been obvious to everyone. I’m sure that my voice and my face expressed exactly the opposite of what I was saying. Even a small attempt on Dori’s part to dissaude me would have been enough to cause me to abandon the decision I’d just taken, not really even knowing why. It wasn’t a question of homesickness. I didn’t feel anything at all, and my mind was as blank as the expression on Dori’s face. He made no move to stop me, and I disembarked,my neck still moist from his son’s soggy nappy. I sat down on the edge of the wharf and looked back at the last groups of refugees scrambling to get on board.”

 

 
Fatos Kongoli (Elbasan, 12 januari 1944)

Lees verder “Fatos Kongoli, William Nicholson, Florian Havemann, Jack London, Ferenc Molnár, Charles Perrault”

Jasper Fforde, Katharina Hacker, Marc Acito, Nikos Kavvadias, Mart Smeets, Oswald de Andrade, Helmut Zenker

De Britse schrijver en cameraman Jasper Fforde werd geboren op 11 januari 1961 in Londen. Zie ook alle tags voor Jasper Fforde op dit blog.

Uit: Shades of Grey 

“So that’s why we’re back here, four days earlier, in the town of Vermillion, the regional hub of Red Sector West. My father and I had arrived by train the day before and overnighted at the Green Dragon. We had attended Morning Chant and were now seated for breakfast, disheartened but not surprised that the early Greys had already taken the bacon, and it remained only in exquisite odor. We had a few hours before our train and had decided to squeeze in some sightseeing.
“We could always go and see the Last Rabbit,” I suggested. “I’m told it’s unmissable.”
But Dad was not to be easily swayed by the rabbit’s uniqueness. He said we’d never see the Badly Drawn Map, the Oz Memorial, the color garden and the rabbit before our train departed. He also pointed out that not only did Vermillion’s museum have the best collection of Vimto bottles anywhere in the Collective, but on Mondays and Thursdays they demonstrated a gramophone.
“A fourteen- second clip of ‘Something Got Me Started,’ ” he said, as if something vaguely Red- related would swing it.
But I wasn’t quite ready to concede my choice.
“The rabbit’s getting pretty old,” I persisted, having read the safety briefing in the “How Best to Enjoy Your Rabbit Experience” leaflet, “and petting is no longer mandatory.”
“It’s not the petting,” said Dad with a shudder, “it’s the ears. In any event,” he continued with an air of finality, “I can have a productive and fulfilling life having never seen a rabbit.”
This was true, and so could I. It was just that I’d promised my best friend, Fenton, and five others that I would log the lonely bun’s Taxa number on their behalf and thus allow them to note it as “proxy seen” in their animal- spotter books. I’d even charged them twenty- five cents each for the privilege— then blew the lot on licorice for Constance and a new pair of synthetic red shoelaces for me.”

 

 
Jasper Fforde (Londen, 11 januari 1961)

Lees verder “Jasper Fforde, Katharina Hacker, Marc Acito, Nikos Kavvadias, Mart Smeets, Oswald de Andrade, Helmut Zenker”