In het land der koningen (Ramsey Nasr)

 

Bij Koningsdag

 

 
Koninginnedag in Naarden-Bussum, 2012

 

In het land der koningen

ik leef in een land
waar de dierenvriend besluit
uit goedheid een andere mens neer te knallen

ik leef in een land
waar de vrome gelovige besluit
uit eerbied het mes in de ketter te planten

ik leef in een land
waar onze jongens uit gekkigheid soms
de conducteur in elkaar stampen

ik leef in een land
waar een keurige man, achtendertig, blond
de vrijheid neemt om door anderen heen te rammen

en in dit rood, rood schemerland
waar de grenzen totaal werden opgeheven
waar de mondigheid totterdood wordt beleden
en waar zestien miljoen koningen leven

daar ontstaat vanzelf een nieuwe orde
daar zal langs feestelijk afgezette lanen
een laatste koningin haar laatste onderdanen
als beesten overreden zien worden

 

 
Ramsey Nasr (Rotterdam, 28 januari 1974)

 

Zie voor de schrijvers van de 27e april ook mijn vorige blog van vandaag.

Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog.

Uit: Lola of het lied van de lente

“Ze heeft begrip voor zijn houding; niet altijd heeft ze het vak uitgeoefend met een gevoel van voldoening – vooral in de perioden toen zij haast dagelijks werd overvallen door de winti aan wie ze haar gaven te danken heeft.
Op de meest ongelegen ogenblikken werd haar wil lamgelegd en konden anderen haar vertellen wat er in die momenten van onderbewustheid was gebeurd.
Zij had dat ronduit gênant gevonden. Onvoorstelbaar. Gemeen. En, ze had haar te vroeg en te tragisch overleden man gesmeekt de yorka-geest bij haar weg te houden. Maar. Op een nacht. Nadat zij het avondmaal had genuttigd. Was hij haar in de droom verschenen.
In een helder wit gesteven pak stond hij op de brug bij de Marine-trap en hij lachte haar hartelijk toe. Maar. Toen ze naar hem toe wilde rennen hoorde ze aan de waterkant hartverscheurend gehuil. Haar overleden man had haar niet aangesproken. Hij heeft haar met de ogen gedwongen om te zien naar de personen die om haar roepen. En. In het moment van twijfel was de brug onder haar voeten afgebrokkeld – en hij is verdwenen in de mist van het rivierwater met een glimlach die haar heeft overtuigd van een verbondenheid die de dood niet kan ontbinden. Toen heeft ze de winti toegelaten -.
Natuurlijk heeft ze de kinderen niet willen belasten met iets wat nauwelijks onder woorden te brengen is; een kracht die als een stroomdraad om haar ruggegraat gewikkeld was en haar aansloot op gebieden die buiten het bereik van onze zintuigen liggen. Soms heeft ze zich verzet – zoals een vrouw kan weigeren haar binnen-warmte naar buiten te laten stromen. Dan heeft ze niet de aandrang gevolgd naar afzondering. Integendeel: ze heeft haar kinderen en hun vrienden bij zich geroepen en hen sprookjes voorgelezen tot haar kaken pijn deden van de inspanning. Meestal heeft dat geholpen – en, hoewel ze de atmosfeer van de verborgen wereld in haar neusgaten voelde branden, was ze gebleven waar ze was: in de vertrouwdheid van de ongerepten.
Maar, er waren ook dagen van weerloosheid. Momenten van onmacht. Nederlagen.
De kinderen hadden leren leven met een moeder die weleens in een ander persoon veranderde en, hoe ouder ze werden hoe beter het ze lukte om de broodwinning van hun moeder in verband te brengen met haar persoonsverandering.”

 

 
Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

Lees verder “Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis”

Bernard Malamud, Vincente Alexandre, Leo Stilma, Hannelies Taschau, Theun de Vries

De Amerikaanse schrijver Bernard Malamud werd op 26 april 1914 in Brooklyn, New York, geboren. Zie ook alle tags voor Bernard Malamud op dit blog.

Uit: The Natural

“The Natural PRE-GAME Roy Hobbs pawed at the glass before thinking to prick a match with his thumbnail and hold the spurting flame in his cupped palm close to the lower berth window, but by then he had figured it was a tunnel they were passing through and was no longer surprised at the bright sight of himself holding a yellow light over his head, peering back in. As the train yanked its long tail out of the thundering tunnel, the kneeling reflection dissolved and he felt a splurge of freedom at the view of the moon-hazed Western hills bulked against night broken by sprays of summer lightning, although the season was early spring. Lying back, elbowed up on his long side, sleepless still despite the lulling train, he watched the land flowing and waited with suppressed expectancy for a sight of the Mississippi, a thousand miles away. Having no timepiece he appraised the night and decided it was moving toward dawn. As he was looking, there flowed along this bone-white farmhouse with sagging skeletal porch, alone in untold miles of moonlight, and before it this white-faced, long-boned boy whipped with train-whistle yowl a glowing ball to someone hidden under a dark oak, who shot it back without thought, and the kid once more wound and returned. Roy shut his eyes to the sight because if it wasn’t real it was a way he sometimes had of observing himself, just as in this dream he could never shake off–that had hours ago waked him out of sound sleep–of him standing at night in a strange field with a golden baseball in his palm that all the time grew heavier as he sweated to settle whether to hold onor fling it away. But when he had made his decision it was too heavy to lift or let fall (who wanted a hole that deep?) so he changed his mind to keep it and the thing grew fluffy light, a white rose breaking out of its hide, and all but soared off by itself, but he had already sworn to hang on forever.As dawn tilted the night, a gust of windblown rain blinded him–no, there was a window–but the sliding drops made him thirsty and from thirst sprang hunger. He reached into the hammock for his underwear to be first at breakfast in the dining car and make his blunders of ordering and eating more or less in private, since it was doubtful Sam would be up to tell him what to do.”

 

 
Bernard Malamud (26 april 1914 – 18 maart 1986)
Cover met Robert Redford (Het boek werd in 1984 verfilmd)

Lees verder “Bernard Malamud, Vincente Alexandre, Leo Stilma, Hannelies Taschau, Theun de Vries”

Hertha Kräftner, Arno Holz, Mesa Selimović, Margreet van Hoorn, Johann Uhland, Joanne Gobure

De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Hertha Kräftner werd geboren op 26 april 1928 in Wenen. Zie ook alle tags voor Hertha Kräftner op dit blog.

 

Suche nicht! Du wirst verlieren

Suche nicht! Du wirst verlieren.
Treibe hin und lächle nur den Dingen.
Derer, die in deinem Haar sich fingen,
sind viel mehr, als je dein Singen
locken konnte. Ungesucht wirst du die
Welt in deinem Schoße spüren.

 

Ich ging vorbei am Tränenstrauch

Ich ging vorbei am Tränenstrauch
Und gab nicht acht,
da stach ein Dorn mich in die Seite.

Sie sagen, wem das widerfuhr,
der weinte Tag und Nacht
um das, woran er eben gedacht,
als der Dorn ins Fleisch ihm fuhr.

Ich ging vorbei am Tränenstrauch
und hab an Dich gedacht,
da stach der Dorn in meine Seite.

 

 
Hertha Kräftner (26 april 1928 – 13 november 1951)

Lees verder “Hertha Kräftner, Arno Holz, Mesa Selimović, Margreet van Hoorn, Johann Uhland, Joanne Gobure”

Erik Menkveld, Ted Kooser, James Fenton, Walter de la Mare, Ross Franklin Lockridge Jr.

De Nederlandse dichter Erik Menkveld werd geboren op 25 april 1959 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Erik Menkveld op dit blog.

 

Te Emmen

Evenzeer als wij het nauwgezette
zwemmen en metallic blauwe
van een kleine Afrikaanse vis
te Emmen vanmiddag, waterlelieblad
dat zich met rode kop optrekt
tot waterschildpadschild,
een dagpauwoog in de vlindertuin
die mijn hand voor wilde orchis
aanziet en heel Drenthe buiten
evenzeer.

 

Boerenbui

Hevige aandrang te eggen of te gieren?
Een tractor te kopen? Nuchtere
kalveren voor de mesterij?

Red één ongeschoren schaap
bij nacht en ontij uit de sloot, bekijk
het liefste varken op worstkwaliteit, eet

twaalf sneeën zelfverbouwd roggebrood.
En vergeet niet bij rooien of poten
op klompen te lopen en overal bij.

Meestal waait het dan wel over.
En anders ben je onherroepelijk
geboren voor de boerderij.

 

 
Erik Menkveld (25 april 1959 – 30 maart 2014)

Lees verder “Erik Menkveld, Ted Kooser, James Fenton, Walter de la Mare, Ross Franklin Lockridge Jr.”

Julius Grosse, Richard Anders, Leopoldo Alas, Sigmund von Birken, Jindrich Horejsi, William Temple

De Duitse dichter en schrijver Julius Waldemar Grosse werd geboren op 25 april 1828 in ErfurtZie ook alle tags voor Julius Grosse op dit blog.

 

Armut der Weisheit

Ihr alten Bücher, glänzend noch bei Nacht
In Gold und Leder und voll weiser Lehren –
Ihr redet mir von einst’ger Kaiserpracht,
Bringt Platon, Sirach, Epikur zu Ehren.
Ihr baut mir eine Welt aus euren Blättern,
Und Geister steigen auf aus euren Lettern.

Ach, ich ersehne nur im Mondenschein
Ein lebend Herz, und eure Geister machen
Mich bitter fühlen, daß ich bin allein,
Fern der Geliebten, fern dem holden Lachen
Des Mädchenmunds – o Plato, Epikur,
Dagegen seid ihr arme Schelme nur.

 

Ewige Jugend

Wohl alle Tage, wenn ich bei dir bin,
Umschleiert mich ein Frühling ew’gen Lebens
Und ewiger Jugend. Jahre fließen hin;
Dein Zaubertrank, ich trank ihn nicht vergebens.

Und wenn du morgen welktest bleich und krank,
Die schöne Stirn gefurcht von Gram und Sorgen,
Mein Auge ist gefeit von jenem Trank,
Das Leben mir ein ew’ger Hochzeitmorgen.

Und wandelst du dereinst mit greisen Frau’n,
Müd’ und gebeugt in silberweißem Haare;
Ich bin geweiht, dich stets als Braut zu schau’n,
Ohnmächtig überfluten uns die Jahre. –

Ja, wie der Wein, der alt an Glut gewann,
So glüht der Zauber mächt’ger mit den Zeiten.
Du kannst nicht altern. Was ein Gott begann,
Wird göttlich dauern in die Ewigkeiten.

 

 
Julius Grosse (25 april 1828 – 9 mei 1902)
Portret op een medaillon door Ernst Julius Hähnel, 1879

Lees verder “Julius Grosse, Richard Anders, Leopoldo Alas, Sigmund von Birken, Jindrich Horejsi, William Temple”

Frans Coenen, Eric Bogosian, Robert Penn Warren, Carl Spitteler, Anthony Trollope, Michael Schaefer

De Nederlandse schrijver, essayist en criticus Frans Coenen werd in Amsterdam geboren op 24 april 1866. Zie ook alle tags voor Frans Coenen op dit blog.

Uit: Bleeke levens

“In den vroegen ochtend, met een treintje, dat aansloot aan een van die groote, stormende internationale treinen zouden wij gaan.
Den avond tevoren, na het souper, werd het eenigermate duidelijk in welke verhouding de oude heer en de jonge vrouw tot elkaar stonden, de twee menschen, waarin deze kleine maatschappij het meest belangstelde. Iemand had hun vier schoenen voor een kamerdeur zier staan en den volgenden dag, toen de kamer open stond ter schoonmaak, even naar binnen gekeken. En het was maar één kamer en er was maar één ledikant! Een ander had bij den hôtelhouder geinformeerd en er was nog iemand die hen zeide te kennen en uit hetgeen zij gezamenlijk er van wisten, moest het nu blijken dat de oude heer een ‘vieux farceur’ was en de jonge vrouw zijn maîtres.
Wij, alle logeergasten, hadden de hoofden bij elkaar gestoken en bespraken het geval met een aangename geheimzinnigheid. Nog altijd had de meneer niets in het boek geschreven, maar dat zou nu toch wel moeten, dacht men. En wat hij er dan van maken zou! En zij met haar mooi engelengezichtje en schuchtere manieren! Het was een curieus geval, een verzamelpunt voor de leege nieuwsgierigheid en het wekte alle gedachten, die zulk een verhouding van een ouden verliefden rijkaard en een arm, mooi meisje, dat zich prostitueert, pleegt te wekken bij de menschen, die de wereld meer uit boeken, dan uit eigen aanzien kennen.
Den volgenden ochtend, toen wij vroeg beneden kwamen in de nog druilige gang en doffe eetzaal, zat het paar daar al te ontbijten. Zij wilden blijkbaar met denzelfden trein als wij afreizen. Er was den vorigen avond niets van bekend geweest onder de andere gasten en het geleek wel iets naar een overhaaste vlucht. Terwijl, in de stille kamer, wij te ontbijten zaten, kwamen onze blikken telkens naar het zonderlinge paar terug. Zij zagen echter nooit naar ons, maar hielden hun oogen voor zich, alsof zij wel wisten, dat zij altijd bekeken werden.
Hij had een lichtbruinen slappen hoed op, te jeugdig voor zijn leeftijd, en was overigens in dezelfde sjofele kleeding der vorige dagen. Zij zat weer met hoed en voile en een vellerig-dun, grijs stofmanteltje omhing haar schouders. Geen woord spraken ze tot elkaar.”

 
Frans Coenen (24 april 1866 – 23 juni 1936)
Hier in het midden met zijn vader Frans Coenen Sr. (rechts) en een onbekende.

Lees verder “Frans Coenen, Eric Bogosian, Robert Penn Warren, Carl Spitteler, Anthony Trollope, Michael Schaefer”

George Oppen

De Amerikaanse dichter George Oppen (eig. George Oppenheimer) werd geboren op 24 april 1908 in New Rochelle, New York. Oppen was een kind van een rijke Joodse familie en groeide op ten noorden van New York City. Zijn moeder stierf toen hij vier jaar oud was. Met zijn stiefmoeder had hij geen goede verstandhouding. Een huishoudelijke hulp bracht hem vaardigheden in het timmeren bij, zodat hij later in zijn leven als timmerman en schrijnwerker in zijn levensonderhoud kon voorzien. In 1917 verhuisde het gezin naar San Francisco, waar Oppen een high school bezocht die georiënteerd was op het leger. Na een ernstig auto-ongeluk dat hij als bestuurder overleefde, was hij getraumatiseerd. Dit betekende dat hij in 1925 van school moest zonder eindexamen. In 1925 begon hij zijn studie aan de Oregon State Agricultural College in Corvallis, nu Oregon State University. Daar ontmoette hij zijn toekomstige vrouw Mary Colby. Het jonge paar overtrad echter de huisregels, Maria werd weggestuurd en hij werd geschorst. In 1927 veranderde hij zijn achternaam van Oppenheimer in Oppen. Het paar trok liftend door de Verenigde Staten, trouwde en leefde van allerlei klussen. Oppen begon zijn eerste gedichten te schrijven die af en toe werden gedrukt in lokale kranten. In 1929 kreeg Oppen een kleine erfenis die een zelfstandig leven mogelijk maakte, eerst in 1930 in Californië en daarna in Frankrijk. In Frankrijk richtte hij en Louis Zukofsky het tijdschrift To Publishers op, waarin werk van Ezra Pound en William Carlos Williams werd gepubliceerd. Gedurende deze tijd publiceerde Oppen zijn eerste dichtbundel “Discrete Series”. De Oppens keerde in 1933 terug naar New York City en richtten met Williams, Zukofsky en Reznikoff de uitgeverij Objectivist Press op. Oppen werd een lid van de Communistische Partij en in 1936 hun campagnleider in Brooklyn. Bij het uitbreken van WO II werd hij vrijgesteld van militaire dienst, maar hij verliet zijn werkgever en meldde zich als vrijwilliger voor het front. Hij raakte gewond tijdens de oorlog en In 1945 werd hem het Purple Heart verleend. Oppen en zijn vrouw ging na de oorlog naar Mexico, omdat ze er zeker van waren dat ze vervolgd zouden worden omwille van hun communistische verleden. In Mexico begonnen de Oppens een klein bedrijf voor de productie van meubels, voortdurend gadegeslagen door de Mexicaanse politie en de FBI. Het paar kon niet naar huis terug te keren, omdat hun paspoorten ongeldig waren. Pas in 1958 waren ze in staat om een ​​aanvraag voor nieuwe paspoorten in te dienen. In 1960 vestigde ze zich in Brooklyn en Oppen begon weer gedichten te schrijven en te publiceren.

And Their Winter and Night in Disguise

The sea and a crescent strip of beach
Show between the service station and a deserted shack

A creek drains thru the beach
Forming a ditch
There is a discarded super-market cart in the ditch  
That beach is the edge of a nation

There is something like shouting along the highway  
A California shouting
On the long fast highway over the California mountains

Point Pedro  
Its distant life

It is impossible the world should be either good or bad  
If its colors are beautiful or if they are not beautiful  
If parts of it taste good or if no parts of it taste good  
It is as remarkable in one case as the other
                                                         As against this

We have suffered fear, we know something of fear  
And of humiliation mounting to horror

The world above the edge of the foxhole belongs to the flying bullets, leaden superbeings
For the men grovelling in the foxhole danger, danger in being drawn to them

These little dumps
The poem is about them

Our hearts are twisted  
In dead men’s pride

Dead men crowd us  
Lean over us

In the emplacements

The skull spins  
Empty of subject

The hollow ego

Flinching from the war’s huge air

Tho we are delivery boys and bartenders  

We will choke on each other

Minds may crack

But not for what is discovered

Unless that everyone knew  
And kept silent

Our minds are split
To seek the danger out

From among the miserable soldiers

 
George Oppen (24 april 1908 – 7 juli 1984)

William Shakespeare, Andrey Kurkov, Pascal Quignard, Peter Horst Neumann, Halldór Laxness, Christine Busta

De Engelse dichter en schrijver William Shakespeare werd geboren in Stradford-upon-Avon op, vermoedelijk, 23 april 1564. Zie ook alle tags voor William Shakespeare op dit blog.

Uit: The Merchant of Venice

SHYLOCK
No, not take interest, not, as you would say,
Directly interest: mark what Jacob did.
When Laban and himself were compromised
That all the eanlings which were streak’d and pied
Should fall as Jacob’s hire, the ewes, being rank,
In the end of autumn turned to the rams,
And, when the work of generation was
Between these woolly breeders in the act,
The skilful shepherd peel’d me certain wands,
And, in the doing of the deed of kind,
He stuck them up before the fulsome ewes,
Who then conceiving did in eaning time
Fall parti-colour’d lambs, and those were Jacob’s.
This was a way to thrive, and he was blest:
And thrift is blessing, if men steal it not.
ANTONIO
This was a venture, sir, that Jacob served for;
A thing not in his power to bring to pass,
But sway’d and fashion’d by the hand of heaven.
Was this inserted to make interest good?
Or is your gold and silver ewes and rams?
SHYLOCK
I cannot tell; I make it breed as fast:
But note me, signior.
ANTONIO
Mark you this, Bassanio,
The devil can cite Scripture for his purpose.
An evil soul producing holy witness
Is like a villain with a smiling cheek,
A goodly apple rotten at the heart:
O, what a goodly outside falsehood hath!
SHYLOCK
Three thousand ducats; ’tis a good round sum.
Three months from twelve; then, let me see; the rate—“

 
William Shakespeare (23 april 1564 – 23 april 1616)
John Sessions (Salerio) en Jeremy Irons (Antonio) in de verfilming uit 2004

Lees verder “William Shakespeare, Andrey Kurkov, Pascal Quignard, Peter Horst Neumann, Halldór Laxness, Christine Busta”

Giorgio Fontana, Jan de Hartog, Vladimir Nabokov, Björn Kern, Chetan Bhagat, Peter Weber, Jos de Haes

De Italiaanse schrijver Giorgio Fontana werd geboren op 22 april 1981 in Saronno. Zie ook alle tags voor Giorgio Fontana op dit blog.

Uit: Het geweten van Roberto Doni (Vertaald door Philip Supèr)

“De bouten. Daarmee was het allemaal begonnen. Elke dag, als hij op het werk kwam, naar buiten liep om te lunchen of weer naar huis ging, bleef Doni even staan om ze te bekijken.
Van een afstand leken het gewoon slijtplekken, of vlekjes die altijd al in de tegels hadden gezeten, maar het waren bouten, grote metalen bouten, die het marmer op zijn plaats moesten houden. Het oorspronkelijk aangebrachte cement was namelijk aan het loslaten, waardoor het hele gebouw gevaar liep.
Die dingen hadden natuurlijk iets van een morele boodschap. Het huis van het Recht dat zich moet voegen naar de hogere wetten van de materie. Maar Doni zag er niets anders in dan de idiotie van de mensen, en misschien een vage waarschuwing: nooit bouwen op zand.
Op de dag dat zij hem schreef, bedacht Doni dat het Paleis van Justitie dat lot had moeten ondergaan omdat het de omringende ruimte van zich af stootte. Het was ermee in gevecht, het was niet in staat er deel van uit te maken, zoals het dat trouwens ook niet zou kunnen in een willekeurige andere wijk van de stad. En het kon niet alleen maar een kwestie zijn van bouten en scheuren en lelijkheid. Net zo min als de architectuur uit de tijd van het fascisme of de overwinning van de breedte op de hoogte voldoende waren om het Paleis te vonnissen. Nee, het Paleis had één bepaalde, unieke eigenschap.
Het was iets wat te maken had met ballingschap, een moeilijk te vatten gevoel.
Als hij daar binnen was, voelde Doni zich verbannen uit de rest van de stad, uit het land, uit de wereld. De kracht van honderden bouten moest hem overeind houden, zand gebouwd op zand.
Op de dag dat zij hem schreef, bestond Doni’s lunch niet uit de gebruikelijke mueslireep, maar at hij samen met Salvatori, een officier van justitie, in een restaurant. Dat was niet de gewoonte. Als magistraten hadden ze altijd haast, hoogstens kwamen ze wel eens in een of andere vreselijke selfservice in de buurt.”

 

 
Giorgio Fontana (Saronno, 22 april 1981)

Lees verder “Giorgio Fontana, Jan de Hartog, Vladimir Nabokov, Björn Kern, Chetan Bhagat, Peter Weber, Jos de Haes”