Nina Berberova, Marjorie Kinnan Rawlings, Zofia Kossak-Szczucka, Hitomi Kanehara, Flavia Bujor, Franco Biondi, Reinhold Hauschka

De Russische schrijfster Nina Nikolaevna Berberova werd geboren op 8 augustus 1901 in Sint Petersburg. Zie ook alle tags voor Nina Berberova op dit blog en ook mijn blog van 8 augustus 2010

Uit: The Resurrection of Mozart (Vertaald door Marian Schwarz)

“Yes, it was exactly a year ago today that Nevelsky dies. He knew a lot of this was coming. He predicted so much of it.”
“Well, he couldn’t have picked a better time to die. At least he doesn’t have to see what we see. If he were resurrected he’d either spit in disgust or break down and cry.”
Facing the hostess, at the opposite end of the table, sat a Frenchman brought along by Chabarov but whom no one else really knew. Simply, and without any fussy apology, he asked them to translate what they were all saying.
“Monsieur Daunou, we were talking about the dead, and what they would say if they were resurrected and saw what’s going on now,” replied Maria Leonidovna Sushkova.
Daunou took his black pipe out of his mouth, furrowed his brow, and smiled.
“Is it worth waking the dead?” he said, looking his hostess straight in the eye. “I suppose I might well invite Napoleon to come and have a look at our times, but I’d certainly spare my parents the pleasure.”

 
Nina Berberova (8 augustus 1901 – 26 september 1993)

Lees verder “Nina Berberova, Marjorie Kinnan Rawlings, Zofia Kossak-Szczucka, Hitomi Kanehara, Flavia Bujor, Franco Biondi, Reinhold Hauschka”

John Birmingham, Diana Ozon, Vladimir Sorokin, Michael Roes, Cees Buddingh’, Joachim Ringelnatz

De Australische schrijver John Birmingham werd geboren op 7 augustus 1964 in Liverpool, Engeland. Zie ook alle tags voor John Birmingham op dit blog.

Uit: Stalin’s Hammer

“Harry dug a thumb into the man’s biceps to emphasize just who was controlling this negotiation.
“You won’t get a chance to tell anybody anything until you get to a safe house, and I’m not taking you anywhere until I know whether it’s worth it. Quite frankly, comrade, there’s a very good chance I’m going to get my arse shot off tonight.
It’s a fine-looking arse too. I spend a lot of time keeping it in trim and my girlfriend will be jolly fucking upset if some filthy Smedlov shoots a big bloody hole in it. So before we go anywhere, before you begin the first day of your new life as a pampered turncoat on some beach in bloody Australia, you’re going to tell me everything you know. Just. In. Case.”
The businessman grinned, or at least tried to. It was a weak, unconvincing effort. His eyes shifted left and right, and he jumped a little as the fire-exit door suddenly opened.
“Still looks clear out here, guv,” reported St. Clair.
“Thanks, Viv.”
“Don’t thank me, Your bloody Highness. Just make sure they pay my invoice promptly when I send it for this little bit of freelancing. Seven-day terms.”
“Your check is in the mail.”
Harry laid his gaze back on the quivering Sobeskaia, allowing the Russian to see the smile in his eyes die when he turned away from his old friend.
“Is complicated, and much difficulty,” blurted Sobeskaia.
“Much I do not know, much I have to tell. This is not place and, really, we must go now. I can tell all, later.”
“Aggregate it for me, Comrade Huff Po.”

 

 
John Birmingham (Liverpool, 7 augustus 1964)

Lees verder “John Birmingham, Diana Ozon, Vladimir Sorokin, Michael Roes, Cees Buddingh’, Joachim Ringelnatz”

Othon III de Grandson

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Franstalige dichter en ridder Othon III de Grandson werd geboren tussen 1340 en 1350. Hij was een achterneef van Othon I. de held van de kruistochten, die werd begraven in 1328 in de kathedraal Notre Dame van Lausanne. Hij stond bekend vanwege zijn moed tijdens de Honderdjarige Oorlog en werd benoemd tot kapitein aan het Engelse hof. Hij stond ook bekend als dichter: zijn balladen en klaagzangen met “elegisch” karakter wekten de interesse van Chaucer, schrijver van de Canterbury Tales, en de charmante Franco-Venetiaanse Christine de Pisan. Vervolgens kwam hij onder de hoede Amadeus VII van Savoye.Helaas stierf Amadeus aan een infectie,opgedaan na de val van een paard, iets dat echter op dat moment als vergiftiging werd geïnterpreteerd. Een arts beschuldigde, na gemarteld te zijn, Othon van moord op zijn beschermer. Voor Gandson bleef maar een ​​uitweg over: vluchten naar Engeland en de bescherming van de koning zoeken. Tijdens zijn tijd in ballingschap schreef hij de mooiste verhalen waar het hele middeleeuwse Europa enthousiast over was. Toch keerde hij enige tijd later naar het Waadtland terug om bij de baronnen die zijn goederen in beslag genomen hadden gerechtigheid te eisen. Om zijn goederen terug te krijgen begint hij in 1397 een duel tegen een van zijn buren, Gérard d’Estavayer, die een slechte reputatie had. Zijn tegenstander was echter veel jonger dan hij zelf en Othon kon zich niet goed verdedigen en werd gedood in dit duel.
Valentijnsdag, het feest van de verliefden werd in die tijd vooral in de Angelsaksische landen gevierd en Othon III was een van de eerste die deze gewoonte in de Latijnse wereld invoerde, maar vooral aan het hof van Savoye. Bijna 30% van zijn werken zijn gewijd aan dit onderwerp. Het vermelden waard zijn: “La Complaincte de Saint Valentin”, “La Complaincte amoureuse de Sainct Valentin Gransson”, “Le Souhait de Saint Valentin” en “Le Songe de Saint Valentin”. Charles d’Orléans, die ook over dit onderwerp schreef, maakte zijn werd bekend aan het Franse hof.

 

Balade amoureuse IV

Il a passé des ans sept et demi
Que je vous ai pour ma dame choisie,
Et aujourd’hui derechef vous choisis
Four une fois et pour toute ma vie.
Et sais si bien que de vous me dois mie
Etre choisi comme pour votre per ‘.
Mais s’il vous plaît, belle, bonne et plaisant
Choisissez-moi comme votre servant
Qui loyaument -‘ vous veut servir et plaire.
Et si merci vous requiers trop avant
Pardonnez-moi, besoin me le fait faire.

Besoin me fait quérir votre merci
Mais de l’avoir humblement je vous prie.
Car je sais bien plusieurs y ont failli
Qui mieux que moi l’avaient desservie.
Et non pourtant, belle, quoi que je die ‘
Chaque homme doit son meilleur désirer.
De l’autrui fait n’ai-je rien à parler.
Fors que du mien qui m’est le plus pesant.
Pour ce viens-je devers vous à garant
Car d’autre part ne me veux ni dois taire
Et si je dis trop en moi complaignant
Pardonnez-moi, besoin me le fait faire.

Votre beauté trépasse si parmi
Le cœur de moi, belle, je vous affie,
Qu’il ne lui chaut * ni de moi ni de lui
Fors que de vous, où il a s’étudie.
Tout ce qu’on voit devant mes yeux oublie
Mais nuit et jour lui faut imaginer
De vous servir, obéir et doubter *
Plus que celles toutes qui sont vivant ‘.
Si merci n’ai dont je suis désirant,
Tant le désir que je ne m’en puis taire.
C’est malgré moi que je vous en dis tant ;
Pardonnez-moi, besoin me le fait faire.

 

 
Othon III de Grandson (1340-1350 – 7 augustus 1397)
Cover

Kjell Westö, Diane DiPrima, Alfred Lord Tennyson, Paul Claudel, Yacine Kateb, Jean Carrière

De Finse schrijver Kjell Westö werd geboren op 6 augustus 1961 in Helsinki. Zie ook alle tags voor Kjell Westö op dit blog.

Uit: Das Trugbild (Vertaald door Paul Berf)

„(Mittwoch, der 16. November)
Als Frau Wiik an diesem Morgen nicht zur Arbeit erschien, reagierte er zunächst gereizt.
Möglicherweise hing seine Gereiztheit aber auch noch ein wenig mit seiner misslungenen Fahrt nach Kopparbäck am Vorabend zusammen. Um Jary nicht zu verletzen, hatte er seine Gedanken für sich behalten und anschließend die ganze Nacht grübelnd wach gelegen. Schließlich war er zwei Stunden früher als üblich in die Kanzlei gegangen.
Er war schlichtweg übermüdet. Das Clubtreffen am Abend empfand er als Bürde, und auf seinem Schreibtisch türmte sich die Arbeit. Drei neue Klienten innerhalb von zwei Wochen, ein komplizierter Fall vor dem Amtsgericht, unbezahlte Rechnungen, unklare Formalitäten bezüglich Rolles Ausscheiden, Briefe, die diktiert und ins Reine geschrieben und versandt werden mussten: Ohne Frau Wiik kam er nicht weiter.
Er war bereits um halb acht ins Büro gekommen. Sonst war er nur selten vor neun da, weil er lieber bis in den späten Abend hinein arbeitete. Dennoch wusste er, dass Frau Wiik stets um Punkt acht eintraf, auch samstags.
Sein Ärger hielt sich, während er darauf wartete, dass sie auftauchte, und rumorte selbst dann noch in ihm, als es halb neun wurde und ihm der Gedanke kam, dass er sie vielleicht anrufen und sich erkundigen sollte, ob sie sich das Bein gebrochen oder eine Mandelentzündung zugezogen und ihre Stimme verloren hatte oder etwas in der Art.
Als er ihre Nummer das erste Mal wählte, war er unkonzentriert. Während er darauf wartete, dass sie an den Apparat ging, dachte er an das abendliche Treffen und an Dinge, die er mit den anderen hinter verschlossenen Türen besprechen wollte.
So würde er Arelius bitten, es künftig zu unterlassen, seine politischen Ansichten in Gegenwart seiner Mutter Esther zu kritisieren. Aber vor allem musste er mit Lindemark über Jogi Jary sprechen: Es musste doch irgendetwas geben, was sie tun konnten.“

 

 
Kjell Westö (Helsinki, 6 augustus 1961)

Lees verder “Kjell Westö, Diane DiPrima, Alfred Lord Tennyson, Paul Claudel, Yacine Kateb, Jean Carrière”

Dolce far niente, Frouke Arns, Richard Preston, Conrad Aiken, Wendell Berry, René Puthaar

 

Dolce far niente

 

 
Gezicht op Nijmegen vanaf Lent door Eugène Lücker, 1933

 

Liefdesliedje voor Nimma

Wij waren het eindpunt genaderd, maar hadden het niet gemerkt
jouw lichaam was tegen mij aan in slaap gevallen
en ik weet nog dat ik aan Doornroosje dacht
vlak voordat ook ik vertrok.

Op de spoorbrug schrik ik wakker. Geratel en een stem.
Ik versta bestemming en of we niets vergeten willen.
De Waal buigt zich als een aanzoek langs de kade,
en de stad houdt het antwoord voor zichzelf.

Iemand vouwt zijn krant tot hoed tot boot tot vogel
en vliegt op. Wij stappen uit. Slaapdronken nog
gapen we de maan in onze mond. Een late man
speelt piano op het perron. Weer thuis,

weer terug. Hoe waar dat ik je zo vaak verliet,
maar je nooit verlaten kon. Het geeft niet
dat ik een van velen ben. Het is genoeg
je kalme hart te voelen kloppen aan mijn rug.

 

 
Frouke Arns (Handorf, 1964)
Frouke Arns is momenteel stadsdichter van Nijmegen

Lees verder “Dolce far niente, Frouke Arns, Richard Preston, Conrad Aiken, Wendell Berry, René Puthaar”

Dolce far niente, Kees van Beijnum, Rutger Kopland, Rudi van Dantzig, Percy Bysshe Shelley, Liao Yiwu

 

Dolce far niente

 

 
De Oudezijds Kapel aan de Zeedijk door Cornelis Springer, 1880

 

Uit: Dichter op de zeedijk

“Het grootste deel van zijn leven had Constant Wegman onder het biljart doorgebracht. Daar, in dat schemerige hol, bereikten de stemmen en de muziek hem als het holle gerommel van een schelp. Soms versmolten de mannen en vrouwen in het café voor zijn ogen tot een groot, drinkend, grommend en rokend wezen met tientallen koppen en handen die hun best deden de dorst van het monster te lessen. Een andere keer, zoals nu, trok juist een enkel paar benen zijn aandacht; de bedachtzame wijze waarop ze voor zijn hol langs schoven maakte hem onrustig, zonder dat hij precies begreep waarom.
(…)

Zijn grootmoeder belde vanaf de paardenkoers, een avondkoers in de buurt van Den Haag, om te vertellen, zeg maar gerust in zijn oor te brullen, dat ze samen met Gijs van Mexico City de ‘doorslag van haar leven’ had gehad. Ze was nogal opgewonden, struikelde over haar woorden. Het kostte hem moeite om uit het warrige verhaal over inzetten, startnummers, een op de baan debuterende merrie die Tosca M heette en een tipgever met de naam Drosse of Drossel af te leiden dat ze veertienduizend gulden had gewonnen. Ze was in de zevende hemel, zei ze, en moest het gewoon even aan hem kwijt. Hij vermoede dat zij die zevende hemel niet op eigen kracht had bereikt. Zo te horen had de brandewijn haar een eindje op weg geholpen.
‘Veertienduizend gulden,’ herhaalde ze. ‘We gaan van de week een bootje voor je kopen. Hoe lijkt je dat?
Hij wist geen boe of ba te zeggen.
‘Hoor je me,’ schreeuwde ze, ‘een bootje.’
‘Ja, ja,’ zei hij, ‘een bootje. Geweldig!
‘Het mooiste bootje van de gracht, voor mijn eigen jongen.’ Haar ademhaling stokte, na een seconde of wat volgde een diepe zucht. Hij meende te horen dat ze een slok nam. ‘Over drie kwartier is het hier afgelopen en dan komen we naar huis. Ga nog niet naar bed, blijf wachten tot ik er ben. Je hoeft morgen niet naar school . Ik wil jou en iedereen zien, dan maken we er nog een leuke avond van. Goed?’

 

 
Kees van Beijnum (Amsterdam, 21 maart 1954)
Danshal, Zeedijk, Amsterdam door Isaac Israels ca.1892-1893

Lees verder “Dolce far niente, Kees van Beijnum, Rutger Kopland, Rudi van Dantzig, Percy Bysshe Shelley, Liao Yiwu”

Jojo Moyes

 

De Britse schrijfster en journaliste Jojo Moyes werd geboren op 4 augustus 1969 in Londen. Zij groeide op als enig komd van gescheiden ouders. Zij werkte na de middelbare school in diverse beroepen voordat zij zowel aan Bedford College als aan Royal Holloway, allebei Colleges van de University of London sociologie ging studeren. Met een studiebeurs gefinancierd door The Independent, die ze ontving in 1992, was ze uiteindelijk in staat om succesvol te journalistiek te studeren aan de City University in Londen. Met de uitzondering van een jaar in 1994, in Hong Kong schrijvend voor de Sunday Morning Post, werkte Moyes werkte vervolgens bijna tien jaar bij The Independent in verschillende functies. Met de roman “Sheltering Rain” debuteerde Moyes 2002 als schrijfster. Voortaan concentreerde ze zich volledig op het schrijven en was zij slechts sporadisch actief als columniste, waaronder voor The Daily Telegraph. Met haar tweede roman “Foreign Fruit” won ze haar eerste Romantic Novel of the Year Award van de Britse Romantic Novelists’ Association. In 2011 ontving zij de prijs voor de tweede keer, iets wat weinig schrijvers gelukt is, en wel voor de roman “The Last Letter From Your Lover”. Haar grootste succes tot nu toe was echter de roman “Me Before You” uit 2012. Het boek werd in meer dan 31 talen vertaald. Filmstudio MGM kocht in januari 2013 de filmrechten voor “Me Before You” jaar. Moyes verzet zich tegen de betiteling van haar werk als Chicklit.

Uit: Me Before You

“When he emerges from the bathroom she is awake, propped up against the pillows and flicking through the travel brochures that were beside his bed. She is wearing one of his T-shirts, and her long hair is tousled in a way that prompts reflexive thoughts of the previous night. He stands there, enjoying the brief flashback, rubbing the water from his hair with a towel.
She looks up from a brochure and pouts. She is probably slightly too old to pout, but they’ve been going out a short enough time for it still to be cute.
“Do we really have to do something that involves trekking up mountains, or hanging over ravines? It’s our first proper holiday together, and there is literally not one single trip in these that doesn’t involve either throwing yourself off something or”—she pretends to shudder—”wearing fleece.”
She throws them down on the bed, stretches her caramel-colored arms above her head. Her voice is husky, testament to their missed hours of sleep. “How about a luxury spa in Bali? We could lie around on the sand . . . spend hours being pampered . . . long relaxing nights . . .”
“I can’t do those sorts of holidays. I need to be doing something.”
“Like throwing yourself out of airplanes.”
“Don’t knock it till you’ve tried it.”
She pulls a face. “If it’s all the same to you, I think I’ll stick with knocking it.”
His shirt is faintly damp against his skin. He runs a comb through his hair and switches on his mobile phone, wincing at the list of messages that immediately pushes its way through to the little screen.
“Right,” he says. “Got to go. Help yourself to breakfast.” He leans over the bed to kiss her. She smells warm and perfumed and deeply sexy. He inhales the scent from the back of her hair, and briefly loses his train of thought as she wraps her arms around his neck, pulling him down toward the bed.
“Are we still going away this weekend?”
He extricates himself reluctantly. “Depends what happens on this deal. It’s all a bit up in the air at the moment. There’s still a possibility I might have to be in New York. Nice dinner somewhere Thursday, either way? Your choice of restaurant.” His motorbike leathers are on the back of the door, and he reaches for them.”

 

 
Jojo Moyes (Londen, 4 augustus 1969)

Frouke Arns

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse dichteres, schrijfster en vertaalster Frouke Arns werd geboren in 1964 in Handorf in Duitsland. Zij groeide tweetalig op en studeerde Engelse Taal- en Letterkunde in Nijmegen. Haar gedichten werden gepubliceerd in diverse Nederlandse en Vlaamse tijdschriften, kranten en verzamelbundels, zoals Het Liegend Konijn, de Poëziekrant, Schrijven Magazine Het Parool en NRC next . Frouke viel met haar werk meermalen in de prijzen. Zo won ze onder andere de Meander Dichtersprijs, de literaire prijs van de Stad Harelbeke , de Rinke Tolman Poëzieprijs en de jury- en publieksprijs van de Nijmeegse editie van Aan het woord! In 2011 won ze met een kort verhaal de Literaire Prijs van de provincie Gelderland. In 2013 verscheen haar debuutbundel ‘Mensen die je misschien kent’ bij uitgeverij Marmer. Twee van haar gedichten zijn opgenomen in de bundel ‘De 100 beste gedichten’ voor de VSB-poëzieprijs. Frouke treedt regelmatig op; ze was ze te zien op Onbederf’lijk Vers, Dichters in de Prinsentuin, het Wintertuinfestival, het Boekenfeest en het Gedichtenbal. In 2015 werd zij stadsdichter van Nijmegen.

 

Vergeten groente

Hij is een man van eindeloze jaren,
hoofd vol buitelende beelden,
lichaam vol geschiedenis.
Elke nacht zit de oorlog aan zijn bed
om te horen of hij niets vergeten is.

Het kraken van de schorseneren
klinkt oorverdovend in zijn mond.
Hij luistert naar de regen op zijn zonne-
panelen en ’s avonds ligt hij dwars
in bed. Alsof ze er nog is.

Hij schuifelt door zijn dagen en houdt zich
wankel vast aan alles wat hem niet ontviel.
Zijn vrienden gingen hem al voor.
Soms gebruikt hij ‘s middags pas
zijn stem.

 

 

hotspot

je kunt met lettervermicelli uit de soep
vertellen hoe hier op romeinse resten
een stiefselkeet uit as herrees

hoe een fabriek de wijk nam en alles veranderde
aan de lopende band; de ketels verdampten
net als de jongens en meiden met witte mutsjes

hoe achter deze muren nieuwe mensen nu
de handen uit de mouwen steken, hoe het bruist
in dit complex van dromen en bedrijvigheid

je kunt, als deze woorden straks gesloopt zijn
en hier een toekomst huizenhoog verrijst, steeds
opnieuw de verhalen niet verloren laten gaan

 

 
Frouke Arns (Handorf, 1964)

Dolce far niente, Anna Enquist, Rupert Brooke, Radek Knapp, P. D. James, Marica Bodrozic, Leon Uris

Dolce far niente

 

 
Gezicht op het Centraal Station en het IJ door Jan Korthals, 1966

 

MONUMENT

‘Deze metro gaat richting Centraal Station’
Het galmt. Mijn kleinzoon straalt. ‘Oma,
ze zeggen het!’ Het brandpunt van zijn wereld
ligt aan ’t IJ. Roltrap. We stijgen op.

Hoofd in zijn korte nek, hand in mijn hand.
De treinen, trams, de bussen. Kleurige stenen,
torens met hun klokken, beelden en gouden slingers
aan de wand. Zo wordt de glorie van de stad

zijn hersens in geprent. Ik zie een pronkend
bouwsel dat de vluchtweg naar het water bruut
blokkeert. Sloopkogel, bomkanon? Kijk naar
zijn glad gezicht, aanvaard dit monument.

 

 
Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)
Het IJ bij het centraal station Amsterdam door Cornelis de Bruin (1870 – 1940)
Anna Enquist is momenteel stadsdichter van Amsterdam

Bewaren

Lees verder “Dolce far niente, Anna Enquist, Rupert Brooke, Radek Knapp, P. D. James, Marica Bodrozic, Leon Uris”

Leo J. Kryn

 

De Vlaamse schrijver, uitgever en boekhandelaar Leo Jan-Baptist Kryn werd geboren in Antwerpen op 3 augustus 1878. Na de humaniora te hebben doorlopen aan het Koninklijk Atheneum in Antwerpen, waar hij onder meer Pol De Mont als leraar had, werd hij bediende bij De Nederlandsche Boekhandel. Hij werd bevriend met heel wat jonge schrijvers en kunstenaars, onder meer met Willem Elsschot. In 1901 verhuisde hij naar Brussel en opende er in 1904 de eerste volledig Nederlandstalige boekhandel onder de naam De Vlaamsche Boekhandel. Hij werd ook uitgever en publiceerde werk van onder meer Lodewijk De Raet, Lodewijk Dosfel en Frank Baur. In 1914 vluchtte hij naar Engeland met zijn Engelse vrouw Katie Dickinson (1874-1954). Na zijn terugkeer stichtte hij de uitgeverij Onze Tijd. Hij gaf onder meer de eerste Nederlandse uitgave uit van de Belgische Grondwet. Hij publiceerde ook enkele fantastische verhalen waarvan hij de auteur was. In 1929 was hij medeoprichter van de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen. Hij was er van 1931 tot aan zijn dood de voorzitter van. Hij was van 1929 tot 1940 ook redacteur bij het Beknopt Verslag van de Belgische Senaat. Na zijn dood werd zijn uitgeverij overgenomen door Angèle Manteau. Zij stichtte, samen met Katie Dickinson, in 1942 de Leo J. Krynprijs voor literatuur.

 Uit: De man met den baard

“Zoowat dertig, veertig jaar geleden, woonde er te Antwerpen een man, en die had een baard. Maar
’t was geen gewone baard zoo-als men er dagelijks zag: het was een heele fijne, een heel bijzondere, een hoogst fatsoenlijke baard.
Het is dus zeer natuurlijk dat iedereen dien man bewonderde, hem en zijn baard, dat de vrouwen verliefd naar hem keken en de mannen hem benijdden. Velen dezer laatsten hadden dan ook hun onbenullige baardjes laten afscheren bij het zien van dien glorierijken baard; en vele vrouwen hadden den lust gevoeld den Man om den hals to vliegen, zoo midden op straat, zijn baard te kussen en met volle handen te woelen~ in het gouden haar.
Het was den Man aan te zien dat hij volkomen bewust was van de gevoelens die hij in de harten van anderen deed ontvlammen, want hij wandelde altijd fier en erg voornaam, zijn baard wuivend voor zich uitdrijvend. Grootmoedig, ietwat beschermend en aanmoedigend, zag hij veer op de vele vrouwen en meisjes die hem lonkend voorbij gingen; maar zijn glimlach bleef altijd statig, zoo-als dat paste aan een man met zoo’n baard.
Toentertijd woonden er ook twee tooverheksen in Antwerpen. De eerste van die twee woonde in een groot huis met dubbele koetspoort in de Huidevettersstraat, en daar ontving zij haar talrijke aanbidders. Zij was niet mooi, maar door haar helsche middelen gelukte zij erin zich te doen liefhebben door al wie in haar behagen stond. En nu had zij besloten het hart van den Man met den Baard te winnen, en het spreekt vanzelf dat dit haar moest gelukken, vermits zij een tooverheks was.
Maar onder al de meisjes die op den Man met den Baard verliefd geraakten, was er een dat al gedaan had wat welvoeglijklaeidshalve kon gedaan worden om de aandacht van den grooten Man te trekken. Maar zij slaagde niet. Hij was toch zoo gewoon dat alle vrouwen naar hem opkeken als naar een god, dat er waarlijk geen reden was waarom hij meer zou gelet hebben op de smachtende, doch eerbiedige blikken van deze juffrouw.”

 

 
Leo J. Kryn (3 augustus 1878 – 4 april 1940)