De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook alle tags voor Kees Fens op dit blog.
Uit:Het beslissende boek
“Wat ik te zeggen heb is enigszins ontmoedigend; het is eigenlijk in twee zinnen samen te vatten. De eerste is een uitspraak van de figuur uit een heel bekend verhaal van Carmiggelt. In een niet al te opgewekte bui zegt deze: ‘Een opvoeder is een stakker die in het duister tast.’ Ik vind dat toch nog enigszins positief. Ik zou er deze meer negatieve definitie aan willen toevoegen: ‘Een opvoeder is een brandweerman; hij komt altijd te laat: hij kan hoogstens de belendende percelen nat houden om grotere ongelukken te voorkomen.’ Misschien mag ik hier nog een tweede, eveneens ontleende uitspraak aan toevoegen: ‘Onderwijs is valse paarlen voor echte zwijnen’. Dat is een van de vermoeide levenswijsheden van Marnix Gijsen, die bij mijn weten overigens nooit voor de klas heeft gestaan. Over de glorie van die stakkerigheid, over het eeuwig te laat en over die valse paarlen wil ik hier enkele overwegingen aan u voorleggen.
Ik ben er altijd van overtuigd geweest – maar vooral de laatste jaren ben ik er steeds zekerder van geworden – dat elke lezer in zijn leven vier perioden kent, als hij tenminste tijd van leven krijgt.
Alleen de eerste en de laatste daarvan zijn m.i. voor hemzelf belangrijk. Waarom? Omdat het lezen in die periodes is wat het in wezen is, namelijk een vorm van egotisme. Tussen die eerste en vierde periode in wordt door vele opvoeders, leraren en anderen gepoogd de lezer aan dat egotisme te onttrekken. Met succes? Soms, maar ik geloof dat het in veel opzichten een schijnbaar succes is. Het einde van de eerste periode valt m.i. rond het twaalfde jaar; uiteraard zal dat van kind tot kind verschillen. Die periode zelf is de schijnbare glorietijd van de opvoeder. Voor het kind, dat wij ook geweest zijn, is lezen in de eerste periode iets mooi vinden of niet mooi vinden; het woord ‘goed’, als kwaliteitsaanduiding, bestaat gelukkig niet. Ontdekken dat iets mooi is, is in feite de toeëigening van iets. Je kunt het ook zo zeggen dat je datgene wat je leest eigen herkent en het je daarom ook eigen maakt. Nog weer anders gezegd: mooi is wat (h)erkend wordt, en dat kan iets heel onbekends zijn.
Voor mezelf heb ik wel eens het volgende beeld bedacht: bij het lezen wordt voor de lezer ineens de tweede helft zichtbaar van de cirkel. Die twee helften samen nu vormen de lezer. Het woord ‘vormen’ zou ik dan graag in twee opzichten verstaan zien. Als je het overziet, dan kan je zeggen dat er voor de lezer maar weinig is dat hij echt mooi vindt; en binnen dat mooi wordt die nuancering heel duidelijk aangebracht. Alleseters – of ‘alles lezers’, moet ik eigenlijk zeggen – onder de kinderen zijn doorgaans karakterloos; ze wekken altijd de meeste verwachtingen en die komen dan ook nooit uit. Het zijn eigenlijk een soort potten waar alle deksels op passen; persoonlijk wantrouw ik die.”
Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)