A. F.Th. van der Heijden, Heinz Helle, Boualem Sansal, Friedrich Nietzsche, Michail Lermontov

De Nederlandse schrijver A. F. Th. van der Heijden werd geboren in Geldrop op 15 oktober 1951. Zie ook alle tags voor A. F.Th. van der Heijden op dit blog.

Uit: Kwaadschiks

“Er is geen geluid bij. Het scherm toont afwisselend een kleine boot met een lijkkist aan boord en een zwarte rouwkoets die zich, getrokken door een vierspan, over het pad langs de rivier beweegt. Het vaartuig wordt gefilmd vanaf de wal, het rijtuig vanaf de scheepsvloer, allebei door een lichte nevel en vervagende rietpluimen heen. Close-up koetsier: hij draagt een zwarte mantel en een driekantige steek omlijst met rafelige franje. Over de paarden zijn lila dekkleden gelegd, die op de ogen en de neusgaten na ook hun hoofden omhullen, als bij een middeleeuws toernooi.
Het camerastandpunt aan boord verandert enigszins, zodat nu de doodskist op de voorgrond in z’n geheel te zien is. Er ligt een Nederlandse vlag overheen, met op de witte baan een bloemstuk van rode rozen en blauwe linten. De lens richt zich weer op, en kijkt dan recht in het binnenste van de lijkkoets: leeg nog.
‘Beetje audio erbij?’ stelt Quispel zijn cliënt voor. ‘Ik mis het klossen van die knollen.’
Over het morsige tafelblad heen reikend steekt de advocaat zijn hand naar de muis uit, maar cliënt, die zich voortdurend al in bochten heeft zitten wringen om niets van het scherm te hoeven zien, schudt heftig het hoofd: ‘Alsjeblieft, Ernst, doe me ’n lol.’
Met zijn onderarmen steunend op de rug van een stoel blijft Quispel het filmverslag volgen. Linksonder in beeld geven witte computercijfers de datum en het tijdstip, tot op rennende tienden van seconden precies, maar hij hoeft zijn Rolex niet te raadplegen om te weten dat de opnames live zijn. Het bootje richt de steven naar de aanlegsteiger, waarbij het een moment dwars op de stroom ligt. Het cameraoog glijdt omhoog langs de open poort, en onthult de naam van de begraafplaats, in gietijzeren krulkapitalen:

commervlugt

Voordat de rechercheurs, De Knegt en Van Baars, de verhoorkamer verlieten, kreeg cliënt na aandringen van zijn advocaat toestemming om een sigaret op te steken. (De Knegt had met heel zijn rossige drift nog geprotesteerd: ‘Sinds begin deze maand geldt er een rookverbod voor de horeca… en dan zullen wij er hier even een doorgepaft hol van laten maken’ – maar de buikige Van Baars, de veronderstelde good cop van de twee, deed het met een sussend gebaar af: ‘Een saffie maakt hem misschien wat spraakzamer.’)”

 

 
A. F.Th. van der Heijden (Geldrop, 15 oktober 1951)

Lees verder “A. F.Th. van der Heijden, Heinz Helle, Boualem Sansal, Friedrich Nietzsche, Michail Lermontov”

Italo Calvino, Tessa de Loo, P.G. Wodehouse, Mario Puzo, Vergilius, Kees Beekmans

De Italiaanse schrijver Italo Calvino werd geboren in Santiago de las Vegas op Cuba op 15 oktober 1923. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Italo Calvino op dit blog.

Uit: Invisible Cities (Vertaald door William Weaver)

“And these innovations do not disturb your city’s astral rhythm?” I asked.
“Our city and the sky correspond so perfectly, ” they answered, “that any change in Andria involves some novelty among the stars.” The astronomers, after each change takes place in Andria, peer into their telescopes and report a nova’s explosion, or a remote point in the firmament’s change of color from orange to yellow, the expansion of a nebula, the bending of a spiral of the Milky Way. Each change implies a sequence of other changes, in Andria as among the stars: the city and the sky never remain the same.
As for the character of Andria’s inhabitants, two virtues are worth mentioning: self-confidence and prudence. Convinced that every innovation in the city influences the sky’s pattern, before taking any decision they calculate the risks and advantages for themselves and for the city and for all worlds.
If you choose to believe me, good. Now I will tell how Octavia, the spider-web city, is made. There is a precipice between two steep mountains: the city is over the void, bound to the two crests with ropes and chains and catwalks. You walk on the little wooden ties, careful not to set your foot in the open spaces, or you cling to the hempen strands. Below there is nothing for hundreds and hundreds of feet: a few clouds glide past; farther down you can glimpse the chasm’s bed.
This is the foundation of the city: a net which serves as passage and as support. All the rest, instead of rising up, is hung below: rope ladders, hammocks, houses made like sacks, clothes hangers, terraces like gondolas, skins of water, gas jets, spits, baskets on strings, dumb-waiters, showers, trapezes and rings for children’s games, cable cars, chandeliers, pots with trailing plants.
Suspended over the abyss, the life of Octavia’s inhabitants is less uncertain than in other cities. They know the net will last only so long. “

 

 
Italo Calvino (15 oktober 1923 – 19 november 1985)

Lees verder “Italo Calvino, Tessa de Loo, P.G. Wodehouse, Mario Puzo, Vergilius, Kees Beekmans”

Riekus Waskowsky

De Nederlandse dichter Hendericus Mattheus (Riekus) Waskowsky werd geboren in Rotterdam op 15 oktober 1932. Eén van zijn overgrootvaders was een Poolse vuurtorenwachter die in het midden van de negentiende eeuw aan de Nederlandse kusten terechtkwam; hij bracht de naam Waskowsky naar Nederland. Riekus kampte met een zwakke gezondheid: astmatische aanleg. Hij las al vroeg alles wat los en vast zat, Na de oorlog doorliep Riekus eerst de Mulo en vervolgens de Hogere Burger School. Hierna bezorgde zijn vader hem een baantje in de BP-raffinaderij bij de Rotterdamse haven. Na zijn werk in de fabriek bracht hij anderhalf jaar door in militaire dienst, en pas daarna begaf hij zich naar Amsterdam om sociale psychologie te studeren. In dit vak behaalde hij midden jaren vijftig zijn kandidaatsexamen, daarnaast volgde hij colleges in politieke wetenschappen en filosofie. In 1964 werden er voor het eerst gedichten gepubliceerd in een ‘officieel’ literair tijdschrift, “Vandaag”. Waskowsky’s naam als dichter raakte langzaam gevestigd. In 1968 kreeg hij de Alice van Nahuys-prijs voor zijn debuut “Tant pis pour le clown”. In 1968 verscheen zijn tweede bundel “Slechts de namen der grote drinkers leven voort” opnieuw waren de kritieken overwegend positief. Behalve met het schrijven van eigen werk hield hij zich ook bezig met het vertalen van het werk van anderen. Uit het Spaans vertaalde hij onder andere gedichten van Pablo Neruda. Hij vertaalde ook “Zwart kwaad” van Evelyn Waugh. Riekus Waskowsky was onder meer bevriend met Jules Deelder, aan wie hij het gedicht Op de sien opdroeg, en met Gerrit Komrij en J.P. Guépin.

Archeoloog

Hij is niet gelukkig nu langzaam
na jaren voorbereiding zijn handen
de bedolven stad bevrijden.

Kranten en vakbladen
zullen over zijn vondsten juichen –
maar hij is niet gelukkig.

Oude vormen van wanhoop, de resten van het leven
dat hij aarzelend blootlegt, vullen zijn hart.

1200 jaar voor Christus sterft hij dan
bij de verwoesting van Mycene.

 

‘Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen…’

Het is dezelfde verwarring, Trutje – na alle
opwinding en rook heb ik mij uitgestrekt op

de vloer – ondanks de vrienden in lachkick.
‘Hoe voel je je nou?’ vragen ze en ‘Mm’ zeg ik

met moeite en dan springt een aankomend magier
op (kompleet met blikken kruis en plastic

doodshoofd) en buldert: ‘Luister, o aarde
luister, de laatste geheimen zijn nu ontsluierd’.

Maar wat weten de vrienden in godsnaam van de
vrienden? Er zijn momenten waarop er een zoete

rook van begrip in deze bouwvallige woning
kringelt… A perfect understanding – zoals toen

je knipoogde op het ogenblik dat ik mij in je
gruwelijk amuseerde… Maar het is dezelfde

verwarring – onverbiddelijk komt het moment
waarop je je afvraagt of de vrienden wel een ik

zijn (het is nooit gegeven, je kan het hoogstens
veronderstellen naar analogie van jezelf).

Toen de rook was opgetrokken, Trutje, kwamen
de tranen waarmee je terugging naar je man.

 
Riekus Waskowsky (15 oktober 1932 – 14 april 1977)

Alfred Neumann

 

De Duitse schrijver Alfred Neumann werd geboren op 15 oktober 1895 in Lautenburg als zoon van een joodse houtindustrieel en bracht zijn jeugd door in Berlijn, Rostock en Franstalig Zwitserland. Vanaf 1913 studeerde hij kunstgeschiedenis en na WO I promoveerde hij. In München werkte hij eerst als lector bij een uitgeverij, van 1918 tot 1920 als dramaturg van de Kammerspiele en als freelance schrijver. Neumann emigreerde in 1933, woonde tot 1938 in Fiesole, toen in Nice en vanaf 1941 in Los Angeles, waar hij Amerikaans staatsburger werd. In 1949 keerde hij terug naar Europa en vestigde zich in Florence. De vroege novelle “Lehrer Taussig” is nog schatplichtig aan het expressionisme, maar al gauw kwam hij in de verleiding om het beeldende ruimtegevoel van de barok stilistisch om te zetten in de taal van de kunst. Het historische onderwerp, waar hij zich op richtte bood hem altijd een gelegenheid om de diepten van de menselijke ziel te verkennen. De schelmenroman “Narrenspiegel” gaat over het avontuurlijke leven van de eeuwig failliete hertog vab Liegnitz Heinrich, die ooit het Hugenotleger aanvoerde en bijna koning van Polen werd. De roman “Der Patriot” speelt zich af voor de historische achtergrond van de moord op tsaar Paul I en werd in 1928 succesvol verfilmd met Emil Jannings in de hoofdrol. Tijdens zijn tijd in Californië schreef hij de roman “Der Pakt” over de Amerikaanse kolonel William Walker, die in de 19de eeuw tot president van Nicaragua werd gekozen, maar het land in een dictatuur veranderde.

 Uit: Strange Conquest (Der Pakt, vertaald door Ransom T. Taylor)

“They pushed through the roadblock and ran along the houses in two columns without losing a single man. They received fire, but it was irregular, inaccurate, and seemingly hesitant. Two men were lost at the next roadblock and here it became apparent that the enemy took poor aim, fired too high, and couldn’t face a frontal attack, especially when the attackers yelled. The Falange got through.
But then there was yelling behind them in their own tongue, terrible in its agony. Now they knew that one of the two who had gone down before the roadblock had not been dead, but would be soon. They wanted to go back.
“Keep going!” roared Kewen, brandishing his pistol.
They got a few paces further, then drew fire from every window, and behind them the road block closed like a cattle gate.
“Keep going!” Kewen yelled, and they snarled at him like angry dogs. He dropped his pistol, stunned by their mutiny.
They crawled into the two nearest houses on their right and left and, roaring with rage, cleaned them of five snipers each. They cleaned them out with their bayonets.
They didn’t budge from those holes. Five of them now lay outside, between the two houses, and two lay back by the roadblock. That made seven. Jonny Felice lay in the outskirts of the town. That made eight. In Tola under the rattling coconuts lay Crocker. That made nine.
Achilles Kewen was still around. He popped back and forth between the two houses, made speeches, insulted the troops, wasted his luxuriant stock of Kentucky curses on them. They didn”t budge from their holes. Every time he skipped across the street, he was fired on, and finally it got too much for him, or he lost his head. He planted himself in the middle of the street and yelled: “You yellow bastards! You yellow bastards!” He yelled it only twice. Then he ripped his mouth wide open as for a huge laugh, and only when he pitched forward did anyone see the hole in his forehead. Now there were ten gone.”

 

 
Alfred Neumann (15 oktober 1895 – 3 oktober 1952)

E. E. Cummings, Maarten van der Graaff, Péter Nádas, Katha Pollitt, Daniël Rovers, Katherine Mansfield, Margarete Susman, Stefan Żeromski

De Amerikaanse dichter en schrijver Edward Estlin Cummings werd geboren in Cambridge, Massachusetts op 14 oktober 1894. Zie ook alle tags voor E. E. Cummings op dit blog.

 

My Love

my love
thy hair is one kingdom
the king whereof is darkness
thy forehead is a flight of flowers

thy head is a quick forest
  filled with sleeping birds
thy breasts are swarms of white bees
  upon the bough of thy body
thy body to me is April
in whose armpits is the approach of spring

thy thighs are white horses yoked to a chariot
  of kings
they are the striking of a good minstrel
between them is always a pleasant song

my love
thy head is a casket
  of the cool jewel of thy mind
the hair of thy head is one warrior
  innocent of defeat
thy hair upon thy shoulders is an army
  with victory and with trumpets

thy legs are the trees of dreaming
whose fruit is the very eatage of forgetfulness

thy lips are satraps in scarlet
  in whose kiss is the combinings of kings
thy wrists
are holy
  which are the keepers of the keys of thy blood
thy feet upon thy ankles are flowers in vases
  of silver

in thy beauty is the dilemma of flutes

  thy eyes are the betrayal
of bells comprehended through incense

 

Who Knows If The Moon’s

who knows if the moon’s
a baloon,coming out of a keen city
in the sky—filled with pretty people?
(and if you and i should

get into it,if they
should take me and take you into their baloon,
why then
we’d go up higher with all the pretty people

than houses and steeples and clouds:
go sailing
away and away sailing into a keen
city which nobody’s ever visited,where

always
            it’s
                   Spring)and everyone’s
in love and flowers pick themselves

 

 
E. E. Cummings (14 oktober 1894 – 3 september 1962)
Zelfportret 1958

Lees verder “E. E. Cummings, Maarten van der Graaff, Péter Nádas, Katha Pollitt, Daniël Rovers, Katherine Mansfield, Margarete Susman, Stefan Żeromski”

Philip Winkler

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Duitse schrijver Philip Winkler werd in 1986 geboren in Neustadt am Rübenberge en groeide op in Hagenburg bij Hannover. Winkler studeerde Creatief Schrijven en Culturele Journalistiek aan de Universiteit van Hildesheim. Hij verbleef enige tijd in het buitenland: Kosovo, Albanië, Servië en Japan. Hij publiceerde in verschillende bloemlezingen en Bella Triste en ontving in 2008 de Joseph Heinrich Colbin Prijs voor het korte verhaal “Sommertage” en in 2015 voor fragmenten uit “Hool” de Retzhof Prijs voor jonge literatuur van Literaturhaus Graz. Zijn debuutroman “Hool” werd al voor de publicatie door critici geprezen en belandde op de shortlist voor de Deutsche Buchpreis. Winkler woont tegenwoordig in Leipzig.

Uit: Hool

“Ich wärme meinen neuen Zahnschutz in der Hand an. Wende ihn mit den Fingern und presse ihn etwas zusammen. So mache ich es vor jedem Kampf. Das Gelmaterial bleibt stabil, gibt nur wenig nach. Das ist ein Top-Ding.
Was Besseres kann man nicht bekommen. Individuell vom Zahntechniker hergestellt. Keines dieser Billoteile aus Massenproduktion, die man nach zwei Wochen gleich wieder in die Tonne kloppen kann, weil dir die Kanten ins Zahnfleisch schneiden. Oder weil man wegen der beschissenen Passform und dem chemischen Kunststoffgeruch andauernd einen Würgreiz kriegt. Bis auf Jojo mit seinem mageren
Hausmeistergehalt haben wir inzwischen fast alle so einen Zahnschutz. Kai, der immer den feinsten Shit haben muss.
Ulf. Der kann das mal locker aus der Portokasse zahlen. Tomek, Töller. Und einige unserer Jungs, die entsprechende Jobs haben. Onkel Axel sowieso. Der hat den Zahntechniker vor ein paar Jahren aufgetan. Hat sich auf Kontaktsportarten spezialisiert und versorgt Kampfsportler in ganz Deutschland. Wie man hört, sollen auch welche von den Frankfurtern zu dem gehen und einige Jungs aus dem Osten. Aus Dresden und Halle, die Zwickauer. Müssen bestimmt ihren Monatssatz Hartz IV dafür hinblättern, denke ich und fahre die durchgestanzten Atemlöcher mit der Fingerspitze ab.
»Ey, Heiko!« Kai stößt mich in die Seite. »Handy klingelt.« Das Discounterhandy brummt zwischen uns auf dem Sitz. Mit zittrigen Fingern greife ich danach. Mein Onkel beobachtet mich im Seitenspiegel. Ich drücke auf die Taste mit dem grünen Hörer.
»Wo seid ihr? Wir warten«, kommt die Stimme von dem Kölner, mit dem ich das Match vereinbart habe, aus der Muschel. Ich kurble die Scheibe runter, um besser rausschauen zu können, suche nach irgendwelchen Anhaltspunkten.
»Sind bei Olpe von der B 55 ab. Müssten gleich da sein.«
»In der Wüste lang. Zweiten Kreisel rechts raus. Am Bratzkopf durch bis kurz hinterm Ortsausgang. Links kommt der Wald. Könnt ihr nich’ verfehlen.«
Bevor er auflegt, erinnere ich ihn noch mal an die Abmachung. Fünfzehn Mann auf jeder Seite. Dann lege ich auf.”

 

 
Philip Winkler (Neustadt am Rübenberge, 1986)

Colin Channer, Herman Franke, Sebastian Fitzek, Richard Howard, Migjeni, Arna Wendell Bontemps, Conrad Richter, Edwina Currie, Frank Witzel

De Jamaicaanse schrijver Colin Channer werd geboren op 13 oktober 1963 in Kingston. Zie ook alle tags voor Colin Channer op dit blog.

Uit: The Girl with the Golden Shoes

“So while the others ran, she hid behind the almond tree and watched in fearful fascination as the creature loomed.
It wasn’t until the mask had been removed that Estrella, who’d never been to school or traveled much on her tiny island, understood that what she thought had been a monster was a human being—a scuba diver in a rubber suit.
She stepped out from behind the tree and walked toward him in her old blue frock with eyelet lace around the hem, hips moving widely underneath the faded fabric, giving insight to the marvel of her shape. She was tall and big-boned with mannish shoulders and a long face with sharp cheeks. Her eyes were bright and slanted, and although her skin was darker than a Coke, she had a length of wavy hair.
“What are you wearing?” she asked in English, which she rarely had the need to use, since everyone around her spoke Sancoche.
“It lets me breathe beneath the water.”
They talked for several minutes, during which he explained some of his duties; then he disappeared below the surf.
In Sancoche, her native dialect, Estrella kept repeating as the ripples disappeared, “I never even thought to dream of seeing a thing like that.”

 

 
Colin Channer (Kingston, 13 oktober 1963)

Lees verder “Colin Channer, Herman Franke, Sebastian Fitzek, Richard Howard, Migjeni, Arna Wendell Bontemps, Conrad Richter, Edwina Currie, Frank Witzel”

Nobelprijs voor Literatuur 2016 voor Bob Dylan

Nobelprijs voor Literatuur 2016 voor Bob Dylan

De Nobelprijs voor de Literatuur is dit jaar toegekend aan de Amerikaanse zanger, songwriter en dichter Bob Dylan. Bob Dylan werd geboren als Robert Allen Zimmerman op 24 mei 1941 in Duluth, Minnesota. Zie ook alle tags voor Bob Dylan op dit blog 

Mr. Tambourine Man

Hey ! Mr Tambourine Man, play a song for me
I’m not sleepy and there is no place I’m going to
Hey !
Mr Tambourine Man, play a song for me
In the jingle jangle morning I’ll come followin’ you.
Though I know that evenin’s empire has returned into sand
Vanished from my hand
Left me blindly here to stand but still not sleeping
My weariness amazes me, I’m branded on my feet
I have no one to meet
And the ancient empty street’s too dead for dreaming.

Hey ! Mr Tambourine Man, play a song for me
I’m not sleepy and there is no place I’m going to
Hey ! Mr Tambourine Man, play a song for me
In the jingle jangle morning I’ll come followin’ you.

Take me on a trip upon your magic swirlin’ ship
My senses have been stripped, my hands can’t feel to grip
My toes too numb to step, wait only for my boot heels
To be wanderin’
I’m ready to go anywhere, I’m ready for to fade
Into my own parade, cast your dancing spell my way
I promise to go under it.

Hey ! Mr Tambourine Man, play a song for me
I’m not sleepy and there is no place I’m going to
Hey ! Mr Tambourine Man, play a song for me
In the jingle jangle morning I’ll come followin’ you.

Though you might hear laughin’, spinnin’ swingin’ madly across the sun
It’s not aimed at anyone, it’s just escapin’ on the run
And but for the sky there are no fences facin’
And if you hear vague traces of skippin’ reels of rhyme
To your tambourine in time, it’s just a ragged clown behind
I wouldn’t pay it any mind, it’s just a shadow you’re
Seein’ that he’s chasing.

Hey ! Mr Tambourine Man, play a song for me
I’m not sleepy and there is no place I’m going to
Hey ! Mr Tambourine Man, play a song for me
In the jingle jangle morning I’ll come followin’ you.

Then take me disappearin’ through the smoke rings of my mind
Down the foggy ruins of time, far past the frozen leaves
The haunted, frightened trees, out to the windy beach
Far from the twisted reach of crazy sorrow
Yes, to dance beneath the diamond sky with one hand waving free
Silhouetted by the sea, circled by the circus sands
With all memory and fate driven deep beneath the waves
Let me forget about today until tomorrow.

Hey ! Mr Tambourine Man, play a song for me
I’m not sleepy and there is no place I’m going to
Hey ! Mr Tambourine Man, play a song for me
In the jingle jangle morning I’ll come followin’ you.

 
Bob Dylan (Duluth, 24 mei 1941)

 

 

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=PYF8Y47qZQY&w=560&h=315]

Jeet Thayil

De Indiase dichter, schrijver, librettist en muzikant Jeet Thayil werd geboren op 13 oktober 1959 in Kerala als zoon van de auteur en redacteur TJS George, die op verschillende plaatsen in India, in Hong Kong en New York heeft gewerkt. Thayil werd vooral in het buitenland opgeleid. Hij behaalde een Master in Fine Arts aan het Sarah Lawrence College (New York), en hij heeft beurzen prijzen gekregen van o.a. de New York Foundation for the Arts, de Zwitserse Raad voor de Kunsten, de British Council en de Rockefeller Foundation. Zijn eerste roman, Narcopolis (2011) speelt grotendeels in Bombay in de jaren ’70 en ’80, en vertelt de geheime geschiedenis van de stad, toen opium plaats maakte voor de nieuwe goedkope heroïne. Thayil is redacteur van het “Bloodaxe Book of Contemporary Indian Poets” (2008), “60 Indian Poets”, (2008) en een verzameling van essays “Divided Time: India and the End of Diaspora” (2006) en van een bloemlezing van Indische poëzie (2015). Ook schreef hij het libretto voor de opera “Babur in Londen”, in opdracht van de Britse Opera Group met muziek van de in Zurich gevestigde Britse componist Edward Rushton. De wereldpremière van de opera vond plaats in Zwitserland in 2012, gevolgd door reizen naar het Verenigd Koninkrijk (Londen en Oxford) en India. De kern van het werk is een verkenning van de complexiteit van geloof en multiculturalisme in het hedendaagse Groot-Brittannië. Thayil is ook bekend als een performance dichter en alsmuzikant. Als songwriter en gitarist is hij de ene helft van het hedendaagse muziek project Sridhar / Thayil. In 2012 kreeg hij voor de dichtbundel “These Errors are Correct” de Sahitya Akademi Award voor Engels. Zijn roman stond op de short list voor de Man Booker Prize 2012 en de Hindu Literary Prize (2013).

The Penitent

I’m back where my life and I parted ways.
I’m talking to the coffeemaker, to the face
towels folded by the sink, to the air
conditioner that conspires with my enemies. Even now,
in the midst of my extremity my eyes are dry,
and if I jump repeatedly against the window
I can tell myself I’m being lifted by a great joy –
until the glass smites my face and I cry out
your old name. The room is empty, lonely
as a still life, but the water stains speak
with your voice, Honor me, honor everything.

 

 

To Baudelaire

I am over you at last, in Mexico City,
in a white space high above the street,
my hands steady, the walls unmoving.
It’s warm here, and safe, and even in winter
the rain is benign. Some mornings I let
the sounds of the plaza – a fruit seller,
a boy acrobat, a woman selling
impossible fictions – pile up in a corner
of the room. I’m not saying I’m happy
but I am healthy and my money’s my own.
Sometimes when I walk in the market
past the chickens and the pig smoke,
I think of you – your big talk and wolf’s heart,
your Bonaparte hair and eyes of Poe.
I don’t miss you. I don’t miss you when
I open a window and light fills the room
like water pouring into a paper cup,
or when I see a woman’s white dress shine
like new coins and I know I could follow
my feet to the river and let my life go
away from me. At times like this,
if I catch myself talking to you,
I’m always surprised at the words I hear
of regret and dumb boyish devotion.

 

 

 
Jeet Thayil (Kerala, 13 oktober 1959)

In Memoriam Dario Fo

In Memoriam Dario Fo

De Italiaanse schrijver, regisseur en acteur Dario Fo die in 1997 de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg, is op 90-jarige leeftijd overleden. Dat meldt de Italiaanse regering. Dario Fo werd geboren in Leggiuno-Sangiamo op 24 maart 1926. Zie ook alle tags voor Dario Fo op dit blog.

Uit: Mistero Buffo (Mary at the Cross, vertaald door Ed Emery)

“SOLDIER: I told you before, lady! there is only one way to make him happy: kill him at once. If you want to hurry it up and take that lance leaning over there, we soldiers will pretend not to see, and you must run up under the cross and stick the point into him with all your strength, stick the lance right into his belly, right in, and then, in a moment, you will see Christ die. [The Madonna faints] What’s the matter? Why did she faint? I never even touched her!
MAN: Lay her out… do it gently… and give her room to breathe…
WOMAN: Let’s have something to cover her with… she’s shivering with the cold…
OTHER MAN: I left my cloak at home…
MAN: Move aside there… Help me to lay her out…
OTHER MAN: And now be quiet and let her recover.
MARY: [As if in a dream] Who are you, up there, young man, I sem to know you. What is it that you want from me?
WOMAN: She’s talking in her sleep, she’s confused… she’s having visions…
GABRIEL: I am Gabriel, the Anel of the Lord. I am he, oh Virgin, the herald of your solitary and delicate love.
MARY: Go spread your wings, Gabriel. return to the radiant joys of Heaven, for there is nothing for you on this vile earth, in this tormented world. Go, so that you do not soil your wings, with their feathers coloured in gentle colours… Don’t you see the mud… and the blood… dung and filth…? It’s like a sewer… Go, so that your delicate ears are not burst asunder with this desperate crying, the pleading and weeping that arises on all sides. Go, so that you do not sear your bright eyes looking at sores and scabs and boils and flies and worms creeping forth from torn bodies of the dead.
You are not used to this, because in Paradise you have no wailing and lamentation, or wars, or prisons, or men hanged, or women raped. In Paradise there is no hunger, no starvation, nobody sweating with work, wearing themselves to the bone, no children without smiles, no women out of their mids with grief, nobody who suffers to pay the price of original sin. Go, Gabriel, go, Gabriel.
GABRIEL: Grief-stricken woman, whom suffering has struck even in her belly, now I understand clearly… Now that this torment has seized you, seeing the young Lord God nailed up… at this moment, I too understand, just like you…
MARY: You understand, just like me, just lik me? Gabriel, did you bear my son in your swelling belly? Did you bite you lip so as not to scream with pain while giving birth to him? Did you feed him? Did you give him the milk from your breast, Gabriel? Did ou suffer when he was sick with fever, when he was down with measles, and did you stay up all night comforting him when he was crying with his first teeth? No, Gabriel? Well, if you didn’t go through all that, then you cannot speak of sharing my grief at this moment…
GABRIEL: You’re right, Mary… Forgive my presumption. I said it because my heart is breaking within me. I who thought that I was above all suffering. But I come to remind you that it is just this, your song, this lament without a voice, this plaint without sobs, this, your sacrifice, and the sacrifice of your son, which will tear apart the heavens, and which will enable men for the first time to enter Paradise!”

 
Dario Fo (24 maart 1926 – 13 oktober 2016)