Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Isaac Bashevis Singer, Wouter Steyaert, Marilyn French, Freya North, Carl-Henning Wijkmark, Voltaire

De Nederlandse schrijfster Margriet de Moor werd als Margaretha Maria Antonetta Neefjes op 21 november 1941 in Noordwijk geboren. Zie ook alle tags voor Margriet de Moor op dit blog.

Uit:De schilder en het meisje

“Daarop had de schilder gevoeld hoe ze ontspanden. Hoe de anderen begrepen dat ze het dus goed hadden gezien. Alle vier keken nu van het schilderij naar hem, maar hij zei niets, knikte alleen vaagjes. De vernedering kwam eraan, maar was nog abstract. Had nog niet de gedaante aangenomen van een brik, normaal in gebruik voor biertransport, die met een hoop lawaai de Rozengracht op komt rollen en stilhoudt voor nummer 184. Dat zou pas over een paar dagen gebeuren.
Nog voordat er zou worden geklopt zou zijn vrouw opendoen.
‘Lieve help! Ze hebben het al gebracht!’
Hij en zij zouden elkaar halverwege de trap tegemoet zijn gehold, hij vanaf de eerste verdieping waar hij aan het werk was, zij vanuit de open voordeur waardoorheen je op straat het paard kon zien, de lege bok en een stuk van de gênante, tot aan de dissel naar voren geschoven lading, een slordige grijsgrauwe rol, dubbelgeklapt tot een paar meter doorsnee.
Nog niet. Geen sprake van zelfs. De grijsgrauwe rol hing op dit moment nog magnifiek uitgespreid, al zijn kleuren naar buiten, op een van de eervolste plekken waar hij maar hangen kon. Eigenlijk tweede keus, zeker, maar niettemin. Intussen kwam de commissie met kritische opmerkingen over de woeste stijl van het werk, argumenten die zonder meer relevant waren, maar die de maker ervan een lachje ontlokten – dit is verdorie mijn beste groep, beter nog dan die schutters die nu toch al zo’n jaar of twintig zonder noemenswaardig gezeur in De Doelen hangen!
Zijn lachje kwam irritant over.
‘Een penseel is geen hakbijl,’ klonk het kwaad.
‘Soms wel,’ zei de schilder.
‘U rotzooit maar wat aan.’
De schilder boog.
Een van de burgemeesters opende nu een bleekgroene map, haalde er een tekening uit en wilde hem die toesteken. Maar de schilder verroerde geen vin.”

 
Margriet de Moor (Noordwijk, 21 november 1941)

Lees verder “Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Isaac Bashevis Singer, Wouter Steyaert, Marilyn French, Freya North, Carl-Henning Wijkmark, Voltaire”

Garth Risk Hallberg

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse schrijver Garth Risk Hallberg werd geboren in Louisiana in november 1978 en groeide op in Noord-Carolina. Zie ook alle tags voor Garth Risk Hallberg op dit blog.

Uit: City on Fire

“It was connected with the doctor’s studious skirting of the word “father” and its equivalents, which of course kept the person they referred to at the very front of Charlie’s mind. But suppose they were right: the school guidance counselor, his mom. Suppose the dead father lodged in his skull was making him sick, and suppose Dr. Altschul could pry Dad out, like a bad tooth. What, then, would be left of Charlie? So he talked instead about school and pee-wee league, about the Sullivans and Ziggy Stardust. When given a “homework” assignment—think about a moment he’d been scared—he talked about the terrifying dentist his mom used to make him go see on the thirty-eighth floor of the Hamilton-Sweeney Building; how old Dr. DeMoto once scraped his plaque onto a saltine and made him eat it; and how the window, inches away from his chair, gave onto a sheer drop of six hundred feet. Mom had this idea that for the finest care, you had to go to Manhattan. In fact, maybe ponying up for a fancy headshrinker now was contrition for Dad; maybe she thought if he’d been rushed after the second heart attack to a hospital in the City, he’d still be alive. “Heights—that’s what scares me,” Charlie said. “And fires. And snakes.” One of these wasn’t even true. He’d put it in to test Dr. Altschul, or throw him off the trail.
Then one Friday, a month before school ended, he found himself holding forth with unexpected vehemence about Rabbi Lidner. This had been another of his “homework” assignments, to “recover” his feelings about his adoption. “Abe and Izz will do fine with the Torah study, it’s in their blood, but honestly, sometimes I feel sorry for them. They don’t know what they’re in for.”
There was a twitch, a resettling of fingers on the cardigan, like a cellist’s on his instrument, a movement at the corner of the therapeutic mouth too quick for the beard to camouflage. “What is it you feel they’re in for, Charlie?”
“All this stuff about being shepherded, watched over…You and I both know it’s bullshit, Doc. If I was any kind of brother, I’d take them aside and tell them.”
“Tell them what? Shall we role-play?”
Charlie let his gaze rest on Dr. Altschul’s pantheistic tchotchkes. “You know. You are alone, you were alone, you will be alone.”
“This is a worldview you have.”
“I’ve only been saying this for like two months now. What I feel is, basically, you’re an alien dropped on a hostile planet, whose inhabitants are constantly trying to tempt you into depending on them. Have you seen The Man Who Fell to Earth?” Charlie’s face was hot, his asthma tightening his throat. “I realize that maybe sounds like a metaphor, but you listen to David Bowie, he’s thinking about what people will face in the future. I guess I’m trying to, too. Because there’s two ways of taking off a band-aid.”

 
Garth Risk Hallberg (Louisiana, november 1978)