David Sedaris, Elizabeth Kostova, Henry Miller, Rainer Malkowski, Mani Beckmann, Alejo Carpentier

De Amerikaanse schrijver David Sedaris werd geboren in Binghamton, New York, op 26 december 1956. Zie ook alle tags voor David Sedaris op dit blog.

Uit:When You Are Engulfed in Flames

“Carry my groceries upstairs.’ She sounded like a man, or, rather, a hit man, her voice coarse and low, like heavy footsteps on gravel.
‘Now?’ Hugh asked.
She said, ‘What? You got something better to do?’
I first saw the apartment a few days later. Hugh was in the living room taking down the panelling while I sat on a paint bucket and tried to come to terms with my disappointment. For starters, there was the kitchen floor. The tiles there were brown and tan and ochre, the colours seemingly crocheted as they would be on an afghan. Then there was the size. I was wondering how two people could possibly live in such a tight space, when there was a knock at the unlocked door, and this woman I didn’t know stepped uninvited onto the horrible tiles. Her hair was dyed the colour of a new penny, and she wore it pulled back into a thumb-sized ponytail. This put the focus on her taped-up glasses, and on her lower jaw, which stuck out slightly, like a drawer that hadn’t quite been closed. ‘Can I help you?’ I asked, and her hand went to a whistle that hung from a string around her neck.
‘Mess with me, and I’ll stick my foot so far up your ass I’ll lose my shoe.’
Someone says this, and you naturally look down, or at least I do. The woman’s feet were tiny, no longer than hot-dog buns. She had on puffy sneakers, cheap ones made of air and some sort of plastic, and, considering them, I frowned.
‘They might be small, but they’ll still do the job, don’t you worry,’ she said.
Right about then, Hugh stepped out of the living room with a scrap of panelling in his hand. ‘Have you met Helen?’ he asked.
The woman unfurled a few thick fingers, the way you might when working an equation: 2 young men + 1 bedroom – ugly panelling = fags. ‘Yeah, we met.’ Her voice was heavy with disdain. ‘We met, all right.’
Throughout the seven years Hugh and I lived on Thompson Street, our lives followed a simple pattern. He would get up early and leave the house no later than eight. I was working for a house-cleaning company, and though my schedule varied from day to day, I usually didn’t start until 10. My only real constant was Helen, who would watch Hugh leave the building, and then cross the hall to lean on our doorbell. I would wake up, and just as I was belting my robe, the ringing would be replaced by a pounding, frantic and relentless, the way you might rail against a coffin lid if you’d accidentally been buried alive.”

 
David Sedaris (Binghamton, 26 december 1956)

Lees verder “David Sedaris, Elizabeth Kostova, Henry Miller, Rainer Malkowski, Mani Beckmann, Alejo Carpentier”

Jean Toomer, Hans Brinkmann, Willy Corsari, Alfred Huggenberger, René Bazin, Julien Benda

De Amerikaanse dichter en schrijver Jean Toomer werd geboren op 26 december 1894 in Washington, D.C. Zie ook alle tags voor Jean Toomer op dit blog.

Banking Coal

Whoever it was who brought the first wood and coal
To start the Fire, did his part well;
Not all wood takes to fire from a match,
Nor coal from wood before it’s burned to charcoal.
The wood and coal in question caught a flame
And flared up beautifully, touching the air
That takes a flame from anything.

Somehow the fire was furnaced,
And then the time was ripe for some to say,
“Right banking of the furnace saves the coal.”
I’ve seen them set to work, each in his way,
Though all with shovels and with ashes,
Never resting till the fire seemed most dead;
Whereupon they’d crawl in hooded night-caps
Contentedly to bed. Sometimes the fire left alone
Would die, but like as not spiced tongues
Remaining by the hardest on till day would flicker up,
Never strong, to anyone who cared to rake for them.
But roaring fires never have been made that way.
I’d like to tell those folks that one grand flare
Transferred to memory tissues of the air
Is worth a like, or, for dull minds that turn in gold,
All money ever saved by banking coal.

 
Jean Toomer (26 december 1894 – 30 maart 1967)
Rond 1920

Lees verder “Jean Toomer, Hans Brinkmann, Willy Corsari, Alfred Huggenberger, René Bazin, Julien Benda”

Thomas Gray Jean Galtier-Boissière, Ernst Moritz Arndt, Johann Gaudenz von Salis-Seewis, E. D. E. N. Southworth, Jean-François de Saint-Lambert

De Engelse dichter en geleerde Thomas Gray werd geboren op 26 december 1716 in Londen. Zie ook alle tags voor Thomas Gray op dit blog.

The Bard

1.3
Cold is Cadwallo’s tongue,
That hush’d the stormy main:
Brave Urien sleeps upon his craggy bed:
Mountains, ye mourn in vain
Modred, whose magic song
Made huge Plinlimmon bow his cloud-top’d head.
On dreary Arvon’sÊ shore they lie,
Smear’d with gore, and ghastly pale:
Far, far aloof th’ affrighted ravens sail;
The famish’d Eagle screams, and passes by.
Dear lost companions of my tuneful art,
Dear, as the light that visits these sad eyes,
Dear, as the ruddy drops that warm my heart,
Ye died amidst your country’s cries–
No more I weep. They do not sleep.
On yonder cliffs, a griesly band,
I see them sit, they linger yet,
Avengers of their native land:
With me in dreadful harmony they join,
And weave with bloody hands, the tissue of thy line.’

 
Thomas Gray (26 december 1716 – 30 juli 1771)
Portret door John Giles Eccardt, 1747-1748

 

Lees verder “Thomas Gray Jean Galtier-Boissière, Ernst Moritz Arndt, Johann Gaudenz von Salis-Seewis, E. D. E. N. Southworth, Jean-François de Saint-Lambert”

Kerstmis op de 408 (Jacques Schreurs)

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 

 
Nativité door Jean-Baptiste Marie Pierre, ca. 1760

 

Kerstmis op de 408

Een stille Sloveen had het uitgedacht
Zoo’n vreemde man die geen tijding wacht
In een doode gang van de 408.

Wat doet een zwerver al met zijn tijd,
Wat doet al een kind in de eenzaamheid
Met zijn smart, zijn hart en zijn handen…..?
De wereld blijft hem vreemd en ver,
Zijn hart een duizelende ster,
Die nergens zal belanden….

Maar luistert hoe het Kerstmis was:
Een Kindje onder een oude jas,
Sterren en schapen en groen mos en gras
En een krib voor het steenen Kindje,
Een os en een ezel in een hol,
De schapen waren van witte wol,
En een Engel met een banderol
Van Gloria de wangen bol,
Kwam zingend aangevlogen.

Het Meisje hield haar handjes gevouwd,
De Man één hand voor de oogen;
Zij was iets te jong en hij iets te oud:
Sint Jozef had een rok van goud,
Maria een parelgrijze……;
De beeldjes sneed hij zelf uit hout,
De herders en ook de Wijzen.

De herders keken schuin en zoet,
Eén koning was er zwart als roet
En allen wel moe van reizen:
De koningen stonden met hun staf
Van wichelaars en rijken,
Een beetje te veel nog en achteraf,
Naar het steenen Kindje te kijken.

Een mijnlamp en een lampion
Lichtte de kompels vóór,
Waar het allernachtelijkst feest begon
En het lied en het nachtelijk koor,
Wie vierden ooit kerstmis zoo dicht bij de hel? –
Zei een zwarte man tot zijn zwarte gezel.

Toen werden zij stil en hun stem werd zacht
Ze wisten niet recht wàt het was:
De stille Sloveen of de heilige nacht,
Of het kindeke onder de jas
Ze gaven elkander de hand op het Kind,
Daar stonden die donkere kolossen,
Met oogen van gruis en tranen blind;
En een dwaze man, die kuste het Kind,
Dat de wereld komt verlossen
En altijd weer ergens een kribbe vindt –
En hooi en stroo en de adem van haar ossen.

 


Jacques Schreurs (9 februari 1893 – 31 januari 1966)
Sittard, de kerk van Onze Lieve Vrouw van het H. Hart. Jacques Schreurs werd geboren in Sittard.

 

Zie voor de schrijvers van de 25e december ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

Karin Amatmoekrim, David Pefko, Quentin Crisp, Sabine Kuegler, Lisa Kränzler, N.E.M. Pareau. Sheila Heti, Tununa Mercado, Maarten Goethals

De Surinaams-Nederlandse schrijfster Karin Amatmoekrim werd geboren in Paramaribo op 25 december 1976. Zie ook alle tags voor Karin Amatmoekrim op dit blog.

Uit: Het gym

“De zomer hing als een muffe vaatdoek tussen de flats van de wijk. De wind die normaliter van zee kwam en alles – hitte, fietsers, zwerfvuil – ongenadig heen en weer beukte, bleef al weken weg.
Sandra likte het zoute zweet van haar lippen en hield haar ogen strak op de weg gericht. Naast haar zat Tanya: groot en zwart. Zelf was ze klein voor haar leeftijd. Naast haar vriendin leek ze smal en onbeduidend. Van tijd tot tijd rechtte ze haar rug om niet helemaal weg te vallen.
Ze zaten op het muurtje dat het schoolplein omsloot. Achter hen het lege plein, met zand dat zich in de hoeken en in de knikkerpotjes ophoopte en dat pas weg zou spoelen bij de volgende regenbui omdat niemand de moeite nam het aan te vegen. Voor hen lag de brede weg die de wijk met de stad verbond. Alles wat de wijk in kwam, kwam over deze weg. Het was zaak de boel goed in de gaten te houden, want weten wie er kwam en ging, was weten wat er te gebeuren stond.
‘Daar heb je Bep,’ zei Tanya. Sandra keek opzij. Een dikke, blanke vrouw schommelde in slow motion achter een rollator hun kant op.
‘Wedden dat ze oversteekt.’
Een moment later kreeg de vrouw hen in de gaten. Twee opgeschoten meiden in het uniform van de wijk (een dun, neonkleurig trainingspak met badslippers eronder. De echt stoere jongens droegen slippers van Nike. Op die van Tanya en Sandra stond bata). Ze hingen wat rond voor het schoolplein op een zaterdagmiddag. Dat betekende gegarandeerd rottigheid. De vrouw stopte, keek aarzelend om zich heen en stak toen de straat over. Aan de overkant vervolgde ze haar weg, zonder op te kijken van het mandje op haar rollator en de stoep die daaronder tergend langzaam wegliep.
‘Zal ik wat roepen?’ vroeg Tanya met een kwaadaardige grijns.
‘Doe maar niet,’ antwoordde Sandra. ‘Ze is oud, man.’
‘Een ouwe nare heks is ’t,’ reageerde Tanya. ‘Zag je hoe ze expres overstak? Gewoon bang voor niks.’
Sandra haalde haar schouders op.
Minuten gingen voorbij.
Ze wiebelden met hun benen en keken afwisselend naar links, richting stad, en naar rechts, richting wijk. Er gebeurde weinig.”

 
Karin Amatmoekrim (Paramaribo, 25 december 1976)

Lees verder “Karin Amatmoekrim, David Pefko, Quentin Crisp, Sabine Kuegler, Lisa Kränzler, N.E.M. Pareau. Sheila Heti, Tununa Mercado, Maarten Goethals”

Friedrich Wilhelm Weber, Alfred Kerr, Gerhard Holtz-Baumert, Dorothy Wordsworth, Carlos Castaneda, William Collins, Christian Geissler, Ute Erb

De Duitse schrijver Friedrich Wilhelm Weber werd geboren op 25 december 1813 in Althausen. Zie ook alle tags voor Friedrich Wilhelm Weber op dit blog.

Uit: Dreizehnlinden (fragment)

Wonnig ist’s, in Frühlingstagen
Nach dem Wanderstab zu greifen
Und, den Blumenstrauß am Hute,
Gottes Garten zu durchschweifen.

Oben ziehn die weißen Wolken,
Unten gehn die blauen Bäche,
Schön in neuen Kleidern prangen
Waldeshöh’ und Wiesenfläche.

Auf die Bleiche bringt das Mädchen,
Was der Winterfleiß gesponnen,
Und dem Hain erzählt die Amsel,
Was im Schnee sie still ersonnen.

Sind es auch die alten Töne,
Die bekannten, längst vertrauten,
Doch die Bleicherinnen lauschen
Gern den süßen, lieben Lauten.

Gern den süßen, lieben Lauten,
Die in Berg und Tal erklingen;
Hirtenbub’ und Köhlerknabe
Horchen auf, um mitzusingen;

Mitzusingen frisch und freudig
Nach des Winters langen Schmerzen;
All die halbvergeßnen Lieder
Werden wach im Menschenherzen.

Halbvergeßne alte Lieder
Werden wach in meiner Seele:
Hätt’ ich nur, sie auszusingen,
Wilde Amsel, deine Kehle! —

 
Friedrich Wilhelm Weber (25 december 1813 – 5 april 1894)
„Dreizehnlinden“, geschilderd door Georg Lucas. Friedrich-Wilhelm-Weber-Museum in Bad Driburg

 

Lees verder “Friedrich Wilhelm Weber, Alfred Kerr, Gerhard Holtz-Baumert, Dorothy Wordsworth, Carlos Castaneda, William Collins, Christian Geissler, Ute Erb”

Kleine liederen voor den Kerstnacht (Gabriël Smit)

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 

 
De verkondiging aan de herders door Jacapo Bassano, 1557-58

 

Kleine liederen voor den Kerstnacht

I
Zing van den vrede,
de schaduw valt snel,
speel hier beneden
Gods kinderspel:

de snuivende dieren,
de schamele stal,
de wind door de kieren,
het deert niemendal.

het Kind in het midden,
Maria erbij,
het mompelend bidden
van Jozef terzij.

de stralende landen,
het hart van den tijd,
o fonkelend branden:
Gods vreedzaamheid.

geen kwade geruchten,
geen vijand, geen moord,
geen lafheid te duchten,
geen dubbel woord.

het jubelend zingen
van engelen, ver,
de stilte der dingen,
de rust van de ster –

zing van den vrede,
de schaduw valt snel.
speel hier beneden
Gods kinderspel.

 

 
Gabriël Smit (25 februari 1910 – 23 mei 1981)
Utrecht, Pandhof. Gabriël Smit werd geboren in Utrecht.

 

Zie voor de schrijvers van de 24e december ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Ingo Baumgartner, Karel Glastra van Loon, Dana Gioia, Henriette Roland Holst, Dominique Manotti

De Oostenrijkse dichter en schrijver Ingo Baumgartner werd op 24 december 1944 in Oberndorf an der Salzach geboren. Zie ook alle tags voor Ingo Baumgärtener op dit blog.

Adventversuchung

Schnuppernasen wittern Gutes,
Ihre Träger rüsten sich.
Kleine Hände, ach, so tut es,
Nehmt von Keks und Bienenstich!

Mutter würde freilich rügen,
Teller wären raschest leer.
Christkind, darf ich etwas lügen,
Einmal nur, dann nimmermehr?

So verschwinden Herzen, Sterne,
Fein gezog’ner Zuckerguss,
Honigbrot und Mandelkerne
Marzipan und Haselnuss.

Christkind lächelt, kennt die Kinder,
Schließlich nascht es selber gern.
Doch auch Vater greift nicht minder
Häufig zu, wenn Mama fern.

 

Weihnachtswunsch

Menschen erfahren das Dunkel der Nacht,
Fürchten die Schwärze, die Seelen befällt.
Sehnsüchte wachsen nach gnädiger Macht,
Die eine Weiche zur Helligkeit stellt.

Drängen zu Leben versprechendem Licht,
Streben nach Hoffnung auf bessere Zeit,
Gläubig, Vernunft nur, wer wollte dies nicht?
Weihnacht so allen, die friedensbereit!

 
Ingo Baumgartner (24 december 1944 – 16 juli 2015)

Lees verder “Ingo Baumgartner, Karel Glastra van Loon, Dana Gioia, Henriette Roland Holst, Dominique Manotti”

Adam Mickiewicz, Angelika Schrobsdorff, Stephenie Meyer,Tevfik Fikret, Matthew Arnold

De Poolse dichter Adam Mickiewicz werd geboren op 24 december 1798 in Zaosie, nabij Nowogródek. Zie ook alle tags voor Adam Mickiewicz op dit blog.

De steppen van Akerman

Ik voer in in de uitgestrektheid des drogen oseaans;
De wagen duikt in het groen en waadt als een boot:
Te midden van golven van ruisende weiden, te midden van een vloed van bloemen
Vaar ik heen om koraaleilanden van steppegras.

Reeds valt de schemer, nergens een weg noch heuvel;
Ik zie naar de hemel, zoek de sterren, de gidsen mijner boot;
Daar vèrwèg glanst een wolk, daar gaat de morgenster op…
Nu glanst de Dniester, nu ging op de lamp van Akerman!

Laat ons pozen!… Hoe stil!… Ik hoor de trekkende kraanvogels,
Die het scherpe oog van geen valk zou bereiken;
Ik hoor, waar een vlinder zich wiegelt op een grashalm,

Waar een slang met gladde borst een plant aanraakt…
In zulk een stilte span ik mijn oren in, scherp luisterend,
Dat ik een stem uit Litauen zou horen… Voorwaarts, niemand roept!

Vertaald door N. van Wijk

 

The Akkerman Steppe

I launch myself across the dry and open narrows,
My carriage plunging into green as if a ketch,
Floundering through the meadow flowers in the stretch.
I pass an archipelago of coral yarrows.

It’s dusk now, not a road in sight, nor ancient barrows.
I look up at the sky and look for stars to catch.
There distant clouds glint—there tomorrow starts to etch;
The Dnieper glimmers; Akkerman’s lamp shines and harrows.

I stand in stillness, hear the migratory cranes,
Their necks and wings beyond the reach of preying hawks;
Hear where the sooty copper glides across the plains,

Where on its underside a viper writhes through stalks.
Amid the hush I lean my ears down grassy lanes
And listen for a voice from home. Nobody talks.

Vertaald door Leo Yankevich

 
Adam Mickiewicz (24 december 1798 – 26 november 1855)
Borstbeeld in het Jorfana Park in Krakau

Lees verder “Adam Mickiewicz, Angelika Schrobsdorff, Stephenie Meyer,Tevfik Fikret, Matthew Arnold”

Patrick Beck

De Duitse dichter en schrijver Patrick Beck (ook wel Patrick Gorre) werd geboren in 1975 in Zwickau. Zie ook alle tags voor Patrick Beck op dit blog.

Der Leuchtturm

Du stellst ein Licht in dein Fenster. Du gehst so weit
nach draußen, bist du es kaum noch sehen kannst. Das
ist nicht weit. Du kehrst zurück, stellst das Licht auf das
Dach. Jetzt kommst du weiter, ein kleines Stück, bevor
du wieder umkehrst. Du baust einen Turm, so hoch du
nur kannst, dein Licht ist ein zweiter Mond. Du wirst
nie höher bauen, nie heller leuchten. Du gehst und gehst.
Überquerst den Osten und die See. Du gelangst zu dem
Horizont, an dem dein Licht versinkt. Du gehst einen
Schritt zurück und es steigt wieder auf. Einen Schritt vor
und es versinkt. Gehe weiter. Der Mond wartet.

 

Der Schuppen

Das ist der Schuppen: Efeu wächst ins Fenster, die Tür hat
einen Graben in die Wiese gezogen. Hier hängt die Sense,
scharf, die selbe noch, obwohl Blatt und Griff schon
oft gewechselt. Mit diesem Knoten hier banden wir den
Zaun fest, fühle ihn, er ist noch straff. Dort, unter dem
schwarzen Balken, liegt Sand, und darunter das gelöschte
Feuer. Die Stunde, in der die Katze verschwand, lehnt dort
in der Ecke. Und hier, in dieser Schale, liegt die Nacht, in
der wir sahen, dass keine Nacht verging und jede in allen
nächsten Nächten bleiben wird, so wie sie selbst aus allem
ist, was vorher war.


Patrick Beck (Zwickau, 24 december 1975)