Robert Bly, Hans Kloos, Norman Maclean, Sara Coleridge, Donna Tartt, Tim Fountain, Marcelin Pleynet, J.J.L. ten Kate, Giuseppe Tomasi di Lampedusa

De Amerikaanse dichter en schrijver Robert Bly werd geboren op 23 december 1926 in Madison, Minnesota. Zie ook alle tags voor Robert Bly op dit blog.

 

Passing an Orchard by Train

Grass high under apple trees.
The bark of the trees rough and sexual
the grass growing heavy and uneven.

We cannot bear disaster like
the rocks-
swaying nakedly
in open fields.

One slight bruise and we die!
I know no one on this train.
A man comes walking down the aisle.
I want to tell him
that I forgive him that I want him
to forgive me.

 

Bach’s B Minor Mass

The Walgravian ancestors step inside Trinity Church.
The tenors, the horns, the sopranos, the altos
Say: “Do not be troubled. Death will come.”

The basses as they sing reach into their long coats
And give bits of dark bread to the poor, saying,
“Eat, eat, in the shadow of jethro’s garden.”

The Clarinets remind us of the old promise
That the orphans will be fed. The oboes reply,
“Oh, that promise is too wonderful for us!”

Don’t worry, my dears. The tidal wave that
Wipes out whole cities is merely the wood thrush
Lifting her wings to catch the morning sun.

We know that God gobbles up the Faithful.
The Harvesters on the sea floor are feeding
All of those ruined by the depth of the sea.

We know that people live and die. Even after
Their tree has splintered and fallen in the night, once
Dawn has come, the birds can do nothing but sing.

 

Watering the Horse

How strange to think of giving up all ambition!
Suddenly I see with such clear eyes
The white flake of snow
That has just fallen in the horse’s mane!

 


Robert Bly (Madison, 23 december 1926)

Lees verder “Robert Bly, Hans Kloos, Norman Maclean, Sara Coleridge, Donna Tartt, Tim Fountain, Marcelin Pleynet, J.J.L. ten Kate, Giuseppe Tomasi di Lampedusa”

Volker Jehle

De Duitse schrijver, literatuurcriticus en redacteur Volker Jehle werd geboren op 23 december 1954 in Balingen. Jehle bracht zijn jeugd- en schooljaren door in Ebingen (tegenwoordig: Albstadt). Hij studeerde Duits, Algemene en Vergelijkende Literatuurwetenschap, Slavische talen en musicologie aan de universiteiten van Regensburg, Tübingen, Wenen, Mainz, Bamberg. De Master of Arts behaalde hij in 1983 in Mainz. Hij promoveerde in 1990 in Tübingen bij Walter Jens. 1982-1984 beheerde hij de muziekhistorische collectie Jehle in kasteel Stauffenberg in Albstadt-Lautlingen. In 1982 richtte hij het Hildesheimer archief en gaf er leiding aan. Hij was archivaris, bibliograaf en uitgever van Wolfgang Hildesheimer. Het archief bevindt zich sinds 1993 in het archief van de Academie van Beeldende Kunsten, Berlijn. Sinds 1993 is Jehle ook actief als freelance schrijver en journalist. Uit het verhaal “Susanne” in zijn boek “Größerer Dachschaden” ontstond het gelijknamige toneelstuk. Voor zijn boek “Ulrike” schreef hij het scenario “Ulrike”, dat onder de titel” Komm, wir träumen!” werd verfilmd door Leo Hiemer. Sinds 2008 is Jehle werkzaam als wetenschappelijk beheerder van de muziekhistorische collectie Jehle in kasteel Stauffenberg.

Uit: Ulrike

“In Eckarts zweiter Woche hatte Porzig Urlaub. Alle atmeten auf.
Eckart nutzte die Gelegenheit, denn Ulrike saß zufällig ruhig bei ihrer Arbeit, näherte sich vorsichtig und erklärte, ihre Ausbruchsversuche seien jetzt sinnlos.
Sie sah ihn an, als habe sie ihn noch nie gesehen, zweifelnd und zögernd, machte wort­los eine ungeduldige Handbewegung, als wolle sie eine Fliege verscheuchen, und beachtete ihn nicht mehr.
Früher, sagt Eckart und lehnt sich zurück, habe er behauptet, nur wer durch diese Schule gelaufen sei, habe überhaupt etwas zu sagen. Heute sei er sich da nicht mehr sicher. Er spreche nicht mehr oft davon.
Aber da gebe es noch Mappen voll von Zetteln, Gemälden, Briefen, Fotos. Er habe keinen einzigen Fuzel weggeworfen.
Er höre aber sofort wieder auf, wenn ich noch einmal von so einer Scheiße wie dem wieder-
vereinigten Deutschland anfangen würde. Einer, er wisse genau wer, schreibe irgend­wo, „Heil Hitler!“ sei ein kategorischer Imperativ. In Wirklichkeit sei’s eine kategorische Vergeblichkeit. Die Mauer stehe noch, höher und breiter denn je.
Eckart tippt sich an den Kopf.
Neulich seien Tomek – ein Achtelsdeutscher, geboren nach dem Krieg in Sczcecin –, eine Deutsche – geboren vor dem Krieg in Stettin – und er – wider Willen ein Vertreter jener Idioten, die diesen Mist angerührt hätten – hinausgefahren zum toten Haff. Die Deutsche habe seit der Flucht ihr Heimatdorf zum ersten Mal besucht, Tomek habe sich als Dolmetscher zur Verfügung gestellt und er – Eckart – sei der Chauffeur gewesen.
Die alte Schule, das Haus des Großvaters, das Haus ihrer Eltern, Häuser der Kindheit, die geschnitzten Holztüren windschief, die Scheiben zerbrochen, die offenstehenden Keller bis unter die Decke voller Schutt und Gerümpel, die Gärten erledigt, viele Häuser überhaupt verschwunden, Baumaterial für die nahegelegene Fabrik, der Friedhof auch ver­schwunden, zugewachsen. Die Dorfstraße unter Bäumen öde, kein Bus, kein Auto, kein Mensch, nicht einmal ein Hund. Gespenstische Stille.
Plötzlich sei aus dem letzten Haus ein alter Mann gekommen und habe sich neben sie auf die Straße gestellt. Die ehemals weiße Jacke mangels Knöpfen offen, der Trommel­bauch von einem Kleidungsstück, das gewiß seit Monaten nicht abgelegt worden war, kaum bedeckt, die löchrige verkrustete Hose von breiten Trägern mühsam hochgeschnallt, der Hosenbund viel zu weit, ein freier Blick an der schmierigen Unterhose den Beinen entlang auf die ausgetretenen Latschen, im Gesicht lange weiße Stoppeln, und ein Zahn­verhau daß Gott erbarm, die rechte obere und linke untere Reihe weg, der Rest gelb und schwarz, in alle Richtungen.“

 
Volker Jehle (Balingen, 23 december 1954)

Hans Tentije

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Tentije (pseudoniem van Johann Krämer) werd geboren in Beverwijk op 23 december 1944. Hij groeide op in Wijk aan Zee en las al vroeg poëzie van Slauerhoff, Achterberg en de Vijftigers. Na zijn opleiding werd hij leraar Nederlands en richtrw zich op een schrijverscarrière. Aanvankelijk leek het erop of Tentije een prozaïst werd: in 1970 publiceerde hij enkele romanfragmenten in De Gids. Yoen de roman voltooid was vond Tentije deze zo experimenteel van karakter dat hij de enige was die hem kon lezen. In 1975 debuteerde Tentije met de poëziebundel “Alles is er en andere gedichten”. De bundel werd zeer goed ontvangen en werd bekroond met zowel de Van der Hoogtprijs als de Herman Gorterprijs.  De tweede bundel van Tentije, “Wat ze zei en andere gedichten” (1978), werd eveneens goed ontvangen in de pers. De volgende bundels echter, waaronder “Nachtwit” (1982) en “Schemeringen (1987) worden een stuk minder goed besproken. De humoristische ondertoon van de vorige bundels maakt plaats voor een meer melancholische inslag. Tentije stelt zich als dichter afstandelijker op: als commentator en beschouwer. In 1990 debuteerde Tentije toch nog als prozaïst met zijn roman “De innerlijke bioscoop. Het boek kreeg enkele positieve besprekingen, maar werd verder weinig opgemerkt. In 1994 verscheen er, buiten de bloemlezing “Drenkplaatsen: gedichten1975-1987”, ook de bundel “Van liefde en sterfte”. In opdracht van het Amsterdams Fonds voor de Kunst ontstond een samenwerking tussen Hans Tentije en kunstenaar Rob Verkerk, hij maakte schilderijen bij de bundel “Hoe het leven geleefd wordt”. Tentije ontving meerdere prijzen voor zijn dichtbundels, zo won hij in 1979 zowel de Van der Hoogtprijs als de Herman Gorterprijs voor “Wat ze zei en andere gedichten”. Ook zijn bundel “Deze oogopslag” werd in 2005 bekroond met de Guido Gezelleprijs van de stad Brugge.

Hieromtrent

Langgerekte schaduwen en de mensenschuwe
straat verdwijnt voorbij de duinenrij, het naaldbos ginds
maar keert via slinkse omwegen
toch weer midden tussen de huizen terug

in een verzonnen of net even te hardop gedroomde
werkelijkheid valt een wonderlijke gloed over alles, de tijd moet
de tegengestelde richting zijn ingeslagen
om op deze vroegere ochtend verzeild te raken
waardoor dadelijk het vermoeden rijst
dat het verleden onveranderlijk synchroon met ons loopt –

wind trekt golven door de dennen en ondergronds
heeft de zee schelpenbanken, helse
brekers en muien afgetekend misschien

ook hier is geen plaats genoeg om het vele te bewaren en zoekt
stuifzand vergeefs achter de stoepranden
beschutting, terwijl rook van loof dat verstookt wordt
komt overgewaaid van de landjes
en er rond een lantaarnpaal heelhuids
een sleetse fietsband ligt –

hoeveel moeite getroosten de dingen zich niet

 

Insula dei

In gestichtskleren hebben ze hun armen voorwaarts gestrekt
brengen ze hun vingertoppen boven hun hoofd bij elkaar
zoals ze geleerd is: rij om rij

de zuster bij ’t wandrek heeft iets in haar blik van geknoei
met zeepsop of breinaalden, maar dan van jaren later
ordeoefeningen van de Kleine Weesjes

of neem de meisjes van de afdeling Burger Naaischool
zoveel zijn ’t er dat de meesten zelfs op de foto
nog niet tot hun recht komen

bloesjes en jurken trots uitgestald voor zich op de bank
ieder een klosje heel wit garen, een centimeter
haast symbolies om de hals

terwijl er daarbinnen met gloed verteld wordt van de hel
betekent straf eenzame opsluiting bij de briketten
in ’t kolenhok

gezichten van die nonnen, hun advertenties in De Volkskrant
straks; stel je voor dat de klok eens echt was
blijven stilstaan op bijna half vier

 
Hans Tentije (Beverwijk, 23 december 1944)

Astrid Lampe, Margit Schreiner, Hugo Loetscher, Jean Racine, Kenneth Rexroth, E. A. Robinson, Felicitas Hoppe, Christoph Keller, Johan Sebastian Welhaven

De Nederlandse dichteres en schrijfster Astrid Lampe werd geboren in Tilburg op 22 december 1955. Zie ook alle tags voor Astrid Lampe op dit blog.

 

strafgeschoeide babyvoetjes

strafgeschoeide babyvoetjes
maat doet er nu even niet toe
harde neus
hard contrefortje

heus, al wat dit brein aan roodharigs vermag
werkt de pols vrij
rolstoel precies in de loop

doe
doe

schenk dat vervloekt konijn wat liefde kutje
ik ga je niet verlinken
ik stop je in mijn molen heus
en prik je op mijn draaimatras kaninchen
ik

bingo

wou alleen nog maar
groot en anoniem door een groot al net zo anoniem museum slenteren
me hard afzetten op het maagdmariablauw van bollywood
mét snor – hoorspelacteur – conejo si te gusta mompelen of zoiets
in mezelf moederen

wil je amerika nog zien stampertje?
nee!

dit dwergkonijntje laat zich bibberend bekijken

dit dwergkonijntje laat zich bibberend bekijken
…waar zijn je handjes dan?
volk stuift op platte gympen uiteen

zo’n hoofd is een hard ding
-weg uit deze dimensie!
dit meisje poetst haar paardenstel
haar meester verstopt zich
ik kan al bijna een staart

hier zijn haar handjes
ze laat haar verse vrind heus niet buiten staan

(zeker en vast nie)

 

 
Astrid Lampe (Tilburg, 22 december 1955)

Lees verder “Astrid Lampe, Margit Schreiner, Hugo Loetscher, Jean Racine, Kenneth Rexroth, E. A. Robinson, Felicitas Hoppe, Christoph Keller, Johan Sebastian Welhaven”

Ted van Lieshout, Rolf Lappert, Thomas Hürlimann, Heinrich Böll, Ivan Blatný, Garmt Stuiveling, Ludwig Hölty, Rebecca West

De Nederlandse dichter en schrijver Ted van Lieshout werd geboren op 21 december 1955 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Ted van Lieshout op dit blog.

 

Varkensvoeder

Er was een kleine mopperkont
die boos was op zijn moeder,
omdat hij nooit iets lekkers kreeg,
behalve varkensvoeder.

‘Waarom,’ vroeg hij aan mama,
‘krijg ik altijd gerst en gort
en nooit eens ijs en friet
met mayonaise op mijn bord?’

‘Je stelt je aan,’ zei mama,
‘want je krijgt ook rauwe biet.’
‘Dat klopt wel,’ riep de knorrepot,
‘maar dat lust ik ook niet!’

‘Je eet wat er op tafel komt,’
zei streng het moederzwijn,
‘dan had je maar het kind
van iemand anders moeten zijn.’

 

Het spook

Er was een spook dat spoken wou, maar bang was in het donker.
En als er ’s nachts gedoold moest worden door het huis, dan klonk er
de hele tijd een stemmetje, ’t kwam uit de hoek vandaan,
dat angstig vroeg: ‘O, mag er alstublieft een lichtje aan?’

De mensen die daar sliepen werden wakker van ’t geluid.
Ze lagen bevend in hun bed en durfden er niet uit,
behalve een klein meisje dat is opgestaan en toen
de gang op ging om voor het spook een lampje aan te doen.

 

 
Ted van Lieshout (Eindhoven, 21 december 1955)

Lees verder “Ted van Lieshout, Rolf Lappert, Thomas Hürlimann, Heinrich Böll, Ivan Blatný, Garmt Stuiveling, Ludwig Hölty, Rebecca West”

Hans van Willigenburg, Sky Gilbert, Friederike Mayröcker, Sandra Cisneros, J. van Oudshoorn, Ramon Stoppelenburg, Jürg Laederach, Peter May

De Nederlandse dichter, schrijver en journalist Hans van Willigenburg werd geboren in Utrecht op 20 december 1963. Zie ook alle tags voor Hans van Willigenburg op dit blog.

 

Bukowski

het dichtersfeest was in volle gang
een waaier aan dranken klokte door de kelen
de stemmen werden met de minuut luidruchtiger

er hing die avond zoals dat heet
beslist iets in de lucht

B. ging aanvankelijk mee in de flow
verzorgde onopvallend zijn aandeel in de roes
maar toen de broeierigheid overkookte
en een onnoembare spleen
de poëten in (nog) hogere sferen bracht

zat B. reeds lang en breed op de wc-bril
aan een sigaret te lurken

in gedachten beitelend
aan een passende tussenzin

 

Woonlasten

Een potje binnenkomst in eigen kamer
lokt nog geen reactie uit, de materiële toeschouwers
zijn zich van geen kwaad bewust en zij zijn het.
Zij nagelen. Ik ben niet meer dan hun handige punaise,
hun onvolprezen, utilitaire diersoort; de grazende hechter
van bijvoorbeeld talloze bureauladen met inhoud
en wat hier van buiten als wind en vogelgezang
binnendringt. – Mijn verwaaide kop! Mijn onbezorgd gefluit!

Wat zal ik eens krachtdadig door het raam blijven kijken
verstenen als ik kan
deze bestemming bruskeren
met de handen in mijn zakken, berustend,
het stoffen ramen zemen voor eeuwig laten versloffen zo –
nee, liever toch dan Mohikaan middels feesten
een horde mededieren zuipsgewijs laten bekendmaken
mijn hier gevestigd, verankerd bestaan.
Het zogenaamd wellevend woningdom.   

 

 
Hans van Willigenburg (Utrecht, 20 december 1963)

Lees verder “Hans van Willigenburg, Sky Gilbert, Friederike Mayröcker, Sandra Cisneros, J. van Oudshoorn, Ramon Stoppelenburg, Jürg Laederach, Peter May”

Paolo Giordano, Jean Genet, Michelangelo Signorile, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Alexander Gumz, Hanny Michaelis, Italo Svevo

De Italiaanse schrijver Paolo Giordano werd geboren in Turijn op 19 december 1982. Zie ook alle tags voor Paolo Giordano op dit blog.

Uit: De eenzaamheid van de priemgetallen (Vertaald door Mieke Geuzebroek en Pietha de Voogd)

“Alice Della Rocca haatte de skilessen. Ze haatte de wekker die ook in de kerstvakantie om half acht ’s morgens afging en haar vader die haar tijdens het ontbijt aanstaarde en onder tafel zenuwachtig met zijn been op en neer wipte, alsof hij wilde zeggen vooruit, schiet op. Ze haatte de wollen maillot die in haar dijen prikte, de skiwanten waarin ze haar vingers niet kon bewegen, de helm die haar wangen platdrukte en het gespje dat in haar kaak stak, en dan die skischoenen die altijd te strak zaten en waarmee ze liep als een gorilla.
‘Nou, drink je die melk nog op of niet?’ zei haar vader voor de zoveelste keer.
Alice werkte een paar slokken gloeiend hete melk weg, waaraan ze eerst haar tong en toen haar slokdarm en maag brandde.
‘Zo, en vandaag laat je zien wie je bent,’ zei hij. Wie ben ik dan? dacht ze.
Daarna duwde hij haar, als een mummie ingepakt in haar groene skipak vol vaantjes en lichtgevende sponsorop-schriften, de deur uit. Het was op dat uur tien graden on-der nul en de zon was niet meer dan een schijf van net iets grijzer grijs dan de mist die alles omhulde. Alice voelde de melk in haar maag klotsen, terwijl ze met haar ski’s over haar schouder in de sneeuw wegzakte, want totdat je zo goed bent dat iemand anders ze voor je draagt, moet je je ski’s zelf dragen.
‘Hou de achterkant naar voren, anders vermoord je nog iemand,’ zei haar vader.
Aan het eind van het seizoen kreeg je van de skiclub een speld met sterretjes erop. Elk jaar een sterretje meer, vanaf dat je vier was en groot genoeg om het zitje van de sleeplift tussen je benen te laten duwen, tot je negen was en je er zelf op kon gaan zitten. Drie zilveren sterren en daarna nog drie gouden. Elk jaar een speld om je duidelijk te maken dat je weer wat verder was en een stap dichter bij de wedstrijden, die Alice de stuipen op het lijf joegen. Ze was er nu al mee bezig, terwijl ze nog maar drie sterren had.
Om precies half negen, als de skistations opengingen, moest ze bij de stoeltjeslift zijn. De rest van het klasje stond er al, in een soort kring, als een regiment soldaatjes ingepakt in hun uniform en stram van de kou en de slaap. Ze prikten hun skistokken in de sneeuw en leunden erop, het uiteinde onder hun oksels geklemd. Met die naar beneden bungelende armen leken het net vogelverschrikkers. Niemand had zin om te praten, Alice al helemaal niet.
Haar vader gaf twee veel te harde tikken op haar helm, alsof hij haar stevig in de sneeuw wilde planten.
‘Geef ze van katoen. En denk eraan: gewicht naar voren, begrepen? Ge-wicht-naar-vo-ren,’ zei hij.”

 

 
Paolo Giordano (Turijn, 19 december 1982)

Lees verder “Paolo Giordano, Jean Genet, Michelangelo Signorile, Tristan Egolf, Jens Fink-Jensen, Alexander Gumz, Hanny Michaelis, Italo Svevo”

Jean-Patrick Manchette

De Franse schrijver en journalist Jean-Patrick Manchette werd geboren op 19 december 1942 in Marseille. Manchette schreef ‘klassieke’ detective verhalen en “romans noirs”, maar was ook literatuur- en filmcriticus, die de nieuwe Franse detective roman van de jaren 1970 introduceerde. Hij schreef ook dialogen en scenario’s voor film en televisie en werkte als vertaler. Hij werd beschouwd als een belangrijke vertegenwoordiger van de neo-polaire, een variant van de roman noir, maar had ook in een directe lijn met de grote meesters van de Amerikaanse hardboiled detective thrillers (Hammett en Chandler). Manchette was al vroeg op politiek gebied actief, in het bijzonder als een tegenstander van de oorlog in Algerije, daarna in de uiterst linkse scene, en in de beweging van de situationisten. Hij was ook een grote jazzliefhebber. Zijn debuut beleefde hij in 1971 in de Série noire, een in de roman noir gespecialiseerde boekenreeks door Gallimard, met “Laissez les bronzer cadavres” (samen met Jean-Pierre Bastid) en “L’Affaire N’Gustro”, die werden gevolgd door nog negen romans. Ook vertaalde hij werken van Robert Littell, Robert Bloch, John Buell, Ross Thomas en Donald E. Westlake en was hij literair criticus in de magazines Charlie Hebdo, Polar en Libération. De 2015 verschenen film “The Gunman” is gebaseerd op één van zijn romans. Manchette schreef sinds de jaren 1960 ook een groot aantal scenario’s voor tv-series en films.

Uit: Le petit bleu de la côte Ouest

Tout ce qu’il disait parvenait de manière terriblement entrecoupée à Béa, qui ne cessait de son côté de vouloir se faire entendre.
Soudain il coupa la communication en appuyant sur la fourche avec son index. Il relâcha la pression et écouta la tonalité. Il raccrocha le combiné et remit le téléphone en place. Il le débrancha. À présent Béa pouvait bien rappeler. Au bout du fil elle entendrait la sonnerie, mais lui, ici, il n’entendrait rien du tout, il n’y aurait même pas de sonnerie pour le déranger. Il passa dans la cuisine et se fit du thé. Pendant que le thé infusait, il prit de nouveau une douche et se rasa et se changea et les deux tueurs roulaient vers Paris à bord de leur Lancia Beta Berline 1800 écarlate. Et Gerfaut but son thé en mangeant de la marmelade d’orange sans pain, à la cuiller, et en lisant quelques pages d’un vieux numéro de la revue Fiction. Quand il eut fini son thé, il rebrancha le téléphone et appela une société de location de voitures sans chauffeur, puis un taxi.
Le taxi le déposa vers 11 heures à un garage où il prit possession de la Ford Taunus qu’il avait retenue. Un moment il roula dans Paris au hasard. Les deux tueurs filaient sur l’autoroute. Carlo avait pris le volant. Bastien somnolait à sa droite. Un moment ils s’étaient querellés, quand Bastien avait dit à Carlo le contenu exact du télégramme. Carlo avait alors soutenu qu’il aurait été plus intelligent d’attendre à Saint-Georges-de-Didonne que Gerfaut y revînt. Mais selon Bastien, l’expression « lettre suit » contenue dans le message indiquait que Gerfaut n’était pas près de revenir. Plusieurs fois ils se traitèrent mutuellement de tête molle et de con. Enfin Bastien s’était assoupi.”

 

 
Jean-Patrick Manchette (19 december 1942 – 3 juni 1995)

Weihnachtsbäume (Gustav Falke)

Bij de vierde zondag van de Advent

 

 
The Christmas Tree door Elizabeth Forbes (1859–1912)

 

Weihnachtsbäume

Nun kommen die vielen Weihnachtsbäume
aus dem Wald in die Stadt herein.
Träumen sie ihre Waldesträume
wieder beim Laternenschein?

Könnten sie sprechen! Die holden Geschichten
von der Waldfrau, die Märchen webt,
was wir uns erst alles erdichten,
sie haben das alles wirklich erlebt.

Da steh’n sie nun an den Straßen und schauen
wunderlich und fremd darein,
als ob sie der Zukunft nicht trauen,
es muß doch was im Werke sein!

Freilich, wenn sie dann in den Stuben
im Schmuck der hellen Kerzen stehn,
und den kleinen Mädchen und Buben
in die glänzenden Augen sehn.

Dann ist ihnen auf einmal, als hätte
ihnen das alles schon mal geträumt,
als sie noch im Wurzelbette
den stillen Waldweg eingesäumt.

Dann stehen sie da, so still und selig,
als wäre ihr heimlichstes Wünschen erfüllt,
als hätte sich ihnen doch allmählich
ihres Lebens Sinn enthüllt;

Als wären sie für Konfekt und Lichter
vorherbestimmt, und es müßte so sein,
und ihre spitzen Nadelgesichter
sehen ganz verklärt darein.

 

 
Gustav Falke (11 januari 1853 – 8 februari 1916)
Lübeck in de Kersttijd. Gustav Falke werd geboren in Lübeck.

 

Zie voor de schrijvers van de 18e december ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

A. M. Homes, Mazarine Pingeot, Viktor Rydberg, Miles Marshall Lewis

De Amerikaanse schrijfster Amy Michael Homes werd geboren op 18 december 1961 in Washington DC. Zie ook alle tags voor A. M. Homes op dit blog.

Uit: Vergeef ons (Gerda Baardman en Wim Scherpenisse)

“Wil je mijn recept voor rampspoed?
De waarschuwing: vorig jaar, Thanksgiving bij hen thuis. Twintig, dertig mensen aan tafeltjes die vanuit de eetkamer de zitkamer in zwermden en bij het pianobankje abrupt ophielden. Hij zat aan het hoofd van de grote tafel stukjes kalkoen tussen zijn tanden uit te peuteren en over zichzelf te praten. Ik bleef naar hem kijken terwijl ik met dienbladen heen en weer liep tussen de keuken en de eetkamer, en mijn vingertoppen in allerlei onbenoembare troep terechtkwamen: cranberrysaus, zoete aardappelen, een koud zilveruitje, kraakbeen. Bij elk tripje van de eetkamer naar de keuken haatte ik hem meer. Elke zonde uit onze jeugd, te beginnen met zijn geboorte, kwam weer terug. Hij kwam elf maanden na mij ter wereld, meteen al ziekelijk – zuurstoftekort tijdens de bevalling – en daardoor heeft hij veel te veel aandacht gekregen. Ik heb herhaaldelijk geprobeerd hem duidelijk te maken hoe afschuwelijk hij is, maar hij blijft zich gedragen alsof hij een geschenk van de goden aan de mensheid is. Ze noemden hem George. Hij werd graag Geo genoemd, want dat klonk interessant, wetenschappelijk, wiskundig, analytisch. Ik noemde hem Geode, sedimentair gesteente. Zijn bovennatuurlijke zelfvertrouwen en zijn goddelijk arrogante hoofd met de blonde, rechtopstaande plukken haar trokken de aandacht, maakten de indruk dat hij iets wist. Mensen vroegen zijn mening, wilden dat hij met hen meedeed, maar ik heb zijn charme nooit gezien. Tegen de tijd dat we respectievelijk tien en elf waren, was hij langer dan ik, breder, sterker. ‘Weet je wel zeker dat hij niet van de slager is?’ vroeg mijn vader weleens voor de grap. Dan lachte niemand.
Ik liep af en aan met zware schalen, borden en aangekoekte ovenschotels, en niemand merkte dat er hulp nodig was, George niet en ook zijn twee kinderen niet, of zijn belachelijke vrienden die eigenlijk zijn werknemers zijn, onder wie een jonge weervrouw en diverse nieuwslezers, zowel mannelijk als vrouwelijk, die stijf rechtop zaten met hun Ken- en Barbie-haar strak in de lak, en ook mijn Chinees-Amerikaanse vrouw Claire niet, die een hekel aan kalkoen had en nooit naliet ons eraan te herinneren dat een feestmaal in haar familie uit geroosterde eend met kleefrijst bestond. George’ vrouw, Jane, had de hele dag gekookt, schoongemaakt en eten opgediend, en stond nu botjes en etensrestjes van de borden en schalen in een gigantische vuilnisbak te schrapen.”

 

 
A. M. Homes (Washington DC, 18 december 1961)

Lees verder “A. M. Homes, Mazarine Pingeot, Viktor Rydberg, Miles Marshall Lewis”