Cees Nooteboom, Wouter Godijn, Grand Corps Malade, Joanne Rowling, Alain Nadaud, Daniel Bielenstein, Hans-Eckardt Wenzel, Ahmed Zitouni, Munshi Premchand

De Nederlandse dichter en schrijver Cees Nooteboom werd geboren in Den Haag op 31 juli 1933. Zie ook alle tags voor Cees Nooteboom op dit blog.

 

Bashio III

Nergens in dit helaal heb ik een vaste woonplaats
Schreef hij op zijn hoed van cypressen. De dood nam zijn hoed af,
Dat hoort zo. De zin is gebleven.
Alleen in zijn gedichten kon hij wonen.
Nog even en je ziet de kersenbloesem van Yoshino.
Zet je sandalen maar onder de boom, leg je penselen te rusten.
Berg je stok in je hoed, vervaardig het water in regels.
Het licht is van jou, de nacht ook.
Nog even, cypressehoed, en ook jij zult ze zien,
De sneeuw van Yoshino, de ijsmuts van Sado,
Het eiland dat scheepgaat naar Sorén over grafstenen golven.

 

En vannacht in de stenen stilte

En vannacht, in de stenen stilte
van mijn kamer, het huis op het eiland,
onder het web van sterren, de palmen roerloos,
kwamen die andere stemmen, Auden en Frost
en Elisabeth Bishop, Pound en Cummings
en Sylvia Plath, woorden op mijn schouders,
in mijn haren, tegen de ramen,
dichters, gedichten,
droombeeld, verhaal, getijden
van toen, ooit, nu,
naast me, achter me, op de maat
van de mot tegen het licht, zinnen,
ooit hardop gesproken in een andere ruimte,
nu bij mij binnengelopen
als de omarming van vrienden, de monden
van al deze doden in het middelste
nachtuur,
de adem waarvan ik leef,
en jij.

 

Latijn

In een duister woud, zeker,
en het midden al jaren voorbij,
hoefde ik geen volkstaal
meer uit te vinden.

Niets wat ik had te zeggen
kon daarin nog klinken,
mijn woorden waren weer
latijn geworden, onleesbaar, gesloten.

Dichter, klerk, geheime diaken
van de kleinste gemeente,
de afkerige sekte van verhulde beduiding,
gewend naar zichzelf,

een gnosis van gemaskerde zinnen
in een steeds onherkenbaarder schrift.

 

 
Cees Nooteboom (Den Haag, 31 juli 1933)

Lees verder “Cees Nooteboom, Wouter Godijn, Grand Corps Malade, Joanne Rowling, Alain Nadaud, Daniel Bielenstein, Hans-Eckardt Wenzel, Ahmed Zitouni, Munshi Premchand”

Frans Budé, Patrick Modiano, Maja Lunde, Emily Brontë, Cherie Priest, Pauline van der Lans

Dolce far niente

 

 
De brug over de Maas bij Wessem

 

Het oversteken van de Maas

Bij elke stap bezig met de overkant.
Vraag het de Maas onder mijn voeten, de meeuw,
onbevreesd dansend boven de stenen brug.

De overkant is een belofte, komt huizenhoog
me tegemoet, flonkert en lonkt, geeft zich halverwege over.

Wyck of Maastricht, beide badend in de roem van eeuwigheid,
keer ik terug of loop ik heen? Steeds dezelfde gedachte
van afscheid en aankomst, terwijl ik mij met kloppend hart
voorwaarts spoed, naamloos opga in de drukte.

Almaar dichter op de andere oever aan, vergezicht
dat eindeloos zich ontvouwt, stadsgrond wordt, waterloop.
Droom die ik bewaar, ik draag hem met mij mee.

 
Frans Budé (Maastricht, 28 december 1945)
De Sint Servaasbrug in Maastricht

Lees verder “Frans Budé, Patrick Modiano, Maja Lunde, Emily Brontë, Cherie Priest, Pauline van der Lans”

Aly Freije

De Nederlandse dichteres Aly Freije werd geboren in Veelerveen op 30 juli 1944. Freije groeide op in Oost-Groningen. Zij studeerde sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij werkte als docent en later als leerplanontwikkelaar en vakdidacticus in het tweedekansonderwijs. Daarna was zij een aantal jaren werkzaam bij een landelijk informatiecentrum voor schrijvers in Amsterdam (1993-2000). Voor “Schrijven Magazine” schreef ze artikelen over schrijfprocessen en schrijfdidactiek. Freije gaf jarenlang schrijfcursussen aan groepen van beginnende tot meer ervaren schrijvers en ontwikkelde, in samenwerking met beeldende kunstenaars, creatieve projecten en schrijfworkshops. Ze schrijft in het Nederlands en in het Gronings. Ze won de Freudenthal-prijs voor Nedersaksische literatuur 2008. Werk van haar verscheen ook in diverse bloemlezingen en verzamelbundels. Gedichten verschenen op internet tijdschriften als ‘De Contrabas’, ‘De Brakke Hond’, ‘Tzum’ , ‘Krakatau’ en Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift. Freije werkt tegenwoordig als docente schrijven aan de Schrijversvakschool Groningen. In 2008 ontving zij de Duitse Freudenthal-prijs voor nieuwe Nedersaksische literatuur en in 2009 de Provinciale Literaire Prijs van Stichting ’t Grunneger Bouk.

 

Hokkelingen

Een hoopje nattig bont leert te beginnen
op hoge poten, de vastberadenheid
om steeds weer struikelend op te krabbelen

ik kruip in het kalverhok tegen haar krullerig lijf
in vers stro, roestig bloed en moederkoek
van nageboorte, gespeend van melk en tepels
dromen we elkaars adem weg

straks dansen we de wankelbenen los
in klavervelden, reikhalzen aan de waterkant
al weten we van kuddegeest, wetten
van ruilverkaveling, prikkeldraad, we leggen ons
in de avond neer, herkauwen, leren bivakkeren in onszelf

en in alle weiden bij tegenwind, gesloten hekken
de plek die we verlaten hebben, de warmte
blijven voelen, waar de moeder lag.

 

Zij vervoegt de klei

Scheuren trekt ze in de klei, demonteert haar meisjesjaren
onderzoekt gedachtekieren, kneedt woorden, bergt
geheimen op, kan er zomaar tussen vallen

– diep zijn de sporen die de vader met rechte hand
haar jeugd in ploegt, hij wijst haar het eerste groen
van wintertarwe, bij God, over de dijk komen alle lijnen samen

hij legt haar languit in de voren, van dichtbij ziet ze
barsten, lieveheersbeestjes ontvouwen vleugeltjes
van glas, zij wil op blote voeten over stoppelvelden rennen

bij schemer is zij soms te zien met wilde eenden, ze glijden
samen door de klei, glippen sloten in, zoeken bodems af in kopstand

waar de boer onafgebroken zijn lijnen trekt, waggelt
ze achter hem aan, vindt koppig zijn grote hand terug
kneedt de klei in nieuwe vormen.

 
Aly Freije (Veelerveen, 30 juli 1944)

Harry Mulisch, Chang-Rae Lee, Thomas Rosenlöcher, Guillermo Martínez, Marja Brouwers, Wolfgang Bittner

De Nederlandse schrijver Harry Mulisch werd geboren op 29 juli 1927 in Haarlem. Zie ook alle tags voor Harry Mulisch op dit blog.

Uit: De ontdekking van de hemel

“Nooit gaf Onno antwoord op belangstellende vragen naar zijn ontdekking. ‘Lees dat maar na,’ placht hij te zeggen, ‘in de Journal of Near Eastern Studies. Ik maak geen overuren.’ Maar nu, op Max’ vraag hoe hij dat schrift ontcijferd had, legde hij geduldig uit dat er geen sprake was van ontcijferen, aangezien het sinds jaar en dag leesbaar was. Het bestond in grote trekken uit het griekse alfabet, maar het was geen grieks, het was onbegrijpelijk. Het was zoals wanneer iemand die geen grieks kende, het griekse alfabet leerde en dan zou proberen de Ilias te lezen. De etrusken waren een italisch volk, doceerde hij, dat in het huidige Toscane leefde: Tusci noemden de romeinse veroveraars hen. Het latijn zat vol etruskische leenwoorden, zoals persona voor ‘masker’, maar verder was alleen van een paar woorden de betekenis bekend, zoals van die voor ‘god’, ‘vrouw’, ‘zoon’. Het probleem was, dat een lange bilingue ontbrak, zoals Champollions Steen van Rosette, met eenzelfde tekst in het etruskisch en in een bekende taal. Zij hadden dus iets met de grieken te maken, en tegelijk had hun taal niets te maken met het grieks. Zij schreven hun taal fonetisch met griekse letters, zoals gymnasiasten uit de eerste klas met hun naam deden, en zoals nederlanders deden met latijnse letters. Het volk kwam omstreeks de negende eeuw voor Christus dus ergens vandaan, waar ook grieken waren. Maar — en dat was de beslissende inval — het was natuurlijk ook mogelijk, dat de grieken ooit hun alfabet van de etrusken hadden overgenomen, om daarmee fonetisch hun eigen taal te schrijven: grieks dus. Dat was natuurlijk te gek om los te lopen; maar langs die weg, gesteund door allerlei archaeologische overwegingen, kwam hij terecht bij de kretische talen: lineair-B uit de vijftiende eeuw voor Christus, vijftien jaar geleden door wijlen zijn collega Michael Ventris ontcijferd, en lineair-A uit de achttiende eeuw, —waarachter weer semitische oorsprongen schuilgingen… ‘Kortom, mijn beste Watson,’ zei hij, toen zij Schiphol passeerden, ‘door combineren en deduceren en een hoop geluk en wijsheid kwam ik er achter. De hooggeleerde Pellegrini beschouwt mij weliswaar nog steeds als een fantast en een charlatan, maar dat wijst voornamelijk op zijn autistische aard.’ Wat heb je gestudeerd?’ `Rechten.’ `Rechten?’ ‘Dat is een familiekwaal.’ ‘Maar al die talen…’ ‘Liefhebberij. Ik ben een amateur, net als de grote Ventris, die was architect van huis uit. Als het moet, leer ik een taal in een maand. Ik kon al lezen toen ik drie was.’ ‘Hoeveel talen beheers je dan?’ ‘In tellen ben ik slecht. Dat lijkt mij meer iets voor jou. Hoeveel sterren zijn er?’ ‘We hebben ze nog niet allemaal geteld. Het aantal is trouwens niet constant.“

 

 
Harry Mulisch (29 juli 1927 – 30 oktober 2010)
Affiche voor de film

Lees verder “Harry Mulisch, Chang-Rae Lee, Thomas Rosenlöcher, Guillermo Martínez, Marja Brouwers, Wolfgang Bittner”

Stanley Kunitz, Sten Nadolny, Eyvind Johnson, Michail Zostsjenko, August Stramm, Walter van den Berg

De Amerikaanse dichter en vertaler Stanley Jasspon Kunitz werd geboren in Worcester, Massachusetts, op 29 juli 1905. Zie ook alle tags voor Stanley Kunitz op dit blog en ook mijn blog van 29 juli 2010.

 

The Layers

I have walked through many lives,
some of them my own,
and I am not who I was,
though some principle of being
abides, from which I struggle
not to stray.
When I look behind,
as I am compelled to look
before I can gather strength
to proceed on my journey,
I see the milestones dwindling
toward the horizon
and the slow fires trailing
from the abandoned camp-sites,
over which scavenger angels
wheel on heavy wings.
Oh, I have made myself a tribe
out of my true affections,
and my tribe is scattered!
How shall the heart be reconciled
to its feast of losses?
In a rising wind
the manic dust of my friends,
those who fell along the way,
bitterly stings my face.
Yet I turn, I turn,
exulting somewhat,
with my will intact to go
wherever I need to go,
and every stone on the road
precious to me.
In my darkest night,
when the moon was covered
and I roamed through wreckage,
a nimbus-clouded voice
directed me:
“Live in the layers,
not on the litter.”
Though I lack the art
to decipher it,
no doubt the next chapter
in my book of transformations
is already written.
I am not done with my changes.

 

 
Stanley Kunitz (29 juli 1905 – 14 mei 2006)

Lees verder “Stanley Kunitz, Sten Nadolny, Eyvind Johnson, Michail Zostsjenko, August Stramm, Walter van den Berg”

Remco Campert, Malcolm Lowry, Herman Stevens, Gerard Manley Hopkins, Stephan Sanders, Angélica Gorodischer, Shahyar Ghanbari, John Ashbery, Drew Karpyshyn

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Campert werd op 28 juli 1929 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Remco Campert op dit blog.

 

Den Haag

Overal bevuilde daken
groen koper van kerken
brakke lucht uitgebeten huizen
afgegraasd grasland verwaarloosde zee.
O en de trieste trage gele trams
en het kippevel van de verwaaide straten.
Heel Den Haag was één Panorama Mesdag
elke dag een verregende koninginnedag.

Mijn grootvader ongeschoren
dwaalde als Strindberg door het huis
gevangen in zijn eigen kamerjas.

En zo speelziek en verlegen als ik was
met mijn kleine rubberdolk
beheerste dolleman
pleegde ik sluipmoord op een schemerlamp
of op zolder het oude lila kussen.

 

Bandrecorder, eenvoudig

Je hoeft niet te praten
ook geknisper van kranten komt duidelijk over
of als je slikt keelschraapt
een schoen uitschopt

het suizen van het gas
de tik van het licht uit
de telefoon buiten de auto’s
mijn korte adem

maar als je toch iets zegt
zeg dan liever iets aardigs
iets dat i nog eens af kan draaien
als je weg bent.

 

Zo lag ik wel

(Zo lag ik wel
en lig ik nog: liefde
vernieuwt en en verdiept zich.

Steeds meer huiden wierp ik af-
nu eindelijk in mijn eigen
laatste vel,

ben ik kwetsbaarder dan ooit)

 

Remco Campert (Den Haag, 28 juli 1929)
Lees verder “Remco Campert, Malcolm Lowry, Herman Stevens, Gerard Manley Hopkins, Stephan Sanders, Angélica Gorodischer, Shahyar Ghanbari, John Ashbery, Drew Karpyshyn”

Sarah Schulman

De Amerikaanse schrijfster, historica en activiste Sarah Miriam Schulman werd geboren op 28 juli 1958 in New York City. Zij bezocht de Hunter College High Schoolen studeerde aan de Universiteit van Chicago van 1976 tot 1978, maar studeerde niet af. Zij heeft een Bachelor of Arts graad van het Empire State College. Schulman’s derde roman, “After Delores” uit 1988 kreeg een positieve recensie in de New York Times, en werd vertaald in acht talen, en werd in 1989 bekroond met een American Library Association Stonewall Book Award. Haar roman “Rat Bohemia” (1995) werd door Publishing Triangle uitgeroepen tot een van de 100 beste LGBT boeken. Voor “Stagestruck: Theatre, AIDS, en de Marketing of Gay America (1998) ontving Schulman de Stonewall Book Award. In 2009 publiceerde zij ”Ties That Bind: Familial Homophobia and Its Consequences”. In 2013 volgde “The Gentrification of the Mind: Witness to a Lost Imagination”, dat werd genomineerd voor een Lambda Literary Award. Schulman werd door Publisher Weekly uitgeroepen tot een van de 60 meest onderschatte schrijvers. Schulman was onder meer actief in de Women’s Union en The Committee for Abortion Rights and Against Sterilization Abuse (CARASA) In 1987 richtte Schulman en filmmaker Jim Hubbard het New York Lesbian en Gay Experimental Film Festival op, tegenwoordig MIX geheten. In 2001 richtten Schulman en Hubbard ook nog het ACT UP Oral History Project op. In de periode 1979-1994 werden 15 toneelstukken van haar geproduceerd in het kader van de avant garde “Downtown Arts Movement”, gevestigd in de East Village van New York. In 2009 schreven Schulman en Cheryl Dunye het script voor Dunye’s film “The Owls”. De film beleefde zijn wereldpremière op het internationale filmfestival van Berlijn in januari 2010. Daarna schreef het duo een X-rated film “Mommy Is Coming”, die in Duitsland werd geproduceerd door Jürgen Brüning en geselecteerd werd voor het Berlijnse Internationale Filmfestival van 2012. Schulman werkt tevens als Distinguished Professor of Humanities aan het College of Staten Island (CSI) en als Fellow aan het New York Institute for the Humanities.

Uit: The Gentrification of the Mind: Witness to a Lost Imagination

“The first gay book I ever saw was called Cylce Suck. It was on a shelf at The Oscar Wilde Bookstore on Christopher Street in 1975, next to some mimeographed pamphlets with titles like “The Woman-Identified Woman.”  From the beginning, I have always known that this is as it should be. Separating distinctions between the sexually explicit and the politically necessary would never made sense. Yet, as I am writing this in 2009, a scandal erupts- first on-line, and then in the mainstream print media.  Amazon.com, the mail order bookseller mega-monster, got caught in what they called a “glitch.”  In response to right-wing and Christian readers, they removed books with sexual content from their ranking system, thereby ensuring that erotic and pornographic books would not be able to get on best-seller lists. Either deliberately or inadvertently, gay and lesbian books were included in the ban, and so were automatically removed from the Amazon ranking system. This included some editions of all of my books.  The response of the gay community was tepid at best.  A number of spokespeople called upon by the mainstream media, or speaking out on Facebook and various blogs were “shocked” and “outraged” (see above responses to the passing of Proposition 8.) They couldn’t believe this was happening to them. The event was treated as an anomaly, irregular and extreme.  When it was made clear that these exclusions included James Baldwin novels, the outrage grew. How could “literature” be confused with pornography?
For me, Amazon’s actions were consistent with the way gay and lesbian literature has been contextualized in the United States. It is the surprise of some gay people, and the pretend “mistake” of a media/industry that consistently marginalizes our work as a matter of course, that constitutes the gentrified approach. As disenfranchised people often do the dirty work of the culture, we – gay, lesbian, bisexual (not yet transgendered- but that phenomena is inevitable) writers- gentrify ourselves. In the past, power brokers would not pretend that gay books were included when they are in fact excluded, and therefore susceptible gay people would not think that their work was included when it was in fact demeaned. The public explanation has changed, but the reality remains the same. The truth – that queer sexually truthful literature is seen as pornographic, and is systematically kept out of the hands and minds of most Americans, gay and straight- has been replaced with a false story of a non-existent integration and a fantasized equality, with no basis in lived fact.”

Sarah Schulman (New York, 28 juli 1958)

 

Michael Longley, Marijke Höweler, Theodore Dreiser, Hilde Domin, Julien Gracq, Hilaire Belloc, Vladimir Korolenko, Eimear McBride, Graeme C. Simsion

De Ierse dichter Michael Longley werd geboren op 27 juli 1939 in Belfast. Zie ook alle tags voor Michael Longley op dit blog.

 

Saint Francis To The Birds

And, summing up, I think of when
With cloud and cloudburst you confer,
By God’s sheer genius lifted there,
Lighthearted starling, nervous wren.
It is perfection you rehearse –
God placed the limpet on a rock,
He dressed the primrose in its frock
upside down with its leg showing
And closed the chestnut in its purse:
Creating one more precedent,
With no less forethought, no less care
He gave you feathers and the air
To migrate to his best intent.
To useful angles well aligned,
At proper heights compelled to tilt,
Across kind landscapes yearly spilt –
Birds, you are always on his mind.
Quick emblems of his long estate,
It’s good to have you overhead
Who understand when all is said,
When all is done, and it is late.
May my sermon, like your customs,
Reach suddenly beyond dispute –
Oh, birds entire and absolute,
Last birds above our broken homes.

 

Cloudberries

You give me cloudberry jam from Lapland,
Bog amber, snow-line titbits, scrumptious
Cloudberries sweetened slowly by the cold,
And costly enough for cloudberry wars
(Diplomatic wars, my dear).
Imagine us
Among the harvesters, keeping our distance
In sphagnum fields on the longest day
When dawn and dusk like frustrated lovers
Can kiss, legend has it, once a year. Ah,
Kisses at our age, cloudberry kisses.

 

 
Michael Longley (Belfast, 27 juli 1939)
Cover

Lees verder “Michael Longley, Marijke Höweler, Theodore Dreiser, Hilde Domin, Julien Gracq, Hilaire Belloc, Vladimir Korolenko, Eimear McBride, Graeme C. Simsion”

Dan Coman

De Roemeense dichter en schrijver Dan Coman werd geboren op 27 juli 1975 in Gersa in de provincie Bistrita-Nasaud. Coman debuteerde in 1993 in het Minerva-magazine. Hij studeerde filosofie in Cluj (afgestudeerd in 1999). Hij publiceerde poëzie in de meeste van de belangrijke literaire tijdschriften in Roemenië. Voor zijn eerste bundel “Het jaar van de gele moedervlek” (Engels: “The Year of the Yellow Mole: , ontving hij de “Mihai Eminescu” Nationale Poëzieprijs en de Debuutprijs van de Roemeense Schrijversunie.In 2007 hield hij een gedichtenlezing, in het Frans vertaald door Linda Maria Baros, in Parijs, en in 2009 nam hij deel aan een poëzie- en vertaalworkshop in Zweden. In 2010 ontving hij een studiebeurs voor literatuur uitgereikt door Akademie Schloss Solitude. Coman heeft ook enkele goed ontvangen prozawerken gepubliceerd: “Irezistibil” (“Onweerstaanbaar”, 2010); “Parohia” (“De parochie”, 2012); en “Căsnicie” (“Huwelijk”, 2015). Zijn gedichten zijn vertaald en gepubliceerd in anthologieën en tijdschriften in Roemenië, Zweden, Frankrijk, de VS, Servië, Hongarije, Slovenië en Canada.

 

The New Mornings

several times a week there are new mornings
mornings that seem as good as any other
if they don’t quite reach a meter’s height

some educational cubes for children under one

coffee no longer fits in
tobacco no longer leaves the mouth and
our love sits close between us like a cow
shedding its hair

mara walks here
walks all sorts of small bodies
for whom the air is just a toy
to push quickly-quickly in the nose

these are new mornings
powdered milk rolls all over the length of them
a chicco sun ticks endlessy over their width

these are new mornings

a meter above them
our large bodies float already belly-up

 

Biscuits with apple sauce

i stay with mara at the window.
a beautiful winter’s day
it snows as we eat biscuits with apple sauce
not saying a thing.
each with the whole winter morning before us.
sometimes we stop eating and
press our noses to the glass
we stay that way without saying a thing
breath warms my face slowly
and slowly-slowly mara’s breath
spreads warmth throughout the park

 

Vertaald door Martin Woodside en Ioana Ieronim

 
Dan Coman (Gersa, 27 juli 1975)

Elizabeth Hardwick

De Amerikaanse schrijfster en literatuurcritica Elizabeth Hardwick werd geboren op 27 juli 1916 in Lexington, Kentucky, in een strikt protestantse familie. Ze studeerde af aan de Universiteit van Kentucky in 1939. In 1947 verwierf zij een Guggenheim Fellowship. In 1959 publiceerde Hardwick in Harper’s, “The Decline of Book Reviewing”, een over het algemeen harde en zelfs vernietigende kritiek op boekrecensies die in Amerikaanse tijdschriften van die tijd werden gepubliceerd. De krantenstaking uit 1962 in New York City heeft Hardwick, Robert Lowell, Jason Epstein, Barbara Epstein en Robert B. Silvers geïnspireerd om “The New York Review of Books” op te richten, een publicatie die voor veel lezers net zo gewoon werd als The New York Times Book Review die Hardwick in haar essay in 1959 aan flarden had gescheurd. In de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig gaf Hardwick lezingen aan het Barnard College en aan Columbia University’s School of the Arts, Writing Division. Zij leverde openhartig kritiek op het schrijven van de studenten, maar was een mentor voor studenten die zij als veelbelovend beschouwde. Van 1949 tot 1972 was zij getrouwd met de dichter Robert Lowell, met wie zij een dochter kreeg. Zij werd gekozen tot Fellow van de Amerikaanse Academie van Kunsten en Wetenschappen in 1996. In 2008 selecteerde The Library of America het verhaal van Hardwick over de misdaden van Caryl Chessman voor opname in een retrospectief over twee eeuwen schrijven over American True Crime. Hardwick schreef drie romans: “The Ghostly Lover” (1945), “The Simple Truth” (1955) en “Sleepless Nights” (1979). Een bundel met korte verhalen, “The New York Stories van Elizabeth Hardwick”, werd in 2010 gepubliceerd. Ze publiceerde ook vier boeken met kritieken: “A View of My Own” (1962), “Seduction and Betrayal” (1974), “Bartleby in Manhattan” (1983) en “Sight-Readings” (1998). In 1961 stelde zij “The Selected Letters of William James” samen en in 2000 publiceerde ze een korte biografie, “Herman Melville”, in de Penguin Lives-serie van Viking Press

Uit: Seduction and Beayal

“For his own part the Reverend Brontë disowned claims to flamboyance and said: “I do not deny that I am somewhat eccentric…. Only don’t set me on in my fury to burning hearthrugs, sawing the backs off chairs and tearing my wife’s silk gowns.” There were five daughters and one son in the Bronte fam-ily, and the father unluckily placed his hopes in his son, Branwell. It is only by accident that we know about people like Branwell who seemed destined for the arts, unable to work at anything else, and yet have not the talent, the tenac-ity, or the discipline to make any kind of sustained creative effort. With great hopes and at bitter financial sacrifice, Bran-well was sent up to London to study painting at the Academy Schools. The experience was wretched for him and he seemed to have sensed his lack of preparation, his uncertain dedi-cation, his faltering will. He never went to the school, did not present his letters of introduction, and spent his money in taverns drinking gin. It finally became necessary to return home in humiliation and to pretend that he had been robbed. One story has poor Branwell visiting the National Gallery and, in the presence of the great paintings there, despairing of his own talents. This is hard to credit, since the example of the great is seldom a deterrent to the mediocre. In any case, nothing leads us to think Branwell lacked vanity or expansive ideas of his own importance. Also, the deterrent of Branwell’s own nature made any further impediments unnecessary. His nature was hysterical, addictive, self-indulgent. Very early he fell under the spell of alcohol and opium; his ravings and mis-eries destroyed the family peace, absorbed their energies, and depressed their spirits. He had to be talked to, watched over, soothed, and protected—and nothing really availed. Branwell destroyed his life with drugs and drink, and died of a bronchial infection at the age of thirty-one. Perhaps the true legacy Branwell left the world is to be found in the extraordinary violence of feeling, the elaborate language of bitterness and frustration in Wuthering Heights. It is not unreasonable to see the origin of some of Heathcliff’s raging disappointment and disgust in Branwell’s own excited sense of injury and betrayal. Emily Brontë took toward her brother an attitude of stoical pity and protectiveness. Char-lotte was, on the other hand, in despair at his deterioration, troubled by his weaknesses, and condemning of the pain he brought to the household. It is significant that Charlotte insisted Branwell did not know of the publication of his sisters’ poems, nor of the composition of Wuthering Heights, Jane Eyre, and Agnes Grey.”

 
Elizabeth Hardwick (27 juli 1916 – 2 december 2007)