Libris Literatuurprijs 2018 voor Murat Isik

De Nederlands-Turkse schrijver, columnist en journalist Murat Isik is de winnaar van de Libris Literatuurprijs 2018, de belangrijke onderscheiding voor de beste oorspronkelijk Nederlandstalige roman van het afgelopen jaar. Murat Isik werd geboren in Izmir op 11 september 1977. Zie ook mijn blog van 11 september 2010 en eveneens alle tags voor Murat Isik op dit blog.

Uit: Wees onzichtbaar

“Ik keek uit het raam, maar zag weinig anders dan blauwe borden en lichten langs de snelweg. Mijn oogleden werden steeds zwaarder. Ik schrok wakker toen mijn hoofd tegen het raam klapte. Toen ik versuft opkeek, zag ik oplichtende flatgebouwen opdoemen als kolossale ruimteschepen. Ik had nog nooit zoiets wonderlijks gezien.
‘Dit moet de Bijlmermeer zijn,’ zei Kadir.
We parkeerden in een donkere garage die we vanaf de verhoogde weg inreden. Kadir en Erol droegen de koffers, mijn moeder, zus en ik liepen verdwaasd achter hen aan. Vlak voordat we de garage uit waren, hoorden we een schreeuw, een ijzige en langgerekte schreeuw die van de begane grond leek te komen. Ik keek verschrikt om.
‘Doorlopen,’ bromde Kadir.
Via een overdekte luchtbrug bereikten we de binnenstraat van de flat. We passeerden een lift waar een donkere man voor stond en even later een ruimte met overvolle vuilcontainers. De binnenstraat was bijna net zo donker als de garage. De met plastic kapjes overdekte lampen aan het plafond flikkerden of brandden in sommige gevallen helemaal niet. Aan onze rechterhand wisselden betonnen pilaren en brede stenen zuilen elkaar om de paar meter af. Ik was iets achterop geraakt en ineens werd ik bang dat een duister wezen achter zo’n zuil vandaan zou springen en mij zou grijpen. Ik zette een sprint in en pakte mijn zus bij de hand.
‘Baba heeft vast een cadeautje voor mijn verjaardag,’ fluisterde ze opgewonden.
‘En voor mij,’ zei ik.
De binnenstraat liep over in een tweede luchtbrug die de flat met een ander flatgebouw verbond. Dit deel van de flat leek beter verlicht, maar ook hier waren de vuilcontainers overvol en verspreidden een doordringende geur. Toen ik opkeek zag ik dat twee donkere mannen ons passeerden.
‘Het stikt hier van de negers,’ zei Kadir. ‘Het lijkt Afrika wel.’
‘Die Harun,’ zei Erol lachend. ‘Nu begrijp ik waarom hij binnen twee dagen een woning heeft gevonden.’
Even later stopten we voor een lift. Erol drukte op de knop. Terwijl ik naar de uitbundige graffiti op de liftdeur en muren staarde, hoorde ik ineens glasgerinkel, alsof ergens vlakbij een raam werd ingegooid. ‘ Wat is dat?’ riep mijn moeder.
‘Ach, dat zijn vast kwajongens,’ zei Kadir kalm, alsof hij de flat en zijn bewoners door en door kende.
De lift arriveerde en Erol trok de deur haastig open. Drie zwarte mannen keken ons vragend aan. ‘Binnenstraat?’ vroeg een van hen.
‘Ja,’ zei Kadir.


Murat Isik (Izmir, 11 september 1977)

Willem Elsschot, Almudena Grandes, Christoph Marzi, Edgar Cairo, Volker Braun, Robert Browning, Peter Carey, Archibald MacLeish, Rabindranath Tagore

De Vlaamse schrijver en dichter  Willem Elsschot werd in Antwerpen geboren op 7 mei 1882. Zie ook alle tags voor Willem Elschot op dit blog.

Uit: Tsjip

“Trouwens, ginder ver is geen plaats voor kerels met een schorre stem, die weten hoe ’t in ’t leven gaat. Ook dáár voelt zoo een zich tenslotte verlaten. Ook dáár is hij eindelijk nog slechts een vieze vlek in een onbezoedeld landschap, een hoopje vuil in de feestzaal. En zal ik niet geruster bij den haard stinken dan in dat paradijs?
Ik heb dus mijn taak als razend aangepakt, mijn ridderorde weer opgestoken en mijn zaken gedreven als een die nooit dat land heeft bereisd. Ik schreef mijn rekeningen met vaste hand, groette al wie mij groette, had een minzaam woord voor vriend en vijand en liet mijn schuldenaars afmaken door een deurwaarder, zooals het hoort. Tot ik op een heilloozen dag dat mormel van een kleinzoon in huis gewaar werd, die met zijn gekraai en zijn bloote billen aan ons rotten een eind heeft gemaakt.
Toen heb ik mezelf betrapt bij ’t sluipen naar den zolder waar ik mijn stok heb opgezocht in stof en spinrag. En nu zullen mijn klanten wachten en niets zien komen. Die nog niet betaald hebben kunnen stikken in mijn geld. Ik heb eerst met de keel een toonladder geschraapt en dan met zijn kraaien ingestemd. En mijn beenen jeuken. Kom, jongen, vooruit is de weg.
Mogen vrouw en kinderen mij vergeven dat ik hen een laatste maal verloochen voor die vermaledijde heerlijkheid waar een gouden vogel jubelt, véél hooger dan de leeuwerik.
Ik herinner mij niet precies meer hoe en wanneer de vreemdeling in huis gekomen is, maar hij loopt hier nu voortdurend rond. Zeker heb ik zijn aanwezigheid in ’t begin niet opgemerkt en zat hij boven als ik beneden was. Nu echter ontmoet ik hem op de trap, bots in de gang tegen hem aan en zit tegenover hem aan tafel, want hij eet nu ook mee. Mijn oudste dochter, die hem in huis heeft gehaald, zit naast hem. Zij zijn beiden op de Handelsschool en ik geloof dat hij in ’t begin kwam om met haar te blokken. Hij was zwak in de Fransche taal en zij in Staathuishoudkunde en zij zouden trachten elkander te helpen. Ik heb toen tenminste zoo iets gehoord.
Mijn gesprekken met hem loopen steeds over ’t zelfde: het studeeren aan de Handelsschool en de Europeesche politiek, vooral in en rond Polen. Ik zou goed doen daar wat meer over te lezen want ik val nog al eens stil en kan dan soms, met den besten wil, niet opnieuw demarreeren. Maar tusschen ons in, als een dreigend vraagteeken, staat die dochter. Over haar wordt niet gerept, maar alleen aan haar denken wij beiden. En als ik hem zijn meening vraag over den Poolschen corridor dwars door Duitschland, dan verwacht ik dat hij eindelijk zeggen zal ‘ja, ik bemin Adele en verlang met haar te trouwen.”

 

 
Willem Elsschot (7 mei 1882 – 31 mei 1960) 
Cover

Lees verder “Willem Elsschot, Almudena Grandes, Christoph Marzi, Edgar Cairo, Volker Braun, Robert Browning, Peter Carey, Archibald MacLeish, Rabindranath Tagore”

In Memoriam Renate Dorrestein

 

In Memoriam Renate Dorrestein

De Nederlandse schrijfster Renate Dorrestein is op 64-jarige leeftijd overleden. Ze leed al enige tijd aan slokdarmkanker. Dorrestein overleed vrijdagavond in haar woning in Aerdenhout in het bijzijn van haar dierbaren, zo maakte haar uitgeverij Podium bekend. Renate Dorrestein werd geboren in Amsterdam op 25 januari 1954. Zie ook alle tags voor Renate Dorrestein op dit blog.

Uit: Is er hoop

“Igor is toegelaten op de sociale werkplaats. Zijn oma leest en herleest de brief waar het zwart op wit in staat, en dan leest ze hem voor alle zekerheid nog een keer. Het ongeloof staat op haar gezicht geschreven. Iets voetstoots aannemen is niks voor haar, maar de boodschap is glashelder, onomwonden en voor maar één uitleg vatbaar: Igor is toegelaten op de sociale werkplaats. Ze gooit haar armen in de lucht en rent juichend door hun flat. `Ik zei het toch,’ zegt hij. Buiten adem strijkt ze de gekreukelde brief glad. Ze zegt dat ze hem gaat inlijsten en boven haar bed ophangen. Dan weet ze iedere ochtend zodra ze wakker wordt, tenminste zeker dat ze het niet heeft gedroomd. Bewaart hij zelf gewoon de envelop. Daar staat zijn naam óók op. Volgens de brief zijn ze welkom om op de werkplaats te komen kennismaken, als ze daar zin in hebben. Reken maar, tettert zijn oma. Ze zal direct een afspraak maken en een halve dag vrij nemen. ‘Ben je niet blij?’ vraagt ze. Dat is hij altijd al. Er bestaan wel honderd verschillende ziekten en hij heeft ze geen van alle. Sommige mensen zijn kaal, maar hij niet. En stel dat er een aardbeving komt en het licht uitvalt, dan heeft hij altijd nog zijn zaklantaarn. Die heeft hij voor zijn verjaardag gekregen. Er zit een knoeperd van een batterij in. Om te testen of een batterij nog goed is, moet je eraan likken. Lang niet iedereen weet dat. Je hebt er een iq van minstens zestig voor nodig. Hij gniffelt even in zichzelf. Zestig! Stel dat je zestig batterijen moest vasthouden: daar zouden de meeste mensen niet eens genoeg handen voor hebben. Sukkels. Met haar pols wist zijn oma het zweet van haar voorhoofd. Ze ploft naast hem neer op de bank en legt haar voeten op het tafeltje waaronder het snoer van de televisie met leukoplast is vastgeplakt. ‘Rustig doorgaan met ademhalen,’ zegt ze, ‘anders blijven we erin, Igor.’ Diep ademen, want een zucht geeft lucht. En hoe harder je zucht, des te sneller gaat de tijd. Dat beweert ze altijd, en het klopt nog ook. Na flink wat zuchten zitten ze samen al in de metro, op weg naar de werkplaats. Zij heeft haar haar heel anders dan normaal, het lijkt wel een taart. Ze blijft maar naar het zijne loeren, met samengeknepen ogen, alsof ze van plan is het met spuug achter zijn oren te plakken. Hij moet haar scherp in de gaten houden, wil hij zo meteen niet voor paal komen te staan. We zijn op weg naar je toekomst,’ zegt ze terwijl ze uitstappen.”

 


Renate Dorrestein (25 januari 1954 – 4 mei 2018)

Beloved, let us love one another,’ says St. John (Christina Rossetti)

Bij de vijfde zondag na Pasen

 


Ikoon van Jezus met St. Johannes de Geliefde Discipel door Ann Chapin, 2012

 

Beloved, let us love one another,’ says St. John

‘Beloved, let us love one another,’ says St. John,
Eagle of eagles calling from above:
Words of strong nourishment for life to feed upon,
‘Beloved, let us love.’

Voice of an eagle, yea, Voice of the Dove:
If we may love, winter is past and gone;
Publish we, praise we, for lo it is enough.

More sunny than sunshine that ever yet shone,
Sweetener of the bitter, smoother of the rough,
Highest lesson of all lessons for all to con,
‘Beloved, let us love.’

 

 
Christina Rossetti (5 december 1830 – 27 december 1894)
St John’s Church, Waterloo, Londen, de geboorte plaats van Christina Rossetti

 

Zie voor de schrijvers van de 6e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Willem Kloos, Hélène Gelèns, Sasja Janssen, Ariel Dorfman, Erich Fried, Yasushi Inoue, Harry Martinson, Christian Morgenstern, Carl Ludwig Börne

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Kloos werd geboren in Amsterdam op 6 mei 1859. Zie ook alle tags voor Willem Kloos op dit blog.

 

Verzen

XIII
O, dat ik haten moet en niet vergeten!
O, dat ik minnen moet en niet vergaan!
Ach! Liefde-in-Haat moet ik mijzelven heeten,
Want geen kan de andere in mijn hart verslaan.

In droef begeeren heb ik neêrgezeten,
In dreigend gillen ben ‘k weêr opgestaan.
Wee! dat ik nooit dát bitt’re brok kon eten,
Van stil te zijn en héél ver weg te gaan.

Eén hoop slechts, één, één enkel zoet vermeenen,
Eén weten, maar ik kán het niet gelooven…..

Ach, dit: dat rusten onder groene steenen
Een eeuwig rusten is, in één verdooven,

En dat de dooden niet in donker weenen
Om ’t zoete leven met hun lief daarboven.

 

XIV
Want Ik, die Ik ben, haat u om uw slechtheid,
Maar houd u dierbaar om mijn eigen pracht:
Gij zijt de toets-steen van mijn eigene echtheid,
De steen waarop ik trap, om mijne kracht

Te laten zien aan ’t volk, èn mijn oprechtheid,
Waarmede ik alles, wat ik voelde en dacht,
Verloochende om de Waarheid en Gerechtheid,
Die niet gedoogt, dat één mensch de’ and’ren slacht.

Gij deert mij niet, want wat gij deedt is zonde,
Gij weet mij niet, want hooger is mijn Ziel…

Gij zijt het Beest dier oude, schrikb’re Oorkonde
Uit Gods Boek-zelf, dat van den Hemel viel…

En alle Goeden hebben eene wonde,
Nu-dat Mijn Licht op úw gestalte viel.

 

XV
Gij zijt niet slecht geweest: gij waart slechts zwak,
Om niet in Mij te g’looven, die u liefde.
Gij waart een kind, dat àl zijn speelgoed brak,
Wanneer het langer niet zijn speelgoed b’liefde.

O, kind… Ik wàs geen kind! Ik ben ’t, die kliefde
Dit mijn schoon hoofd, zoo sterk eens, tháns zoo wrak,
Omdat Ik niet met mijne groote Liefde
Alleen wil zijn, bij al dat volk, zoo mak.

Gij woudt mijn dood, en ik, ik wilde uw leven:
’t Is goed; ik ben gevallen in mijn pracht…
Maar om Mijzelven, nimmermeer door U.

Thans is het úwe beurt van kracht. Welnu:
Tracht éven sterk, als ik nu stérf, te léven
In de eenzaamheid van ’t leven, dat u wacht.

 

 
Willem Kloos (6 mei 1859 – 31 maart 1938)
Lodewijk van Deyssel (l.) en Willem Kloos feliciteren elkaar met hun eredoctoraat in de letteren en wijsbegeerte, 1935.

 

De Nederlandse dichteres Hélène Gelèns werd geboren in Bergschenhoek op 6 mei 1967. Zie ook alle tags voor Hélène Gelèns op dit blog.

 

Iets anders

schreef ik mijn gedichten maar niet zo traag
ik zou vertellen hoe een man zegt:
er hangt een rare mevrouw aan mijn kont
ik noem geen namen – ik zou vertellen
hoe de rare vrouw de man in de nek bijt
zich knauwend in hem een weg baant
hoe hij de rare in gezelschap vraagt
zoek je ruzie? en zo haar mond weer lokt

ik zou op tijd vertellen hoe warm
onze ogen stemmen – hoe graag
de nek de mond
ik zou op tijd vertellen hoeveel
liefde in het knauwen – hoe fijn
door jou gelokt
ik zou je op tijd vertellen
dat ik ruzie zoek en het echt meen

maar ik schrijf mijn gedichten traag
en vertel iets anders dan ik je zou vertellen

 

Uit zicht

er rent een man in de tuin
hij vangt kinderen
maar haar niet

er rent een man
op haar feest
een man die wel vaker rent

dit maal vlucht niet zij
vluchten speelkameraadjes
door het dolle heen

het is feest
dit maal vlucht zij
niet weg van het feest

 

 
Hélène Gelèns (Bergschenhoek, 6 mei 1967)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Sasja Janssen werd geboren op 6 mei 1968 in Venlo. Zie ook alle tags voor Sasja Janssen op dit blog. Zie ook alle tags voor Sasja Janssen op dit blog.

 

Ballade van de alfahulp 1

Ik trek de gordijnen dicht als een lijkzak, de tengere
sigarettenhulzen van het bed, snijbloemgroen de deken
die makkelijk vuurt, het moet meteen.

Het moet, de traagheid, mijn kinderhand tussen haar
benen en ik lach met haar mee, want voor mij is het erger.
Ik ben ingehuurd, niet ik ga over twee dagen dood.

In de middag pakt ze me terug wanneer de hulzen
uit me blijven vloeien en ik de man doe van wie de dochters
uit de oceaan komen omdat hij crepeert.

Weer dat gelamenteer om hun moeder die het bed
met anderen houdt, de zusjes getrouwd met vreemdelingen,
ik schuil in de hal met de stofzuiger.

En de donkere huilt op het hete balkon, terwijl de lichte
de deur opent voor de keisnijder, die mij het eerst bevrijdt.

 

Ballade van de alfahulp 3

Een met wanen ver in West, een schooljuffrouw op hoge
poten in de Clauskindereweg, maak met haar niet die grap
een stewardess aan de Sloterplas met twee jongen nog
een haperend hoofd, een toetje als je het ons vraagt.

In de eerste keuken van die dag schuur ik het gele vet
van de tegels, wat geheid het hele zomerrantsoen van twee
uur kost, maar de vrouw stoot me steeds aan zodat ik tussen
haar lamellen gluur, ik zie mijn fiets alleen staan.

Binnen schemeren de rode lachjes op elke stoel en
vensterbank, sommige poppen ongekleed, hun romp van stro
een distel in een porseleinen babyhoofd, geen enkele
hulp wil vast bij haar, wij hopen op jou.

Ik schrobde tot honderd wanneer ze in een achterkamer
verdwijnt en zie hoe ze op een los laken wijdbeens slaapt met
links en rechts een poppenlijk en al op de fiets krijg ik berouw
dat ze waken moet zonder mij en wil ik mijn toetje kwijt.

 

 
Sasja Janssen (Venlo, 6 mei 1968)

 

De Chileens-Amerikaanse toneelschrijver, essayist, dichter, novellist, cartoonist Ariel Dorfman werd op 6 mei 1942 in Buenos Aires geboren. Zie ook alle tags voor Ariel Dorfman op dit blog.

Uit: Feeding on Dreams: Confessions of an Unrepentant Exile

“And then had come the arrest of General Pinochet in London in 1998, and his year and a half of captivity, and all of a sudden my public persona was more valuable than ever, on the BBC and Charlie Rose and Chilean TV. You see, I said to my wife, ya ves, if I were an American citizen, how could I possibly write publicly to Pinochet and tell him that this was the best thing that could have happened to him, that he has been afforded an implausible chance to repent. It is only feasible to write words like those as a Chilean, that’s why I could write to an unknown Iraqi dissident in the Washington Post and say that I understood why he wanted to be rid of the tyrant Saddam but not at the price of an intervention from abroad, explain that I would have rejected such a solution for my Chile in the days of our dictatorship, even if it had meant that friends were to die. I felt that my role as a public intellectual depended on keeping my distance from any official association with a United States misruled by George W. Bush, that Chile was more relevant than ever, the glass darkly through which I saw torture and the erosion of civil rights and ‘extraordinary rendition’, again the outrageous familiarity. I had grown accustomed to the idea that the United States, with all its blemishes and shortcomings, was a haven against persecution, at least for someone like me, and now it was threatening to turn into a police state, foreigners were being rounded up, permanent residency was no guarantee against abuses and Guantánamo, my Lord, and Dick Cheney, no longer a congressman receiving my copy of Widows in 1983, was churning out real widows all across the oil homelands of the planet twenty years later.
Angélica would hand me clippings, as if I couldn’t read, as if I didn’t know: Listen to this provision of the Patriot Act, no, Ariel, I want you to listen. And also: You want to be effective? Then break out of the snug cocoon, say we when you speak to Americans, include yourself in that we.
And she was worrying, my wife, Escúchame, Ariel, if they expel you, I’m not leaving, this time I’m not following you, you want to never see your granddaughters again? Angélica would not give up. It was absurd, there was no chance of anything of the sort happening to me, not with my contacts, not with my profile, not with — it can’t happen here? Wait, wait, hadn’t I written, just last year, that it can happen anywhere, make people afraid enough and they’ll let the government do anything in their name?”

 

 
Ariel Dorfman (Buenos Aires, 6 mei 1942)

 

De Oostenrijkse dichter, schrijver, essayist en vertaler Erich Fried werd geboren op 6 mei 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Erich Fried op dit blog.

 

Reden

Zu den Menschen
vom Frieden sprechen
und dabei an dich denken
Von der Zukunft sprechen
und dabei an dich denken
Vom Recht auf Leben sprechen
und dabei an dich denken
Von der Angst um Mitmenschen
und dabei an dich denken –
ist das Heuchelei
oder ist das endlich die Wahrheit?

 

Einleuchtend

Es kann nicht sein
daß die Amerikaner
ohne Notwendigkeit
vietnamesische Kinder verbrennen

Es kann nicht sein
daß die Amerikaner
Marschall Ky unterstützen
wenn er wirklich ein Schurke ist

Sie unterstützen ihn wirklich
er kann also nicht so schlimm sein
und was er sagt
kann nicht so unrichtig sein

Er sagt wirklich
sein Vorbild ist Adolf Hitler
also kann es gar nicht so schlecht sein
wenn man Hitler zum Vorbild nimmt

Doch auch Hitler hat Kinder verbrannt
und nicht in Vietnam sondern näher
Warum also regt man sich auf
wenn die Amerikaner das tun

 

Einer Singt

Einer singt
aus Angst
gegen Angst

Einer singt
aus Not
gegen Not

Einer singt
aus der Zeit
gegen die Zeit
Einer singt
aus dem Staub
gegen den Staub

Einer singt
von den Namen
die Namen namenlos machen

 


Erich Fried (6 mei 1921 – 22 november 1988)

 

De Japanse schrijver Yasushi Inoue werd geboren op 6 mei 1907 in Asahikawa. Zie ook alle tags voor Yasushi Inoue op dit blog.

Uit: Het jachtgeweer (Vertaald door Jacques Westerhoven)

“Mijn vriend stuurde me de aflevering waarin dit gedicht stond opgenomen toe, en terwijl ik het doorbladerde besefte ik voor het eerst hoe kortzichtig ik was geweest. ‘Het jachtgeweer’ was weliswaar een toepasselijke titel voor mijn gedicht, maar in dit blad hoorde het niet thuis. In een tijdschrift waarin kwistig werd gestrooid met termen als ‘de weg van de jager’, ‘sportsmanship’, en ‘gezonde hobby’ stak het zo schril tegen zijn omgeving af dat de bladzijde waarop mijn gedicht stond afgedrukt de indruk maakte van een geïsoleerde enclave – een onafhankelijke, volledig op zichzelf aangewezen speciale zone. Natuurlijk beschrijft dit gedicht het wezenlijke karakter van een jachtgeweer zoals ik dat met mijn dichterlijke intuïtie had aangevoeld – dat was in elk geval mijn bedoeling geweest – en ik zag geen enkele reden om me te verontschuldigen. Ik was trots op dit werk. Als ik het in een ander blad had gepubliceerd, was er geen enkel probleem geweest, maar in het orgaan van de Japanse Jagersvereniging, die zich tot doel stelt de jacht te propageren als een oergezond tijdverdrijf, kwamen mijn opvattingen over het jachtgeweer over als ietwat onorthodox, bedenkelijk zelfs. Het was nu te laat om er nog iets aan te doen, maar als ik eraan dacht hoe raar de vriend die mij om deze bijdrage had verzocht moest hebben opgekeken toen hij mijn manuscript voor het eerst onder ogen kreeg en hoe lang hij had geaarzeld voor hij met zijn karakteristieke edelmoedigheid besloot om het toch maar op te nemen, ging mijn hart naar hem uit. Ik verwachtte half een verontwaardigd schrijven van een van de leden van de Jagersvereniging, maar ik bleek meonnodig zorgen te hebben gemaakt: ik kreeg zelfs geen briefkaart. Gelukkig of niet, mijn gedicht werd door jagers in het hele land genegeerd. Of misschien is het beter te zeggen dat ze het helemaal niet lazen. Er verstreken twee maanden, en ik was deze hele geschiedenis alweer zo goed als vergeten, toen ik een brief ontving van een volslagen onbekende, Jo¯suke Misugi genaamd.
Ik heb ooit gelezen dat een geschiedschrijver de karakters gebeiteld op een van de rotswanden op de Taishan-berg beschreef als ‘de witte gloed van de zon na een woeste herfststorm’. Het klinkt enigszins overdreven, maar de karakters op de grote envelop van wit Japans papier die ik in mijn hand hield maakten precies die indruk op me. De inscriptie op die rotswand is nu helemaal afgesleten en er bestaan zelfs geen rubbings van, dus ik kan me natuurlijk niet voorstellen hoe verfijnd of krachtig die karakters waren, maar hoewel Jo¯suke Misugi’s vloeiende, cursieve handschrift bijna te groot leek voor de envelop en op het eerste gezicht een zelfverzekerde indruk maakte,voelde ik hoe langer ik ernaar keek van elk karakter een zekere leegheid opstijgen die me opeens deed denken aan wat die oude historicus over het opschrift op de Taishan had gezegd.”

 

 
Yasushi Inoue (6 mei 1907 – 29 januari 1991)

 

De Zweedse dichter en schrijver Harry Martinson werd geboren op 6 mei 1904 in Jämshög in het zuidoosten van Zweden. Zie ook alle tags voor Harry Martinson op dit blog.

 

Aniara

3
A swerve to clear the Hondo asteroid
(herewith proclaimed discovered) took us off our course.
We came too wide of Mars, slipped from its orbit
and, to avoid the field of Jupiter,
we settled on the curve of I.C.E.-twelve
within the Magdalena Field’s external ring;
but, meeting with great swarms of leonids,
we headed farther off to Yko-nine.
In the Field of Sari-sixteen we gave up attempts
to turn around.
As we held our curve, a ring of rocks
echographically gave back a torus-image
whose empty center we sought eagerly.
We found it too, but at such dizzying angles
that the passage to it led to breakdown
of the Saba Unit, which was hit hard by space-stones
and great swarms of space-pebbles.
When the ring had moved off and space had cleared,
turning back was possible no longer.
We lay with nose-cone pointed at the Lyre
nor could any change in course be thought of
We lay in dead space, but to our good fortune
the gravitation-works were still in service,
and heating elements as well as lighting
were not disabled.
Of other apparatus some was damaged
and other parts less damaged could be mended.
Our ill-fate now is irretrievable.
But the mima will hold (we hope) until the end.

 

Vertaald door Stephen Klass en Leif Sjöberg

 

 
Harry Martinson (6 mei 1904 – 11 februari 1978)
Cover

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Christian Morgenstern werd geboren in München op 6 mei 1871. Zie ook alle tags voor Christian Morgenstern op dit blog.

 

Vice versa

Ein Hase sitzt auf einer Wiese,
des Glaubens, niemand sähe diese.
Doch im Besitze eines Zeißes,
betrachtet voll gehaltnen Fleißes
vom vis-à-vis gelegnen Berg
ein Mensch den kleinen Löffelzwerg.
Ihn aber blickt hinwiederum
ein Gott von fern an, mild und stumm.

 

Stilles Reifen

 Alles fügt sich und erfüllt sich,
mußt es nur erwarten können
und dem Werden deines Glückes
Jahr und Felder reichlich gönnen.
Bis du eines Tages jenen reifen Duft der Körner spürest
und dich aufmachst und die Ernte in die tiefen Speicher führest.

 

Segelfahrt

Nun sänftigt sich die Seele wieder
und atmet mit dem blauen Tag,
und durch die auferstandnen Glieder
pocht frischen Blut erstarkter Schlag.

Wir sitzen plaudernd Seit an Seite
und fühlen unser Herz vereint;
gewaltig strebt das Boot ins Weite,
und wir, wir ahnen, was es meint.

 

 
Christian Morgenstern (6 mei 1871 – 31 maart 1914)

 

De Duitse schrijver, journalist en criticus Carl Ludwig Börne werd in Frankfurt geboren als Juda Löb Baruch op 6 mei 1786. Zie ook alle tags voor Carl Ludwig Börne op dit blog.

Uit: Briefe aus Paris

“Paris, den 17. September 1830
Dann sehe ich in das Zimmer einer Demoiselle; in eine Schneiderswohnung; in einen Roulettesaal und in eine lange Galerie von Cabinets inodores. Wie schön, freundlich und glänzend ist alles nach der Gartenseite des Palais Royal: nach hinten aber, wie betrübt und schmutzig alles! Ich werde mich eilen, aus diesen Kulissen zu kommen, und mich nach einer andern Wohnung umsehen.
Sie können es sich denken, daß ich nicht lange zu Hause geblieben, sondern gleich forteilte, die alten Spielplätze meiner Phantasie aufzusuchen und die neuen Schlachtfelder, die ihr Wort gehalten. Aber ich fand es anders, als ich erwartete. Ich dachte, in Paris müsse es aussehen wie am Strande des Meeres nach einem Sturm, alles von Trümmern bedeckt sein, und das Volk müsse noch tosen und schäumen. Doch war die gewohnte Ordnung überall und von der Verheerung nichts mehr zu sehen. Auf einigen Strecken der Boulevards fehlen die Bäume, und in wenigen Straßen wird noch am Pflaster gearbeitet. Ich hätte die Stiefeln ausziehen mögen; wahrlich, nur barfuß sollte man dieses heilige Pflaster betreten. Die vielen dreifarbigen Fahnen, die man aufgesteckt sieht, erschienen mir nicht als Zeichen des fortdauernden Krieges, sondern als Friedenspaniere. Die Fahne in der stolzen Hand Ludwigs XIV. auf dem Place des Victoires machte mich laut auflachen. Wir haben die Reiterstatue vor acht Jahren zusammen aufrichten sehen. Wer hätte das damals gedacht? Träume von Eisen und Marmor – – und doch nur Träume! – Noch schwebt jener Tag mir vor, noch höre ich den Polizeijubel, höre alle die Lieder mit ihren Melodien, welche bezahlte Bänkelsänger auf dem Platze sangen. Das eine Lied fing an: Vive le roi, le roi, le roi, que chante le monde à la ronde – jetzt müßte es heißen statt que chante, que chasse le monde à la ronde.”

 

 
Ludwig Börne (6 mei 1786 – 12 februari 1837)
Borstbeeld op Père-Lachaise, Parijs

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Ferdinand Sauter, Eugène Labiche, Gaston Leroux, Júlio César de Mello e Souza, Marie-Aude Murail, Paul Alverdes, Erik Bindervoet, Simon Mulder

De Oostenrijkse dichter Ferdinand Sauter werd geboren op 6 mei 1804 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ferdinand Sauter op dit blog.

 

Mein Sonntagsmorgen
Keine Dichtung

Welches Glück, am Sonntagsmorgen
In den Tag hinein zu schlafen,
Ruhig liegen in dem Hafen,
Von der Alltags-Noth geborgen.
Langsam wird sich angekleidet
Unter Singen, unter Pfeifen,
Und kein Schmollen und kein Keifen
Unser Wohlsein uns verleidet.
Mit unsäglichem Vergnügen,
Angethan mit neuem Rocke,
Mit dem Hute, mit dem Stocke
Steigen wir hinab die Stiegen.
Doch um Eins nicht zu vergessen,
Stecken wir in uns’re Taschen
Uns ein hübsches Buch zum Naschen,
Bis es später Zeit zum Essen.
D’rauf wird in dem Sonnenscheine
Hingeschlendert durch die Gassen,
Ganz gemütlich und gelassen;
Denn sie sind so blank und reine.

Jene grünen Jalousien
Sind geschlossen – ach die Schönen,
Die sich dort auf Flaumen dehnen,
Träumen wohl von Harmonien!
Laß sie träumen! – die Geliebte
Denket doch des treuen Schäfers,
In der Ruh’ des Siebenschläfers, –
Daß ihr nichts den Frieden trübte!
Doch ein winzig Kieselsteinchen
Will ich an’s Gesimse schleudern,
Etwa, daß sie schon in Kleidern
Tänzelt niedlich auf den Beinchen.
Sieh, da öffnet sie die Balken
Mit den zarten Fingerspitzen,
Spähet furchtsam durch die Ritzen,
Wie die Taube auf den Falken.
Ha, nun hat sie mich erblicket,
Wirft mir mit dem lieben Händchen
Küsse zu als süße Pfändchen,
Wer ist wohl wie ich entzücket?!
Und ich wand’re selig weiter
Bis hinaus zu den Alleen,
Die vor jenem Thore stehen,
Und das Glück ist mein Begleiter.

 

 
Ferdinand Sauter (6 mei 1804 – 30 oktober 1854)
Cover

 

De Franse (blijspel)schrijver Eugène Marin Labiche werd geboren op 6 mei 1815 in Parijs. Zie ook alle tags voor Eugène Labiche op dit blog.

Uit: La Grammaire

« MACHUT, à part. — Il ne me voit pas… il creuse.
CABOUSSAT, lisant et à lui-même. — «Nota. — On reconnaît mécaniquement que le participe suivi d’un infinitif est variable quand on peut tourner l’infinitif par le participe présent.» (Parlé.) Il faut tourner l’infinitif par le participe… Ah! j’en ai mal à la tête!
MACHUT, à part. — Je parie que c’est du latin… ou du grec. (Il tousse.) Hum! hum!
CABOUSSAT, cachant son livre dans sa poche. — Ah! c’est toi, Machut?
MACHUT. — Je vous dérange, monsieur Caboussat?
CABOUSSAT. — Non… je lisais… Tu viens pour la vache?
MACHUT. — Oui… et j’ai appris l’événement.
CABOUSSAT. — Un morceau de verre… est-ce drôle? Une vache de quatre ans.
MACHUT. — Ah! monsieur, les vaches… ça avale du verre à tout âge… J’en ai connu une qui a mangé une éponge à laver les cabriolets… à sept ans! Elle en est morte.
CABOUSSAT. — Ce que c’est que notre pauvre humanité!
MACHUT. — Ah çà! j’ai à vous parler de votre élection… Ca marche.
CABOUSSAT. — Ah! vraiment? Ma circulaire a été goûtée?
MACHUT. — Je vous en réponds!… On peut dire qu’elle était joliment troussée, votre circulaire! Je compte sur une forte majorité.
CABOUSSAT. — Tant mieux! quand cela ne serait que pour faire enrager Chatfinet, mon concurrent.
MACHUT. — Et puis, savez-vous que, nommé, pour la seconde fois, président du comice agricole d’Arpajon, vous pouvez aller loin… très loin.
CABOUSSAT. — Où ça?
MACHUT. — Qui sait?… Vous êtes déjà du conseil municipal… Vous deviendrez peut-être notre maire un jour!”
CABOUSSAT. — Moi? Oh! quelle idée… D’abord, je ne suis pas ambitieux… et puis la place est occupée par M. Rognat, depuis trente-cinq ans.”

 

 
Eugène Labiche (6 mei 1815 – 22 januari 1888)
Scene uit een uitvoering in Brussel, 2015

 

De Franse schrijver Gaston Leroux werd geboren op 6 mei 1868 in Parijs.Zie ook alle tags voor Gaston Leroux op dit blog.

Uit: Le fantôme de l’Opéra

“Et voici ce que Joseph Buquet a dit du fantôme à qui voulait l’entendre :
« Il est d’une prodigieuse maigreur et son habit noir flotte sur une charpente squelettique. Ses yeux sont si profonds qu’on ne distingue pas bien les prunelles immobiles. On ne voit, en somme, que deux grands trous noirs comme aux crânes des morts. Sa peau, qui est tendue sur l’ossature comme une peau de tambour, n’est point blanche, mais vilainement jaune ; son nez est si peu de chose qu’il est invisible de profil, et l‘absence de ce nez est une chose horrible à voir. Trois ou quatre longues mèches brunes sur le front et derrière les oreilles font office de chevelure. »
En vain Joseph Buquet avait-il poursuivi cette étrange apparition. Elle avait disparu comme par magie et il n’avait pu retrouver sa trace.
Ce chef machiniste était un homme sérieux, rangé, d’une imagination lente, et il était sobre. Sa parole fut écoutée avec stupeur et intérêt, et aussitôt il se trouva des gens pour raconter qu’eux aussi avaient rencontré un habit noir avec une tête de mort.
Les personnes sensées qui eurent vent de cette histoire affirmèrent d’abord que Joseph Buquet avait été victime d’une plaisanterie d’un de ses subordonnés. Et puis, il se produisit coup sur coup des incidents si curieux et si inexplicables que les plus malins commencèrent à se tourmenter.
Un lieutenant de pompiers, c’est brave ! Ça ne craint rien, ça ne craint surtout pas le feu !
Eh bien, le lieutenant de pompiers en question, qui s’en était allé faire un tour de surveillance dans les dessous et qui s’était aventuré, paraît-il, un peu plus loin que de coutume, était soudain réapparu sur le plateau, pâle, effaré, tremblant, les yeux hors des orbites, et s’était quasi évanoui dans les bras de la noble mère de la petite Jammes. Et pourquoi ? Parce qu’il avait vu s’avancer vers lui, à hauteur de tête, mais sans corps, une tête de feu ! Et je le répète, un lieutenant de pompiers, ça ne craint pas le feu.”

 

 
Gaston Leroux (6 mei 1868 – 15 april 1927)
Cover Nederlandse uitgave

 

De Braziliaanse schrijver Júlio César de Mello e Souza werd geboren op 6 mei 1895 in Rio de Janeiro. Zie ook alle tags voor Júlio César de Mello e Souza op dit blog.

Uit: The Man Who Counted (als Malba Tahan)

“It is necessary, however, to have eyes to see it, intelligence to understand it, and spirit to wonder at it. The rude Bedouin sees geometric forms but does not understand them; the Sunni under stands them but does not admire them; the artist, finally, perceives the perfection of figures, understands beauty, and admires order and harmony. God was the Great Geometer. He geometrized heaven and hearth. In Persia there exists one plant, much sought as food by camels and sheep, whose seed . . .”
And so, holding forth enthusiastically on the multiple beauties embraced by geometry, Beremiz walked along the long and dusty road from the palace of the merchant to the bridge of victory. I accompanied him in silence, enchanted by his curious enlightenment.
After crossing Muazin Square, which is also known as the shelter of the camel drivers, we deserted the beautiful Inn of the Seven Sorrows, much frequented in the hot weather, by Bedouins and travelers from Damascus and Mosul.
Its most elegant feature was its inner patio, with good shade in summer, its four walls covered with plants of all colors from the mountains of Libya it had an air of peace and repose.
On an old wooden sign, beside which the Bedouins tied their camels, we read:
Inn of the Seven Sorrows.
“Seven sorrows,” murmured Beremiz. “Strange! Do youby any chance know the
owner of this inn?”
“I know him well,” I replied. “He is a former rope merchant from Tripoli whose father
served under Sultan Quervan. They call him the Tripolitan. He is very well thought of, for his simple, open nature, a fine and kindly man.”

 

 
Júlio César de Mello e Souza (6 mei 1895 – 18 juni 1974)

 

De Franse schrijfster Marie-Aude Murail werd geboren op 6 mei 1954 in Le Havre. Zie ook alle tags voor Marie-Aude Murail op dit blog.

Uit: Oh, boy!

« Lorsque Barthélemy retourna au salon, douché et presque de bonne humeur, il trouva les enfants Morlevent déjà bien installés. Venise avait étalé sa collection de poupées Barbie et se racontait toute seule des histoires où le passé simple était mis à forte contribution. — Shelly débouchonna la bouteille et buva tout le champagne. Alors, Barbie arriva en colère et dira : « Qui a prendu tout le vin ? — C’est pas moi ! se défendit Bart, en prenant la voix haut perchée de Shelly. — Tu veux jouer ? — Non, ça va, refusa Barthélemy. Mais il s’accroupit, attrapa une Barbie en body moulant et murmura : — Dis donc, elle a de ces airbags, celle-là. Venise pressa les seins de la Barbie en faisant « pouin pouin ». Le grand frère et la petite soeur se mirent à rire. Ils avaient manifestement les mêmes centres d’intérêt. Siméon se racla la gorge dans leur dos. Bart se retourna. Les cadets Morlevent étaient assis côte à côte sur le divan et ils lisaient. La Petite Maison dans la prairie pour Morgane et Le Contrat social pour Siméon. — Vous êtes surdoués, tous les deux ? questionna Bart. Ou c’est seulement Siméon ? — J’ai un an d’avance, fit Morgane, et je suis la première partout. — Sauf en gynnastique, lui rappela charitablement Venise. — Le sport, c’est pour les cons, trancha Siméon. — J’en fais beaucoup, dit Bart pour voir. — Alors, t’es con, pouffa Venise. — Marre-toi, grommela Bart. Tu n’as pas remarqué que les gens vont par deux dans cette famille 9 Il y a Morgane et Siméon qui sont très intelligents et très moches et il y a nous deux qui sommes cons… — Et très belles, conclut Venise sans mauvaise intention. Morgane fit observer que c’était comme dans le conte de Riquet à la houppe. — Riquet, il est très moche et très intelligent. La princesse, elle est très belle, mais elle est bête. — Ça se finit comment ? s’enquit Barthélemy. — Ils se marirent et eurent beaucoup d’enfants, récita Venise. — Oh, boy ! gémit Bart. Ils sont devenus cons, tous les deux. Les enfants Morlevent éclatèrent de rire. Bart alla chercher l’orangeade en sifflotant. Pourquoi était-il soudain si content ? C’était arrivé d’un seul coup lorsqu’il avait vu les trois enfants campant dans son salon. Il était l’aîné des Morlevent et c’était épatant. »

 

 
Marie-Aude Murail (Le Havre, 6 mei 1954)
Scene uit een televisiebewerking onder de titel “On choisit pas ses parents”, 2008

 

De Duitse schrijver Paul Alverdes werd geboren op 6 mei 1897 in Straatsburg. Zie ook alle tags voor Paul Alverdes op dit blog.

Uit: Das Schlaftürlein

„An Ende der Welt ist das Schlaftürlein. Jeden Abend, wenn es dunkel wird, tut es sich auf Dann kommen aus der ganzen Welt die Kinderlein herbeigelaufen, denn alle Kinder, die schlafen wollen, die müssen durch das Schlaftürlein hindurch. Weil es aber nicht sehr breit ist, darum muss es immer eine ganze Weile offen bleiben, bis alle Kinder hindurch sind. Manchmal sind auch schon welche da, bevor es aufgemacht wird, und möchten gerne hinein und schlafen. Aber die müssen warten. Sie sitzen dann auf dem Wartebänkchen gleich draußen davor und freuen sich schon darauf, dass aufgemacht wird. Manchmal versuchen sie auch, schon ein Weilchen vorauszuschlafen. Sie stecken dann den Daumen in den Mund, weil es ja keiner sieht, und lehnen sich mit den Köpfen aneinander, immer zwei und zwei, und machen die Augen zu. Aher es ist doch noch nicht das Richtige. Richtig schlafen, ganz dick und still, kann einer eben nur, wenn er durch das Türchen hindurch ist.“

 

 
Paul Alverdes (6 mei 1897 – 28 februari 1979)
Cover

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Nederlandse dichter, schrijver, schilder en vertaler Erik Bindervoet werd geboren in het jaar 1962 in Oostzaan. Zie ook alle tags voor Erik Bindervoet op dit blog.

Uit: Water en vuur (Samen met Robbert-Jan Henkes)

“Er was een feest op school en Anton ging er heen want hij was verliefd. Zo verliefd als een kameel kan kijken.
De avond was vol van duisternis en een sneeuwtapijt viel loodrecht naar beneden. Alle geluiden waren verstomd. De straat was een schimmenspel. Een vader liet de hond uit.
Zie de maan schijnt, en de sterrren ook, lichtjes opgestegen uit de bomen.
Wij schrijven. Een provinciestad zuidoost ten noorden van de hoofdstad. Op het breekpunt van de jaren zeventig en tachtig van deze eeuw. Daar waar de journalisten zich uitputten de tien jaar ervoor in snedige zinnen samen te vatten en de tekenen te wichelen van deze tijd, die de geschiedenis ingaat als een slappe. Jaren waarin overal in het land immense ijzeren wimpels en stalen vlaggen verschijnen op plantsoenen en in perkjes. Ze bleken niet bestand tegen het weer en roestten snel weg. Veel belangrijker is, dat het de tijd was waarin Anton opgroeide, zijn allerwildste haren verloor en na de lagere de middelbare school doorliep. De zijne was een steenkolos met veel ramen en een grote deur. Iedere dag legde hij op de fiets kilometers af om er te komen. Langs de berm stonden struiken en lantarenpalen. Over de grote weg raasden forenzen. Op de eenzame fiets zat: Anton. Hij haalde een boel mensen in, die op een andere school zaten en die hij dus ook niet kende. Meestal fietsten ze in groepjes naast elkaar over het fietspad. Het was dan bellen geblazen als hij er langs wilde.
Hij zat in zijn eindexamenjaar, de arme jongen.
Hij leerde lesjes en las boeken tot hij erbij in slaap viel. Gek werd hij er van. (Wie heeft het niet meegemaakt?)
Behalve dat liep het tegen kerst en dat was een gedachte die Anton met huiver vervulde.
– Ik haat kerst.”

 


Erik Bindervoet (Oostzaan, 1962)
Robbert-Jan Henkes en Erik Bindervoet tijdens een voorleessessie

 

De Nederlandse dichter Simon Mulder werd geboren in 1986. Zie ook alle tags voor Simon Mulder op dit blog.

 

De Weduwe van Indië verkwijnt

De Weduwe van Indië verkwijnt
Achter de ramen van haar vele huizen;
Men hoort nog zachtjes de verwarming suizen
Terwijl zij indut en het licht verdwijnt

Dit was haar lot: van elegant tot log,
Van grootsteeds dorp tot dorpse stad te keren
Was dit de stad dan van Eline Vere?
Wat van waarlijk belang gebeurt hier nog?

De geest van wie haar maakte waart hier niet;
Die drinkt in Nice zijn kelkjes anisette
Of zweeft in de gewelven vol rozetten
Van Florentijnse kerken, en hij ziet:

Niets van belang gebeurt daar nog; groot zeer
Noch groot geluk, noch echt gevaar
Zoo hij íets was, was hij een Hagenaar,
Maar ’s Gravenhage is zichzelf niet meer

 

 
Simon Mulder (1986)

Roni Margulies, Miklós Radnóti, Petra Else Jekel, Morton Rhue, Christopher Morley, George Albert Aurier

De Turkse schrijver, dichter, vertaler en journalist Roni Margulies werd geboren op 5 mei 1955 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Roni Margulies op dit blog.

 

Anniversary

Nearly as many years ago as my age,
the Germans razed this city to the ground.
Not that there’d have been much resistence,
but the Nazis were in something of a rush.

Today is the fifth of May.
As I emerge for my morning walk,
I see streets festooned with flags.
It is, it seems, the anniversary
of the the end of the war for the Dutch.
Strange coincidence! Today is also
the day, long ago, I was born.

As Holland withdrew,
one would think, I
was sent to the front.

 

Vertaald door Roni Margulies

 

Slurven

Hoe kan ik het ooit vergeten, mijn allereerste vlucht.
We lieten onze tickets zien en liepen de gate uit,
links van mij mijn opa, rechts mijn moeder.
Een lichtblauwe bus bracht ons helemaal
tot onder de vleugel. Ik was elf jaar oud.
Ons vertrek en onze terugkeer stonden vast:
We gingen een weekje naar Izmir.

Ook de tweede, zes jaar later, staat in mijn geheugen gegrift:
Ik ga om te studeren: met in mijn hand een ticket,
voor me een nieuwe wereld die op me wacht.
Deze keer gingen we door een slurf
van de wachtruimte naar het vliegtuig.
Mijn gang leek op die van een hinkelend kind.

Toen ik zat en uit mijn raampje keek
leek de lange rij slurven achter mij
op net zovele reuzenvingers die
naar iets leken te wijzen.
Wat was het dat ze wilden zeggen?
Waarop wilden ze me wijzen?
Soms vraag ik me dat nog steeds af.

 

Vertaald door Erik-Jan Zürcher

 

Roni Margulies (Istanbul, 5 mei 1955)

 

De Hongaarse dichter en schrijver Miklós Radnóti werd geboren op 5 mei 1909 in Boedapest. Zie ook alle tags voor Miklós Radnóti op dit blog.

 

A Hesitant Ode

How long I have prepared, dear, to describe to you
the secret constellation of my love,
perhaps its substance only, just in a single image.
Your teeming sense within me floods like life itself
and sometimes it is timeless, certain and secure:
eternal like a fossil shell within a rock.
The silken, feline moonlit night above my head
begins the hunt for buzzing tiny dreams in flight.
And still I have not managed to describe to you
how much it means to me to sense your caring gaze
as it hesitates upon my hand when I’m at work.
No similes will do. I scrap them as they come.
I will begin this whole attempt again tomorrow
because I am worth only as much as the words
within this poem, and my search will keep me going
until I am reduced to bones and tufts of hair.
You’re tired. It’s been a long day for me also.
What can I say? The objects, look! exchange their glances
in praise of you; a broken cube of sugar sings
on the table; and a drop of honey falls and, like
a ball of gold, it glitters on the tablecloth;
and spontaneously now, an empty tumbler rings out:
it’s glad it lives with you. Perhaps I’ll have the time
to tell you what it’s like when it expects you home.
Descending darkly, flocks of dreams approach you lightly,
they flit away yet keep returning to your brow.
Your drowsy eyes still send a last farewell towards me.
Your loosened hair cascades in freedom. You’re asleep.
The lengthy shadow of your eyelids softly flutters.
Your hand, a resting birch twig, falls upon my pillow.
I share your sleep: you’re not a different world;
and even here I sense as a multitude of secret
and thin, sage lines relax in the tranquil
palm of your hand.

 

Vertaald door Thomas Ország-Land

 

Miklós Radnóti (5 mei 1909 – 9 november 1944)
Cover

 

De Nederlandse dichteres Petra Else Jekel werd in Arnhem geboren op 5 mei 1980. Zie ook alle tags voor Petra Else Jekel op dit blog.

 

uren zat ik naast je op een treinbank, ik had

1

uren zat ik naast je op een treinbank, ik had
het mes in de mond: herkende je me niet?
het buikmeisje dat je brieven schrijft en jij

pijl in de hand, ik moet je ophalen denk ik
maar ik weet nooit waar, in amsterdam
zag je de gifmenger en je zei het tegen mij

drie woorden heb ik: kling en punt en vuur
we zeggen niets, we zitten, je haar heb je
kort afgesneden van verdriet, in berlijn

dwalen we door hoge zalen, praten zacht
over rogier, hij heeft je zelfportret in 1460
al genomen, god weet hoe en ook: voor wie

 

Petra Else Jekel (Arnhem, 5 mei 1980)

 

De Amerikaanse schrijver Morton Rhue (pseudoniem van Todd Strasser) werd geboren op 5 mei 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Morton Rhue op dit blog.

Uit: Kill You Last

“This is amazing,” Roman said, staring at her iPad. We were sitting at a table in the library, waiting for school to end. “What now?” I asked. “In Cold Blood, by Truman Capote?” Roman said. “It’s one of the best true crime stories I’ve ever read.” “Coming from you, that’s saying a lot.” “And it was written in the nineteen sixties,” she stressed. “Oh, you mean, like before the invention of the modem alphabet?” Roman gave me a droll “You’re so funny, Shels.” My BlackBerry vibrated, and I slid it into my lap to read. It was an email, which was odd, since none of my friends ever emailed anyone. Stranger still, it was from someone calling themselves vengeance137732880gmail. com. This is weird, I thought, then opened the email:
Ur such a sweet nice girl with Ur perfect house and riding around in daddys Ferrari. 2 bad U dont no what hes really up 2 Roman hooked her black hair behind her ear and looked at me curiously. She must have seen the perplexed expression on my face. “What is it?” I handed the BlackBerry to her under the table. “Creep show,” she said, handing it back. “Who sends emails? And what does he mean by what your dad’s really up to?” “How do you know it’s a he?” I asked. “The ‘sweet nice girl’ part. A girl wouldn’t write that.” Roman was my best friend and really smart, but sometimes the stuff that came out of her mouth was off-the-charts bizarre. “Why not?” “She just wouldn’t.” “That makes no sense.” “Says you,” Roman replied with a dismissive shrug. “What should I do?” I nodded at the BlackBerry. “Write back,” Roman said. “And say what? Who are you, and why did you write this? If he wanted me to know who he was, he wouldn’t have used this creepy vengeance at gmail address.” “Say that you already know what your dad does and that you’re dealing with it, thank you very much.” “Good idea.” I thumbed in the message and pressed “Send”.
Roman looked past me. “Guess who just came in.” I turned to see Chris Clarke, the tall and broad-shoul-dered all-state tight end with a 3.9 GPA, signing on to a computer. When he saw me, he smiled and waved. I did the same. “He’s interested,” Roman whispered. “I know.” Chris and I had been exchanging looks and smiles for the past week. “You’d be such a perfect couple,” Roman said. “Has he said anything?” I shook my head. “So far it’s been all smiles and nods.” “Maybe he’s waiting for you to make the first move.” Before I could respond, my BlackBerry vibrated again. It was another message from vengeance I 37732880gmail.
“This is amazing,” Roman said, staring at her iPad. We were sitting at a table in the library, waiting for school to end. “What now?” I asked. “In Cold Blood, by Truman Capote?” Roman said. “It’s one of the best true crime stories I’ve ever read.” “Coming from you, that’s saying a lot.” “And it was written in the nineteen sixties,” she stressed. “Oh, you mean, like before the invention of the modem alphabet?” Roman gave me a droll “You’re so funny, Shels.” My BlackBerry vibrated, and I slid it into my lap to read. It was an email, which was odd, since none of my friends ever emailed anyone. Stranger still, it was from someone calling themselves vengeance137732880gmail. com. This is weird, I thought, then opened the email:
Ur such a sweet nice girl with Ur perfect house and riding around in daddys Ferrari. 2 bad U dont no what hes really up 2 Roman hooked her black hair behind her ear and looked at me curiously. She must have seen the perplexed expression on my face. “What is it?” I handed the BlackBerry to her under the table. “Creep show,” she said, handing it back. “Who sends emails? And what does he mean by what your dad’s really up to?” “How do you know it’s a he?” I asked. “The ‘sweet nice girl’ part. A girl wouldn’t write that.” Roman was my best friend and really smart, but sometimes the stuff that came out of her mouth was off-the-charts bizarre. “Why not?” “She just wouldn’t.” “That makes no sense.” “Says you,” Roman replied with a dismissive shrug. “What should I do?” I nodded at the BlackBerry. “Write back,” Roman said. “And say what? Who are you, and why did you write this? If he wanted me to know who he was, he wouldn’t have used this creepy vengeance at gmail address.” “Say that you already know what your dad does and that you’re dealing with it, thank you very much.” “Good idea.” I thumbed in the message and pressed “Send”.
Roman looked past me. “Guess who just came in.” I turned to see Chris Clarke, the tall and broad-shoul-dered all-state tight end with a 3.9 GPA, signing on to a computer. When he saw me, he smiled and waved. I did the same. “He’s interested,” Roman whispered. “I know.” Chris and I had been exchanging looks and smiles for the past week. “You’d be such a perfect couple,” Roman said. “Has he said anything?” I shook my head. “So far it’s been all smiles and nods.” “Maybe he’s waiting for you to make the first move.” Before I could respond, my BlackBerry vibrated again. It was another message from vengeance I 37732880gmail.

Morton Rhue / Todd Strasser (New York, 5 mei 1950)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en journalist Christopher Morley werd geboren op 5 mei1890 in Haverford, Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Christopher Morley op dit blog.

 

Two O’Clock

Night after night goes by: and clocks still chime
And stars are changing pattrns in the dark
And watches tick, and over-puissant Time
Benumbs the eager brain. The dogs that bark,
The trains that roar and rattle in the night,
The very cats that prowl, all quiet find
And leave the darkness empty, silent quite:
Sleep comes to chloroform the fretting mind.

So all things end: and what is left at last?
Some scribbled sonnets tossed upon the floor,
A memory of easy days gone past,
A run-down watch, a pipe, some clothes we wore-
And in the darkened room I lean to know
How her dreamless breath doth pause and flow.

 

Song In A Dentists Chair

All joys I bless, but I confess
There is one greatest thrill
What the dentist does when he stops the buzz
And puts away the drill.

His engine hums along my gums
its excavating drone,
I salivate and gurgling wait
Vibrating to the bone.

Oh will he save this tooth concave
Or will he now decide
To grind away some more decay?
He murmurs, Open wide.

So I must feel the burning steel,
The hot and fragile twinge
And mutely bide till he push aside
The bracket on its hinge.

But will he swerve toward that nerve?
I wonder, gagged, agape:
He sees me gulp and spares the pulp-
My God, a close escape!

The creosote is in my throat,
I weep against my will;
My nostrils itch, sensation which
I can’t relieve until
He stops the buzz and packs the fuzz
And puts away the drill.

I grant the bliss of love’s warm kiss
Or wealth, or fame, or skill:
These i esteem but yet I deem
There is one greater thrill-
When he stops the buzz, as at last he does,
And puts away the drill.

 

Christopher Morley (5 mei 1890 – 28 maart 1957)
Hier in het midden met collega schrijvers Fletcher Pratt (links) en Rex Stout (rechts) in 1944

 

De Franse dichter, schilder en criticus George Albert Aurier werd geboren op 5 mei 1865 in Châteauroux. Zie ook alle tags voor George Albert Aurier op dit blog.

Uit: Les Isolés, Vincent van Gogh 

« Et d’abord, en effet, comme tous ses illustres compatriotes, c’est un réaliste, un réaliste dans toute la force du terme. Ars est homo, additus naturæa dit le chancelier Bacon, et M. Émile Zola a défini le naturalisme « la nature vue à travers un tempérament ». Or, c’est cet homo additus c’est cet « à travers un tempérament », c’est ce moulage de l’objectif, toujours un, dans des subjectifs, toujours divers, qui compliquent 1a question, et suppriment la possibilité de tout irréfragable critérium des degrés de sincérité de l’artiste. Le critique en est donc fatalement réduit, pour cette détermination, à des inductions plus ou moins hypothétiques, mais toujours contestables. Néanmoins, j’estime que, dans le cas de Vincent Van Gogh, malgré la parfois déroutante étrangeté de ses œuvres, il est difficile, pour qui veut être impartial et pour qui sait regarder, de nier ou de contester la véracité naïve de son art, l’ingénuité de sa vision. Indépendamment, en effet, de cet indéfinissable parfum de bonne foi et de vraiment-vu qu’exhalent tous ses tableaux, le choix des sujets, le rapport constant des plus excessives notes, la conscience d’étude des caractères, la continuelle recherche du signe essentiel de chaque chose, mille significatifs détails nous affirment irrécusablement sa profonde et presqu’enfantine sincérité, son grand amour de la nature et du vrai – son vrai, à lui.
Il nous est donc permis, ceci admis, de légitimement induire des œuvres même de Vincent Van Gogh, à son tempérament d’homme, ou plutôt d’artiste — induction qu’il me serait possible, si je le voulais, de corroborer par des faits biographiques. Ce qui particularise son œuvre entière, c’est l’excès, l’excès en la force, l’excès en la nervosité, la violence en l’expression. Dans sa catégorique affirmation du caractère des choses, dans sa souvent téméraire simplification des formes, dans son insolence à fixer le soleil face à face, dans la fougue véhémente de son dessin et de sa couleur, jusque dans les moindres particularités de sa technique, se révèle un puissant, un mâle, un oseur, très souvent brutal et parfois ingénûment délicat. Et, de plus, cela se devine, aux outrances quasiment orgiaques de tout ce qu’il a peint, c’est un exalté, ennemi des sobriétés bourgeoises et des minuties, une sorte de géant ivre, plus apte à des remuements de montagnes qu’à manier des bibelots d’étagères, un cerveau en ébullition, déversant sa lave dans tous les ravins de l’art, irrésistiblement, un terrible et affolé génie, sublime souvent, grotesque quelquefois, toujours relevant presque de la pathologie. »

George Albert Aurier (5 mei 1865 – 5 oktober 1892)
Vincent van Gogh, Boomgaard omzoomd door cipressen, Arles, april 1888

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Als je de vrijheid tegenkomt (Ankie Peypers)

 

Bij 5 mei

 


Het Bevrijdingsmonument van Paul Grégoire, Oswald Wenckebach
en Jan van der Laan op het Stadhuisplein in Eindhoven

 

Als je de vrijheid tegenkomt

Als je de vrijheid tegenkomt
en de vrijheid staat stil
en zegt ‘jij’

het kan overal zijn
de eerste sneeuw
een zomervakantie
een dag in mei

het kan altijd
een t.v. journaal
een land ver weg
de stad waar je woont

kijk dan met je ogen
kijk met je hart
als de vrijheid stil staat en ‘jij’ zegt
loop niet voorbij.

 

 
Ankie Peypers (29 september 1928 – 24 oktober 2008)

 

Zie voor de schrijvers van de 5e mei ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

Henryk Sienkiewicz, Richard Watson Dixon, Hans Werner Kolben, Christian Friedrich Scherenberg, Catullus

De Poolse schrijver en journalist Henryk Sienkiewicz werd geboren in Wola Okrzejska op 5 mei 1846. Zie ook alle tags voor Henryk Sienkiewicz op dit blog.

Uit: Quo vadis? (Vertaald door Jeremiah Curtin)

“Besides Asklepios, I have had dealings with sons of Asklepios. When I was troubled a little last year in the bladder, they performed an incubation for me. I saw that they were tricksters, but I said to myself: ‘What harm! The world stands on deceit, and life is an illusion. The soul is an illusion too. But one must have reason enough to distinguish pleasant from painful illusions.’ I shall give command to burn in my hypocaustum, cedar-wood sprinkled with ambergris, for during life I prefer perfumes to stenches. As to Kypris, to whom thou hast also confided me, I have known her guardianship to the extent that I have twinges in my right foot. But as to the rest she is a good goddess! I suppose that thou wilt bear sooner or later white doves to her altar.”
“True,” answered Vinicius. “The arrows of the Parthians have not reached my body, but a dart of Amor has struck me—unexpectedly, a few stadia from a gate of this city.”
“By the white knees of the Graces! thou wilt tell me of this at a leisure hour.”
“I have come purposely to get thy advice,” answered Marcus.
But at that moment the epilatores came, and occupied themselves with Petronius. Marcus, throwing aside his tunic, entered a bath of tepid water, for Petronius invited him to a plunge bath.
“Ah, I have not even asked whether thy feeling is reciprocated,” said Petronius, looking at the youthful body of Marcus, which was as if cut out of marble. “Had Lysippos seen thee, thou wouldst be ornamenting now the gate leading to the Palatine, as a statue of Hercules in youth.”
The young man smiled with satisfaction, and began to sink in the bath, splashing warm water abundantly on the mosaic which represented Hera at the moment when she was imploring Sleep to lull Zeus to rest. Petronius looked at him with the satisfied eye of an artist.
When Vinicius had finished and yielded himself in turn to the epilatores, a lector came in with a bronze tube at his breast and rolls of paper in the tube.
“Dost wish to listen?” asked Petronius.
“If it is thy creation, gladly!” answered the young tribune; “if not, I prefer conversation. Poets seize people at present on every street corner.”

 

 
Henryk Sienkiewicz (5 mei 1846 – 15 november 1916)
Portret door Kazimierz Pochwalski, 1890

 

De Engelse dichter Richard Watson Dixon werd geboren in Islington op 5 mei 1833. Zie ook alle tags voor Richard Watson Dixon op dit blog.

 

Too Much Friendship. The Story Of Septimius And Alcander (Fragment)

When Athens, fallen beneath the Roman sway,
Kept still the relics of her bygone day,
The youth who most adorned her sacred hill
Was named Alcander: by Apollo’s will
Votive to those high arts the god has given
To penetrate the ways of earth and heaven :
To whom no less the blind wheel-goddess spared
Her largess lavish ; so that few compared
In happiness with him, and one alone
His rival in men”’s expectation shone,
This was Septimius, who, of Roman name.
To Athens o”er the Tyrrhene waters came,
And held in rhetoric renown as high
As the other equalled in philosophy.
Nor lacked there kindliness between the two
From first, which into closest friendship grew.
The god of arts from their arts different
Inspired them peace, and benediction sent :

And in his sphere, the intellectual sky
Bade his satellites move in harmony.
Long lingered they in youth’s fair indolence,
And still would he that noble calm dispense
Which “’tis the due of youth from life to gain
Before dark Care begin her iron reign,
And break the prime : but ah ! there came at length
The breaking time : when youth his fiery strength
To match against the awaiting world is moved.
In life’s wide lists desirous to be proved.

 

 
Richard Watson Dixon (5 mei 1833 – 23 januari 1900)
Cover

 

De Tsjechische (Duitstalige) dichter en schrijver Hans Werner Kolben werd geboren op 5 Mei 1922 in Aussig an der Elbe. Zie ook alle tags voor Hans Werner Kolben  op dit blog.

 

Hunger

Und so werden die vor dem Hungertod,
Wenn sie Lächeln und Mienen verloren haben
Und wie schreiende Vögel in Müllhaufen graben,
Nach faulenden Früchten und staubigem Brot.

Und einer, der dort in die Gasse getreten,
Dessen Herz noch in letzten Umhüllungen war,
Und von ihnen umschwirrt, um Almosen gebeten,
Und sie brachten ihm gänzlich ihr Innerstes dar,

So also ob man ihm Spiegel entgegenrecke,
Aus denen sein künftiges Angesicht sprach;
Wie verbarg er sein Haupt und floh um die Ecke,
Doch es half ihm wohl nichts, denn die Zeit lief ihm nach.

 

 
Hans Werner Kolben (5 mei 1922 – 23 maart 1945)
Aussig an der Elbe (nu: Ústí nad Labem in Tsjechië) op een ansichtkaart uit 1912

 

De Duitse dichter Christian Friedrich Scherenberg werd geboren op 5 mei 1798 in Stettin. Zie ookalle tags voor Christian Friedrich Scherenberg op dit blog.

 

Fischers Heimbucht

Stille, Stille über mir, –
Stille um mich her, –
Noch ein Tröpfchen
Fällt vom matten Ruder
Leise, schläfrig in das Meer. –

Alles – müde,
Mann und Zeug –
Bin auch müde –
Herzlich müde! –

Nun, so buchte,
Alter Nachen
Uns nur sachte
In die Ruhe ein! –

 

 
Christian Friedrich Scherenberg (5 mei 1798 – 9 september 1881)
Theodor Fontane bracht hulde aan de dichter door een deel van zijn memoires in 1884 te publiceren onder de titel “Christian Friedrich Scherenberg und das literarische Berlin von 1840 bis 1860”.

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Romeinse dichter Gaius Valerius Catullus werd geboren in 87 v. Chr, in Sirmione bij Verona Zie ook alle tags voor Catullus op dit blog.

 

Carmina

II
Sijsje, waar mijn meisje graag mee speelt,
dat zij aan haar borst drukt, dat zij streelt,
dat zij driftig in haar pink laat pikken,
als zij troost zoekt in de oogenblikken,
dat het hartje van mijn lieveling
harder klopt, alsof het barsten ging,
tot ontspanning van ’t geprangd gemoed
en verkoeling van den fellen gloed,
mocht ik als je zoete lieve vrouw
vrede vinden in een spel met jou!

IX
Veranius, die al mijn goede vrienden
tot in ´t oneindige te bovengaat,
ben je weer thuis in den familiekring,
thuis bij je broers, thuis bij je oude moeder?
Ja, ja je bent er. Wat een heuglijk nieuws!
Behouden zal ´k je weerzien, je verhalen
van Spanjes volk, gebruik en landschap hooren.
Ik hoor je al en ik omhels je al.
Je lieven mond en oogen kus ik al.
O menschenwereld, door geluk verwend,
blijder dan ik kan niets zijn wat gij kent.

 

Vertaald door A. Rutgers van der Loeff

 

 
Catullus (87 v. Chr – 54 v. Chr.)
Cover van een boek over de gedichten van Catullus

Oorlog (Rutger Kopland)

Bij 4 mei

 

 
Oorlogsmonument in Meppel

 

Oorlog

Terwijl het verhaal wil dat het verteld en
voorbij is – maar het breekt af

zeker, het is mij verteld en verteld
maar nog

ik zie die grijze beduimelde foto
maar nog is het gras weer groener dan gras
en de bloesem weer witter dan bloesem

in die grijze tuin moet het oorlog zijn geweest
in die man, die vrouw, dat kind
in dat grijze gras onder die grijs bloeiende boom

het is mij verteld en verteld hoe zij daar
hadden moeten verdwijnen, worden weggevoerd
in goederentreinen, nooit terugkomen

terwijl het verhaal wil dat het verteld en
voorbij is – maar het breekt af

zeker, het is mij verteld en verteld
hoe vrede weerkeerde

maar nog is er geen andere foto dan deze
waarin het nog moet


Rutger Kopland (4 augustus 1934 – 11 juli 2012)

 

Zie voor de schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige blog van vandaag.