Christmas Eve (Carol Ann Duffy)

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 


Peter Paul Rubens: De aanbidding door de herders, ca. 1608

 

Christmas Eve

‘To Ella’

Time was slow snow sieving the night,
a kind of love from the blurred moon;
your small town swooning, unabashed,
was Winter’s own.

Snow was the mind of Time, sifting
itself, drafting the old year’s end.
You wrote your name on the window-pane
with your young hand.

And your wishes went up in smoke,
beyond where a streetlamp studied
the thoughtful snow on Christmas Eve,
beyond belief,

as Time, snow, darkness, child, kindled.
Downstairs, the ritual lighting of the candles.

 

 
Carol Ann Duffy (Glasgow, 23 december 1955)
George Square, Glasgow in de Kersttijd

 

Zie voor de schrijvers van de 24e december ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Ingo Baumgartner, H. C. ten Berge, Karel Glastra van Loon, Dana Gioia, Henriette Roland Holst, Dominique Manotti, Patrick Beck

De Oostenrijkse dichter en schrijver Ingo Baumgartner werd op 24 december 1944 in Oberndorf an der Salzach geboren. Zie ook alle tags voor Ingo Baumgärtener op dit blog.

 

Adventkerzen

Der Kerze rotes Wachs wird transparent
im Gas der zitternd heißen Flammenspitze.
Der weichen Honigwabe Tochter brennt,
verzehrt sich selbst in eigner Glut und Hitze.

Vier Schwestern opfern sich, der grüne Kranz
ist Uhr und Zimmerschmuck zu gleichen Teilen.
Das Feuer, des Gebindes Seidenglanz,
sie laden zu besinnlichem Verweilen.

Erwartung weckt das Flackern auf dem Docht,
verweist auf still berührendes Geschehen.
So manches Kinderherzchen hüpft und pocht
in Ungeduld, es will schon Wunder sehen.

 

Christkindlmarkt

es duften
honig
weihrauch bienenwachs
die kälte
zaubert tränen

ein stern
ein puppenkind aus flachs
maria josef
kind im schlafe
tausend kleine krippenschafe
im schnitzwerk
auf dem ladenpult
und herzen
für die große kleine
liebe auf der weihnachtsdult

zuckerwatte
chorgesänge
glühwein fließt
in stiefelschäfte
nicht beschaulich das gedränge
übervoll geschenksgeschäfte
glitzersternchen
aber sprühen
aus den augen
aller kinder

 


Ingo Baumgartner (24 december 1944 – 16 juli 2015)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en vertaler H. C. ten Berge (Eig. Johannes Cornelis) werd geboren in Alkmaar op 24 december 1938. Zie ook alle tags voor H. C. ten Berge op dit blog.

 

Aanvliegen over de sont

Aanvliegen over de sont,
over donkere kommen van finse meren

scheepgaan in de kajak
der gestorvenen

drijven op de wateren
tussen taiga en toendra

oog en oor zuiveren
aan leegte en verte

zich voeden met bessen, met hoed
en geur van de goddelijke paddestoel

dromen de droom
van het eeuwige heden

als arktiese beer
weer tot sneeuwblinde dronkenschap in te keren

Op de tong zeven vlokken
in dovend middaglicht smelten

zijn tent gebukt naar binnen gaan
als de zon slaapziek wegzakt achter de wouden

liggend op zijn bladerbed
het smeulend vuur van berkebast aanblazend

door het rookgat
de witblauwe poolster bespieden

in heldere blijdschap de hemelse spijker
en stralende navel van zijn heelal gadeslaan

als viervoeter zijn tent verlaten
om de verre suizing van een vleugelslag

oog en oog staan met de witte wolven
van een korte dageraad

 

Een lunch in Linhó

Het paradijs zou een subtiele klank zijn
en geen plaats.
Een kleur misschien, een boog van de veranda
die de tafel met het middageten in de schaduw houdt.
De wijnkaraf gekoeld, het dienblad
ingelegd met blauwe steentjes.
Roodgetint de matte glans van vloerplavuizen,
gedempte stemmen achter groene luiken
en Martinho, de kanarie, zingend in zijn kooi.
De huisslang tussen de agaven,
De vijgenboom tegen de muur.
Een geur van dennenhars, de wind
vanaf de bergen,
het tinteld klokkenspel van glazen staafjes
aan een koord.
In de open deur Maria met een tafelschel.
Zoemende insecten, hagedissen, hier en daar
geritsel van dor blad.
Een doorschijnende libel staat roerloos boven vijverriet.
Gestold dit beeld, ontsnapt
aan de vergetelheid:
Het is al dertig jaar twaalf uur.
Gewassen fruit, nog vers, lekt uit
in een vergiet.

 


H. C. ten Berge (Alkmaar, 24 december 1938)

 

De Nederlandse schrijver en journalist Karel Glastra van Loon werd geboren in Amsterdam op 24 december 1962. Zie ook alle tags voor Karel Glastra van Loon op dit blog.

Uit: Ongeneeslijk optimistisch

“Ik zat in een huisje op de Veluwe en het regende —zo’n stille, ononderbroken regen die dc wereld grijs kleurt Zo’n regen die doorgaans aanzet rot somber gepeins. Maar toch: somber was ik niet. En dc wereld mocht dan schuilgaan achter een grijs gordijn, in mijn hoofd was het licht en zonnig. Het was begin april en de knoppen in bomen en struiken stonden op barsten. In de dagen die achter mij lagen, had ik spechten driftig horen kloppen op holle stammen, op zoek naar een plek om een nest re maken. Ik had zanglijsters en groenlingen horen zingen in de boomtoppen. En op een ochtend waren twee reeën de tuin rond mijn huisje binnengewan-deld om wat tc knabbelen aan het eerste jonge groen. Ik had naar 72 gekeken vanachter het glas en zo nu en dan hadden ze de kop geheven en teruggekeken, met grote zwarte ogen die van alles deden vermoeden, maar niets verrieden. Ik was, kortom, domweg gelukkig op de Veluwe. Hoeveel weken waren er verstreken sinds die dag dat ik aan de voet van een besneeuwde heuvel in Ann Arbor, Michigan, in elkaar zakte? Elf, twaalf hooguit. Kort na onze terugkeer in Nederland was ik op een zaterdagavond per ambulance afgevoerd naar het VU-ziekenhuis, omdat ik de ene epileptische aanval na de andere kreeg. In de ambulance zei Karin tegen mij: ‘Ik dacht dat je gezegd had dat we de komende tijd veel leuke dingen zouden gaan doen, als tegenwicht tegen alle narigheid. “Kwaliteitstijd” noemde je dat gisteren nog.’ En ik zei: ‘Nou, wat dacht je van lekker samen een avondje insulten in het VU? En we hoeven niet eens zelf te rijden!’ Zo hielden we de moed erin. Ik kreeg anti-epileptica waar ik allergisch voor bleek te zijn en ik werd zieker dan ik ooit van mijn leven was geweest. Gelukkig vond ik een oude wijze arts in Haarlem, die zich na het behalen van zijn diploma’s in de reguliere geneeskunst zijn leven lang was blijven verdiepen in alle vormen van kennis op het gebied van de complexe relatie tussen lichaam en geest, tussen ziekte en patiënt en tussen een patiënt en zijn omgeving, zijn leefgewoontes, eetgewoontes, denkgewoontes. Hij was bovendien gespecialiseerd in de behandeling van mensen met tumoren, kankerpatienten, die zware, giftige therapieën moesten ondergaan. Hij was, kortom, precies wie ik nodig had. ‘Eén ding,’ had hij vooraf gezegd, ‘is wel van groot belang u moet bereid zijn een streng dieet te volgen.’ Ik liet mij in het kort uitleggen wat zijn dieet behelsde: geen vlees, geen suiker, geen alcohol, weinig vet, veel rauwe groentes en vers fruit, en alles van eco-kwaliteit. Ik ging zonder aarzelen akkoord, blij dat ik nu ook zelf iets kon doen om bij te dragen aan mijn herstel. Drie dagen na mijn eerste consult was de jeukende uitslag van de medicijnallergie verdwenen en voelde ik me in alle opzichten stukken beter dan daarvoor.”

 


Karel Glastra van Loon (24 december 1962 – 1 juli 2005)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Dana Gioia werd op 24 december 1950 in Los Angeles geboren. Zie ook alle tags voor Dana Gioia op dit blog.

 

Pity the Beautiful

Pity the beautiful,
the dolls, and the dishes,
the babes with big daddies
granting their wishes.

Pity the pretty boys,
the hunks, and Apollos,
the golden lads whom
success always follows.

The hotties, the knock-outs,
the tens out of ten,
the drop-dead gorgeous,
the great leading men.

Pity the faded,
the bloated, the blowsy,
the paunchy Adonis
whose luck’s gone lousy.

Pity the gods,
no longer divine.
Pity the night
the stars lose their shine.

 

The Country Wife

She makes her way through the dark trees
Down to the lake to be alone.
Following their voices on the breeze,
She makes her way. Through the dark trees
The distant stars are all she sees.
They cannot light the way she’s gone.
She makes her way through the dark trees
Down to the lake to be alone.

The night reflected on the lake,
The fire of stars changed into water.
She cannot see the winds that break
The night reflected on the lake
But knows they motion for her sake.
These are the choices they have brought her:
The night reflected on the lake,
The fire of stars changed into water.

 


Dana Gioia (Los Angeles, 24 december 1950)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Henriette Roland Holst-van der Schalk werd geboren op 24 december 1869 in Noordwijk. Zie ook alle tags voor Henriette Roland Holst op dit blog.

 

Ik die had kameraadschap uitgegeven

Ik die had kameraadschap uitgegeven
tot levenswachtwoord in mijn jong getij,
ik word nu door de makkers uitgedreven
en kan geen schred meer houden met hun rij.

Er is geen plaats in het broederlijk leven,
bij ’t volk der makkers is geen plaats voor mij:
nu moet ik mij in d’eenzaamheid begeven
en hullen in herin’rings grauwe pij.

Daarom omfloerst nu waas van smart mijn ogen,
ik zie mij door de leege jaren zwerven
die liggen voor mij een verlaten veld;

en zie de bronnen van mijn kracht uitdrogen,
mijn hart verdorren in dit levend sterven:
ik had mijn zaak op broederschap gesteld.

 

Schemering is het doodgaan

Schemering is het doodgaan en vertrekkend
begeven van dingen die zijn gegleden
mee met de dag, en steunden als vertrouwdheden,
en waren als scheidingen, wegen behekkend.

Plekkend beschenen witte heerlijkheden
van dag de morgen, en onbevreesd zich trekkend
was daaraan op, ’t hart dat nu is zich rekkend
uit wanhopig naar de vreemde leegheden

van de avond en zijn gemaskerd gezicht, –
maar de dingen die hem zullen behoren
houden hun ogen nog zo vragend gericht;
en de verledenheden hebben verloren
hun glans, en liggen van al hun bekoren
leeggelopen, met een verdrietig gezicht.

 

 
Henriette Roland Holst (24 december 1869 – 21 november 1952)
Poster voor een documentaire over het leven van Henriette Roland Holst

 

De Franse schrijfster en historica Dominique Manotti werd geboren op 24 december 1942 in Parijs. Zie ook alle tags voor Dominique Manotti op dit blog.

Uit: Kesseltreiben (Vertaald door Iris Konopik)

„François Lamblin ist bester Laune, als er aus Paris kommend nach acht Stunden Flug, drei Whisky und einem exzellenten Krimi am späten Nachmittag auf dem JFK-Airport landet. Beim Verlassen des Flugzeugs ist die Luft frisch, stimulierend. Heute Abend an der Bar seines Luxushotels ein hübsches Mädchen aufgabeln, und nach einer wohlverdienten Ruhepause ist er dann in Form für das Treffen mit Großkunden, die er mit seiner Präsentation zur Leistungsfähigkeit der neuen Generation Kraftwerksanlagen einwickeln wird. Erfolg garantiert laut der Abteilung Strategie. Und wenn er erst den amerikanischen Markt in der Tasche hat, erreicht seine Karriere im Unternehmen, dem größten französischen Hersteller von Turbinen und Kraftwerken jeden Typs, ihren Zenith, so viel ist sicher.
Er geht zum Einreiseschalter, zeigt seinen Pass. Zwei uniformierte Polizisten tauchen auf, flankieren ihn, legen ihm die Hände auf die Schultern, ein dritter nimmt ihm seine kleine Reisetasche ab, ein vierter legt ihm Handschellen an. Ein Blitzlicht flammt auf.
»François Lamblin?«
Wie vom Schlag getroffen, offener Mund, unfähig, einen Ton von sich zu geben. In seinem Hirn ein paar unzusammenhängende Bilder: Er sitzt im Büro von Gus Anderson, der Nummer zwei der Rechtsabteilung bei Orstam, dieser Dreckskerl von Anderson, seine großen blauen Augen und sein ach so distinguierter britischer Akzent. Er sieht sich selbst, tief im Sessel versunken: »Das vertrauliche Rundschreiben vom Oberboss, in dem er seinen Führungskräften rät, nicht in die USA zu reisen, eine fixe Idee oder besteht echte Gefahr? Ich habe potenzielle Großkunden in New York. Soll ich die Finger davon lassen?« Und sein Gegenüber, heiter: »Was Sie betrifft, keinerlei Gefahr. Sie sind durch die Einstellung des Verfahrens der französischen Justiz bestens abgesichert … und weiß wie Schnee seit den Ergebnissen unserer internen Untersuchung. Sie können unbesorgt reisen.« …
Zurück in die Gegenwart. Stockend bringt er heraus: »Ja, ich bin François Lamblin.«
»Sie sind verhaftet, kommen Sie mit.«
Endlich begehrt er auf. »Was soll das Theater? Wo bringen Sie mich hin?«
»Das erfahren Sie noch, wir führen nur Befehle aus.«
Um ihn herum gehen die Leute aus dem Weg, eilig, gleichgültig. Er wird in einen kleinen fensterlosen Raum in der Nähe des Zollamts geschubst.“

 

 
Dominique Manotti (Parijs, 24 december 1942)
Parijs in de kersttijd

 

De Duitse dichter en schrijver Patrick Beck (ook wel Patrick Gorre) werd geboren in 1975 in Zwickau. Zie ook alle tags voor Patrick Beck op dit blog.

Uit: Nautilus

„Seit vielen Jahren kreuzt die Nautilus in den Meeren. Sie ist gewunden wie eine Spirale, früher ähnelte sie einer spitzen Zigarre. Kein Hafen steht unter ihrem Namen, ihr Heimathafen sind die Ozeane. Wenn sie einen Hafen anläuft und wir auf Große Liege gehen, so lasse ich die Luken für Neugierige öffnen. Ich zeige ihnen das Schiff und schildere das Rätsel: die Rufe der Wale, den Liebestanz der Seepferdchen, das Gift der Nesselquallen, den aufsteigenden Wasserqualm der Schwarzen Raucher, das Verschlucken der Kontinente, die schwarze Stille der Tiefsee. Oft bleibt jemand an Bord – fast jeder in meiner Besatzung schloss sich so der Suche an. Sie wissen, dass wir nichts finden werden.
Die Nautilus erreicht den Grund der See. Dort unten wächst das Leben langsamer als ein Gebirge. Das Witjastief ist längst nicht mehr der tiefste Ort. Aber der Borstenwurm, der dort schwebte, ist vielleicht noch derselbe. Der Teil des Meeres, den ich erkundet habe, ist so klein wie ein Sandkorn gegen den Himmel, und so groß wie ein Planet gegen eine Sternschnuppe. Ich habe Ruinen gefunden, von denen ich nicht sagen kann, ob sie die Überreste von Atlantis sind oder eine Laune der Natur. Ich habe Städte gesehen, deren Bewohner ich nicht erkannte und deren Häuser ich nicht zählen konnte. Andere Städte trieben in der Strömung und hatten weder Häuser noch Straßen. Ich habe Metropolen entdeckt, von denen ich nicht weiß, ob sie Städte waren oder Wiederholungen einer einzigen Struktur. Vielleicht wächst auch die Zeit hier anders, und die Nautilus ist hier unten eine von ihrer Hülle begrenzte kausale Wirklichkeit, umgeben von komplexeren Zeitlichkeiten. Sie ist nichts weiter als ein Sonderfall in der Ganzheit. Aber das eigene Schiff zur Ausnahme zu erklären ist derselbe Fehler, wie die Erde zum Mittelpunkt der Welt zu erheben. Es ist vielleicht nur wenig besser, wenn ich unsere Wirklichkeit einen Einzelfall nenne, der von unendlich vielen weiteren Einzelfällen umgeben ist. Jeder dieser Einzelfälle ist, ich kann keine Gewissheit darüber haben, eine Welt mit eigenen Gesetzen.“

 


Patrick Beck (Zwickau, 24 december 1975)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e december ook mijn vorige blog van vandaag.

Adam Mickiewicz, Angelika Schrobsdorff, Stephenie Meyer,Tevfik Fikret, Matthew Arnold

De Poolse dichter Adam Mickiewicz werd geboren op 24 december 1798 in Zaosie, nabij Nowogródek. Zie ook alle tags voor Adam Mickiewicz op dit blog.

 

Konrad Wallenrod (Fragment)

O tijding der gemeente, gij arke des verbonds
Tussen oude en jongere jaren;
In U legt het volk het wapen zijns ridders,
Het geweef zijner gedachten, de bloemen van zijn gevoel
O arke! Gij zijt gebroken door geen slag,
Zolang Uw eigen volk U niet veronachtzaamt:
O lied der gemeente, gij staat op de wacht
Bij de monumenten van de kerk der natie,
Met vleugelen en stem van de aartsengel –
Bijwijlen ook houdt gij des aartsengels wapen…
De vlam verteert geschilderde historie,
Schatten, die vernielen rovers met zwaarden:
Het lied ontkomt gaaf! ’t Gaat rond bij de scharen;
En wanneer lage zielen niet vermogen
Het te voeden met erbarmen en te drenken met hoop,
Dan vlucht het in de bergen, hecht zich vast aan ruïnen
En vandaar verhaalt het de oude tijden…
Zo vliegt een nachtegaal weg uit het huis,
Dat vol is van vuur; zet zich een wijle op het dak:
Als de daken instorten, vlucht hij in de wouden,
En in een kwelende zang, over puinhopen en graven,
Neuriet hij voor de reizenden het lied van de rouw.

 

 
Adam Mickiewicz (24 december 1798 – 26 november 1855)
Standbeeld in Krakau

 

De Duitse schrijfster Angelika Schrobsdorff werd geboren op 24 december 1927 in Freiburg im Breisgau. Zie ook alle tags voor Angelika Schrobsdorff op dit blog.

Uit: Wenn ich dich je vergesse, oh Jerusalem

»Na ja, das sage ich doch«, unterbrach sie mich ungeduldig, »sie geraten durcheinander und explodieren.«
»Sollen sie«, sagte ich ermattet, denn wenn unsere Gespräche bereits an den simpelsten Themen scheiterten, wie da erst, wenn es sich um etwas so Unbegreifliches wie Computer handelte. Ich versuchte also, das Thema zu wechseln, doch das ließ sie nicht zu. Für sie, so wie für viele ihrer Generation, war die potentielle Apokalypse ein ebenso anregender Gesprächsstoff wie etwa der Simpson-Prozeß oder die Sexaffäre zwischen Clinton und Monica.
»Hältst du es für möglich«, fragte sie hoffnungsfroh, »daß die Welt untergeht?«
»Nein«, enttäuschte ich sie, »ich fürchte, das dauert noch ein Weilchen.«
Für sie wäre es zweifellos eine gute Nachricht gewesen, denn die Vorstellung, daß die Welt nach ihrem Tod noch weiter existieren könnte, empfand sie als ungerecht.
»Also sehr viele Menschen halten es für möglich«, belehrte sie mich, »besonders die Deutschen. Ich sehe doch manchmal RTL, und was man da so alles sagt! Richtig gruselig! Stell dir vor, die Flugzeuge fallen plötzlich vom Himmel und der Computerbug ist nicht mehr aufzuhalten und zerstört die ganze Technik.«
»Ich hoffe, als erstes zerstört er RTL.«
»Du scheinst das nicht ernst zu nehmen«, warf sie mir vor, »aber ich sage dir, viele kluge Leute, mit denen ich gesprochen habe und die etwas von diesen Dingen verstehen, haben große Zweifel, daß die Sache gutgeht.«
Die hatte ich nun leider nicht. »Die Welt geht nicht unter mit einem Knall, sondern mit einem Gewimmer«, hatte ein wirklich kluger Kopf einmal gesagt, und so sah ich es auch. Möglicherweise würden ein paar Pannen eintreten und die Versorgung der Stadt mit Elektrizität, Wasser und Telefon unterbrochen werden. Aber solange ich genug Katzenfutter hatte, konnte mir persönlich gar nichts passieren. Ich rief meine Tierhandlung an und bestellte vorsichtshalber hundert Dosen »Cat-Star«.
»Na ja«, sagte Harry, der seit einiger Zeit bei mir wohnte und die schwere Bürde der Katzenbetreuung mit mir teilte, »das reicht ja dann auch für uns.«

 


Angelika Schrobsdorff (24 december 1927 – 30 juli 2016)
Cover

 

De Amerikaanse schrijfster Stephenie Meyer werd geboren in Connecticut op 24 december 1973. Zie ook alle tags voor Stephenie Meyer op dit blog.

Uit: New Moon

“I knew it wasn’t personal, just a precaution, and I tried not to be overly sensitive about it. Jasper had more trouble sticking to the Cullens’ diet than the rest of them; the scent of human blood was much harder for him to resist than the others–he hadn’t been trying as long.
“Time to open presents,” Alice declared. She put her cool hand under my elbow and towed me to the table with the cake and the shiny packages.
I put on my best martyr face. “Alice, I know I told you I didn’t want anything–“
“But I didn’t listen,” she interrupted, smug. “Open it.” She took the camera from my hands and replaced it with a big, square silver box.
The box was so light that it felt empty. The tag on top said that it was from Emmett, Rosalie, and Jasper. Self-consciously, I tore the paper off and then stared at the box it concealed.
It was something electrical, with lots of numbers in the name. I opened the box, hoping for further illumination. But the box was empty.
“Um . . . thanks.”
Rosalie actually cracked a smile. Jasper laughed. “It’s a stereo for your truck,” he explained. “Emmett’s installing it right now so that you can’t return it.”
Alice was always one step ahead of me.
“Thanks, Jasper, Rosalie,” I told them, grinning as I remembered Edward’s complaints about my radio this afternoon–all a setup, apparently. “Thanks, Emmett!” I called more loudly.
I heard his booming laugh from my truck, and I couldn’t help laughing, too.
“Open mine and Edward’s next,” Alice said, so excited her voice was a high-pitched trill. She held a small, flat square in her hand.
I turned to give Edward a basilisk glare. “You promised.”
Before he could answer, Emmett bounded through the door. “Just in time!” he crowed. He pushed in behind Jasper, who had also drifted closer than usual to get a good look.
“I didn’t spend a dime,” Edward assured me. He brushed a strand of hair from my face, leaving my skin tingling from his touch.
I inhaled deeply and turned to Alice. “Give it to me,” I sighed.
Emmett chuckled with delight.
I took the little package, rolling my eyes at Edward while I stuck my finger under the edge of the paper and jerked it under the tape.”

 

 
Stephenie Meyer (Connecticut, 24 december 1973)

 

De Turkse dichter Tevfik Fikret werd geboren op 24 december 1867 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Tevfik Fikret op dit blog.

 

Als het ochtend wordt

Als het ook in dit land eens ochtend wordt, Hauluk,
Als dat in mist gehulde noodlot van dit land
Wordt afgeschud door een krachtige, levenschenkende trilling
Doorde aanraking van een krachtige hand en als dat beslagen
Roestige gezicht van de natie een beetje lachen zal… – Die dag
Heb ik, zelfs als ik niet gestorven ben, zeker al een zeer verwelkte
Band met het leven; – Vestig op die dag geen hoop meer op mij, vergeet mij
Met mijn ellende in mijn verlamde en lege wereld; want mijn lamme
En kreupele blikken willen jou naar het verleden trekken; jij bent
Met heel jouw wezen en organisme de toekomst;
Jouw stem zingt nog steeds zachtjes liedjes in mijn oren!
Ja, het zal ochtend zijn, het wordt ochtend, de nachten
Zullen niet duren tot aan de dag des oordeels; tenslotte zal deze hemel,
Deze blauwe hemel jullie op een dag betreuren; wees niet bedroefd.
Vrolijkheidis de zon voor het leven, in droefenis vergaat de mens
Zoals wij… Jullie, o kleine zonnen
Van het universum van morgen, ontwaakt eindelijk één voor één!
De verten hebben het eeuwig verlangen naar licht.
Verlichting… Dat is de geest en de aspiratie van onze eeuw;
Verwijdert de wolken, schudt de schaduwen van de angsten af;
Rent in het licht naar een dankenswaardige bevrijding.
Dat is onze hoop; ook als wij zouden sterven, zal het vaderland
Zeker met en door jullie leven, ver van die duisternis der kerkers!

 

Vertaald door S Sötemann

 

 
Tevfik Fikret (24 december 1867 – 19 augustus 1915)
Borstbeeld bij het voormalige woonhuis van Fikret, nu het Aşiyan Museum in Istanboel

 

De Engelse dichter en cultuurcriticus Matthew Arnold werd geboren op 24 december 1822 in Laleham, Middlesex. Zie ook alle tags voor Matthew Arnold op dit blog.

 

Stanzas From The Grande Chartreuse(Fragment)

Approach, for what we seek is here!
Alight, and sparely sup, and wait
For rest in this outbuilding near;
Then cross the sward and reach that gate.
Knock; pass the wicket! Thou art come
To the Carthusians’ world-famed home.

The silent courts, where night and day
Into their stone-carved basins cold
The splashing icy fountains play–
The humid corridors behold!
Where, ghostlike in the deepening night,
Cowl’d forms brush by in gleaming white.

The chapel, where no organ’s peal
Invests the stern and naked prayer–
With penitential cries they kneel
And wrestle; rising then, with bare
And white uplifted faces stand,
Passing the Host from hand to hand;

Each takes, and then his visage wan
Is buried in his cowl once more.
The cells!–the suffering Son of Man
Upon the wall–the knee-worn floor–
And where they sleep, that wooden bed,
Which shall their coffin be, when dead!

 


Matthew Arnold (24 december 1822 – 15 april 1888)
Karikatuur door Frederick Waddy, 1872

Emile Nelligan

De Canadese dichter Emile Nelligan werd geboren in Montreal op 24 december 1879. Hij was de eerste zoon van David Nelligan, die op 12-jarige leeftijd vanuit Dublin, Ierland, in Quebec aankwam. Zijn moeder was Émilie Amanda Hudon, uit Rimouski, Quebec. Als aanhanger van het Symbolisme schreef hij poëzie die sterk beïnvloed was doorCharles Baudelaire, Paul Verlaine, Georges Rodenbach en Edgar Allan Poe. Net als Arthur Rimbaud was hij een vroegrijp talent dat zijn eerste gedichten publiceerde op de leeftijd van 16 jaar. In 1899 begon Nelligan vreemd gedrag te vertonen. Er werd gezegd dat hij luidruchtig poëzie had gereciteerd voor passerende vreemden en hij sliep in kapellen. Hij had ook last van hallucinaties en probeerde zelfmoord te plegen. Op verzoek van zijn ouders werd hij opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Daar werd hij gediagnosticeerd met dementia praecox (nu vaker aangeduid als schizofrenie). Hij heeft na zijn opname in het ziekenhuis geen poëzie meer geschreven. Geen enkele biografische bron die tijdens het leven van Nelligan werd gepubliceerd bevat bevestigde gegevens over het feit dat Nelligan seksuele of romantische relaties had met zowel mannen als vrouwen, hoewel sommige postume bronnen hebben gesuggereerd dat hij de minnaar was van dichter Arthur de Bussières. Binnen de kring van École littéraire de Montréal waarmee zowel Nelligan als Bussières geassocieerd waren, werd algemeen aangenomen dat Nelligan was opgenomen omdat zijn moeder hem en Bussières samen in bed had ontdekt, hoewel dit pas eind 20e eeuw op ruime schaal bekend werd en onbevestigd bleef. In 1903 werden zijn verzamelde gedichten met groot succes in Canada gepubliceerd. Nelligan was zich er misschien nooit bewust van dat hij tot de grootste dichters van de Fransen werd gerekend. Verschillende scholen en bibliotheken in Quebec zijn naar hem vernoemd, en Hotel Nelligan is een viersterrenhotel in het oude Montreal.

Chapelle dans les bois

Nous étions là deux enfants blêmes
Devant les grands autels à franges,
Où Sainte Marie et ses anges
Riaient parmi les chrysanthèmes.

Le soir poudrait dans la nef vide;
Et son rayon à flèche jaune,
Dans sa rigidité d’icone
Effleurait le grand Saint livide.

Nous étions là deux enfants tristes
Buvant la paix du sanctuaire,
Sous la veilleuse mortuaire
Aux vagues reflets d’améthyste.

Nos voix en extase à cette heure
Montaient en rogations blanches,
Comme un angélus des dimanches,
Dans le lointain qui prie et pleure…

Puis nous partions… Je me rappelle!
Les bois dormaient au clair de lune,
Dans la nuit tiède où tintait une
Voix de la petite chapelle…

 

Devant deux portraits de ma mère

Ma mère, que je l’aime en ce portrait ancien,
Peint aux jours glorieux qu’elle était jeune fille,
Le front couleur de lys et le regard qui brille
Comme un éblouissant miroir vénitien!

Ma mère que voici n’est plus du tout la même;
Les rides ont creusé le beau marbre frontal;
Elle a perdu l’éclat du temps sentimental
Où son hymen chanta comme un rose poème.

Aujourd’hui je compare, et j’en suis triste aussi,
Ce front nimbé de joie et ce front de souci,
Soleil d’or, brouillard dense au couchant des années.

Mais, mystère du coeur qui ne peut s’éclairer!
Comment puis-je sourire à ces lèvres fanées!
Au portrait qui sourit, comment puis-je pleurer!

 

Rêve d’une nuit d’hôpital

Cécile était en blanc, comme aux tableaux illustres
Où la Sainte se voit, un nimbe autour du chef.
Ils étaient au fauteuil Dieu, Marie et Joseph;
Et j’entendis cela debout près des balustres.

Soudain au flamboiement mystique des grands lustres,
Eclata l’harmonie étrange, au rythme bref,
Que la harpe brodait de sons en relief…
Musiques de la terre, ah ! taisez vos voix rustres!…

Je ne veux plus pécher, je ne veux plus jouir,
Car la sainte m’a dit que pour encor l’ouïr,
Il me fallait vaquer à mon salut sur terre.

Et je veux retourner au prochain récital
Qu’elle me doit donner au pays planétaire,
Quand les anges m’auront sorti de l’hôpital.

Emile Nelligan (24 december 1879 – 18 november 1941)