Dennis Gaens, Arthur Sze

De Nederlandse dichter Dennis Gaens werd geboren in Susteren op 30 november 1982. Zie ook alle tags voor Dennis Gaens op dit blog.

 

WIJ ZIJN POP

Ze zei:
‘Onder hoe je loopt ligt een baslijn;
er zitten drums in hoe je danst.
Er klinkt een riff in je stem en een
songtekst door in wat je zegt.’

Meer dan soundtrack is dit waar we
vandaan komen en als de muziek stopt
gaan wij mee.

 

Arnhem

Ik ben in die andere stad geweest, ben er uitgestapt en heb er rondgelopen
Ik kende de verhalen, maar wist niet of ze mocht geloven

En ja, ze geven de straten daar rare namen,
Leggen aan alsof ze graag rondjes draaien.
Als het regent vind je bijna geen afdaken,
In de zomer te weinig zon.

Die stad heeft de schijn tegen, totdat je zijn mensen ziet

Net als bij ons hebben de meisjes mooie benen, die je blijft volgen
Tot ze om de hoek zijn verdwenen – meisjes die weten
Hoe ze moeten staan op feestjes, hoe te bewegen.
Net als bij ons zijn de jongens langzaam
Liggen ze ’s nachts wakker of dromen ze van hard gaan.

Het is alsof je voor een spiegel staat, alsof alles andersom,
Maar in wezen hetzelfde gaat.

Ik was gewaarschuwd dat ik zou verdwalen,
Maar ik volgde gewoon de kabels terug naar het station.

En ik dacht dit, we zouden vrienden moeten worden.
Maar als dat niet lukt zouden we broers en zussen kunnen zijn,
Want die schreeuwen terwijl ze ergens wel beter weten.

 

Hoeveel steden deze stad is

III
Dan is er nog de stad waar de Italiaan bij de Turk zijn inkopen doet
Waar goed volk elkaar gedag zegt Waar de buurtwinkel nog bestaansrecht heeft.

Er staan hier genoeg bomen, alsof we ze verza melen. De waarheid is:
we vinden het leuk om naar dingen te kijken. Eén keer per jaar trekken we meubels naar buiten, al was het maar om elkaar te zien lachen en de bezoekers te begroeten.

Waar ’s zomers de kampvuren op het strand de boten de weg naar de kade wijzen.

Meer dan dat is het de stad die als een decor achter de Waal staat gestapeld. Waar we niet terugkomen naar de mensen, maar naar de verhalen die er wonen.

Het is de stad die ik elke dag dwars door het centrum verlaat en van een afstand welterusten wens.

 

Dennis Gaens (Susteren, 30 november 1982)

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze  op dit blog.

 

Kriskras

Meanderend over een veld met wilde asperges,
schrijf ik met mijn lichaam de lettertekens voor gras,

water, transformatie, pijn om één te zijn met de lente.
In watermeloen bijtend, zwarte zaden uitspugend
op een bord, kijk ik naar de ogen van een Armeense
accordeonist, en voordat ik een paar euro
in zijn bruine pet laat vallen, ruik ik zweet en angst.
Ik blijf op mijn hoede voor het rode paard, Relámpago, sluit
de poort achter mij; een doornige Russische olijf-
tak hangt gebogen over het pad onder mijn voorhoofd,
en terwijl ik de rivier de Pojoaque nader, herinner ik me:
het bord, pas op voor zakkenrollers, zoek graafmachinesporen,
water in een sloot geleid. kriskras door
de stroom, vat ik als in een flits, de witte,
gevlekte beekforel, achteraan, naar het oosten en in
het interval tussen bliksem en donder,
als sneeuw zich ophoopt op zwarte takken,
de kloof tussen wat ik voor ogen heb en wat ik doe.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Arthur Sze (New York, 1 december 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e november ook mijn blog van 30 november 2018 en eveneens mijn blog van 30 november 2016 en ook mijn blog van 30 november 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Mario Petrucci

De Engelse dichter en schrijver Mario Petrucci werd geboren op 29 november 1958 in Londen. Zie ook alle tags voor Mario Petrucci op dit blog.

 

let us

talk
lip to lip as
though morning

just made us –
parted these
mouths

wan
as clay to
make way for

words that are
for us to
try

first
time on air
deft as dew on its

leaf – so let me
speak as an
adam

might
whose moment
is under a kind god

who looks on a half-
made garden
& come

eve
-ning will
change his mind

 

BUNSHOP

Startle-eyed, me and she, in the bunshop
where fourth-formers tried on cool

like over-sized blazers, lipsticked
with doughnut sugar and jam, and girls

gave little swivels in checked skirts,
dipping liquorice in lemon sherbet.

I peered into the deep pile of her mop,
saw white crumbs of scalp.   Smelt sulphur.

First detention ever, for using perchlorate
to singe her initials in benchwood.

Mr Grant: pissy lab coat, jaundiced
coot, grimace in a dough of face, thread

of custard forever stranded between
dummy lips – Use your loaf boy.

Too late.   Hovering behind the homework
each night: her marooned complexion, those

small white teeth.   That sulphurous perfume.
End of term.   Her hand in my pocket

my éclair in the other, I blew it.
Three stupid words.   I’m a Catholic.

The shop – a delicatessen now.   The school
long since converted.   Yet, hanging round

the drains, something still of Mr Grant
and her – that whiff of coconut mat

in her blouse, his nicotined lard of finger
and thumb, the spatula pinched between

dipped in the tart yellow of that test tube:
Make a note boys.   Sulphur.   Flowers of.

 

JIJ

Met jou hier beleefde ik een zoölogische tijd.
Bij de gootsteen kwijlde ik achter in je nek

met bloedhondkussen, poot op elke schouder.
Was een en al stokstaartje bij je sleutel in de deur
.
Onder de douche zou ik een roodborstje zijn, mijn hart
uitpiepen uit een van stoom druipende borst .

Onder donsdekens bij dageraad was ik eekhoornbesnord –
woelde en groef je uit, met kriebel-
tenen en al.

Op koude avonden, leguaan, zou ik langzaam lippen
likken, op handen en knieën rond je romp.

En toen je zei dat ik je man was
balkte ik zo hard dat ze het in Bosotoland hoorden.

Nu je weg bent, hurken ze achter slot en grendel.
Kom terug. Haal de dieren in mij naar boven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mario Petrucci (Londen, 29 november 1958)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e november ook mijn blog van 29 november 2018 en eveneens mijn blog van 29 november 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Advent (Inge Boulonois), Erwin Mortier

 

Bij de Eerste Advent

 

Kerstmarkt in Wenen door Helen Bellart, 2013

 

Advent

Natuur maakt zich weer op, verft bruin
wat naar omlaag moet tussen bomen
die hun jas van hout weer dichtknopen
en traag naar binnen keren. Vallend blad

dat aan de tongen van de wind kleeft,
rochelt over het terras, rolt perken in,
het draaihek van de weken door
waarna het tot zichzelf verzacht.

Maar dennen, sparren houden hun groen
hoog alsof het vastgenageld is,
de bessen van de hulst zijn onderweg
naar koningsrood terwijl de Schoonvrucht
paarse trosjes aan zijn takken gordt.

De wind keert naar het oosten.
De stilte wacht en wacht
op wie verdween om weer te komen

 

Inge Boulonois (Alkmaar, 23 september 1945)
Alkmaar in de Adventstijd

 

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook alle tags voor Erwin Mortier op dit blog.

Uit: De onbevlekte

“Vannacht heb ik gedroomd dat hij weer thuis was.
Ik stond in de achterkeuken aan het fornuis. Op de pot met aardappelen danste het deksel. De kat loerde naar het spek op het aanrecht. Rond mijn kuiten jengelden mijn dochters, nijdig van de honger.
Ik hoorde hem bij de achterdeur de aarde uit de zolen van zijn schoeisel trappen, het gestamp van een kalf dat de kracht in zijn poten beproeft.
Hoelang al had ik dat niet meer gehoord? Zijn tomeloosheid, zijn jeugd, die ik nimmer heb getemperd, die ik zelfs heb aangevuurd.
Het kan niet, dacht ik, maar hij stond al in de lage nauwe hal tussen de achterkeuken en de rest van het huis, met zijn struise lijf tussen de muren en de zoldering geprangd.
‘Andrea,’ zei hij toen hij me zag. ‘Mijn zuster en mijn moeder.’
Ik omarmde hem, zoende hem. Op zijn wangen proefde ik aarde. In zijn haar, zijn stugge blonde lokken, koekten kluiten uitgedroogde modder.
Ik zei, zo luchtig als ik maar kon, dat het eten bijna klaar was.
Hij schudde het hoofd.
‘Ik wil me wassen,’ zei hij.
Ik warmde ketels water en vulde de zinken badkuip.
Toen hij uit zijn kleren stapte, eerst de veters van zijn laarzen losmaakte, dan zijn sokken uittrok, en dan zijn broek, draaide ik me om.
Mijn dochters joelden toen hij zich neerliet in de kuip en speelden met hun vingers in het lauwe water. Hij nam hun handen, zacht en mollig als speldenkussens, tussen zijn duim en wijsvinger.
Hij bleef maar over hun handpalmen wrijven.
‘De kinders die ik nooit heb gezien,’ zei hij.”

 

Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e november ook mijn blog van 28 november 2020 en eveneens mijn blog van 28 november 2018 en eveneens mijn blog van 28 november 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Navid Kermani, Nicole Brossard

De Duits-Iraanse schrijver en islamist Navid Kermani werd geboren op 27 november 1967 in Siegen. Zie ook alle tags voor Navid Kermani op dit blog.

Uit: Zwischen Koran und Kafka

„Gott-Atmen. Goethe und die Religion
Stellen wir uns vor, wir würden nichts tun. Wir lägen bequem, die Hände neben dem Körper, hätten die Augen geschlossen, ringsum keinerlei Geräusche, fühlten keinen Schmerz, nicht einmal die Verspannung dieses oder jenes Muskels, frören weder, noch schwitzten wir. Wir würden sofort merken, daß wir nicht nichts tun können.
Wir würden immer noch atmen. Wir hörten, wie die Luft hauchend in die Nasenlöcher oder mit einem leisen Zischen zwischen Lippen und Zähne strömt; wir bemerkten, wenn wir genau darauf achte¬ten, das Kribbeln in der Kehle beim Durchzug der Luft; wir spürten je nachdem, wohin wir atmen, die Brust oder den Bauch sich wei¬ten, bevor der Atem wendet und die Kehle hinauf wieder aus dem Mund oder der Nase strömt, Brust oder Bauch sich senken. Wir
könnten die Luft anhalten, allerdings nur für einige Sekunden, bei sportlicher Konstitution etwas länger, eine Minute vielleicht oder zwei. Danach atmeten wir umso kräftiger wieder aus. Wir bestimmen nicht den eigenen Atem – nicht einmal über den eigenen Atem bestimmen wir. Über die elementarste Tätigkeit des Lebens haben wir – ich will nicht sagen: keine, aber nur minimale, nur einige Sekunden oder ein, zwei Minuten Verfügungsgewalt. Sind wir es dann überhaupt selbst, die atmen?
Es gibt wahrscheinlich keine andere Frage, an der sich der Unter¬schied zwischen einem religiösen und einem Bewußtsein, das die Welt rein immanent erklärt, präziser, anschaulicher, auch grundlegender festmachen ließe als die Frage nach dem eigenen Atem. Gott ist im Vergleich ein nachrangiger, vor allem ein zu abstrakter, letzt¬lich nicht erklärbarer Begriff – man kann religiös sein, ohne Gott im Munde zu führen; man muß das Wort nicht einmal kennen oder mag es für den Sprachgebrauch verwerfen. Erst recht amorph sind alle anderen Begriffe, die die monotheistischen Traditionen der Re¬ligion zuweisen: die Offenbarung, das Heilige, die Schöpfung. Selbst wenn wir uns, etwa auf der Grundlage langjähriger Spekulation oder einer spirituellen Erleuchtung, im klaren darüber zu sein meinten, was genau wir darunter verstehen, hätten wir keinen An¬halt, daß andere dasselbe verstehen oder vor zweihundert oder zweitausend Jahren verstanden haben. Es sind Begriffe, die eine lange, nicht nur in den Glaubens¬, mehr noch in den Sprachgemein¬schaften je spezifische Geschichte angereichert haben, mithin weit davon entfernt sind, etwas unmittelbar Angeschautes zu bezeich¬nen, wie man es für das Wort ‹Holz› sagen könnte oder für ‹Milch›, selbst für das Kulturgut ‹Brot›. Einen Laib Brot, ein Stück Holz, ein Glas Milch könnten wir jedem Menschen auf der Welt zeigen, und er wüßte es in aller Regel präzise in seine Sprache zu übersetzen –
nicht so mit der Offenbarung, dem Heiligen, der Schöpfung, erst recht nicht mit Gott.“

 

Navid Kermani (Siegen, 27 november 1967)

 

De Canadese dichteres en schrijfster Nicole Brossard werd geboren op 27 november 1943 in Montreal (Quebec). Zie ook alle tags voor Nicole Brossard op dit blog.

 

Weerklinkende steden

steden met het woord koraal
om de schaduw van de aderen
van binnenuit te observeren

galopperend met het schuim en de weerklank
van woorden en luchtspiegelingen in onze mond

ik zou graag terugkomen

zo vaak dat de horizon
van hitte beeft

verrast door kleine herhalingen van tederheid
door verwondingen keer op keer

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nicole Brossard (Montreal, 27 november 1943)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e november ook mijn blog van 27 november 2018 en eveneens mijn blog van 27 november 2017.

Luisa Valenzuela, Mohamed Al-Harthy

De Argentijnse schrijfster Luisa Valenzuela werd geboren op 26 november 1938 in Buenos Aires. Zie ook alle tags voor Luisa Valenzuela op dit blog.

Uit: Dark Desires And The Others (Vertaald door Susan E. Clark)

“Further along the dates will have to be erased, but at the end of ’78, the person I was then was getting ready to jump, knowing her absence will be a long one. She’s been invited to be Writer in Residence at Columbia University for a semester, and that will be — she intuits already — the longest semester of her life. She breathes in huge gulps of her city’s air, the verb a lie at the time, because the air had become unbreathable. With vandal-like delight she is disemboweling her library. Some books will have to disappear — the word alone produces goose bumps — others are simply dismantled in order to preserve this story or that essay or those three chapters that she knows she’ll need for her course, or that she wants to keep with her in spite of the weight limit on planes. Get rid of everything to be able to leave as lightly as possible. She knows that if she stays in her own country, she won’t write anymore. She can’t show her latest work to anyone. She’s afraid of putting those readers in danger. She also has notebooks and notebooks — disheveled, awkward diaries with no continuity at all. From those she likewise vandalizes — or, in this case, rescues — some fragments that will later form the microstories of a volume titled precisely Libro que no muerde (Book that Doesn’t Bite). And it didn’t, really, unless we say that irony has a bite. Those were certainly times that lent themselves to furious biting. She did what she could with regard to the situation; she got involved and she wrote and later she wrote partly about her involvement. These pages however, only took in the shrapnel — shrapnel that was noted down in new and multiple foreign notebooks. So that all that’s left is to write the good-bye bite:
Her loved one of the time, ex-loved one now because of his abandoning her when everything seemed to promise the opposite, reappears after almost a year of absence in order to declare his passion and his anguish and to confess his error. The woman I was then has one foot already in the stirrup and treats him with disdain, and when he desperately swears that he will never stop searching for her, and asks, using these exact words, “Now what do I do?” she answers, “Become a man,” and turns right around.
So that’s where, in New York, and without realizing it, her notes about herself, about her efforts to become a woman, begin.”

 

Luisa Valenzuela (Buenos Aires, 26 november 1938)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Omaanse dichter Mohamed Al-Harthy werd geboren in al-Mudhayrib, Oman, in 1962. Zie ook alle tags voor Mohamed Al-Harthy op dit blog.

 

PAUSING IN THE GARDEN

Pauses are a bit like resting, and you cannot do without them when reading if you want to fully experience the poetic moment that flows from every verse, and that is carried by the overall harmony of the poem; for the pause is not some typographical device, but rather a psychological state. And sometimes it is more important than the verse that precedes it.
– the Peruvian poet Alberto Hidalgo

I will rest, poet, I will rest . . .
I will follow the signposts,
whether or not I stumble on the road,
and I will add more stumbling blocks
once I’ve crossed the threshold:
 
a small stone on which to pause and catch my breath
between the gasping verses;
or a rock still on its way to the abyss,
teetering now on the brink of the void
that the painter’s brush forgot to color in,
between Yeats’ stone and the rock on which they displayed
the poetry of Imru al-Qays . . .
where every poem before it’s born
carries within itself
descendants and ancestors, whether the stumbling
between one verse
and another
takes forever
or no time at all.
 
For some reason
 —or none at all—
a parenthesis
shone in the verse:
it might ruin the flow, might slow things down,
unless the (opening and closing) parentheses snatch up the verse—
if they even exist, that is.
And if they don’t exist, then the trap
is hidden between the lines,
and will conceal
or reveal
a sudden interruption
in the rhythm.
 
Forget about the dotted lines
(that say nothing)
…………………………….
…………………………….
although they say everything in this garden
where I’m pausing
—that which can be dispensed with,
and that which cannot—
because they are the poem’s guardian angel
in eternal wagers that do not settle
for the permanence of rock or stone,
so that the poem might live each day, so that it might live
its endless life
between the pages of a book. 

 

Vertaald door Kareem James Abu-Zeid

 

Mohamed Al-Harthy (al-Mudhayrib, 1962) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e november ook mijn blog van 26 november 2018 en eveneens mijn blog van 26 november 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

In Memoriam Inez van Dullemen

In Memoriam Inez van Dullemen

De Nederlandse schrijfster Inez van Dullemen is gisteren op 96-jarige leeftijd overleden. Inez van Dullemen werd op 13 november 1925 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Inez van Dullemen op dit blog.

Uit: Een schip vol meloenen

“Ik denk: ik wil doodgaan zoals de dieren doodgaan, dicht bij de aarde. Ik til mijn hoofd op om de bomen in ogenschouw te nemen, zoekend naar welke de meest geëigende zal zijn om mij onder neer te leggen als mijn uur heeft geslagen. De oude eik, denk ik, met zijn koepel van groen blad.
Opeens zie ik twee ooievaars over het dal zeilen, zonder geluid, alsof tussen hen en de aarde elke verbinding is verbroken. Zonder met de vleugels te slaan leggen zij in luttele seconden kilometers af langs een onzichtbare lijn, zo recht als langs een liniaal getrokken: twee meesterzeilers, thermiekbeheersers.
Die hebben het nog weer een keer gehaald, denk ik, de lange gevaarvolle tocht vanuit Afrika – alle listen en lagen, alle vervuiling, giftige dampen, hoogspanningsdraden, geweerkogels en insecticiden ten spijt.
Over landerijen, over het gebroed van het mensenras heen zeilen die twee lankmoedige luchtreizigers, in een vreemde zelfvergeten superioriteit, de lange halzen rustend op de lucht, de ogen op oneindig, de poten achter hen aan zwevend in het kielzog van het lijf. Kenners van de onnaspeurlijke luchtwegen, begaafd met talenten die voor mij een mysterie blijven.
De laatste van een uitstervend ras, in de lente, over het uitspruitend geweld van de groene kers, het koolzaad dat in volle bloei staat, de botergele wilgen die de loop van de rivier volgen. Lijnentrekkers. Ik voel dat er tranen in mijn ogen springen, maar die zijn van eenzelfde irreële natuur als de vogels zelf. Ik zie ze vervagen achter slierten van wolken, één worden ze daarmee, onttrokken aan mijn oog.

2
Waarom terugblikken op mijn artiestenbestaan? Dat bestaan ligt ver verwijderd van de vrouw die ik nu ben. Het lijkt alsof ik een verhaal vertel over iemand anders. Misschien ben ik ook iemand anders. Dat is het wonderlijke van het leven als actrice: dat je in je bestaan voortdurend verandert van persoon. Nu ben ik een van mijn laatste personen geworden: ik zal geen bijzondere avonturen meer beleven en een nieuwe metamorfose is er niet meer bij.
Ik kan naar mezelf kijken alsof ik nog dat kind ben van vroeger toen ik mijn eerste rolletje te spelen kreeg in een musical. Was het toen dat ik ontdekte dat er een vreemd personage in mij zat verborgen? Iemand die ik niet kende, een personage dat kon praten met mijn stem, dat mij bewegingen liet maken die niet van mijzelf waren. En dat onmiskenbaar macht over mij uitoefende.
Ik zit hier wel, maar wat je van me ziet is machtelozer geworden. Omdat ik niet meer samenval met de jonge vrouw die ik ooit geweest ben. Bovendien zijn al die verschijningsvormen – rollen noemen ze dat – verloren geraakt. Uitgewist. Voor een deel zitten de restanten misschien nog wel onder het stof in mijn geheugen.”

 

Inez van Dullemen (13 november 1925 – 24 november 2021)

Connie Palmen, Christian Filips

De Nederlandse schrijfster Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg. Zie ook alle tags voor Connie Palmen op dit blog.

Uit: I. M.

“Hij sluit de voordeur van de Reestraat af als ik vanaf de Prinsengracht de hoek om kom. We blijven allebei verstard staan, kijken elkaar aan en zeggen niks. Hij wou naar mij toe en ik naar hem, dat weten we. Zonder me van tevoren te waarschuwen wijkt mijn kringspier uit elkaar en ik doe het in mijn broek. Tegenover me spreidt hij zijn benen, grijpt naar zijn kont en roept verbaasd uit dat hij in zijn broek heeft gepoept. Ik zeg tegen hem dat ik dit keer wel met hem mee naar boven ga. Het is i z februari 1991, zeven dagen na ons interview. Onder mijn kleren draag ik die dag een veel te wijde boxershort
Anderhalve week daarvoor ben ik gebeld door de producer van zijn radioprogramma, Leonie Smit Zij vraagt me of ik op dinsdag 5 februari te gast wil zijn in Een Uur Ischa, om door hem geïnterviewd te worden. Mijn eerste boek is twee weken uit, ik heb nagenoeg iedere dag een interview gegeven, ik ben moe en vind het eigenlijk wel goed geweest. Terwijl ik al jaren rondloop met het halsstarrige idee dat Ischa Meijer en ik elkaar op een dag zullen ontmoeten en dat er dan iets tussen ons gebeurt, iets, ik weet niet wat, denk ik dat de tijd er nog niet rijp voor is en ik zeg naar waarheid tegen de producer dat ik op de ochtend van die dag al een afspraak heb met een journaliste van Elsevier, dat het me te veel wordt en ik ’s middags niet ook nog eens naar Eik en Linde kan komen. Voor het geval ik me mocht bedenken laat de producer haar telefoonnummer achter. Ik leg de hoorn op de haak In een flits realiseer ik me dat ik me vergis, dat dit wel het moment is. Zonder daar verder over na te denken draai ik het nummer dat ik zonet opgeschreven heb en zeg tegen Leonie Smit dat ik toch kom. Ze vraagt waarom ik me bedacht heb. ‘Toen ik de hoorn op dc haak legde wist ik dat ik er spijt van zou krijgen dat ik nee had gezegd,’ zeg ik.

‘La Palmen; gilt hij me toe als ik de studioruimte van het café binnenkom. We gaan het niet hebben over De Wetten hoor,’ zegt hij, terwijl hij mijn hand schudt, ‘we gaan het hebben over die hype rondom jou? ‘Ik wil het wel hebben over het boek,’ zeg ik. ‘Daar hebben we al genoeg over gehoord, die mediahype is veel interessanter: ‘Maar daar ben ik nu zelf onderdeel van.’ ‘Ho ho Palmen, niet zo scherp uit de hoek komen, laat dat maar aan mij over.’ Het programma wordt opgenomen met publiek. Voordat het begint loopt hij op een vrouw toe die op de eerste rij zit en hij fluistert haar vertrouwelijk iets toe. Die is straks verleden tijd, schiet het door me heen.
Via de luidsprekers horen we het einde van het nieuwsbericht en de aankondiging van het programma. Cor Calis staat klaar achter de microfoon en houdt met zijn trillende, oude handen de door Ischa volgetikte velletjes papier vast om daarna met een onmiskenbaar eigen stemgeluid de tekst voor te lezen.”

 

Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)

 

De Duitse dichter, schrijver, acteur en regisseur Christian Filips werd geboren op 22 november 1981 in Osthofen. Zie ook alle tags voor Christian Filips op dit blog.

 

een witte schoenveter

Flits nu. Dat is
mama’s hand hoe zij strikt! –

Strikken leert mij
hem wil leren: zij
zit tegenover haar zoon
strikt de veters,
……………………zo, beide handen
handen beide linksom in de lus
weet ze
………….– hoe om? zo om? schoenlepel stijl

straks zelf, nee zo om!
………………………………………..verder niets-

oh, in spiegelbeeld,
……………………………………..Moeder van God!
Weldra strikken we hem
Weldra hij ons

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christian Filips (Osthofen 22 november 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e november ook mijn blog van 25 november 2018 deel 2 en eveneens deel 2.

Hans Sahar, Paul Celan

De Nederlandse schrijver van Marokkaanse afkomst Hans Sahar (pseudoniem van Farid Boukakar) werd geboren in Al Hoceima, Marokko, op 24 november 1974. Zie ook alle tags voor Hans Sahar op dit blog.

Uit: Hoezo bloedmooi

“Mooie zwartharige jongen verwent dames. Bel voor een afspraak naar Abi: Telefoon 17775.
Dat was de definitieve tekst voor de advertentie. Hij had er lang aan zitten prutsen en proberen. Verschillende kladjes had hij verscheurd en door de plee getrokken. Al vonden ze thuis maar een flintertje van zo’n tekst dan kon dat al fataal zijn.
Nu zat hij eindelijk in lijn 8 om de advertentie op te gaan geven bij de krant. Hij keek de mensen om hem heen even aan, maar kon maar aan één ding denken.
Hij was op het idee gekomen toen hij in de snackbar zat te lullen met een andere Marokkaan, een man die in zaken zat, foute zaken, en die altijd met zijn zaktelefoon bezig was. Ideaal ding. Altijd en overal ben je bereikbaar en geen kip die je pikt. En omdat Hassan toch een maand naar Marokko ging, kon Abi hem mooi gebruiken.
De juffrouw achter de balie pakte het briefje aan, nam een formulier, begon in te vullen, stopte, keek hem aan, probeerde achteloos verder te gaan. Simpel, mager ding. Er kwam een ander vrouwtje bij. Keek mee. Abi schaamde zich een beetje maar nam de telefoon uit z’n jack om te laten zien dat het ernst was.
Die tweede was aantrekkelijk genoeg om zelf in de termen te vallen: dertiger, lekker sensuele lippen, ogen die vragen, een lijf dat uitdaagt.

‘Dat is dan drie plaatsingen maal achtenzeventig dat is tweehonderdvierendertig gulden inclusief.’
Hij schoof het geld over de toonbank en kreeg een reçuutje. Bij het verlaten van het kantoor keek hij even snel in de grote spiegelruit: daar heb je de nieuwe gigolo. Maar hij zag ook dat de meiden hem nakeken en smoesden. Niks van aantrekken, misschien belt die ene wel.
‘You are the reason God created girls.’
Hoe vaak had hij die clip van Prince al gezien? Die woorden zaten op de raarste ogenblikken in zijn hoofd. Die avond thuis, de volgende dag op school. En hij dacht niet eens speciaal aan meisjes die hij kende.
‘You are the most beautiful girl in the world.’
Nou, het zou misschien druk worden aan de telefoon, maar most beautiful zouden ze vast niet zijn.
Toch belde er een meisje van twintig. Hij zat op zijn zoldertje mtv te kijken en zette het geluid zachter. Heel gesprek.
‘Hoe zie je eruit?’
Lang blond haar. Ze was studente. Wat de prijs was. Had ontzettend veel zin in een man maar was te verlegen. Geen maagd meer maar gewoon weinig vrienden. Weinig uitgaan, zulk gepraat. Ze zou er even over denken en terugbellen.
‘Daaaag schatje, ik hoor wel van je.’
Intussen de zwarte boys en girls van Inner Circle. Geluid harder. Een heftige clip, sexy, wild, wreed, dansen, swingen, tekeergaan. En die stemmen: ‘I’m looking in your big brown eyes.’

 

Hans Sahar (Al Hoceima, 24 november 1974)

 

De Duits-Roemeense dichter Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Zie ook alle tags voor Paul Celan op dit blog.  Hier volgt de vertaling van een vroeg gedicht uit 1947.

 

De koningsweg achter de schijndeur,

het door het tegen-
teken met dood omgeven
Leeuwsteken ervoor,

het gesternte, gekapseisd,
vermoerast,

jij, met de
de wonde doorgrondende
wimpers

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Paul Celan (23 november 1920 – 20 april 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e november ook mijn blog van 24 november 2020 en ook mijn blog van 24 november 2018 deel 1 en ook deel 2.

Paul Celan

De Duits-Roemeense dichter Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Zie ook alle tags voor Paul Celan op dit blog.

 

Drüben

Erst jenseits des Kastanien ist die Welt.

Von dort kommt nachts ein Wind im Wolkenwagen,
und irgendwer steht auf dahier…
Den will ich über die Kastanien tragen:
`Bei mir ist Engelsüß und roter Fingerhut bei mir!
Erst jenseits der Kastanien ist die Welt.‘

Dann zirp ich leise, wie es Heimchen tun
dann halt ich ihn, dann muss er sich verwehren:
ihm legt mein Ruf sich ums Gelenk!
Den Wind hör ich in vielen Nächten wiederkehren:
`Bei mir flammt Ferne, bei dir ist es eng…‘
Dann zirp ich leise, wie es Heimchen tun.

Doch wenn die Nacht auch heut sich nicht erhellt,
und wiederkommt der Wind im Wolkenwagen:
‘Bei mir ist Engelsüß und roter Fingerhut bei mit!’
Und will ihn über die Kastanien tragen –
dann halt, dann halt ich ihn nicht hier.. .

Erst jenseits der Kastanien ist die Welt.

 

EIN LIED IN DER WÜSTE

Ein Kranz ward gewunden aus schwärzlichem Laub in der Gegend von Akra:
dort riss ich den Rappen herum und stach nach dem Tod mit dem Degen.
Auch trank ich aus hölzernen Schalen die Asche der Brunnen von Akra
und zog mit gefalltem Visier den Trümmern der Himmel entgegen.

Denn tot sind die Engel und blind ward der Herr in der Gegend von Akra,
und keiner ist, der mir betreue im Schlaf die zur Ruhe hier gingen.
Zuschanden gehaun ward der Mond, das Blümlein der Gegend von Akra:
so blühn, die den Dornen es gleichtun, die Hände mit rostigen Ringen.

So muss ich zum Kuss mich wohl bücken zuletzt, wenn sie beten in Akra…
O schlecht war die Brünne der Nacht, es sickert das Blut durch die Spangen!
So ward ich ihr Iächelnder Bruder, der eiserne Cherub von Akra.
So sprech ich den Namen noch aus und fühl noch den Brand auf den Wangen.

 

VOR EINER KERZE

Aus getriebenem Golde, so
wie du’s mir anbefahlst, Mutter,
formt ich den Leuchter, daraus
sie empor mir dunkelt inmitten
splitternder Stunden:
deines
Totseins Tochter.

Schlank von Gestalt,
ein schmaler, mandeläugiger Schatten,
Mund und Geslecht
umtanzt von Schlummergetier,
entschwebt sie dem klaffenden Golde,
steigt sie hinan
zum Scheitel des Jetzt.

 

Tenebrae

Nabij zijn wij, Heer,
nabij en grijpbaar.

Gegrepen reeds, Heer,
de klauwen reeds in elkaar geslagen, alsof
het lichaam van ieder van ons
uw lichaam was, Heer.

Bid, Heer,
bid tot ons,
wij zijn nabij.

Windscheef gingen wij heen,
gingen wij heen, om ons te buigen
over trog en kratermeer.

Naar de drenkplaats gingen wij, Heer.

Het was bloed, het was
wat u vergoten had, Heer.

Het glansde.

Het wierp ons uw beeld in de ogen, Heer.
Ogen en mond staan zo open en leeg, Heer.
Wij hebben gedronken, Heer.
Het bloed en het beeld dat in ’t bloed stond, Heer.

Bid, Heer.
Wij zijn nabij.

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Paul Celan (23 november 1920 – 20 april 1970)
Monument in Tsjernivtsi (Duits: Czernowitz)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e november ook mijn blog van 23 november 2018 en eveneens mijn blog van 23 november 2014 deel 2.

Dirk van Weelden, Christian Filips

De Nederlandse schrijver Dirk van Weelden werd geboren in Zeist op 22 november 1957. Zie ook alle tags voor Dirk van Weelden op dit blog.

Uit: Die blik van Ninetto

“Poëzie levert geen wetenschap, geen filosofische theorie, geen religieuze leerstelligheden en zelfs geen kunstmetafysica op. Voorzover er van inzicht, uitzicht of overzicht sprake is, ligt die besloten in de ervaring van de poëtische activiteit zelf. En die is uiterst concreet, individueel en lokaal; gebonden aan dat ene landschap, de woorden in dit ene gedicht, die paar filmbeelden, de lijnen en kleuren van het schilderij, de klanken van het muziekstuk, dit ene lichaam.
In de slotalinea vertelt Beurskens over een derde Pasolini-film, ‘Uccellacci e uccellini’ (1965), waarin Rosanna di Rocco opnieuw een engel speelt. Ze is het vriendinnetje van de jongen Ninetto, die toekijkt hoe zij in haar engelenkostuum op weg gaat naar het kerkelijk feest waar ze als engel optreedt. Maar wanneer ze vertrokken is ziet hij Rosanna in de gebouwen om zich heen, in deuropeningen, in openstaande ramen, op het dak. Ze is wonderbaarlijk alomtegenwoordig. En altijd lacht ze en zwaait en verdwijnt. De laatste zin van het essay luidt: ‘Dan moet je die blik van Ninetto zien!’
Een vreemd en abrupt einde? Nee, want die blik van Ninetto is nu precies hetgene dat het essay ons geboden heeft. Met die laatste zin kijken we de essayist Beurskens in het gezicht. Ninetto is een speler in de film, waarin de engel Rosanna haar poëzie kan tonen, maar hij is ook altijd nog die ander: het gewone, niet-acteurslichaam, de man die het wonder aanschouwt en rilt en zich tot in zijn tenen verbaast. De essayist Beurskens is een Ninetto, die meespeelt in de vormenwereld van de kunst, maar zijn kracht put uit het feit dat hij ook altijd zichzelf speelt: de amateur in de nobelste zin van het woord, degene wiens betrokkenheid op liefde en plezier gebaseerd is en nooit vrij is van de laconieke scepsis, die alle kunst omringd, ja verzwolgen ziet door het leven.
Dit essay is een mooie versie van Beurskens denkwijze over de verhouding tussen de vormen van de kunst, de mythische clichés en de even wonderlijke als groteske effecten wanneer die in contact komen met de aarde en de lichamen, de zintuigen van sterfelijke mensen. Ik zeg opzettelijk versie en niet voorbeeld of illustratie omdat dit essay met zijn vervlechting van filmbeschouwing en herinnering zelf doet waarover het spreekt. De slingerbeweging langs filmscènes, citaten, denkbeelden en herinneringen levert een poëtische gebeurtenis op. In Beurskens gedichten, romans en verhalen zien we de maker aan het werk. De essays zijn het werk van een Ninetto, die is gaan schrijven, vragen gaan stellen, verbanden gaan leggen, omdat het niet genoeg is het spel zelf te spelen, omdat hij het niet laten kan te vertellen wat hij meemaakt en uit te leggen hoe het werkt als hij voor zijn ogen de dochter van de melkboer een engel ziet worden, omdat dat het wonder van alle poëzie is.”

 

Dirk van Weelden (Zeist, 22 november 1957)

 

De Duitse dichter, schrijver, acteur en regisseur Christian Filips werd geboren op 22 november 1981 in Osthofen. Zie ook alle tags voor Christian Filips op dit blog.

 

Momenten van de dag

Aanmerkelijk is alles weer
onopgemerkt verstreken:
de dag zonder zorgen
in de morgen met het scheermesje
je tanden gepoetst.
De trillende nekhaartjes
onmerkbaar verwijderd
zonder pincet.
De bewuste vingers.
Ze zijn ingekort.
De behoedzame knie
onopgemerkt benaderd:
De nacht onzorgvuldig
daarna met het gordijn
de sporen gewist.
In bewuste uren:
Ze zijn verstreken, weer
onopgemerkt verstreken
zonder iets opmerkelijks.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Christian Filips (Osthofen, 22 november 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e november ook mijn blog van 22 november 2018 en eveneens mijn blog van 22 november 2015 deel 2.