A Poem For The Feast Of Christ The King (Pamela Cranston), R. S. Thomas, Garth Risk Hallberg

 

Bij Christus Koning

 

Tu Rex Gloriae Christe door William Earley, 1933. Glas-in-lood raam in de St. Joseph’s Church in Toomyvara, County Tipperary, Ierland

 

A Poem For The Feast Of Christ The King

See how this infant boy
lifted himself down
into his humble crèche
and laid his tender glove of skin
against splintered wood—
found refuge in a rack
of straw—home
that chilly dawn,
in sweetest silage,
those shriven stalks.

This outcast king lifted
himself high upon his savage cross,
extended the regal banner
of his bones, draping himself
upon his throne—his battered feet,
his wounded hands not fastened
there by nails but sewn
by the strictest thorn of love.

 

Pamela Cranston
De episcopale Saint Thomas Church in New York, de geboorteplaats van Pamela Cranston

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Welshe dichter Ronald Stuart Thomas werd geboren op 29 maart 1913 in Cardiff. Zie ook alle tags voor R. S. Thomas op dit blog.

 

Het Koninkrijk

Er is nog een lange weg te gaan maar daarbinnen
zijn nogal verschillende dingen aan de hand;
festivals waar de arme man
koning is en de tbc-patiënten
genezen; spiegels waarin blinden kijken
naar zichzelf en liefde naar hen terug-
kijkt; en nijverheid er is om gekromde beenderen
en door het leven gebroken geesten
te herstellen. Er is nog een lange weg te gaan, maar om er
te komen kost geen tijd en de toegang
is gratis, als je jezelf wilt zuiveren
van verlangen, en jezelf wilt presenteren met
alleen je behoeften en het eenvoudige aanbod
van je geloof, groen als een blad.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

R. S. Thomas (29 maart 1913 – 25 september 2000)

 

De Amerikaanse schrijver Garth Risk Hallberg werd geboren op 1 december 1978 in Louisiana en groeide op in Noord-Carolina. Zie ook alle tags voor Garth Risk Hallberg op dit blog.

Uit: Stad in brand (Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema)

“IN NEW YORK kun je alles thuis laten bezorgen. Dat is in elk geval het principe van waaruit ik werk. Het is het midden van de zomer, het midden van het leven. lk bevind me in een verder verlaten appartement in West Sixteenth Street, waar ik zit te luisteren naar het vredige gezoem van de ijskast in de kamer hiernaast, en al bevat het ding alleen maar een half pakje boter uit de vroege Middeleeuwen dat mijn gastheren hebben achtergelaten toen ze afreisden naar de kust, ik kan binnen veertig minuten zo ongeveer alles eten wat mijn hartje zou kunnen begeren. Toen ik nog een jongeman was – een jongere man, moet ik zeggen – kon je zelfs drugs thuis laten bezorgen. Visitekaartjes met een Manhattan telefoonnummer en die verweesde woordjes bezorging aan buis erop, of, iets gebruikelijker, allerlei bullshit over therapeutische massage. Ik kan me niet voorstellen dat ik dat ooit vergeten was. Maar ja, de stad is veranderd, of de mensen willen andere dingen. De bosjes die de transacties van de hosselaars op Union Square aan het oog onttrokken zijn verdwenen, net als de telefooncellen van waaruit je je dealer kon bellen. Toen ik er gistermiddag heen wandelde om er even uit te zijn, was er een stel moderne dansers bezig in slow motion opwinding te creëren onder de opgeleefde bomen. In wijnkleurig licht zaten gezinnetjes keurig op plaids. Ik zie dat tegenwoordig overal, openbare kunstuitingen die je nauwelijks kunt onderscheiden van het openbare leven, bestippelde auto’s die over Canal Street rondcruisen, krantenkiosken die zijn versierd met linten alsof het cadeautjes zijn. Alsof je je dromen gewoon als opties in het keuzemenu van mogelijke ervaringen kunt zetten. Merkwaardig genoeg leidt dit rationaliseren van werkelijk ieder verlangen – de overdaad van deze tegenwoordig toch al zo overdadige stad – er vooral toe dat waar je werkelijk naar smacht nou net niet op straat te vinden is.
Waar ik persoonlijk naar heb gesmacht sinds ik zes weken geleden aankwam is dat mijn hoofd op een bepaalde manier zou aanvoelen. Destijds zou ik dat gevoel niet onder woorden hebben kunnen brengen, maar nu denk ik dat het zoiets is als het gevoel dat alles nog elk moment zou kunnen veranderen. Ooit was ik een ns-New Yorker, zwartrijder, vuilnissnuffelaar, iemand die bij wildvreemden in de stad binnenviel, en dat gevoel was de grondtoon van mijn bestaan. Als dat gevoel dezer dagen de kop opsteekt, is dat alleen maar bij vlagen. Maar goed, ik heb ermee ingestemd tot eind september op dit huis te passen, en hoop dat dat genoeg zal zijn. Het heeft de vorm van zo’n bouwblokjeshuis uit een primitief videospelletje: slaapkamer en zitkamer aan de voorkant, dan een eetgedeelte en de grote slaapkamer, plus de keuken die er als een staart aan is vastgeplakt.“

 

Garth Risk Hallberg (Louisiana, 1 december 1978)

 

Zie voor de schrijvers van de 21e november ook mijn blog van 21 november 2020 en ook mijn blog van 21 november 2018 en ook mijn blog van 21 november 2015 deel 2.

Don DeLillo, Scott Cairns

De Amerikaanse schrijver Don DeLillo werd op 20 november 1936 geboren in New York City als zoon van Italiaanse immigranten. Zie ook alle tags voor Don DeLillo op dit blog.

Uit: The Silence

“They sat waiting in front of the superscreen TV. Diane Lucas and Max Stenner. The man had a history of big bets on sporting events and this was the final game of the football season, American football, two teams, eleven players each team, rectangular field one hundred yards long, goal lines and goal posts at either end, the national anthem sung by a semi-celebrity, six U.S. Air Force Thunderbirds streaking over the stadium.
Max was accustomed to being sedentary, attached to a surface, his armchair, sitting, watching, cursing silently when the field goal fails or the fumble occurs. The curse was visible in his slit eyes, right eye nearly shut, but depending on the game situation and the size of the wager, it might become a full-face profanity, a life regret, lips tight, chin quivering slightly, the wrinkle near the nose tending to lengthen. Not a single word, just this tension, and the right hand moving to the left forearm to scratch anthropoidally, primate style, fingers digging into flesh.
On this day, Super Bowl LVI in the year 2022, Diane was seated in the rocker five feet from Max, and between and behind them was her former student Martin, early thirties, bent slightly forward in a kitchen chair.
Commercials, station breaks, pregame babble.

Max, speaking over his shoulder, “The money is always there, the point spread, the bet itself. But consciously I recognize a split. Whatever happens on the field I have the point spread secured in mind but not the bet itself.”
“Big dollars. But the actual amount,” Diane said, “is a number he keeps to himself. It is sacred territory. I am waiting for him to die first so he can tell me in his final breath how much money he has pissed away in the years of our something-or-other partnership.”
“Ask her how many years.” The young man said nothing.
“Thirty-seven years,” Diane said. “Not unhappily but in states of dire routine, two people so clutched together that the day is coming when each of us will forget the other’s name.”
A stream of commercials appeared and Diane looked at Max. Beer, whiskey, peanuts, soap and soda. She turned toward the young man.
She said, “Max doesn’t stop watching. He becomes a consumer who had no intention of buying something. One hundred commercials in the next three or four hours.”
“I watch them.”
“He doesn’t laugh or cry. But he watches.”
Two other chairs, flanking the couple, ready for the latecomers.”

 

Don DeLillo (New York City, 20 november 1936)

 

De Amerikaanse dichter, librettist en essayist Scott Cairns werd geboren op 19 november 1954 in Tacoma, Washington. Zie ook alle tags voor Scott Cairns op dit blog.

 

Imperatief

Het is zaak om te onthouden hoe
Voorlopig dit allemaal echt is.
Je zou dood wakker kunnen worden.

Of de vrouw van wie je houdt
Zou kunnen besluiten dat je lelijk bent.
Misschien geeft ze het eindelijk op te
Proberen de manier te negeren
Waarop je je tanden flost als je
Televisie kijkt. Alles wat ik zeg
Is dat er hier niets zeker is.

Ik bedoel, je wordt waarschijnlijk levend wakker,
En zij zal waarschijnlijk elke daadwerkelijke
Beslissing over je uiterlijk blijven uitstellen .
Misschien is ze blij dat je tanden
Zo schoon zijn. De ochtend zou
Vol van alle liefde en vriendelijkheid kunnen zijn
Die jij nodig hebt. Ga gewoon niet denken
Dat je er iets van verdient.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Scott Cairns (Tacoma, 19 november 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e november ook mijn blog van 20 november 2018 en eveneens mijn blog van 20 november 2017.

Scott Cairns

De Amerikaanse dichter, librettist en essayist Scott Cairns werd geboren op 19 november 1954 in Tacoma, Washington. Zie ook alle tags voor Scott Cairns op dit blog.

 

Loves

Magdalen’s Epistle

Of Love’s discrete occasions, we
observe sufficient catalogue,
a likely-sounding lexicon

pronounced so as to implicate
a wealth of difference, where reclines
instead a common element,

itself quite like those elements
partaken at the table served
by Jesus on the night he was

betrayed—like those in that the bread
was breakable, the wine was red
and wet, and met the tongue with bright,

intoxicating sweetness, quite
like… wine. None of what I write arrives
to compromise that sacrament,

the mystery of spirit graved
in what is commonplace and plain—
the broken, brittle crust, the cup.

Quite otherwise, I choose instead
to bear again the news that each,
each was still itself, substantial

in the simplest sense. By now, you
will have learned of Magdalen, a name
recalled for having won a touch

of favor from the one we call
the son of man, and what you’ve heard
is true enough. I met him first

as, mute, he scribbled in the dust
to shame some village hypocrites
toward leaving me unbloodied,

if ill-disposed to taking up
again a prior circumstance.
I met him in the house of one

who was a Pharisee and not
prepared to suffer quietly
my handling of the master’s feet.

Much later, in the garden when,
having died and risen, he spoke
as to a maid and asked me why

I wept. When, at any meeting
with the Christ, was I not weeping?
For what? I only speculate

—brief inability to speak,
a weak and giddy troubling near
the throat, a wash of gratitude.

And early on, I think, some slight
abiding sense of shame, a sop
I have inferred more recently

to do without. Lush poverty!
I think that this is what I’m called
to say, this mild exhortation

that one should still abide all love’s
embarrassments, and so resist
the new temptation—dangerous,

inexpedient mask—of shame.
And, well, perhaps one other thing:
I have received some little bit

about the glib divisions which
so lately have occurred to you
as right, as necessary, fit

That the body is something less
than honorable, say, in its
… appetites? That the spirit is

something pure, and—if all goes well—
potentially unencumbered
by the body’s bawdy tastes.

This disposition, then, has led
to a banal and pious lack
of charity, and, worse, has led

more than a few to attempt some
soul-preserving severance—harsh
mortifications, manglings, all

manner of ritual excision
lately undertaken to prevent
the body’s claim upon the heart,

or mind, or (blasphemy!) spirit—
whatever name you fix upon
the supposéd bodiless.

I fear that you presume—dissecting
the person unto something less
complex. I think that you forget

you are not Greek. I think that you
forget the very issue which
induced the Christ to take on flesh.

All loves are bodily, require
that the lips part, and press their trace
of secrecy upon the one

beloved—the one, or many, endless
array whose aspects turn to face
the one who calls, the one whose choice

it was one day to lift my own
bruised body from the dust, where, it seems
to me, I must have met my death,

thereafter, this subsequent life
and late disinclination toward
simple reductions in the name

of Jesus, whose image I work
daily to retain. I have kissed
his feet. I have looked long

into the trouble of his face,
and met, in that intersection,
the sacred place—where body

and spirit both abide, both yield,
in mutual obsession. Yes,
if you’ll recall your Hebrew word.

just long enough to glimpse in its
dense figure power to produce
you’ll see as well the damage Greek

has wrought upon your tongue, stolen
from your sense of what is holy,
wholly good, fully animal—

the body which he now prepares.

 

Een woord
Voor A. B.

Ze zei God. Hij lijkt er te zijn
wanneer ik Hem aanroep maar aanroepen
is ook moeilijk geweest. Pijnlijk.

En terwijl ze stil werd om een ander woord
te zoeken, was ik nog een keer
overgeleverd aan mijn eigen lange worsteling

met diezelfde engel hier — nog steeds
hier —  aan de voet van de oude
Paradijsladder, in vuil stof

smachtend nochtans helemaal
op de onderste tree, liet mijn greep varen
lang voor de zegen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Scott Cairns (Tacoma, 19 november 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e november ook mijn blog van 19 november 2020 en ook mijn blog van 19 november 2018 en eveneens mijn blog van 19 november 2017 deel 3.

Toon Tellegen, Seán Mac Falls

De Nederlandse dichter Toon Tellegen werd geboren op 18 november 1941 te Brielle. Zie ook alle tags voor Toon Tellegen op dit blog.

 

Men moet

Men moet altijd enigszins verdrietig zijn,
anders is men verloren,

maar men moet wel een beetje verloren zijn –
van het reddeloze soort –
anders zou men alleen maar gelukkig zijn,

toch moet men ook gelukkig zijn,
zo maar gelukkig kunnen zijn,
in alle staten van geluk,

anders zou men maar verdrietig zijn,
enigszins verdrietig
altijd.

 

Treurig gedicht

‘Dit is het einde van de weg’ zeiden ze.
Er stond een bordje:
DIT IS HET EINDE VAN DE WEG
‘Hier, dit punt,’ zeiden ze.
Ze hurkten erbij neer
en raakten het voorzichtig even aan.
‘Is dit het?’
‘Dit is het.’
Het was herfst, het regende, het stormde.
Ze stonden op, draaiden zich om.

Later kwamen ze nog even terug
met een vergrootglas.
Het was echt het einde van de weg.

 

Ze kijken elkaar aan

Ze kijken elkaar aan.
‘Jij hield van mij.’
‘Nee, jij hield van mij.’
‘Nee, jij van mij.’
‘O nee, jij van mij!’

‘Maar ik heb jou in de steek gelaten.’
‘Nee, ik heb jou in de steek gelaten.’
‘Nee, nee, ik jou.’
‘O nee, ik jou!’

Ze slaan hun ogen neer.

‘Jij bent vast heel verdrietig nu.’
‘Nee, jij bent vast heel verdrietig nu.’

Ze fluisteren.

‘Ontken het maar niet.’
‘Ontken jij het maar niet.’

 

Toon Tellegen (Brielle, 18 november 1941) 

 

De Iers-Amerikaanse dichter Seán Mac Falls werd geboren op 18 november 1957 in Boston. Zie ook alle tags voor Seán Mac Falls op dit blog.

 

Ik zag een jager bij een landweg

Ik zag een jager bij een landweg
die parallel met mij zeilde terwijl ik reed.

Zijn hoodie-hoofd, monnikachtig naar de grond gericht,
riep muziek op, zo klankrijk, heilig,
en ik, onbeweeglijk boven een vermoeid vlees-
kleurig voertuig, voelde naakt en dood aan,

want hij was zo vroom getooid en gekleed om te doden
in de kleuren van de lucht, bad met vleugels,
mijn kiekendief, zijn ogen louter zuiverheid en goud
en die van mij met lelijke spikkels, bleek en blauw.

Maar het verlangen naar voedsel verbond twee
wezens nauw, nochtans, overvoed, voelde ik me roestig
onder zijn stalen honger en welke redding
zou Gods genade muizen dan wel mensen bieden.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Seán Mac Falls (Boston, 18 november 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e november ook mijn blog van 18 november 2020 en ook mijn blog van 18 november deel 2 en eveneens deel 3.

Guido van Heulendonk, Chinua Achebe

De Vlaamse schrijver Guido van Heulendonk (pseudoniem van Guido Beelaert) werd geboren in Eeklo op 17 november 1951. Zie ook alle tags voor Guido van Heulendonk op dit blog.

Uit: De afrekening

“Mannen met humorrr. Mijn taxi kiest de Boulevard de Ménilmontant en ik denk aan de laatste keer dat ik een mop vertelde. Ik kan het me amper te binnen brengen. Zo gaat dat in de derde leeftijd: het begint met het groeiende onvermogen moppen te kun-nen smaken, zaait dan uit naar geen moppen meer kunnen onthouden, en bereikt zijn overtreffende trap wanneer je zelfs niet meer weet waar het ook al weer was dat je voor aap stond, toen je vastliep in een mop waarvan je dacht de pointe nog te kennen. Lorenzo’s verjaardag? De pointe schiet me vreemd genoeg wel te binnen. De terdoodveroordeelde die struikelt op de trap naar het schavot en moppert: ‘Een mens zou hier nog zijn nek breken ook: Eigenlijk heb ik nooit van moppen gehouden. En nog minder van moppenvertellers. Ik denk dat hier de reden ligt voor mijn menwlyfailumja, dat moet het zijn.
Wat ik me wel nog herinner is de laatste keer dat ik dacht: oké, hier stopt het, ik ga nu naar mijn bureau en download dat formulier. Het was na zo’n tweet van de pas verkozen Trump. November vorig jaar dus. Een van die kreten over hoe fantastisch The Donald zichzelf wel niet vond. Welk geschenk voor de mensheid Donald Potus beloofde te zijn. De Amerikaanse mensheid in de eerste plaats. Ik kan me de concrete inhoud niet meer herinneren, maar ik las die tweet, op de site van The New Yorkergeloof ik, en dacht: genoeg is genoeg. Een Zeno-moment. Zeno van Citium: ik kreeg de oude filosoof zelfs even in beeld, volgens de overlevering ook al gestruikeld, zij het niet op de trappen van het schavot maar op die van de Atheense school. Ik zag hem daar en, stomend van ergernis uit elke rimpel, niet zozeer omdat hij bij de val zijn teen had gebroken, als wel omdat hij dat zelf niet had georganiseerd. Hij had hulp noch signalen nodig, vond hij, zou zelf wel bepalen wanneer het laatste bedrijf begon. Dus hield hij foeterend zijn adem in tot hij stierf. Zegt men. Zo voelde ik me ook: klaar met deze planeet en zijn clowns.
Nauwelijks verkeer, nauwelijks mensen. Een stad in versuffing. De chauffeur neuriet een deuntje dat ik ken, maar niet kan thuisbrengen. Johnny Hallyday? In ieder geval niet Tour moi la vie va commencer Edith Piaf? In ieder geval niet ‘Non, je ne regrette rien’. Lichte aanslag op de voorruit. De chauffeur draait de ventilatie hoger.
Wat wellicht evenzeer een rol speelde: we hadden net oom Ferdinand begraven. De laatste van alle ooms en tantes die ik ooit heb gehad, en dat waren er een boel. Allemaal, zowel van moeders- als van vaderskant, product van een lang achter de horizon verzonken, lichtjes naar stalmest meurend Vlaanderen, toen echtelieden vanaf de preekstoel nog met hel en verdoemenis werden bedreigd als ze niet elk ongeboren zieltje de kans gaven op menswording en dus op een entree in Gods rijk.”

 

Guido van Heulendonk (Eeklo, 17 november 1951)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Gieren

In de grauwe miezerigheid
van een dageraad, waarin nergens

een voorbode van de zonsopgang
viel te bekennen, zat een gier
hoog op gebroken knekels van
een dode boom, naast zijn wijfje,
zijn gladde gedeukte kop, een kiezel
op een stengel wortelend in een hoop
slordige veren, liefdevol neigend
naar die van haar. Gisteren pikten ze
de ogen uit van een opgezwollen
lijk in een volgelopen loopgraaf
en aten ze de dingen in zijn
ingewanden. Volgevreten keerden ze
terug naar hun tak, het uitgeholde
restant ruim binnen bereik houdend
van koude telescoopogen…
Vreemd, dat liefde,
in andere opzichten toch zo
kieskeurig, een hoek in dat knekelhuis
uitzoekt, die aan kant maakt en daar
zich nestelt, misschien zelfs in-
slaapt – met haar gezicht naar de muur!

… Zo blijft de commandant van Bergen-
Belsen die van zijn werk komt
met in zijn harige neusgaten
de hardnekkige stank van menselijk
gebraad, staan bij een snoepkraam
en koopt een chocolaatje voor
zijn lieve kroost dat wacht
tot vader thuiskomt …
Prijs de vrijgevige
voorzienigheid, zo je wilt
die zelfs een mensenetende reus
van een glimwormpje tederheid
voorziet, ingekapseld in ijzige
spelonken van een wreed hart,
of anders, vervloek het lot
want juist daar, in die kiem
van de liefde voor de zijnen
schuilt de onuitroeibaarheid
van het kwaad.

 

Vertaald door Joris Iven

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e november ook mijn blog van 17 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Anton Koolhaas, Chinua Achebe

De Nederlandse schrijver Anton Koolhaas werd op 16 november 1912 in Utrecht geboren. Zie ook alle tags voor Anton Koolhaas op dit blog.

Uit: Vanwege een tere huid

“Alle ramen van het huis van de eerste geliefde hebben de eigenschap, dat zij zelf er onverhoeds voor kan verschijnen. Die vensters zijn daardoor rusteloos als een te dunne huid, die bij iedere emotie bloost of juist helemaal wit wordt, of vlekkerig als er spanning is. Ze zijn onaandoenlijk en tegelijkertijd onheilspellend als zij niet voor het raam van haar eigen kamer staat.
Wáár, waar in godsnaam is zij in dat huis? In vreselijke omstandigheden, omdat ze niet op de gewone plaats is voor haar altijd open raam in niet eindigende zomer? Hoe kan een raam zo ver open zijn, alsof er eigenlijk helemaal geen raam met houten randen is? En dat haar toch omlijst, als ze er iedere dag staat, als de jongen – altijd op hetzelfde uur en op dezelfde manier – langs komt fietsen.
Waarom is het altijd zomer? Ze hebben elkaar nog nooit iets gezegd; amper een teken gegeven zelfs. Ze zijn niet van dezelfde school. Niettemin staat zij daar, als hij uit de zijne komt, alsof ze nooit iets te doen heeft en altijd daar op die plaats kan zijn, om haar ogen door de zijne te laten vangen als hij gehuld in een diepvriezer van vrees dat ze er vandaag niet zal zijn passeert; zijn gezicht zonder enig teken erop in haar richting heft, vol benauwenis wel en van àl zijn herinneringen sedert zijn geboorte eigenlijk alleen nog maar weet hoe adembenemend groot dìt venster is. Hoe zonder grenzen groot, zoals de zomer zonder grenzen is, toch omraamd door bloesems en takken en klimop en van alles dat niet op kan en niet weg. En hoe blond ze daar staat: voor altijd de enige die kan beantwoorden aan de vraag en aan de spanning die achter die vraag perst, of er tussen de geboorte en de dood een ander wezen bestaat van niets dan liefde. Vandaag is het hele leven.
De werkelijkheid mag zijn dat ze welbeschouwd kort, gebobt, maar glad stroogeel haar heeft en dat er in hetzelfde raam een drooglijntje is gespannen met een kleur eraan die te drogen hangt. Zoals een vlam vaak juist pas even boven de pit of de brander begint, is het met de liefde: in de tussenruimte tussen de vergankelijke werkelijkheid van de pit en de vlam, waar dus niets is, bestaat die. Er is niets te zien, niettemin is vlak daarboven de vlam; loeiend soms.
De jongen heet Jokke. Een straf zo’n naam, in een klas. Naar de een of andere grootvader natuurlijk, die misschien nog wel turf stak in een moeras. Het meisje heette Takkie de Koning. Dat zal tenminste wel, want Jokke is één keer omgekeerd na het raam gepasseerd te hebben, om het naambordje op de deur te lezen en daar stond A.G.J.M. de Koning, arts, op. Van een andere jongen op school had hij gehoord dat ze Takkie heette (aangenomen dat ze dezelfde bedoelden).”

 

Anton Koolhaas (16 november 1912 – 16 december 1992)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Vluchtelinge met kind

Geen Madonna met Kind die zich hiermee meten kon,
het beeld van deze moeder, vol tedere aandacht
voor een zoon die ze spoedig zou moeten vergeten.

Overal hing de lucht van de diarree
van ongewassen kinderen die met uitstekende ribben
en verschrompelde billen, met houterige stappen
rondliepen, achter hun opgezwollen, lege buikjes aan.
De meeste moeders daar kon het allang niets
meer schelen, maar deze wel. Met de schim
van een glimlach tussen haar tanden en met
in haar ogen de schim van moederlijke trots,
kamde ze het schamele roestbruine haar
dat zijn hoofdje nog bedekte, en toen
– terwijl er een lied verscheen in haar ogen –
begon ze te zoeken naar luizen… In een ander leven
was dit een vluchtige routine geweest,
voor zijn ontbijt en naar school gaan;
maar nu deed ze het alsof ze bloemen schikte
op een heel klein graf.

 

Vertaald door Kees Simhoffer

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e november ook mijn blog van 16 november 2018 en eveneens mijn blog van 16 november 2014 deel 2.

Clemens J. Setz, Ted Berrigan

De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Clemens J. Setz werd geboren op 15 november 1982 in Graz. Zie ook alle tags voor Clemens J. Setz op dit blog.

Uit: Die zwischen Frau und Gitarre

„Da meldete sich der Fahrer. Er wisse nicht, wie er das machen solle, sagte er. Er bringe sie gern überall hin, aber der Ballon … Er sprach das Wort mit Betonung auf der ersten Silbe aus. Allein dafür hätte Natalie ihn ohrfeigen können. Die Musik in ihrem Kopf verstummte. Sie lehnte sich nach vorn. — Lassen Sie mich aussteigen, sagte sie. — Haben Sie Adresse? Nein, die hatte sie vergessen. Es war ja auch nicht der Sinn einer dreistündigen Verspätung, gut vorbereitet und mit allen Informationen versorgt zu sein, oder? Verdammter Idiot.
Ist egal, sagte sie. Ich steig hier bitte aus. Der Fahrer seufzte und hielt an. Weit waren sie nicht gekommen. – Ich habe gehofft, es ginge zumindest bis zur Stadtgrenze, sagte Natalie. Einfach so, ohne Fragen. Es hatte keinen Sinn mehr. Er hatte alles kaputtgemacht. – Ja soll ich Sie bringen? Bis Stadtgrenze? Ist ka Problem. Aber Bállon Der Fahrer deutete mit einer irritierend würdevollen Handbewegung auf das in großer Entfernung schwebende Flugobjekt. – Bállön, korrigierte Natalie und versuchte, sich von dem tiefehrlichen Taxifahrerschnurrbart, der ihr schneeweiß aus dem Gesicht entgegenleuchtete, nicht aus der Ruhe bringen zu lassen. Hier. Stimmt so. Sie gab ihm einen Fünf-Euro-Schein, mehr als genug für eine so kurze Fahrt. Er bedankte sich kopfschüttelnd bei ihr, hielt den Schein in der Hand und blickte drein, als hätte er nun wirklich jeden Glauben an – aber nein, stellte Natalie fest, sein Glaube an die Menschheit war immer noch intakt. Da, man sah es an seinem Nacken. Bestimmt konnte er ganz viele Sprachen. Deprimiert stieg sie aus dem Taxi.

Es wäre ohnehin zu spät gewesen. Dreieinhalb Stunden. Sie hatte gestern Abend das Muskelrelaxans genommen, davon schlief sie zu gut. Sie überquerte die Straße und lief in einen heißen Sommerwindstoß. Unruhe überkam sie, die Hände und Fingerspitzen fühlten sich komisch an, aurig – das war ihr Wort, seit der Kindheit, für den Zustand, der einem Grand-Mal-Anfall vorauszugehen pflegte. Aura, aurig. Es war so, als wäre man in unangenehm heißer, dichter und intimer Verbindung mit der Umgebung. (Ist es wieder aurig?, fragte ihre Mutter, und Natalie nickte benommen.) Aber ihr letzter großer Anfall lag elf Jahre zurück. Mein Gott, einfach bis zur Stadtgrenze, ohne zu fragen – zumindest diese Freude hätte der Taxifahrer ihr machen können! Elender Weltbürger. Kein Wunder, dass Haare und Bart schneeweiß waren. Er lebte an den Verhältnissen vorbei. Da es sonst nichts gab, was ihr irgendeine Richtung vorschlug, ging sie weiter auf den kilometerweit entfernten Heißluftballon zu. Sie stellte sich vor, wie das Leben des Taxifahrers in seinem Heimatland gewesen sein musste. Heimatländer, das hatten sie ja alle. Sie schüttelte ihre Finger aus. Kein Anfall. Nicht hier auf der Straße. Nicht nach elf Jahren ohne. Nicht wegen ein paar Ballone … Ballons … Ballonen? Wie war die Mehrzahl? Okay, einfach nicht darüber nachdenken. Irgendeine Mehrzahl hat das Wort. Und sie ist unter diesen dreien. Ich bin wieder siebzehn, sagte sie sich. Der Gedanke konnte sie manchmal beruhigen. T-minus-eins. Bei null nächstes Jahr wird das Leben schlagartig stockdunkel und witzlos und mau.“

 

Clemens J. Setz (Graz, 15 november 1982)

 

De Amerikaanse dichter Ted Berrigan werd geboren op 15 november 1934 in Providence, Rhode Island. Zie ook alle tags voor Ted Berrigan op dit blog.

 

Persoonlijk gedicht nr. 9

Het is 8:54 uur in Brooklyn het is 26 juli
’t zal in Manhattan ook 8:54 uur zijn maar ik zit
in Brooklyn……ik eet muffins en drink een Pepsi
en ik zie hoe Brooklyn toch ook gewoon bij
New York hoort……heel gek……ik heb het altijd als iets
heel eigens gezien……iets als Bellows Falls……of
Little Chute……of Uijongbu

………………………………………… Nooit had ik op de
Williamsburg Bridge gedacht dat ik zo vaak in Brooklyn zou zijn
alleen om juristen en agenten die niet eens gewapend waren
mijn vrouw weg te zien halen en weer terugbrengen
………………………………………………………Nee
en ik had ook nooit gedacht dat Dick weer naar Gude zou gaan
geen baard meer zijn haar kort Carol verdiept in
zijn boeken en wij maar pokeren tot de zon
opkwam boven de Navy Yard aan de over-
kant van de rivier
……………………………Ik denk dat ik dacht aan
als ik wat verder was zo in de buurt van Perry Street
belezen beslapen verguisd en aanbeden
met nieuwe poëzie in voorbereiding
gedrukt op oud bruin papier in een gewone letter
vrouwelijk prachtig en sterk

 

Vertaald door Rutger H. Cornets de Groot

 

Ted Berrigan (15 november 1934 – 4 juli 1983)

 

Voor nog meer schrijvers van de 15e november zie ook mijn blog van 15 november 2018 en eveneens mijn blog van 15 november 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Olga Grjasnowa, Norbert Krapf, Ted Berrigan

De Duitse schrijfster Olga Grjasnowa werd geboren op 14 november 1984 in Baku  Azerbeidzjan. Zie ook alle tags voor Olga Grjasnowa op dit blog.

Uit: Der verlorene Sohn

„Sommer 1839
An jenem letzten Morgen seines alten Lebens wurde Jamalludin von seiner Mutter geweckt. Sie kam zu ihm ins Zimmer, setzte sich an sein Bettlager, und Jamalludin wusste, dass sich etwas Unwiederbringliches ereignet hatte. Er spürte Patimats Körperwärme, wollte sich an sie kuscheln, seine Sorgen durch ihre Berührungen vertreiben lassen. Ihre Hand fuhr durch sein Haar. Er hörte das vertraute Klirren ihrer Armbänder, spürte ihre Haut, ihre Liebe. Gierig sog er Patimats Geruch ein und blieb da-bei unbeweglich liegen, eingewickelt in seine Decke. Er glaubte, so die Zeit anhalten zu können. Das Unaus-weichliche hinauszögern. Dennoch wollte er das sein, was alle Welt von ihm erwartete: ein Mann. Was das war, war ihm bereits mit neun Jahren nur allzu klar. Aber noch lieber wäre er heute ein kleiner Junge geblieben, hätte seine Mutter niemals losgelassen. »Du musst stark sein, mein Kleiner. Sei stolz. Sei mein Stolz. Sei ein Sohn deines Vaters«, flüsterte Patimat ihm ins Ohr. »Es ist nicht Rir lange. Du wirst bald wieder bei mir sein.« Patimat war die Mutter zweier Söhne, von denen einer heute den Russen als Pfand für die Dauer der Verhandlungen zwischen dem russischen Heer und den Gottes-kriegern des Imam Schamil überlassen werden sollte. Schamil war es Jahre zuvor gelungen, zum ersten Mal zahlreiche kaukasische Stämme zu vereinen und sie vom heiligen Kampf, dem Dschihad, gegen Russland zu über-zeugen. Bisher galt Schamil als unbesiegbar, ein Held seiner Zeit. Sein Mut und die entgegen aller Wahrscheinlichkeit errungenen Siege waren legendär. Seine Frau war jung, gebildet und schön, auch wenn das kaum noch jemand sah. Jetzt legte sie die Hand auf den Rücken ihres ältesten Sohnes und wartete auf etwas, das nicht passierte. Jamalludin ließ diesen Augenblick ebenfalls verstreichen und richtete sich schweigend auf. Er hatte verstanden. Patimat legte seine Kleider neben ihn und strich sie glatt. Sie waren schneeweiß, obwohl alles um sie herum voller Dreck war oder vielleicht gerade deswegen. Es waren die Kleider, die sie einst für den Tag des Sieges über die Russen zurückgelegt hatte. Jamalludin war ihnen fast entwachsen. Sie half ihm, sich anzuziehen, obwohl sie sich selbst kaum noch bewegen konnte. In wenigen Wochen erwartete sie ihr drittes Kind. Die Schwangerschaft hatte ihre Gesichtszüge weich werden lassen, ihre Bewegungen lang-sam und schläfrig. Ihre Augen waren genauso olivgrün wie seine: »Du kannst deinen Dolch mitnehmen, aber hüte dich davor, ihn gegenüber deinen Wächtern zu benutzen. Sie sind unsere Feinde, aber du solltest sie nicht provozieren.« Patimat hielt inne, als ob sie selbst vor dem von ihr Gesagten erschrocken wäre, und fuhr dann entschieden fort: »Sie werden dich gut behandeln.“

 

Olga Grjasnowa (Baku, 14 november 1984)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en vertaler Norbert Krapf werd geboren op 14 november 1943 in Jasper, Indiana. Zie ook alle tags voor Norbert Krapf op dit blog.

 

Horses Munching Grass, Blue Field, Evening

A brown and a black horse
munch grass close together
in a field below mountains

as the evening turns shades
of blue. The mountains are dark blue.
The sky stretched above is pale blue.

The only sound is the ripping of grass
by the horses’ teeth. I am not close
enough to hear this sound now,

but it resounds in my head because
two days ago these same two horses
came up to this casita right

across the fence as I stood watching
and happily listening on a balcony
as they ripped and munched grass.

The sound of brown and black horses
munching green grass in a blue field
below mountains with a thin strip

of white clouds skimming the top
of the mountains and white-blossoming
weeds in the foreground is a painting

framed in my mind which I will carry away
with me when I drive down from the mountains
where a part of me remains as eye and ear.

 

Northern New Mexico Night
for Katherine

You come into the presence
of this place so remote
in its quiet beauty,
a voice gentle in its insistence

on what is right but not obtrusive,
like one of the countless stars
in the northern New Mexico night
that sends its delayed light

toward me, as I look out the window,
from millions of years ago
but nonetheless fully present
in ways I do not fathom.

 

Norbert Krapf (Jasper, 14 november 1943)

 

De Amerikaanse dichter Ted Berrigan werd geboren op 15 november 1934 in Providence, Rhode Island. Zie ook alle tags voor Ted Berrigan op dit blog.

 

De Sonnetten: I

Zijn doordringende pince-nez. Een vage fries
Handen wijzen naar een vage fries, in de donkere nacht.
In het boek van zijn muziek zijn de hoeken recht gestreken:
Die hun aanwezigheid te danken hebben aan onze slapende handen.
Het ossenbloed uit de handen die spelen
Voor vuur voor warmte voor handen voor groei
Is er ruimte in de kamer waar je in huist?
Op zijn gestructureerde graf:
Toch betekenen ze iets. voor de dans
En de architectuur.
Heen en weer gaan tussen incidenten
Kan onheilspellend voor hem zijn
Wij zijn de slapende fragmenten van zijn hemel,
Wind die aanwezigheid verleent aan fragmenten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ted Berrigan (15 november 1934 – 4 juli 1983)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e november ook mijn blog van 14 november 2020  deel 1 en ook deel 2 en ook  mijn blog van 14 november 2018 en eveneens mijn blog van 14 november 2015 deel 2.

Frank Westerman, Timo Berger

De Nederlandse schrijver en journalist Frank Martin Westerman werd geboren in Emmen op 13 november 1964. Zie ook alle tags voor Frank Westerman op dit blog.

Uit: De kosmische komedie

“‘s Werelds eerste ruimtewandelaar is de zoon van een mijnwerker. Terwijl zijn vader zich in onderaardse schachten laat zakken, stijgt Aleksej Leonov door de ijle atmosfeer omhoog. Anders dan de hemelvaart van Christus is zijn ruimtereis goed gedocumenteerd. Er zijn beelden van.
Een R7-raket tilt kosmonaut Leonov in een baan om de aarde. Gewichtloos suist hij rond de planeet. Door de patrijspoort van zijn schip ziet hij zestien zonsopkomsten en zonsondergangen per etmaal. De Siberiër is de dampkring uit geschoten met een geheime missie. Op 18 maart 1965 om halftwaalf ’s ochtends (Moskouse tijd) krijgt hij het bevel de sluis binnen te gaan. De stem die hem dit opdraagt is afkomstig uit een naaldbos op aarde. ‘Zarja’ luidt de codenaam van de vluchtleider. ‘Dageraad’.
Aleksej, 31 jaar oud, wringt zich vanuit zijn stalen capsule in de ‘harmonicasluis’: een opblaasbare slurf met aan het uiteinde een luik. Eenmaal in dit rubberen aanhangsel moet hij vijftig minuten acclimatiseren om te voorkomen dat er stikstofbelletjes in zijn bloed opborrelen, zoals bij duikers die te snel naar het oppervlak komen.
Zijn hartslag loopt op van 86 naar 95 en schiet bij het commando ‘Open het luik’ naar 150. Verhit en nat van het zweet, met op zijn rug een zuurstoffles, perst Aleksej zich naar buiten. Dan gulpt zijn witte gestalte het luchtledige in. Zonder van de zijde van zijn moederschip te wijken, zweeft hij vrij door het heelal, nog slechts verbonden door een navelstreng.

Diep onder hem schuift de kustlijn van Noord-Afrika voorbij, even later gevolgd door die van Turkije en de Krim. Het is bewolkt boven delen van de Kaukasus.
Er klinkt gejuich in het ondermaanse. ‘Wat u heeft volbracht, gaat de meest drieste verbeeldingskracht te boven,’ verklaart het Kremlin. Kameraad Leonov heeft ‘stoutmoedig de deur naar de kosmos opengezet’.
Generaties aardlingen hebben naar deze doorbraak uitgekeken. Meer nog dan een Sovjetonderdaan met de letters cccp op zijn helm is Aleksej een afgezant van ons allemaal. Het ‘binnendringen’ van de ruimte door een lid van de wereldbevolking overstijgt de prestigeslag tussen Oost en West. Door de bewegingen van zijn ledematen, iets tussen trappelen en zwemmen in, lijkt het alsof Aleksej in een worsteling is verwikkeld.
Stak Joris de draak dood, kosmonaut Leonov gaat het duel aan met God. De inzet: wie zal er voortaan over de hemel heersen?
Amper heeft Aleksej het strijdtoneel betreden of hij krijgt een klap te verwerken. De hemeltroon laat zich niet zonder slag of stoot bestijgen. In het vacuüm van de kosmos zet zijn pak verder uit dan voorzien. Zijn handen reiken niet meer tot in zijn handschoenen, zijn voeten niet meer tot in zijn laarzen. Buiten de harmonicasluis zwelt de mijnwerkerszoon op tot een bandenmannetje van Michelin.”

 

Frank Westerman (Emmen, 13 november 1964)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Timo Berger werd geboren op 13 november 1974 in Stuttgart. Zie ook alle tags voor Timo Berger op dit blog.

 

Café Livros

Boven is de favela nog steeds een stad
van God – ik beweeg me
op zeeniveau, van de moeder van Giselle
naar Marisí, waar de Cine Club Leblon
elke eerste dinsdag van de maand
in de landelijke kleuren van een

Bulgaarse cineast zwelgt
verder alleen bistro’s, dure cafés
een donkere, in eikenhouten vaten gerijpte
suikerrietschnaps bij Livros
Ipanema. Geen boekhandel
zonder tapkast, nooit meer

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Timo Berger (Stuttgart, 13 november 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e november ook mijn blog van 13 november 2018 en ook mijn blog van 13 november 2017 en eveneens mijn blog van 13 november 2016 deel 2.

Daniël Dee, Hans Magnus Enzensberger

De Nederlandse dichter Daniël Dee werd geboren op 12 november 1975 in Empangeni, Zuid-Afrika. Zie ook alle tags voor Daniël Dee op dit blog.

 

Varkens kunnen niet vliegen

buiten dit slachthuis schreeuwen brutale kinderen
na één koekje gaat de trommel dicht actiegroep
na actiegroep trap in de hondenpoep mayonaise
en een strippenkaart staat garant voor een weerpraatje
in de tram waar de ramen met condens beslagen zijn

mijn verleden gaat jullie geen bal aan

hierbinnen heeft het slagersmes een duidelijk omschreven functie
zoals ook mijn witte schort mijn witte muts en de kadavers aan de haken
een duidelijk omschreven functie hebben

het bloed stroomt in de daarvoor bestemde geulen

ik sta buitenspel

elk beest been ik uit en uiteindelijk zelfs mezelf
varkens kunnen niet vliegen

 

Huidige opinie

Eigenlijk hadden ze die vlag niet moeten ophangen,
maar het stadsbestuur.

Wie?
-De Jonge Socialisten.
-Jonge Socialisten? Bestaan die dan nog?
-Jazeker, ze zijn nog volop aanwezig.
-Zitten ze dan in een reservaat?
-Nee, ze timmeren aan de weg.
-Doen ze dat met hamer en sikkel?
-Nee, ze gebruiken de noodklok.
-Wanneer klinkt die noodklok dan?
-De noodklok slaat om vijf voor twaalf.
-Hoe klinkt die noodklok dan?
-De noodklok klinkt van één voor het dromen twee voor het
denken drie voor het doen.
-Waar gaat dat dan over?
-Over het verlangen naar passievolle bestuurders.
-Wat is dat toch een lelijk woord: passie.
-Ja, en datzelfde geldt voor draaigedrag.
-Want dat willen ze ook?
-Nee, juist niet meer.
-Wat doen ze daar dan aan?
-Ik zag ze laatst een vlag ophangen aan een toren.
-Die waait toch met alle winden mee.
-Ja, die waait met alle winden mee.
-En dat noemen ze een goed verhaal?
-Ja, dat noemen ze een goed verhaal.

 

Gedicht

De Hema biedt allerlei mogelijkheden om
de foto’s die ik stiekem van je nam
– hete zomer waterkant bikini bovenstukje af –
af te drukken tegen redelijke prijzen
op mokken klokken canvas kalenders agenda’s en kerstkaarten
– mijn slaapkamer heb ik reeds met jou behangen –
maar helaas niet de mogelijkheid
om de genomen foto’s veilig op te bergen
in een kluis van lood op de bodem van de oceaan
voor latere generaties of buitenaardse rassen
die jouw schoonheid net zo kunnen waarderen als ik
omdat ze net zo ver geëvolueerd zijn

 

Daniël Dee (Empangeni, 12 november 1975)

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Magnus Enzensberger werd geboren op 11 november 1929 in Kaufbeuren. Zie ook alle tags voor Hans Magnus Enzensberger op dit blog.

 

Het somnambulistische oor

Hoe moet je ooit weer inslapen,
wanneer in het godverlaten uur,
voordat het licht wordt,
het huis klopt en schraapt,
als je het hoort mompelen
achter de muur?

Deze schoten komen uit een film
waar niemand naar kijkt,
of sterft er iemand in het trappenhuis?
Iets koert waar geen duif leeft,
iets kreunt – een oude koelkast,
of een paar allang verdwenen geliefden.

Het gas sist in de ventielen.
Zwaar meubilair wordt verplaatst.
Er druppelt iets. De stoom tikt.
Het water klettert door de leidingen.
Wie drinkt, wie neemt een douche,
wie ontlast zich?

En als het eindelijk stil is –
het huis houdt zijn adem in van angst -,
hoor je iets zoemen,
bijna voorbij het hoorbare,
spookachtig dun als de glinsterende ring
van een niet te stoppen teller,

die in het donker draait.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Hans Magnus Enzensberger (Kaufbeuren, 11 november 1929)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e november ook mijn blog van 12 november 2018 en ook mijn blog van 12 november 2017 deel 2 en eveneens deel 3.