Anti-nieuwjaar (Karel Jonckheere), Carol Ann Duffy

 

Alle bezoekers en mede-bloggers een prettige jaarwisseling en een gelukkig Nieuwjaar!

 

Wintergezicht door Anton Smeerdijk, ca. 1910

 

Anti-nieuwjaar

Altijd en ergens oudejaarsavond
op een ster in een boek of een brief
ik vier mijn tijd niet in namen
ik hef geen punch op een dief.

Eeuwen zo oud als mijn jaren
mijn jaren zo jong als de wind
die met datumloze gebaren
mij uit de kalenders ontbindt.

Deze avond blijf ik afwezig
betrek een aanwezigheid
op einders die mij genezen
van mijn vergankelijkheid.

 

Karel Jonckheere (9 april 1906 – 13 december 1993)
Jaarwisseling in Oostende, de geboorteplaats van Karel Jonckheere

 

Nieuwjaar

Ik laat het stervende jaar achter mij als een sjaal
en laat het vallen. Het gehaaste vuurwerk werpt zichzelf
tegen de nacht, bloemen van verlangen, liefdes vurigheid.
Uit de ruimte om me heen, terwijl ik hier sta, vorm ik
jouw afwezige lichaam tegen het mijne. Je raakt me aan als de gevende lucht.

Het meest veraf, meest dichtbij, zijn je armen duisternis, die me vasthoudt,
dus ik leun achterover, lip-lees de hemel die doorpraat in het licht,
syllabische sterren. Ik zie dat ze eindelijk tot ons bidden. Jouw adem
is middernacht, levend, op mijn huid, over de mijlen tussen ons heen,
velden en snelwegen en steden, de miljoen verlichte huisjes.

Deze liefde die we hebben, omgekeerd verdriet, vol rijm, verkeerde plaats,
verkeerde tijd, zoet werk voor handen, de roeping van ’t hart, vlammen
om het nieuwe jaar in te leiden, de dagen en nachten ver in de donkere zee
van de lucht. Je mond is nu sneeuw op mijn lippen, koel, intiem, eerste kus,
gelofte. Tijd valt en valt door eindeloze ruimte, naar wanneer we zijn.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Carol Ann Duffy (Glasgow, 23 december 1955)
Jaarwisseling in Glasgow

 

Zie voor de schrijvers van de 31e december ook mijn blog van 31 december 2018 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Peter Buwalda, Norbert Hummelt

De Nederlandse schrijver, journalist en redacteur Peter Buwalda werd geboren in Blerick op 30 december 1971. Zie ook alle tags voor Peter Buwalda op dit blog.

Uit: Otmars zonen

“Maar dan is er dus Otmar Smit uit Venlo. Wanneer de man Dolfs moeder komt ophalen voor de nieuwe James Bond of voor een cabaretvoorstelling in de Maaspoort, brengt hij altijd iets voor hem mee, meestal een bouwpakket dat precies in de roos is, het goede vliegtuig, de goede schaal, de goede wereldoorlog. Een keer blijft hij een hele zondagmiddag in de flat om Dolf aan de eettafel waarop ze kranten hebben uitgespreid voor te doen hoe je een Vickers-tweedekker opschildert. De verf zit in begeerlijke miniblikjes die Otmar koopt in een winkel in Venlo waarvan zijn moeder het bestaan niet eens vermoedt. Ze voeren ernstige gesprekken over welke lijm de beste is, uit een tube of uit een potje, en ook over de vliegtuigen zelf, of de boordmitrailleur van de schots en scheve Vickers al tussen de propellers door schoot, of de Sopwith Camel die aan visdraad boven zijn bureau hangt een beetje wendbaar was – zaken waarvoor je bij vaders moet zijn, ziet hij in.
Zonder twijfel heeft zijn moeder al eerder aanbidders gehad. De stroopwafelboer op de markt snijdt de bovenste wafel van haar zakje altijd in de vorm van een hart. De muziekleraar, een man met een glazen oog, wil dat hij de groeten doet aan zijn moeder. Verdwaalde vaders op het schoolplein maken grapjes tegen haar, wat Dolf verbaast, want zo aardig is ze niet. Wel is ze anders dan andere moeders. Om te beginnen heet ze al gek, Ulrike Eulenpesch, ‘waarom heten jullie Uilenpis,’ vraagt een jongen op school met wie hij meteen begint te vechten – maar ze praat ook gek, als het knappe zusje van prins Claus, zegt Otmar. Bij Duitse postorderbedrijven bestelt ze fleurige zijden blouses en taillehoge pantalons waaronder ze open schoenen met gouden riempjes aantrekt, zelfs als het regent. Wanneer hij in de klas zit, ziet hij haar vanuit zijn ooghoeken het schoolplein op komen, ze heeft een asblond kapsel dat ze overeind houdt met grote wolken hairspray. ‘Scheisse, hoe kan die Elnett nou al op zijn?’ roept ze vanuit het douchehok, waarna ze ’s middags samen de bus naar Venlo nemen, de Maasbrug over, en hand in hand door de Vleesstraat naar het Nolensplein lopen om bij Die 2 Brüder von Venlo nieuwe bronzen flacons te kopen, en ook meteen koffie en sigaretten en harde broden; daar houdt zijn moeder van, net als van goud en ‘geschoolde zang’. Tijdens het bedden verschonen zingt ze Duitse aria’s. ‘Jouw moeder was bij de operette in Wuppertal,’ zegt Otmar als Dolf een brutale mond geeft, ‘dus wees een beetje lief voor d’r.’
Hij doet wat hij kan. Al dacht hij toen ze nog met z’n tweeën waren niet in die termen over zijn moeder, als over iemand voor wie je extra lief moest zijn; haar karakter leent zich niet voor medelijden, ze is een vrouw die als ze verdrietig is boos wordt of gaat schoonmaken. De enige vrouwen die op haar lijken ziet hij in reclames voor shampoo van Schwarzkopf op de Duitse televisie, maar die wonen in grote huizen en gedragen zich vrolijk.”

 

Peter Buwalda (Blerick, 30 december 1971) 

 

De Duitse dichter en schrijver Norbert Hummelt werd geboren op 30 december 1962 in Neuss. Zie ook alle tags voor Norbert Hummel top dit blog en ook mijn blog van 24 juni 2009.

 

Klaprozen

zojuist was het fulda. het bleke licht van de plafondlampen
van de reiswagon wordt constant voor me weerspiegeld
in het raam. je schrijft bij jou is het bedekt en koel

mijn hartslag stoort me het bedrukte gevoel
al op de heenreis vloog het me aan buiten de weilanden
veel bos e. de wolken, wat ik ook zie, het doet mij

niet goed het oude stuwen in mijn bloed. eergisteren
was er het golvende groen e. wind op het erf hoe
de boom bewoog hoorde ik de waarschuwingskreten van de ekster

ze vloog achter me aan vanuit een ander leven er was een
boom op het erf maar op een ochtend licht e. een stem
spreekt van ver: kassel ligt achter ons. nog altijd

is het een goede twee en een half uur, rusteloos ben ik e.
ouder dan jij e. raas roerloos op göttingen af e. zie
de taluds rood van klaprozen e. kan mijn gestaag vloeiende tijd

geen van de voorbij trekkende beelden beloven.
dat e. de ondraaglijke wachttijd totdat je me na de ruzie
weer kust laat me zeker voor hildesheim bezwijken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Norbert Hummelt (Neuss, 30 december 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e december ook mijn blog van 30 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Stefan Brijs, Christian Kracht, Vesna Lubina

De Vlaamse schrijver Stefan Brijs werd geboren op 29 december 1969 in Genk. Zie ook alle tags voor Stefan Brijs op dit blog.

Uit: Berichten uit de vallei

“Op de elektriciteitsdraad die door de vallei loopt zitten al meer dan een minuut, op telkens een halve meter van elkaar, een roodkopklauwier, een groenling en een huismus. Alle drie kijken ze strak voor zich uit in dezelfde richting. Het is alsof ze daar door een poppenspeler zijn geplaatst en de voorstelling dadelijk zal beginnen, een middeleeuws blijspel met een koning, een lakei en een vagebond.
Het paartje torenvalken dat hier vorige lente vier jongen grootbracht in een nestkast is de hele winter in de buurt gebleven. Die nestkast liet ik twee jaar geleden ophangen toen er op een meter of vijftig van mijn schrijfhut een extra elektriciteitspaal werd geplaatst omdat de draad bijna op de grond hing. Aanvankelijk was ik woedend en bedroefd. De paal stond recht in mijn gezichtsveld als ik door het raam keek – het voelde alsof er opeens een balk in mijn oog stak. Nog dezelfde dag besloot ik van de nood een deugd te maken en vroeg mijn handige buurman een houten bak van veertig bij
dertig bij dertig centimeter te timmeren, die als een loge in een theaterzaal aan de voorzijde halfopen was. Toen ik nog op het Vlaamse platteland woonde had ik een soortgelijke nestkast in een hoge es gehangen en jaar na jaar brachten torenvalken er drie tot vijf jongen in groot, tot nijlganzen de kast op nogal agressieve wijze veroverden en de oorspronkelijke bewoners voorgoed verjoegen.
In de wijde omtrek zijn, op enkele eucalyptussen na, amper hoge bomen. Torenvalken broeden hier voornamelijk in spleten en holen en op richels van rotswanden, zoals die van de Peña de Hierro, waar ik al vaker een paartje had opgemerkt. Nestkasten voor deze soort zag ik nergens – en voor andere soorten evenmin. Hoewel ik de kans dat een paartje een nestkast aan een elektriciteitspaal in de open ruimte van de campo zou uitkiezen erg laag inschatte, wilde ik het toch proberen en toen de technici van de elektriciteitsmaatschappij – een jonge en een oude man – de volgende dag terugkeerden om de kabel te bevestigen, had ik de nestkast met wat draad en enkele lange schroeven al bij de voet van de paal klaargezet. In mijn toen nog ongeoefende Spaans legde ik hun mijn plan uit, waarbij ze mij in steeds grotere verbazing aankeken alsof ik in lichte (de jonge man) en misschien wel in hoge mate (de oude man) idioot was. ‘Para el cernícalo.
Voor de torenvalk,’ zei ik nogmaals met nadruk voordat ik hen weer alleen liet.”

 

Stefan Brijs (Genk, 29 december 1969)

 

De Zwitserse schrijver en journalist Christian Kracht werd geboren in Saanen op 29 december 1966. Zie ook alle tags voor Christiab Kracht op dit blog.

Uit: Eurotrash

“Also, ich mußte wieder auf ein paar Tage nach Zürich. Meine Mutter wollte mich dringend sprechen. Sie hatte angerufen, ich solle doch bitte mal rasch kommen, es war ganz unheimlich gewesen am Telefon. Und aus Nervosität darüber hatte ich mich das gesamte verlängerte Wochenende über so unwohl gefühlt, daß ich unter starker Verstopfung litt. Dazu muß ich außerdem sagen, daß ich vor einem Vierteljahrhundert eine Geschichte geschrieben hatte, die ich aus irgendeinem Grund, der mir nun leider nicht mehr einfällt, Faserland genannt hatte. Es endet in Zürich, sozusagen mitten auf dem Zürichsee, relativ traumatisch.
Ich war mit der ganzen Geschichte dann das erste Mal erneut in Berührung gekommen, als ich eben, wie gesagt in Zürich, unten auf der Bahnhofstrasse, einen dunkelbraunen, etwas groben Wollpullover gekauft hatte, an einem kleinen, aus Brettern zusammengezimmerten Verkaufsstand, unweit des Paradeplatzes. Es war bereits Abend gewesen, ich hatte etwas Baldrian zu mir genommen, und der Effekt der Tabletten und das Hoffnungslose des Schweizer Herbstes und die fünfundzwanzig vergangenen Jahre hatten sich bleiern und maßlos über mein Gemüt gelegt.
Kurz zuvor war ich in der Altstadt unterwegs gewesen. In einer klandestinen Filmvorführung drüben im Niederdorf war In girum imus nocte et consumimur igni gezeigt worden, der letzte Film von Guy Debord, fertiggestellt noch vor seinem Selbstmord. Man war zu viert oder zu fünft gekommen, was mir angesichts des immer noch hellsonnigen warmen Abends und des blutleeren, einschläfernden Werks wie ein Wunder erschienen war.
Und nachdem das Publikum, also die beiden Professoren, der Projektionist und ein Obdachloser, der eine Weile im Kinosessel hatte schlafen wollen, verabschiedet und die Hände fertig geschüttelt waren, bin ich wohl wieder hinab Richtung Paradeplatz gelaufen, ohne Absicht und Sinn durch die Nacht. Und dort, auf der anderen Seite der Limmat, hatte ich dann eben jenen improvisierten Verkaufsstand einer schweizerischen Kommune vorgefunden, an dem zwei bebrillte Frauen unbestimmten Alters und ein bärtiger, freundlicher junger Mann schwere Wollpullover und Decken in Naturfarben verkauften, die sie selbst gestrickt hatten.“

 

Christian Kracht (Saanen, 29 december 1966)

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Duitse dichteres Vesna Lubina werd geboren in 1981 als dochter van Bosnische immigranten in Witten. Zie ook alle tags voor Vesna Lubina op dit blog.

 

Eerste loopoefeningen voor het slangenhol

De kever ligt op mijn voorhoofd te wachten
Hij trekt het gordijn over zijn oog

Er komt geen geluid dan meer uit de schaduw
[die zich gewoonlijk zo slim in het graan werpt]

Uit een of ander raam komt immers altijd rook
in dit gebied en waar men de olie niet schuwt

Onze voeten betreden niet langer vijandelijk gebied
en als het dag wordt, opent mijn familie de deur

Je mond niet langer als door de slaap gesloten
Ook andere huizen staan weer

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Vesna Lubina (Witten, 1981)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e december ook mijn blog van 29 december 2018.

Burkhard Spinnen, Alexander Gumz

De Duitse schrijver Burkhard Spinnen werd geboren op 28 december 1956 in Mönchengladbach. Zie ook alle tags voor Burkhard Spinnen op dit blog.

Uit: Rückwind

„Späte Pop-Art auf staatseigenen Rädern. Aber ich wette, Trössner, du hast das gemocht. Gib’s zu! Du warst jung, diese Farben waren jung, das passte einfach wunderbar zusammen, ein fantastischer Auftakt für eine Klassenfahrt. Vielleicht nach Berlin? Das wurde doch vor Zeiten einmal staatlich bezuschusst. Womit ich auch ganz zwanglos wieder bei meiner Frage wäre: Warum nach Berlin?
Und wieder keine Antwort.
Dafür ist der Fahrschein gedruckt. Trössner nimmt ihn aus dem Kästchen, in dem ein kleines Licht sehr dringlich flackert. Dergleichen Kommunikation mit der Maschine war zu seinen Klassenfahrtzeiten noch unbekannte Zukunft und wirkt heute schon wieder überkommen. Einszweidrei, im Sauseschritt, läuft die Zeit. Aber jetzt keine Nostalgie. Es muss gefahren werden. Mag der Himmel wissen, warum.
Und warum ausgerechnet nach Berlin!
Aber das wirst du mir noch sagen, Trössner, nicht wahr? Das wirst du doch nicht vor mir verheimlichen, oder?
Und nicht so schnell! Ich komme ja kaum hinterher.
Hier oben auf dem Bahnsteig ist er nicht allein. Hoffentlich verdirbt ihm das nicht die Stimmung. Nach all den Jahren in so aberwitzig viel Gesellschaft ist er mittlerweile wieder ein Profi im Alleinsein, und er scheint es zu schätzen. Allerdings galt es ja nur, alte Fähigkeiten wiederzubeleben. Als Einzelkind und Unternehmersohn in einem noblen Vorort ohne Kindergarten, da lernt man das Alleinsein von der Pike auf.
Er hatte sich sogar ein gewisses Vergnügen daran bewahrt, als es um ihn herum lebhafter wurde. Das hat er in meinem Beisein einem der Therapeuten erzählt. Mit zwölf oder dreizehn besuchte er dieses altmodische Kino am Bahnhof, das damals still vor sich hin starb. Nachmittagsvorstellung, außer ihm vielleicht nur vier, fünf andere im Saal, unerkennbar in der Dunkelheit. Der Film war ihm egal, es ging nur um das Gefühl, so etwas wie der Einzige oder sogar der Letzte zu sein. Wenn einer kam und fragte, ob jemand Eis wolle, sei das wie eine persönliche Botschaft gewesen.
Lange her, Trössner!
Er nickt bloß. Klemmt dabei die Daumen hinter die Tragegurte des neuen Rucksacks und schaut die Schienen entlang. Trete ich also einen Schritt beiseite. Ich will ihm ja seine wertvollen Momente nicht ruinieren.“

 

Burkhard Spinnen (Mönchengladbach, 28 december 1956)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Alexander Gumz werd geboren op 19 december 1974 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Alexander Gunz op dit blog.

 

stukgeslagen nieuwsberichten

ik ben boos op taal, op alles
wat me met krakende jatten aanraakt. maar ik zeg het niet hardop.

stom van afschuw schud ik de vloerplanken,
luister naar klopsignalen. mijn adem, een koppige eenheid,
geherprogrammeerd door toetsingen aan de grondwet.

boven mij ruimt de geheime dienst op. voorbereidingen zijn in volle gang,
om mijn appartement met plankton te bedekken.

een briefje glijdt onder de deur door: maak je geen zorgen om mij.
heb de stemmen in de regenpijpen in detail bestudeerd.
door mijn vleugels af te knippen, word ik onsterfelijk.

ik had me nooit moeten laten overtuigen
al onze eerste borrel: fout. zoals in een western
wilde je mij, pezig en dapper

zoals in een western, liet je me achter toen de sheriff kwam.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Alexander Gumz (Berlijn, 19 december 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e december ook mijn blog van 28 december 2018 en ook mijn blog van 28 december 2015 en eveneens mijn blog van 28 december 2014 deel 2.

Bernard Wesseling, Alexander Gumz

Rectificatie. De Nederlandse dichter en schrijver Bernard Wesseling werd geboren in Amsterdam op 7 december 1978. Zie ook alle tags voor Bernard Wesseling op dit blog.

Uit: Midzomer, stadsmoe

“Ik nader mijn bestemming, steek mijn telefoon weg en zoek de huisnummers af. Een spoedje, las ik in de order. Ik glijd behoedzaam de stoep op, temporiserend, en hang de laatste meters op één pedaal, in de stijl van boodschappende moeders.
Ik werd nageroepen, dat weet ik zeker. Voor ik me om kan draaien heeft een mevrouw van een zekere leeftijd in feite de moeite genomen om me achterlangs voorbij te snellen en voor me te gaan staan en begint me hier uit te foeteren. Aan haar zijde gapen beurtelings drie keffertjes, als een piepklein pijporgeltje.
Wat voor idioot of ik ben, om zomaar ‘het trottoir’ op te rijden! Ze had wel dood kunnen zijn. Welke achterlijke imbeciel het in zijn hoofd haalt zich zo in het verkeer te begeven? Door wie ik ben opgevoed, áls ik al ben opgevoed, en of ik soms een wolfskind ben?
Ondertussen bevingert ze haar kruisje, dat glimmend tussen haar zonverbrande borsten rust.
Ik wijs met een duim naar de tas op mijn rug die aan de oplettende waarnemer verraadt dat ik een fietskoerier ben, een soort postbezorger, en dus werkachtig in de logistiek (getuige het kwartaalkrantje dat ik ontvang, waaruit blijkt dat ik ook collega’s heb onder vrachtwagenchauffeurs). Verkeersregels gelden voor mij als voor ieder ander, zeker, maar ik permitteer me nu en dan, als de kust veilig is, een aanloopje stoep om mijn klant te behagen. Snelle service heet dat. Waarvan akte, tot uw dienst.
De confrontatie verslechtert snel. Waarschijnlijk herinner ik haar aan een lange lijn verlopen liefdes. Of ze heeft een afvallige zoon, hij wil haar geld zonder haar affectie of haar affectie maar dan met geld toe. Als er maar geld loskomt. Dat haar roedel is uitgekeken op de situatie en onrustig om haar heen drentelt, helpt de spanning alleen te verhogen. Je had liever dat ze begonnen te janken.
– Ja, jij denkt laat maar blèren, dat malle mens, het zal mijn tijd wel duren!
– Mevrouw, het spijt me, u hebt gelijk. Maar nu moet ik verder met mijn werk.
De stoep is trouwens zo breed als een boulevard. Er kan nog zeker een Deense dog langs met zijn baas, zo wordt ondertussen bewezen, en nog blijft er armslag over.
Alles aan haar staat me nu tegen: haar verwrongen gezicht, de kakel in haar stem, haar sieraden, haar honden, maar vooral haar blik, die zegt: ik zal je laten boeten voor alles wat ik niet kan bevatten, jongen.
Er is een onontkoombare intimiteit tussen ons ontstaan.”

 

Bernard Wesseling (Amsterdam, 7 december 1978)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Alexander Gumz werd geboren op 19 december 1974 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Alexander Gunz op dit blog.

 

Hopen op de achterhoede

de zomer is afgelast, de houwdegens komen dichterbij
(wie hangen ze vandaag aan de goot) hun strijdkreten
in de tuinen van de kameraden

dat de tijdrekening met elk refrein krommer wordt
(er tussenin een gat: afgedekt met netten
zodat de arbeidsmarkt niets ziet)

Patroonhulzen klikken tussen noodlampen heen en weer
iemand jongleert met grote handen
soms uitvalswegen, soms piratenzenders

(zijn eigen uitsluitingszone) wat was daaraan
even gevaarlijk (herhalingen) oh ja: het onmogelijke
in telbare gestalten

de trailers worden er uitgesneden
of passend bij de aardkromming overgeschilderd (daar alsjeblieft
een ondertitel: gebruik van middelen die men niet begrijpt)

naar lege bibliotheken joggen (wazige blik
op een rivier waarin de bruggen elkaar overtreffen)
in het donker staat het insectenleger

(de argumenten tegen een stap in het water
worden dunner) snel trappelen (de hele tijd
van zijde wisselen) desondanks hardop schreeuwen

en hopen dat het water zal dragen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Alexander Gumz (Berlijn, 19 december 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e december ook mijn blog van 27 december 2018 en ook mijn blog van 27 december 2015 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.

Herrliche Weihnachtszeit (Hoffmann von Fallersleben), E. E. Cummings

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 

Een kerstfeest door Anton Heinrich Dieffenbach, 1865

 

Herrliche Weihnachtszeit


O schöne, herrliche Weihnachtszeit!
Was bringst du Lust und Fröhlichkeit!

Wenn der heilige Christ in jedem Haus
Teilt seine lieben Gaben aus.

Und ist das Häuschen noch so klein,
So kommt der heilige Christ hinein,

Und alle sind ihm lieb wie die Seinen,
Die Armen und Reichen, die Großen und Kleinen.

Der heilige Christ an alle denkt,
Ein jedes wird von ihm beschenkt.

Drum lasst uns freuen und dankbar sein!
Er denkt auch unser, mein und dein!

 

Hoffmann von Fallersleben (2 april 1798 – 19 januari 1874)
Slot Fallersleben in kerstsfeer

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Edward Estlin Cummings werd geboren in Cambridge, Massachusetts op 14 oktober 1894.

 

Kleine boom

kleine boom
kleine stille kerstboom
je bent zo klein
je bent meer als een bloem

wie heeft je gevonden in het groene bos
en vond je het erg dat je weg moest?
kijk ik zal je troosten
omdat je zo lekker ruikt

ik zal jouw koele stam kussen
en je veilig en stevig knuffelen
net zoals je moeder zou doen,
wees maar niet bang

kijk de lovertjes
die het hele jaar in een donkere doos slapen,
dromend om eruit gehaald te worden en te mogen schitteren,
de ballen rood en gouden slingers de pluizige koorden,

steek je armpjes op
en ik zal ze je allemaal geven om vast te houden
elke vinger krijgt zijn eigen ring
en er zal geen enkele plek donker of ongelukkig zijn

als je dan helemaal bent aangekleed

zul je voor het raam staan zodat iedereen je kan zien
en wat zullen ze opkijken!
oh maar je zult heel trots zijn
en mijn kleine zusje en ik zullen elkaars hand vastpakken
en omhoog kijken naar onze mooie boom
we zullen dansen en zingen
“Noel Noël”

 

Vertaald door Frans Roumen

 

E. E. Cummings (14 oktober 1894 – 3 september 1962)
Harvard-university in Cambridge MA, de geboorteplaats van E. E. Cummings

 

Zie voor de schrijvers van de 26e december ook mijn blog van 26 december 2018 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

At Christmas (Edgar Guest), Rainer Maria Rilke

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 

De geboorte van Christus door Jacob Jordaens, ca. 1653

 

At Christmas

A man is at his finest
towards the finish of the year;
He is almost what he should be
when the Christmas season is here;
Then he’s thinking more of others
than he’s thought the months before,
And the laughter of his children
is a joy worth toiling for.
He is less a selfish creature than
at any other time;
When the Christmas spirit rules him
he comes close to the sublime.

When it’s Christmas man is bigger
and is better in his part;
He is keener for the service
that is prompted by the heart.
All the petty thoughts and narrow
seem to vanish for awhile
And the true reward he’s seeking
is the glory of a smile.
Then for others he is toiling and
somehow it seems to me
That at Christmas he is almost
what God wanted him to be.

If I had to paint a picture of a man
I think I’d wait
Till he’d fought his selfish battles
and had put aside his hate.
I’d not catch him at his labors
when his thoughts are all of pelf,
On the long days and the dreary
when he’s striving for himself.
I’d not take him when he’s sneering,
when he’s scornful or depressed,
But I’d look for him at Christmas
when he’s shining at his best.

Man is ever in a struggle
and he’s oft misunderstood;
There are days the worst that’s in him
is the master of the good,
But at Christmas kindness rules him
and he puts himself aside
And his petty hates are vanquished
and his heart is opened wide.
Oh, I don’t know how to say it,
but somehow it seems to me
That at Christmas man is almost
what God sent him here to be.

 

Edgar Albert Guest (20 augustus 1881 – 5 augustus 1959)
Kerstmarkt in Birmingham, de geboorteplaats van EdgarGuest

 

De Duitse dichter Rainer Maria Rilke werd als René Karel Wilhelm Johann Josef Maria Rilke op 4 december 1875 in Praag geboren. Zie ook alle tags voor Rainer Maria Rilke op dit blog.

 

Geboorte van Christus

Was er je eenvoud niet, hoe kon jou dan
gebeuren wat nu de nacht verlicht?
Zie, God hield volken toornend in zijn ban,
maar Hij wordt mild, nu jij Hem baart: een wicht.

Verscheen Hij groter in je droomgedicht?

Wat is dat, grootheid? Dwars en uitermate
recht is deze weg die ’t lot Hem bood.
Zelfs voor een ster is zo geen baan gelaten,
want, zie je, deze koningen zijn groot

en slepen schatten aan tot voor je schoot,

de schatten waar ze ’t meest van houden;
dat die bestonden had je nooit gedacht –
maar zie toch hoe Hij in je doek met vouwen
ligt en nu al alles overtreft in kracht.

Van ver al d’amber over zee gebracht

en al het goud, de strelende en pure
kruiden, bedwelmend in hun wazigheid:
maar dit zijn alles dingen die niet duren,
en aan het einde wacht je rouw en spijt.

Maar Hij (dat merk je nog wel), Hij verblijdt.

 

Vertaald door Piet Thomas

 

Rainer Maria Rilke (4 december 1875 – 29 december 1926)
Kerstmis in Praag, de geboorteplaats van Rainer Maria Rilke

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e december ook mijn blog van 25 december 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Lied van de vrede op aarde (Anton van Duinkerken), Ingo Baumgartner

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers Prettige Kerstdagen!

 

De aanbidding door de herders door Ciro Ferri, ca. 1670

 

Lied van de vrede op aarde

Men zoekt helaas de vrede niet,
Waar God beloofde, dat men vindt:
Bij ’t pas geboren Kind
En bij het hemels lied.

Is door het simpele gebaar
Der moeder, die haar boorling beurt
De hele wereld niet gescheurd
In die van hier en die van daar?

Hier zijn de herders in de stal,
De wijzen met hun heldre ster,
Elk, die van dicht en ver
Het Kind aanbidden zal.

Daar is de koning op zijn troon,
De schriftgeleerden bij het boek,
De nijd, het ijdele gezoek,
De hoogmoed en de hoon.

Herodes troont in ieder mens
En maakt hem kindermoordenaar,
Streeft eens zijn dwaze heerszucht naar
Vervulling van haar wens.

In ieder echter waakt het kind
In ieder wacht het zwijgend lied.
Zoek dus de lieve vrede niet
Waar gij de wroeging vindt.

 

Anton van Duinkerken (2 januari 1903 – 27 juli 1968)
Sint-Gertrudiskerk in Bergen op Zoom, de geboorteplaats van Anton van Duinkerken

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Ingo Baumgartner werd op 24 december 1944 in Oberndorf an der Salzach geboren. Zie ook alle tags voor Ingo Baumgärtener op dit blog.

 

Arme-Leute-Krippe

Künstlerhand wirkt oft bescheiden, verborgen,
bäuerlich, ländlich – der Hochkultur fern.
Jahreskreis, Glaube, die täglichen Sorgen
zeigen gestaltet ihr Wesen im Kern.

Bienenwachs, Farbe, gerändelte Borte,
Lindenholz, Haare, manch wolliger Ball
werden im mühsamen Schaffen zum Orte
eines Begebens im ärmlichen Stall.

Schnitzwerk, Gemälde, die Stiche der Nadel
zaubern ein Bildnis in Schlichtheit hervor.
Dennoch ein Werk von besonderem Adel.
Dringt aus dem Rahmen nicht englischer Chor?

 

Krippen öffnen Kinderaugen

Krippen öffnen Kinderaugen,
zaubern Irisglanz hervor.
Walzenzungenmelodien
dringen an das Lauscheohr.

Hirten, die ein Lämmchen tragen,
dann ein König mit Kamel,
dort der Engel mit Posaune,
da der Müller mit dem Mehl.

In der Grotte Ochs und Esel,
Jesuskind im Windelpack.
Josef mit der Räucherpfanne,
Hühner vor dem Jutesack.

Staunen, Strahlen – Wangen röten
sich, die Fantasie macht heiß.
Wunderholzfiguren reichen
Kindern für den Heilsbeweis.

 

Armeluis-kribje

Kunstenaars hand lijkt vaak sober, verborgen,
landelijk, boertig – vrij van strenge normen.
Kring van ’t jaar, geloof, dagelijkse zorgen
tonen hun wezenlijke kern in vormen.

Bijenwas, kleuren, gerafelde boorden,
Lindehout, haar, menig wollige bal
worden in moeizame arbeid tot oorden
van een voorval in armoedige stal.

Houtsnijwerk, prenten, getik van naalden,
Laten een beeld van bescheidenheid gloren.
Nochtans een werk van bijzondere adel.
Dringen door de lijst geen engelenkoren?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ingo Baumgartner (24 december 1944 – 16 juli 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e december ook mijn blog van 24 december 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

In Memoriam Joan Didion

 

In Memoriam Joan Didion

 

De Amerikaanse schrijfster Joan Didion is op 87-jarige leeftijd overleden. Joan Didion werd geboren in Sacramento Valley op 5 december 1934. Zie ook alle tags voor Joan Didion op dit blog.

Uit: Blue nights

“In certain latitudes there comes a span of time approaching and following the summer solstice, some weeks in all, when the twilights turn long and blue. This period of the blue nights does not occur in subtropical California, where I lived for much of the time I will be talking about here and where the end of daylight is fast and lost in the blaze of the dropping sun, but it does occur in New York, where I now live. You notice it first as April ends and May begins, a change in the season, not exactly a warming—in fact not at all a warming—yet suddenly summer seems near, a possibility, even a promise. You pass a window, you walk to Central Park, you find yourself swimming in the color blue: the actual light is blue, and over the course of an hour or so this blue deepens, becomes more intense even as it darkens and fades, approximates finally the blue of the glass on a clear day at Chartres, or that of the Cerenkov radiation thrown off by the fuel rods in the pools of nuclear reactors. The French called this time of day “l’heure bleue.” To the English it was “the gloaming.” The very word “gloaming” reverberates, echoes— the gloaming, the glimmer, the glitter, the glisten, the glamour—carrying in its consonants the images of houses shuttering, gardens darkening, grass-lined rivers slipping through the shadows. During the blue nights you think the end of day will never come. As the blue nights draw to a close (and they will, and they do) you experience an actual chill, an apprehension of illness, at the moment you first notice: the blue light is going, the days are already shortening, the summer is gone. This book is called “Blue Nights” because at the time I began it I found my mind turning increasingly to illness, to the end of promise, the dwindling of the days, the inevitability of the fading, the dying of the brightness.

 

Joan Didion (5 december 1934 – 23 december 2021)

Robert Bly

De Amerikaanse dichter en schrijver Robert Bly werd geboren op 23 december 1926 in Madison, Minnesota. Zie ook alle tags voor Robert Bly op dit blog.

 

THE BEAR AND THE MAN

Suppose there were a bear and a man. The bear
Knows his kin—old pebbles, fifty-five-
Gallon barrels, big pine trees in the moonlight,
Abandoned down jackets; and the man approaches warily —

He’s read Tolstoy, knows a few symphonies.
That’s about it. Each has lost a son. The bear’s
Killed by a trap, the man’s killed by a bear.
That boy was partly drunk, alone in the woods.

The bear puts out black claws firmly on earth.
He’s not dumb. Skinned, he’s like a man.
People Say that both bears and men receive a signal
Coming from far up there, near the North Pole.

The old grandmother of both bear and man
Sits netted among the stars, looking down.

 

BOARDS ON THE GROUND

1.
I love to see boards lying on the ground in early spring;
The ground beneath them is wet, and muddy—
Perhaps covered with chicken tracks—
And they are dry and eternal.

2.
This is the wood one sees on the decks of ocean ships,
Wood that carries us far from land,
With a dryness of someaUng used for simple tasks,
Like a horse’s tail.

3.
This wood is like a man who has a simple life,
Living through the spring and winter on the ship of his own desire.
He sits on dry wood surrounded by half-melted snow
As the rooster walks away springily over the dampened hay.

 

The Bridegroom

The bridegroom wanted to reach the Norwegian Church.
But the roads were made impassable by huge snows.
We are each the bridegroom longing for existence.

Marriage brings the moth close to the candle flame.
With their frail wings, men and women
Are constantly flying into the fire of existence.

Some say that each drop of ground water in Kansas
Knows about the ocean. How can this be?
Every drop of water longs like us for existence.

Abu Said fasted in the desert for twenty years.
Later when he came back, his dragon friend
Wept. “Your suffering gave me a hint of existence.”

When the pianist’s fingers strike all the notes
In the Tenth Prelude, it’s clear Bach’s soul has been
Leaping about like a hare in the field of existence.

Robert, you’re close to joy but not quite there.
You are a hunchback standing in an Italian
Square, looking in at the festival of existence.

 

Robert Bly (23 december 1926 – 21 november 2021)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e december ook mijn blog van 23 december 2018 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.