Oudjaarsdag (C. O. Jellema), Jacob A. Riis

 

Alle bezoekers en mede-bloggers een prettige jaarwisseling en een gelukkig Nieuwjaar!

 

Landschap met schaatsers door Hendrik Gerrit ten Cate, 1829

 

Oudjaarsdag

Weer, van een jaar, in ’t veld de laatste schoten
weer lijkt er meer voorbij dan komen zal
gedachtenissen aan wat was vergroten
tot in je dromen het gevoel van val;

je denkt de tijd, ’t moment is je ontschoten
je wilde ’t ogenblik, je vindt getal
en ook die inzichten, door slaap omsloten
oplichtend een bezit dat jou bestal.

Zo bleef dit uitzicht: op dezelfde gronden
waarin nu liggen die eens elkaar vonden
de erven waar het kind de groten zag

zoals zij na de jacht daar dampend stonden
’t geweer geschouderd, aangelijnd de honden
tableau van doodstil kleinwild – oudjaarsdag.

 

C. O. Jellema (9 september 1936 – 19 maart 2003)
Jaarwisseling in Groningen, de geboorteplaats van C. O. Jellema

 

De Deens-Amerikaanse dichter, journalist en sociaal fotograaf Jacob August Riis werd geboren op 3 mei 1849 in Ribe, Denemarken.

 

Het nieuwe jaar “ingooien”

Het oude jaar vertrok met net zoveel kabaal als we tegenwoordig maken,
maar van een heel andere categorie.
We hebben het nieuwe jaar niet ingeblazen,
we hebben het “ingegooid”.
Toen het op oudejaarsavond donker was,
gingen we op pad met al het gebarsten en kapotte aardewerk van het jaar
dat voor dit doel was opgespaard en,
haastten we ons naar de deur van een favoriete buurman,
wierpen er potten tegen.
Dan renden we weg , maar niet erg ver of erg snel,
want het hoorde bij het spel dat als iemand erop betrapt werd,
hij zou worden binnengehaald en getrakteerd op hete donuts.
Het werpen was een gunstbewijs,
en de burger tegen wiens deur de meeste potten waren gebroken,
was de populairste man van de stad.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jacob A. Riis (3 mei 1849 – 26 mei 1914)
Ribe, Denemarken

 

Zie voor de schrijvers van de 31e december ook mijn blog van 31 december 2018 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Mathias Kemp

De Nederlandse dichter, journalist en schrijver Mathias Hubertus Kemp werd geboren in Maastricht op 31 december 1890. Hij was onder meer redactiesecretaris van het in 1956 begonnen maandblad Boortoren en Schachtwiel. Nieuw maandblad over de mijnindustrie. Mathias Kemp was een broer van schrijver-dichter Pierre Kemp. In het dagelijks leven was Kemp aanvankelijk werkzaam bij de aardewerkfabriek Société Céramique in Wyck-Maastricht; later was hij bibliothecaris en freelance journalist. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Kemp door de Duitse bezettingsmacht als gijzelaar gevangen gezet. Op 12 maart 1951 werd Mathias Kemp ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag gehuldigd. Op dat moment waren er al plannen voor de instelling van de Mathias-Kempprijs.
De poëzie van Kemp is zijn eigenlijke levenswerk; zij maakt ook het beste deel uit van zijn hele oeuvre. Er zijn dertien bundels gepubliceerd. In ieder deel is de dichter minstens interessant door het visionaire element. Zo had hij grote vragen bij het gebruik van kernenergie, plutonium en alles wat daarmee samenhangt. Na de eerste delen met romantische schilderingen van bovenaardse schoonheid is ook de actualiteit in zijn gedichten gekomen. Hij bleef die kritisch bekijken en beschouwen.

 

Het goede lichtje

Een vuurvlieg is opgestegen
na zwoelen Juni-regen,
– geel-groene ster –
uit dal vol nachtegalen,
om deinend heen te dwalen,
heel ver.

Uit purperblauwe wonder
van late schemering, zonder
zon of maan,
is ze achteloos stijgend, dalend,
weiflend en vredig stralend
gegaan,

naar de heete, walmende huizen
der armen, vol krekels en muizen,
– plagend gediert –
in voorstad, waar wrevel en haten
zoo laat in harten en straten
nog tiert.

Twee kregele stempelaars staarden
verbluft en monkelend naar den
vriend’lijken schijn,
uit schooner wereld gekomen;
hun ziel vol toornige droomen
werd rein.

Ze doken voor enk’le seconden
uit kleine, donkere zonden
dankbaar omhoog.
Tot het lieflijkjes lichtende diertje
hun honken in zorgeloos zwiertje
ontvloog.

 

Levensgang

Tusschen de sterren en onder de maan
Waren wij even maar heengegaan.

Men dwong ons in nesten van staal en beton,
wij keeren terug nu naar regen en zon.

Wij weten het: oorlog, mijngas en roet
zijn weinig begeerlijk en zelden goed.

Wij waden weer weg uit dampen en slijk
en werken opnieuw de graanvelden rijk,

Tot waan van rekenaar, ziener of gek
ons andermaal dompelt in bloed en drek.

 

Mathias Kemp (31 december 1890 – 7 augustus 1964)