Gerard Reve, Boudewijn Büch, Heinrich Heine

De Nederlandse dichter en schrijver Gerard Reve werd op 14 december 1923 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Reve op dit blog.

Uit: Op weg naar het einde

“Liever tweehonderd dan driehonderd woorden, zo kort mogelijk dus, maar ongeacht de lengte krijgt hij er f 410, – (vierhonderd en tien gulden) voor. Een recensie van minder dan een kolom in The Observer: f 480, -, etc. En dat terwijl in Nederland de auteur bij medewerking aan pers of radio misschien f 1,62 per uur krijgt, of in ieder geval de helft van wat een geschoold arbeider verdient. Ik moet me, nog geen week na een delirium, maar liever niet kwaad maken, maar het is toch Gode geklaagd dat het Nederlandse ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen, dat bij monde van een van zijn hoogste functionarissen mij uitdrukkelijk schrijft dat het ‘van belang is dat Nederlandse schrijvers aan deze conferentie deelnemen’, mij in dezelfde brief een vergoeding in het vooruitzicht stelt van f 300, – reis-, plus f 250, – verblijfkosten, zonderling aandoend als men bedenkt dat de reis, per trein en boot, en dan nog zonder eten onderweg, al bijna driehonderd gulden kost. Men zal dus negen dagen moeten eten en zeven dagen moeten slapen van 250 gulden, en zulks in een land dat veel duurder is dan het onze, en in een stad die wegens het Festival natuurlijk stampvol is. En zou men eigenlijk, als cultureel vertegenwoordiger van zijn land, niet voor een salaris in aanmerking moeten komen? Gaan soms niet, gedurende de minimaal negen dagen dat ik van huis ben, mijn huur en vaste lasten gewoon door, nog afgezien van mijn derving van inkomsten, als ik bijvoorbeeld de toneelvertaling in aanmerking neem, die ik wegens mijn deelname aan het congres door tijdgebrek heb moeten weigeren? Maar ja, men gaat er gemakshalve van uit, dat de schrijver toch nooit op reis kan omdat hij nooit een cent heeft, en dat men hem kan laten zingen en dansen wanneer het maar de magistraat behaagt. Zo is het helaas ook, en ik vraag me af, te oordelen naar wat ik op de vele nutteloze vergaderingen van de Vereniging van Letterkundigen heb horen zeggen, of de Nederlandse schrijver eigenlijk wel beter verdient: zo lang hij zich boven de machinebankwerker en de loodgieter verheven voelt, en zich niet in een bij het N.V.V. aangesloten vakbond wil verenigen om zijn economiese belangen te verdedigen, komen de trappen die hij uit alle richtingen ontvangt hem dubbel en dwars toe.
Tegen de middag voert onze tocht ons door een gebied dat men aanduidt als The North, het troosteloze, deels uitgeputte mijngebied dat nog net ten zuiden van de Schotse grens ligt en dat, in zijn uiterlijke verschijning, hoe welvarend de bevolking thans ook moge zijn, nog steeds een aanklacht is tegen het negentiende-eeuwse kapitalisme. Het meest doet het mij nog denken aan de Twentse industriesteden, vijf en twintig jaar geleden, maar dan met nog veel slechter gebouwde, veel lelijker en veel zwaarder beroete huizen, en met nog veel lelijker mensen.”

 

Gerard Reve (14 december 1923 – 8 april 2006)
Gerard Reve, in 1969 geportretteerd door de fotograaf Vincent Mentzel

 

De Nederlandse dichter, schrijver en televisiemaker Boudewijn Maria Ignatius Büch werd geboren op 14 december 1948 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Boudewijn Büch op dit blog.

 

That’s a touch I like
[Jesse Winchester]

voor Rida M

vannacht verzonk
het lied
dat Gijsje in mij
achterliet

werd op jouw
lichaam toegepast
ongewild poëtisch
aangetast

met jouw vrijheid
prijs te geven
is het vers
volkomen neergeschreven

 

One more night
[Bob Dylan]

voor Rida

meisje weggezongen
uit mijn taal
figuur geluk
het vers is radikaal

nacht herinnering
toen lied
aan dood ontstegen
samenging

in jouw lichaam
werd geen regel onbekend
maar ochtend is
de jongen droefgeestig
aangewend

 

Boudewijn Büch (14 december 1948 – 23 november 2002)

 

De Duitse dichter Heinrich Heine werd geboren in Düsseldorf op 13 december 1797. Zie ook alle tags voor Heinrich Heine op dit blog.

 

Daar komt de dood

Daar komt de dood – nu gaat het dagen
wat steeds mijn trots verbergen wou
tot in de eeuwigheid: voor jou, voor jou,
mijn hart heeft steeds voor jou geslagen.

De kist is klaar, men laat mij dalen
in het graf. Dan ben ik vrij.
maar jij, maar jij, Maria, jij
zult huilend naar mij blijven talen.

Ik zie je zelfs je mooie handen wringen –
O huil toch niet – dat is het lot gewoon,
het mensenlot: – wat goed en schoon
en groot is, zal een droevig slotlied zingen.

 

Vertaald door Arie Sonneveld

 

Heinrich Heine (13 december 1797- 17 februari 1856)
Heinrich Heine monument op de campus van de universiteit in Düsseldorf

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e december ook mijn blog van 14 december 2021 en ook mijn blog van 14 december 2018 en ook mijn blog van 14 december 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Tove Ditlevsen

De Deense schrijfster en dichteres Tove Irma Margit Ditlevsen werd geboren in Kopenhagen op 14 december 1917. Zowel haar fictie als haar autobiografisch werk vormt de neerslag van haar eigen leven: haar kindertijd, jeugd, liefdesrelaties, huwelijks- en gezinsleven, verslaving, angsten en psychische problemen, in het besef dat geluk onbereikbaar is. Doordat ze de vaak zware thematiek onder woorden bracht in een nuchtere, leesbare stijl met rauwe zelfspot, werd ze in eigen land een veelgelezen auteur met invloed bij het grote publiek.  In de jaren zeventig verviel Ditlevsen steeds meer in depressies en nam het doodsverlangen bezit van haar. Vier jaar voor haar dood schreef ze, spottend maar met gemeende bitterheid, alvast haar eigen necrologie. In 1974 deed ze haar vierde of vijfde zelfmoordpoging die deze keer bijna slaagde, maar ze werd nog net bijtijds gevonden. Ze schreef toen over “het oneindige geluk om nooit meer een mens ter wereld te hoeven zien”. Het werd haar kwalijk genomen dat ze als publieke figuur “reclame” maakte voor zelfdoding. In 1976 maakte zij op 58-jarige leeftijd definitief een eind aan haar leven met een overdosis slaappillen. Van haar literaire proza verschenen in 2020 voor het eerst vertalingen in het Nederlands, van de autobiografische Kopenhagen-trilogie uit 1967-1971: “Kindertijd”, “Jeugd” en “Afhankelijkheid”. In 2022 volgde de roman “De gezichten” uit 1968 en een jaar later de verhalenbundel “Kwaad geluk” uit 1963. Ook een biografie van Ditlevsen werd in 2023 in het Nederlands vertaald.

Uit: Afhankelijkheid (Vertaald door Lammie Post-Oostenbrink)

“Alles in de woonkamer is groen, de muren, de vloerbedekking, de gordijnen, en ik ben er altijd, alsof ik in een schilderij zit. Ik word elke ochtend tegen vijf uur wakker en ga op de rand van het bed zitten schrijven, met mijn tenen opgetrokken vanwege de kou, want het is half mei en de verwarming is al uit. Ik slaap in de woonkamer, want Viggo F. heeft zoveel jaren alleen gewoond dat hij er niet aan kan wennen om in een bed te liggen met een ander. Daar heb ik alle begrip voor en het komt mij goed uit, want nu heb ik deze ochtenduren helemaal voor mezelf. Ik schrijf aan mijn eerste roman en Viggo F. weet daar niets van. Ik denk dat als hij ervan wist, hij me zou willen adviseren en verbeteringen in het verhaal zou aanbrengen, zoals hij doet bij de jonge mensen die voor Vild Hvede schrijven, en dat zou de zinnen tegenhouden die de hele dag door mijn hoofd schieten. Ik schrijf met de hand op een notitieblok met stevig geel kladpapier, want hij zou er wakker van worden als ik op zijn lawaaiige typemachine zou tikken, die zo oud is dat het ding thuishoort in een museum. Zijn slaapkamer kijkt uit op de binnenplaats en ik mag hem pas om acht uur wakker maken. Dan stapt hij in zijn witte nachthemd met de rode boorden uit bed en loopt met een verbolgen gezicht naar de badkamer. Intussen zet ik koffie voor ons tweeën en maak vier sneetjes wittebrood klaar. Op twee ervan smeer ik veel boter, want hij houdt van alles wat vet is. Ik doe vreselijk mijn best om het hem naar de zin te maken, ik ben hem eeuwig dankbaar omdat hij met mij wilde trouwen. Toch klopt er iets niet, maar ik probeer heel hard om er niet te veel over na te denken. Viggo F. heeft mij om onverklaarbare redenen nog nooit in zijn armen genomen en dat zit me een beetje dwars, op dezelfde manier als een steentje in je schoen je kan dwarszitten. Het zit me een beetje dwars omdat ik denk dat er iets mis is met mij en dat ik blijkbaar niet aan zijn verwachtingen voldoe. Als we tegenover elkaar koffie zitten te drinken, leest hij de krant en mag ik niet met hem praten. Intussen zinkt de moed me als zandloperzand in de schoenen, ik weet niet waarom. Ik staar naar zijn onderkinnen, die over de rand van zijn gesteven kraag bloezen en die altijd zachtjes trillen. Ik staar naar zijn kleine, tengere handen, die met afgemeten, zenuwachtige rukjes bewegen en naar zijn dikke bos grijs haar die op een pruik lijkt omdat zijn rimpelloze rode gezicht beter bij een kale man past.
Als we eindelijk iets tegen elkaar zeggen zijn het onbenulligheden, wat hij voor het avondeten wil, of hoe we van de spleet tussen de verduisteringsgordijnen afkomen. Ik ben blij als hij iets opbeurends in de krant tegenkomt, zoals die dag dat erin stond dat er weer sterkedrank gekocht kon worden nadat de bezetter het een week lang had verboden. Ik ben blij als hij naar me glimlacht met zijn enige tand, op mijn hand klopt
, me gedag zegt en weggaat.”

 

Tove Ditlevsen (14 december 1917 – 7 maart 1976)